maandag 22 september 2025

Natascha van Weezel. 'In één woord: mesjogge'

Natascha van Weezel wint tiende editie van Pim Fortuyn Prijs


In Het Parool van vandaag, maandag 22 september 2025, vertelt de columniste Natascha van Weezel, dochter van de inmiddels overleden Max van Weezel, onder de kop 'In één woord: mesjogge' de lezers van de hoofdstedelijke krant: 

Sinds mijn vaders dood is de wereld zó veranderd. Zou hij net zo woest zijn over de belegering van Gaza-Stad als ik? Of over de weigering van het kabinet en een kleine meerderheid van de Tweede Kamer om gewonde kinderen uit Gaza naar Nederland te halen?

Hoe had hij gekeken naar de outfits van politici op Prinsjesdag – sommigen gehuld in Palestijnse vlag, anderen juist in de Israëlische? En hoe zou hij zich voelen over Paradiso, de poptempel waar hij vroeger zo graag kwam, maar waar nu een rapduo "fuck de zionisten, vindt ze, en tref ze op straat" scandeerde? Ik vermoed dat zijn analyse over de huidige tijd slechts uit één woord zou bestaan: "mesjogge."

https://www.parool.nl/columns-opinie/de-man-verplaatst-zich-met-ferme-tred-over-de-cuyp-en-blijft-staan-bij-een-haringkar-dit-is-toch-geen-toeval~b03344a2/ 

Haar beweringen zijn tekenend voor het einde van de joodse dominantie in de Nederlandse media. Wat  haar vader Max en haar moeder Anet Bleich allemaal hadden gevonden van de Joodse genocidale staat is vandaag de dag totaal achterhaald en vooral ook irrelevant.

In haar Parool-column van maandag 12 april 2021 schreef Natascha van Weezel, zoals wel vaker, over zichzelf en haar vader. Zij wordt op 13 april 2019 gebeld:

Ik hoorde een vriendelijke stem. Het was de voorzitter van de Tweede Kamer: Khadija Arib. Ze had het idee opgevat om een herdenkingsdienst te organiseren voor mijn vader, tijdens de eerst volgende plenaire bijeenkomst van de Kamer. Ze wilde weten of mijn moeder en ik dat zagen zitten. Ik dacht even na. Dat zou betekenen dat ik mijn bed moest uitkomen en me zou moeten aankleden. En dat ik naar Den Haag zou moeten afreizen. Een wandelingtje naar het toilet voelde op dat moment al als een marathon, dus hoe moest ik dat in godsnaam doen? Tegelijkertijd wist ik dat mijn vader het fantastisch zou hebben gevonden, een herdenking speciaal voor hem op de plaats waar hij het allerliefste kwam, dus zei ik volmondig: "Ja."

Deze beschrijving is een treffend voorbeeld van hoe in een klein land kleine kongsi's elkaar de bal toespelen en, erger nog, zonder enige gêne hierover berichten. Schaamteloos vertelt Van Weezel junior dat Van Weezel senior, die de macht had moeten controleren, het ''fantastisch'' had gevonden dat alle volksvertegenwoordigers hem hadden willen herdenken voor zijn, in hun ogen, bewonderenswaardige werk. 

Dit dwingt mij opnieuw de vraag op te werpen: hoe voortreffelijk is Max van Weezel's journalistieke werk geweest om door het voltallige parlement te worden gehuldigd? Laat ik de zionist Max daarover zelf aan het woord laten. Dinsdag 9 september 2014 kon de Volkskrant-lezer één van de meest ontluisterende interviews lezen die in een Nederlandse mainstream-krant zijn gepubliceerd. Onder de kop: "Het tijdperk Van Weezel is voorbij. Journalist Max van Weezel blikt terug op bijna veertig jaar Den Haag," luidde de inleiding: 

"Parlementair journalist Max van Weezel deed veertig jaar lang verslag van de vierkante centimeters op het Binnenhof. Nu dat tijdperk ten einde is, beschouwt hij opnieuw de journalistiek,'' waarna onmiddellijk de zelf-ontmaskering van Van Weezel begon met de volgende anecdote:

Voor het radioprogramma Argos interviewde Max van Weezel onlangs Rob Wijnberg, hoofdredacteur van De Correspondent. Het gesprek ging over mediahypes, hijgerige journalistiek en beeldvorming. Dat interview was wel een eyeopener," zegt Van Weezel (63). "Ik was van plan hem heel kritisch te ondervragen, maar hij blies me omver met zijn visie op de journalistiek. Ik vond het een inspirerend verhaal."  

Verderop in het interview zette het ‘icoon’ van de parlementaire polderpers uiteen waarom hij dit zo’n ‘inspirerend verhaal’ vond: 

"Alles wat hij (Wijnberg. svh) vertelde tijdens dat interview was kritiek op wat ik mijn hele leven heb gedaan. Hij vindt het hyperig, nepnieuws, te veel gericht op de poppetjes. Joris Luyendijk heeft de parlementaire pers in 2010 dezelfde spiegel voorgehouden.

Ja, dat komt best hard aan. Er zit namelijk wel wat in. Ik heb me decennialang bezig gehouden met de dingen die op dat moment, op de vierkante meters van het Binnenhof, belangrijk werden gevonden."

