Gisteren stond boven een artikel van Salomon Bouman, tot 2003 decennialang correspondent van de NRC in Israel, de volgende kop: 'Arbeidspartij geofferd aan de macht' met als inleiding: 'Het lot van de Arbeidspartij als ziel van de joodse staat is bezegeld door toedoen van Barak, die de socialisten offert voor een plek in een rechtse regering... Het ondenkbare is gebeurd. Een socialist, want zo wil Barak zichzelf nog graag zien, komt met de racistische Avigdor Lieberman, de leider van de ‘Israël Beiteinu’ (‘Israël ons Huis’) aan de regeringstafel te zitten. Barak, maar niet de jongere generatie in zijn partij, is ongevoelig voor deze beschamende vertoning. Zijn ego, verpakt in het landsbelang, is vele malen groter dan het partijbelang. Dat is de tragedie van de Arbeidspartij. Door toedoen van Barak worden de socialisten meegesleept in de verrechtsing van de Israëlische politiek. Daarmee is het lot van de Arbeidspartij als de humanistische ziel van de joodse staat bezegeld.'
In deze politieke beschouwing van Bouman wordt veel beweerd dat eenvoudig weerlegd kan worden door de feiten. Laten we beginnen bij het begin. Volgens Salomon is 'het lot van de Arbeidspartij als ziel van de joodse staat bezegeld door toedoen van Barak.' Maar wat bedoelt Bouman nu precies met de 'humanistische ziel van de joodse staat'? Die 'humanistische ziel' was verantwoordelijk voor de etnische zuivering in 1948 van tenminste 750.000 Palestijnse burgers die door zionististische terreur werden verdreven, zoals de 'nieuwe historici' van Israel uitgebreid hebben gedocumenteerd. Terreur door zowel de Arbeiderspartij als rechts. Ik denk zelf dat de Israelische schrijver Amos Oz veel dichter bij de waarheid zat toen hij ruim twintig jaar geleden schreef: ‘De ware strijd die vandaag de dag de natie verdeelt is allang niet meer een geschil over gebieden, politieke partijen, veiligheid, voorvaderlijke rechten en grenzen, het is een strijd over het wezen van het judaïsme en het mensbeeld… De vraag is: wie zijn wij?’ Amos Oz, 1988. Twee jaar nadien stelde hij het zo: ‘Achter de discussie over de toekomst van de bezette gebieden ontkiemde een vraag die veel dieper ging: wat kwamen we hier doen? Wat willen we zijn en moet het gezag gebaseerd zijn op de wil van het volk dan wel op de godsdienstige geboden? De beslissing werd, als vele andere, uitgesteld en verdrongen onder het voorwendsel dat er niemand was om mee te praten, en we de hindernis wel zouden nemen zodra die zich aandiende. Omdat het leek dat het antwoord op de vraag waar de grenzen moesten komen, kon wachten, ontweken we ook het antwoord op de vraag wie wij waren en wat we hier kwamen doen, een vraag die niet los gezien kan worden van het probleem over de toekomst van de bezette gebieden, de rechtvaardiging van de oorlog en de waarde van vrede. Het grote debat over de grenzen van de macht was bedoeld om diepgaandere discussies tot zwijgen te brengen en te verdringen, zoals die over het doel van het zionisme. En intussen worden wij door onze eigen macht aangetast en gecorrumpeerd.’ Amos Oz, 1990
Ondanks Salomon Bouman's bewering dat onder de Arbeiderspartij de ziel van Israel nog onbevlekt was, is de werkelijkheid volstrekt anders. Al in oktober 1953 schreef de toenmalige Israëlische premier Moshe Sharett in zijn dagboek met afschuw over de bloedbaden die Ariel Sharons elitetroepen aanrichtten onder de weerloze Palestijnse bevolking. Bij een aanval van een eenheid paratroepers, onder commando van Sharon, werden volgens de historicus Bar-Zohar, biograaf van Ben-Goerion, ‘zeventig lijken onder het puin aangetroffen, onder wie tientallen vrouwen en kinderen.’ Op 31 maart 1955 schreef Sharett in zijn dagboek over zijn eigen Arbeiderspartij: ‘We rechtvaardigen het systeem van vergelding op grond van pragmatische overwegingen… We hebben de mentale en morele remmen op dit instinct vernietigd en hebben het mogelijk gemaakt om wraak als morele waarde aan te moedigen. Deze opvatting wordt gedeeld door grote delen van de bevolking in het algemeen en massa’s jongeren in het bijzonder, maar zij is geconcretiseerd en heeft de waarde van een heilig principe bereikt in Sharon’s bataljon, dat het vergeldingsinstrument van de staat is geworden.’ Nadat de Israëlische strijdkrachten tijdens de inval in Libanon in 1982 de bevolking maandenlang met fosfor- en fragmentatiebommen hadden bestookt, moest het jaar daarop Sharon aftreden als minister van Defensie vanwege zijn betrokkenheid bij de massamoorden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Hij bleef echter aan als minister zonder portefeuille. Naar aanleiding van de Israëlische oorlogsmisdaden verklaarde de orthodox-joodse hoogleraar Yeshayahu Leibowitz: ‘Dit is de noodzakelijke en natuurlijke voortzetting van onze politieke lijn. Wanneer we over een ander volk moeten heersen dan is het onmogelijk te voorkomen dat nazimethoden worden gebruikt. De massamoord werd door óns begaan. Wat in Libanon is gebeurd, het aanrichten van een gruwelijk bloedbad in de vluchtelingenkampen, is een nieuwe fase in het zelfmoordproces van de staat Israël.’ En op zijn beurt waarschuwde Amos Oz: ‘Na Libanon kunnen we het monster niet langer meer negeren, zelfs als het sluimert… Na Libanon moeten we niet net doen alsof het monster alleen in generaal Sharons verblijf huist… of alleen in de Joodse nederzettingen op de West Bank. Het houdt zich half slapend praktisch overal op, zelfs in onze… gemeenschappelijke mythen… We hebben het niet in Libanon achtergelaten… Het is hier, onder ons, deel van ons, als een schaduw.’
Vlak voor zijn dood in 1973 schreef David Ben-Goerion: ‘Jeruzalem is de ziel van het land Israël en het Joodse volk. We weten wat Jeruzalem heeft betekend sinds de dagen van koning David [...] Tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog en de Zesdaagse Oorlog waren onze strijdende jongeren bereid om te sterven voor de heilige hoofdstad, net zoals onze voorvaderen hadden gedaan in de dagen van de Eerste en Tweede Tempel.’ Zeventien jaar later interviewde ik Oz in zijn woning in Arad, ten zuiden van de West Bank. Aan het begin van zijn verhaal zei hij: ‘Ik vraag altijd aan mensen die hier op bezoek zijn naar hun impressies, en vraag ze dan waar ze geweest zijn: in Israël of in Jeruzalem? Jeruzalem en Israël bewegen zich in twee verschillende richtingen. Jeruzalem wordt steeds traditioneler, fanatieker, extremistischer en tragischer, terwijl de rest van Israël wereldser, hedonistischer, mediterraner wordt.’ Oz verklaarde dit in 1990. Bijna twee decennia later weten we dat het extremisme in de Israëlische politiek heeft gewonnen van de gematigdere stromingen. De Arbeiderspartij is in niets wezenlijks meer te onderscheiden van de Likoed of Kadima, de haviken hebben gewonnen. Die ontwikkeling was onvermijdelijk, om de simpele reden dat de grondslagen voor die verrechtsing door links werden geschapen, te weten de etnische zuivering onder leiding van de Arbeiderspartij in 1948. Door het verdrijven van ten minste 750.000 Palestijnen kan ‘links’ Israël de diefstal van nog meer land, ditmaal op de West Bank, niet werkelijk veroordelen. Achter de eensgezindheid over het expansionisme schuilt volgens Oz ‘een dodelijk gevaar,’ want, zo zei hij tegen mij, achter die façade is sprake van een ‘voortgaande verdringing van de interne verdeeldheid over het karakter van de Israëlische samenleving en het camoufleren daarvan als ware het een meningsverschil over de locatie van de grenzen.' Zestig jaar na de oprichting van 'de joodse staat' heeft links zowel als rechts nog steeds niet bepaald waar precies de grenzen van het land liggen en blijft Israel doorgaan met het stelen van Palestijns land.
Alleen buitengewoon naieve mensen en geindoctrineerde zionisten als Salomon Bouman blijven evenwel blind voor deze waarheid. Op die manier probeert hij alsnog het immense onrecht dat de Palestijnse bevolking is aangedaan, te rechtvaardigen. Eens waren wij goed, maar nu zijn er slechte mensen aan de macht gekomen. Het is buitengewoon droevig om te zien hoe in wezen fatsoenlijke maar conformistische burgers als Bouman zich aan een mythe proberen vast te klampen maar ondertussen niet langer de werkelijkheid kunnen negeren. Ondanks al zijn rechtvaardigingen weet hij diep in zijn hart dat Israel onvermijdelijk een schurkenstaat is geworden die weigert zich aan het internationaal recht te houden. Onvermijdelijk, stel ik, omdat diep in de ziel van 'de joodse staat' het onrecht werd geboren, aangezien die staat onmogelijk was geweest als de Palestijnen in 1948 niet waren verdreven.
1 opmerking:
Goed geschreven en geen speld tussen te krijgen.
anzi
Een reactie posten