donderdag 22 juni 2006

Joris Luyendijk 3

De laatste woorden van Joris Luyendijk in NOVA waren: ‘Je moet kiezen tussen woorden, en afhankelijk van welk woord je neemt – Israel/zionistische entiteit, bezet Palestina/beloofde land – afhankelijk van welk woord je kiest, help je eigenlijk het kamp wat dat woord ook gebruikt, en je kunt niet al die vier woorden gebruiken. En zo heb je heel veel filters, vervormingen, manipulaties waar we volgens mij open over moeten zijn. Dus ik ga op zoek naar een manier om dat onder de aandacht te brengen.’ Pauw draaide er snel een punt aan door te besluiten met: ‘Mooi, daar zijn wij dan allen bij betrokken.’

Wat valt hierop te zeggen? Ik denk alleen dit: Joris Luyendijk heeft door schade en schande tot zijn schrik iets ontdekt dat elke oudere journalist weet, namelijk dat journalistiek en propaganda in elkaar kunnen overlopen. Kundera omschreef het in zijn Jeruzalem rede als volgt: ‘Je kunt je de toekomst wel voorstellen zonder de klassenstrijd of zonder de psychoanalyse, maar niet zonder de onweerstaanbare opkomst van pasklare ideeen die, ingevoerd in computers, gepropageerd door de massamedia, het gevaar met zich meebrengen binnenkort een macht te worden die elk oorspronkelijk en individueel denken verplettert en zo de werkelijke essentie van de Europese cultuur van onze tijd verstikt.’ Een van die pasklare ideeen is dat het kwaad in de ander zit, de hel is de ander, de jood, de arabier, de homoseksueel, de islamiet. Om te voorkomen dat journalisten in een bepaald kamp terecht komen, kunnen ze als richtsnoer het recht nemen. Dus voor een ingezetene van een democratische rechtstaat is de Westbank natuurlijk bezet gebied en Israel een land met joden en palestijnen. Niks beloofd land en zionistische entiteit, dat is ideologisch taalgebruik, dat moet je als journalist nooit overnemen.

Ik denk dat het ware probleem waarmee Luyendijk worstelt voor een groot deel ergens anders uit voortkomt, namelijk uit het feit dat in Nederland de journalistiek niet als een echt vak wordt gezien. In tegenstelling tot de Angelsaksische traditie kan hier iedereen ogenblikkelijk onvoorbereid journalist van de massamedia worden. Uit zijn eigen uitspraken valt op te maken dat Joris Luyendijk daarvan een sprekend voorbeeld is. Volgens zijn eigen woorden afkomstig uit een beschermd Hilversums gezin, werd hij na een studie gelijk in het diepe gegooid, correspondent in 1 van de meest complexe en gewelddadige gebieden ter wereld. In zijn boek Het Zijn Net Mensen. Beelden van het Midden-Oosten ‘over het onvermogen van de journalistiek om de werkelijkheid te benaderen in dictatoriaal geregeerde landen,' schrijft hij: ‘Dit was dictatuur in zijn naakte vorm en ik had het aan den lijve moeten ondervinden om te snappen dat zo’n systeem wezenlijk verschilt van democratie… Toen ik als correspondent naar Kairo kwam, had ik gedacht dat journalisten een soort gereedschapskist hadden, die ze overal ter wereld konden openmaken. Maar dictaturen en democratieën bleken niet twee dezelfde auto’s met een andere kleur. Als democratie een auto was, dan was dictatuur een koe of een paard. Wie aankwam met een schroevendraaier of een soldeerbout, stond machteloos.’ En dus stond Joris Luyendijk, bij gebrek aan journalistieke gereedschappen, machteloos en angstig in een wereld die hij alleen in academische vorm kende. Het gevaar is nu dat hij zijn eigen handicap veralgemeniseert door te stellen dat niemand vanuit een dictatuur kan berichten. De werkelijkheid toont anders; sommige van de beste buitenlandse journalisten ter wereld berichten sinds jaar en dag vanuit het Midden Oosten. Ze proberen zo eerlijk mogelijk een waarheidsgetrouw beeld te geven, en het lukt ze vaak dankzij de kring van informanten, die ze hebben opgebouwd. Deze correspondenten hoeven geen faxen af te wachten, of CNN na te praten. Ze hebben hun eigen bronnen. Ze hoeven ook niet eerst te ontdekken hoe de wereld in elkaar zit. Dat weten ze al voordat ze vertrekken. Daarom zijn ze ook gekozen. Daarom zijn in de angelsaksische wereld de correspondenten bijna allen senior, oudere mannen en vrouwen die speciaal vanwege hun ervaring zijn geselecteerd. Maar omdat er in Nederland geen journalistieke traditie bestaat, kan hier iedereen journalistje spelen, van de blonde Bridget Maasland tot de politicus Paul Rosenmoller. Luyendijk had begeleid moeten worden, en misschien was hij dan een uitmuntende journalist geworden. Nu klinkt hij als een geschrokken en teleurgesteld jong mens. Misschien had Jeroen Pauw hem daarover moeten vragen. Maar ja, welke journalistieke achtergrond heeft Jeroen Pauw?

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Weet je, het bijzonder interessante aan het verhaal van Joris Luyendijk vond ik dat het zo ontzettend geloofwaardig was. Het is een lieve jongen om te zien, wat grijze haren zodat hij niet meer zo heel piepjong en frisch geboend oogt, een heldere blik, en dan van die dingen zeggen over wat hij voor wijze lessen had geleerd. "Wat een aardige en verstandige meneer", denk je wanneer je hem ziet praten, "en oh mijn god, zou het misschien waar zijn wat hij zegt?"

Hij lijkt me ook een verstandige man, moet ik zeggen, en ook als hij van mij wel kritischer had mogen zijn -- helemaal over die zeer eenzijdig gekleurde reportage -- heb ik toch het idee dat hij als geen ander barstjes kan maken in de stellige wereldvisie van een heleboel mensen. Kritische journalistiek voor beginners, zullen we maar zeggen. Dat is óók een belangrijke rol.

Het is belangrijk dat we mensen hebben als Stan van Houcke, die niets voor waar aannemen, die kritisch en skeptisch en misschien zelfs wel achterdochtig op het paranoïde af zijn, en die bittere waarheden boven tafel halen die iedereen liever niet zou willen weten. Maar als het media-landschap alleen maar door Stannen van Houcke zou worden bevolkt, dan zou je het escapisme een veel grotere vlucht zien nemen dan het nu al doet. Denk aan The Matrix -- niet iedereen wil die rode pil. Je hebt mensen als Joris Luyendijk nodig om de waarheid hanteerbaar te maken. Om de grote brokken harde waarheid tot zand te vermalen en die in de machine te strooien.

En om eerlijk te zijn: ik sluit niet eens uit dat Luyendijk heel goed weet wat hij doet, en dat hij een veel cynischer verhaal had kunnen houden als hij dat gewild had. Wishful thinking, misschien. Maar niet onmogelijk.

stan zei

wanneer luyendijk zegt: 'Er vallen drie keer zoveel Palestijnse burgerdoden door de bezetting dan Israëlische burgerdoden door de aanslagen. Toch gaat het over bloedige aanslagen, en niet over de bloedige bezetting, omdat die Palestijnse doden vallen waar geen camera’s zijn, op een niet mediagenieke manier. En dus als er in een week tien Palestijnen ontkomen is dat een relatief rustige periode. Als er een keer tien Israeli’ s omkomen dan is het opening NOVA’ dan heeft hij volkomen gelijk met deze constatering. alleen 'vergeet' hij erbij te vermelden dat ook hij niet ter plaatse was toen hij als journalist ter plaatse had moeten zijn. in plaats daarvan interviewde hij een israelische propagandist over jenin zonder dat hij er zelf polshoogte nam. op datzelfde moment probeerden bertus hendriks van de wereldomroep en ik als journalisten het vluchtelingenkamp bij jenin binnen te komen, maar werden tegengehouden door israelische militairen. luyendijk heeft eens gezegd dat als er ergens geschoten werd hij er niet naar toeging, een opmerkelijke uitspraak als je correspondent bent in een regio die sinds '45 de meeste gewapende conflicten heeft gekend. dat iemand bang is, is hem of haar niet te verwijten, ook ik ben regelmatig bang geweest. verwijtbaar is wel dat je je werk niet doet, zoals bijvoorbeeld niet naar een persconferentie gaan van mensenrechtenorganisaties, een persconferentie in het toen redelijk veilige oost jeruzalem, maar wel een militaire woordvoerder interviewen, terwijl je de enige correspondent bent voor de arabische wereld. wie of wat joris luyendijk is, is in feite volstrekt onbelangrijk. wat hij als journalist doet is daarentegen van doorslaggevend belang.

🔴 Al Jazeera English | Live