Op de vraag of hij voorafgaand aan de kritiek van de journalisten Luyendijk en Wijnberg nooit hieraan gedacht had, antwoordde Van Weezel met een exemplarische onnozelheid: 

"Nee. Toen Luyendijk met zijn boek Je hebt het niet van mij, maar… kwam, dacht ik eerst: waar heeft hij het over? Maar ja. Nu zie ik wel dat zij de Haagse journalistiek terecht een spiegel voorhouden en zeggen: waren dat nou wel zo'n heldendaden?

https://www.volkskrant.nl/mensen/werken-in-den-haag-is-een-soort-verlengd-studentenbestaan-tot-je-63e~b5b61ebf/  

Juist dankzij Max van Weezel's onvermogen  om daadwerkelijk de doortrapte werking van de Haagse politiek in een bredere context bloot te leggen, herdacht de voltallige Tweede Kamer de parlementair journalist Max van Weezel. Het Algemeen Dagblad berichtte:

"Met zijn overlijden heeft Nederland een "meesterjournalist en markante persoonlijkheid verloren," zei Kamervoorzitter Khadija Arib, terwijl enige dagen eerder al premier Mark Rutte vol lof had gesproken over Van Weezel, en hun Max karakteriseerde ‘als journalist gevreesd, maar als mens geliefd.’ Rutte beschouwde hem al "decennialang als één van de toonaangevende stemmen in de Nederlandse parlementaire journalistiek."

De premier roemde Van Weezel als scherp analyticus, altijd goed ingevoerd, en bovenal een meesterinterviewer met humor. ‘Max was een Haagse vedette zonder sterallures. Over de jaren heen hebben we een wederzijdse band van respect en persoonlijke waardering opgebouwd,’ aldus de huidige secretaris-generaal van de NAVO in zijn boodschap aan het publiek.

https://www.ad.nl/politiek/kamer-herdenkt-journalist-max-van-weezel~a578e19b/ 

Dat de heer Rutte het niet zo nauw neemt met de waarheid blijkt tevens uit zijn bewering dat Van Weezel senior als 'journalist gevreesd' werd door al die politici rond dat pleintje in Den Haag. Laat ik daarom even stil staan bij de werkelijkheid. Max van Weezel zelf gaf in september 2014 als antwoord op de vraag van Volkskrant-interviewster Loes Reijmer wat hij al die decennia had gedaan ‘als u in Den Haag was’:

"Vooral gezellige dingen. Boekpresentaties met een borrel na, symposia met een borrel na, conferenties met een borrel na — alles in Den Haag heeft een borrel na. Het draait om socializen: niet de hele dag op de perstribune zitten."

Interviewster Loes Reijmer: ‘Op safari’ noemen sommige Haagse journalisten dat.

"Inderdaad. Of even langs 'de bontkragen': de voorlichters, de bontkraag om politici heen. Die vraag je of er nog nieuws is. Politici en voorlichters proberen ook weer via journalisten informatie over andere partijen te weten te komen. "Zullen we even een kopje koffie drinken, Max?," luidt het verzoek dan — vaak wordt er bier bedoeld. 'Wij hebben het gevoel dat Diederik (Samsom, red.) niet zo goed ligt bij zijn fractie, denk jij dat ook?,’ zegt iemand van D66 vervolgens."

LR: Wat zijn ze dan aan het doen?

Bedrijfsspionage, via jou. En daar doe je als Haags journalist weleens aan mee in de hoop er iets voor terug te krijgen. Een exclusief interview met Pechtold, bijvoorbeeld. Je moet investeren in je contacten en daarbij hoort dat journalisten ook veel vertellen.

In Den Haag zijn de rollen langzamerhand omgedraaid, merk ik. Vroeger liepen journalisten achter politici aan, nu lopen zij achter jou aan. Journalisten hebben een beter netwerk, die trekken de hele dag door de wandelgangen.

LR: Is het niet te knus?

Jazeker, het is heel knus.

Loes Reijmer: In 1993 zei u tegen dagblad Trouw dat verdere symbiose van voorlichters en journalisten een halt moest worden toegeroepen.

"Nou, dan heb ik de oorlog verloren. In de jaren negentig was de schok groot. Plotseling stond rond Wim Kok een haag van ambitieuze jongetjes die de boel overnamen, dat had de PvdA weer afgekeken van de Amerikaanse en Britse politiek. Voor die tijd belden journalisten van NRC, de Volkskrant of Vrij Nederland een minister gewoon op en stelden eisen: 'We willen een interview. Drie ronden van elk drie uur. Niet op kantoor, we doen het alleen als het bij jou thuis kan.' Een gesprek met een voorlichter erbij was niet doorgegaan, no way.

Er zijn er nu veel meer voorlichters dan toen en journalisten zijn ook veel meer aan hen gewend. Het lijkt alsof zij ook in hun relatie met politici de regie naar zich hebben toegetrokken. Bij interviews krijg ik soms het idee dat een politicus nog wel even wil doorpraten, maar dan zegt de voorlichter: 'Helaas, het is tijd.'

"Je zit dicht op elkaar en dat is niet bevorderlijk voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten… Veel loopt via voorlichters die dingen zeggen als: je moet mijn minister eens ontmoeten, hij is veel aardiger dan je denkt. Die gesprekken gaan zelden over de inhoud van het beleid. De parlementaire journalistiek is een veredelde vorm van sportjournalistiek geworden: wie is de winnaar van de dag? Wie is de verliezer? Zo gaan die interviews ook: "U heeft verloren, hè? Wat ging er door u heen?"

Volgende keer meer over de corrupte polderjournalistiek van de mainstream pers.


Natascha van Weezel: 'Ik geloof niet in goed en fout'





Geen opmerkingen: