Chris de PloegChris de Ploeg is onderzoeksjournalist, verbonden aan het Platform Authentieke Journalistiek.
21 juni 2024
Chris de Ploeg is onderzoeksjournalist, verbonden aan het Platform Authentieke Journalistiek.
21 juni 2024Uit het draaiboek van Europa
Het Israëlische bloedbad in Gaza is de meest intensieve massamoord van de huidige eeuw, betoogt Chris de Ploeg. En het is verankerd in de Europese geschiedenis van kolonialisme en genocide.
Op 12 februari 2024 publiceerde Ugur Ümit Üngör een essayover de genocide in Gaza in De Groene Amsterdammer, getiteld Uit het Draaiboek van Assad. Hij is de eerste Nederlandse genocide-onderzoeker verbonden aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam die de genocide in Gaza heeft erkend. [1] Dat is een belangrijke eerste stap die terecht verwelkomd is door veel studenten en staf aan de Universiteit van Amsterdam.
Tegelijkertijd is het essay ook een tekenend voorbeeld van het eurocentrisme en de valse neutraliteit die genocide-onderzoekers in Nederland nog te vaak kenmerkt. Hoewel Üngör de genocide in Gaza gelukkig wel erkent, wil hij vooral ook duidelijk maken dat het een relatief kleine massamoord is en dat hij weinig te maken wil hebben met anti-genocide-demonstranten, die door hem worden weggezet als ideologisch geobsedeerd, haatgedreven en met weinig kennis over de regio.
Het ironische is dat Üngör, die zichzelf neerzet als de redelijke academicus, nogal losjes met de feiten omgaat om zijn verdediging van het Westen als het kleinere kwaad te rechtvaardigen. In werkelijkheid is de genocide in Gaza de meest intensieve massamoord van de 21e eeuw, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Nederlandse overheid die Üngörs salaris betaalt. Dat bloedbad komt niet uit ‘het draaiboek van Assad’, maar is verankerd in de Europese geschiedenis van kolonialisme en genocide.
Het Israëlische bloedbad in Gaza is de meest intensieve massamoord van de huidige eeuw, betoogt Chris de Ploeg. En het is verankerd in de Europese geschiedenis van kolonialisme en genocide.
Op 12 februari 2024 publiceerde Ugur Ümit Üngör een essayover de genocide in Gaza in De Groene Amsterdammer, getiteld Uit het Draaiboek van Assad. Hij is de eerste Nederlandse genocide-onderzoeker verbonden aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam die de genocide in Gaza heeft erkend. [1] Dat is een belangrijke eerste stap die terecht verwelkomd is door veel studenten en staf aan de Universiteit van Amsterdam.
Tegelijkertijd is het essay ook een tekenend voorbeeld van het eurocentrisme en de valse neutraliteit die genocide-onderzoekers in Nederland nog te vaak kenmerkt. Hoewel Üngör de genocide in Gaza gelukkig wel erkent, wil hij vooral ook duidelijk maken dat het een relatief kleine massamoord is en dat hij weinig te maken wil hebben met anti-genocide-demonstranten, die door hem worden weggezet als ideologisch geobsedeerd, haatgedreven en met weinig kennis over de regio.
Het ironische is dat Üngör, die zichzelf neerzet als de redelijke academicus, nogal losjes met de feiten omgaat om zijn verdediging van het Westen als het kleinere kwaad te rechtvaardigen. In werkelijkheid is de genocide in Gaza de meest intensieve massamoord van de 21e eeuw, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Nederlandse overheid die Üngörs salaris betaalt. Dat bloedbad komt niet uit ‘het draaiboek van Assad’, maar is verankerd in de Europese geschiedenis van kolonialisme en genocide.
De meest intensieve massamoord van de 21e eeuw
Üngör noemt de genocide in Gaza ‘zomaar een bloedbad’, typisch voor de regio, waarvan Bashar al-Assad de grootste massamoordenaar zou zijn. Om dat punt te maken worden appels met peren vergeleken, namelijk een landelijke burgeroorlog van meer dan een decennium met een regionale genocide van een paar maanden die alle recente internationale records heeft gebroken als het gaat om de intensiteit van moorden.
Zelfs als we uitgaan van de meest conservatieve dataset die beschikbaar is, zijn de cijfers schrijnend. [2] Met minstens 125 burgerdoden per dag door direct oorlogsgeweld – vergeleken met bijna veertig per dag in Syrië en vijftien per dag in Oekraïne – overtreft de genocide in Gaza elk ander 21e-eeuws conflict in de intensiteit van moorden. Dat is echter nog een gigantisch understatement. Gaza is geen land, maar een gebied ter grootte van de gemeente Apeldoorn, waar ruim twee miljoen Palestijnen wonen, vergeleken met bijna 23 miljoen vooroorlogse inwoners in Syrië en bijna 44 miljoen vooroorlogse inwoners in Oekraïne. In relatieve zin is het moord-tempo van burgers in Gaza daarmee ruim dertig keer zo hoog als in Syrië en bijna 160 keer zo hoog als in Oekraïne.
Een uitgebreide studie van de VN schat dat de helft van de burgerdoden in Syrië niet zijn gedocumenteerd. Voor Oekraïne en Gaza zijn nog geen serieuze studies beschikbaar om het aantal ongedocumenteerde doden te schatten. Duidelijk is echter dat in Gaza, veel meer dan in Oekraïne, de capaciteit voor een degelijke documentatie van de doden vrijwel volledig is ingestort door het Israëlische oorlogsgeweld. Dat is ook in directe contraventie met de orders van het Internationaal Gerechtshof, dat een degelijke feitenverzameling eiste in zijn uitspraak over de ‘plausibele genocide’ van Israël. Zelfs topambtenaren van de Verenigde Staten geloven dat het dodental in Gaza ‘veel hoger’ ligt dan de officiële cijfers. Een overtuigende argumentatie van de Amerikaanse dissident Ralph Nader suggereert dat het werkelijke dodental in Gaza wellicht op 200 duizend zou kunnen liggen.
Die argumentatie bestaat niet alleen uit een schatting van de indirecte doden door ziekte en honger – die nu niet worden meegeteld –, maar wordt ook afgeleid uit het simpele feit dat Israël naar schatting al 100 duizend zware bommen heeft afgevuurd in Gaza. Die bommen hebben al zo’n 300 duizend huizen beschadigd of verwoest. Volgens klokkenluiders uit het Israëlische leger worden doelwitten uitgezocht met algoritmes, en worden de vermeende Palestijnse guerrilla’s niet aan het front gedood, maar systematisch ’s nachts in huis met hun familie gebombardeerd. Het is in die context realistisch om te zeggen dat er gemiddeld twee Palestijnen per Israëlische bom sterven. Hoe dan ook, het officiële dodental van circa 37 duizend Palestijnen is duidelijk veel te laag.
De aard van het Israëlische geweld blijkt ook uit de cijfers die we wel hebben. Waar de overgrote meerderheid van de gedocumenteerde doden door oorlogsgeweld in Syrië (50 procent) en Oekraïne (90 procent) militairen zijn, zijn naar schatting 80 procent van de slachtoffers in Gaza burgers. Er zijn in de eerste acht maanden van het Israëlische offensief volgens de meest conservatieve schattingalleen al bijna 12 duizend kinderen vermoord door direct oorlogsgeweld, vrijwel gelijk aan alle gedocumenteerde kinderdoden in alle wereldwijde conflicten bij elkaar tussen 2019 en 2022. Binnen acht maanden heeft Israël ruim één op de honderd kinderen in Gaza gedood met direct oorlogsgeweld. Daarmee is het uitroei-tempo van de kinderen in Gaza door Israël ruim vijftig keer zo hoog als tijdens de Syrische burgeroorlog en bijna 450 keer zo hoog als tijdens de Oekraïne-oorlog. [4]
Het indirecte geweld kan op termijn nog veel grotere schade aanbrengen. De Israëlische genocide in Gaza is er immers op gericht de bevolking uit te roeien door haar ‘de condities van het leven’ te ontemen, met massale bombardementen op alle cruciale civiele infrastructuur in Gaza, inclusief 29 ziekenhuizen, 76 klinieken en 227 ambulances. Binnen 45 dagen tijd had Israël al 75 procent van de ziekenhuizen in Gaza volledig uitgeschakeld. Door de Israëlische blokkade van water, voedsel, elektriciteit en gas is de verwachting dat een kwart van de bevolking voor het einde van dit jaar zal sterven door honger en ziekte, aldus professor Devi Sridhar, voorzitter van de onderzoeksgroep voor mondiale volksgezondheid aan de Universiteit van Edinburgh.
Grote hongersnoden zijn verre van uniek in de moderne geschiedenis, maar dat is de situatie in Gaza wel, legt hongersnood-expert Thomas de Waal uit in The New Humanitarian:
Wat anders is aan de Gaza-zaak is de snelheid en de omvang van de vernietiging. We hebben nog nooit meegemaakt dat een bevolking in een paar maanden tijd van een stresssituatie – want Gaza was nooit een normale voedselzekerheidssituatie – naar een acute, extreme noodsituatie van deze omvang ging. […] We moeten terug naar de Tweede Wereldoorlog om vergelijkbare gevallen te zien in termen van de snelheid, omvang en vastberadenheid waarmee een beleg wordt afgedwongen en objecten die onmisbaar zijn om te overleven worden vernietigd.
Üngör noemt de genocide in Gaza ‘zomaar een bloedbad’, typisch voor de regio, waarvan Bashar al-Assad de grootste massamoordenaar zou zijn. Om dat punt te maken worden appels met peren vergeleken, namelijk een landelijke burgeroorlog van meer dan een decennium met een regionale genocide van een paar maanden die alle recente internationale records heeft gebroken als het gaat om de intensiteit van moorden.
Zelfs als we uitgaan van de meest conservatieve dataset die beschikbaar is, zijn de cijfers schrijnend. [2] Met minstens 125 burgerdoden per dag door direct oorlogsgeweld – vergeleken met bijna veertig per dag in Syrië en vijftien per dag in Oekraïne – overtreft de genocide in Gaza elk ander 21e-eeuws conflict in de intensiteit van moorden. Dat is echter nog een gigantisch understatement. Gaza is geen land, maar een gebied ter grootte van de gemeente Apeldoorn, waar ruim twee miljoen Palestijnen wonen, vergeleken met bijna 23 miljoen vooroorlogse inwoners in Syrië en bijna 44 miljoen vooroorlogse inwoners in Oekraïne. In relatieve zin is het moord-tempo van burgers in Gaza daarmee ruim dertig keer zo hoog als in Syrië en bijna 160 keer zo hoog als in Oekraïne.
Een uitgebreide studie van de VN schat dat de helft van de burgerdoden in Syrië niet zijn gedocumenteerd. Voor Oekraïne en Gaza zijn nog geen serieuze studies beschikbaar om het aantal ongedocumenteerde doden te schatten. Duidelijk is echter dat in Gaza, veel meer dan in Oekraïne, de capaciteit voor een degelijke documentatie van de doden vrijwel volledig is ingestort door het Israëlische oorlogsgeweld. Dat is ook in directe contraventie met de orders van het Internationaal Gerechtshof, dat een degelijke feitenverzameling eiste in zijn uitspraak over de ‘plausibele genocide’ van Israël. Zelfs topambtenaren van de Verenigde Staten geloven dat het dodental in Gaza ‘veel hoger’ ligt dan de officiële cijfers. Een overtuigende argumentatie van de Amerikaanse dissident Ralph Nader suggereert dat het werkelijke dodental in Gaza wellicht op 200 duizend zou kunnen liggen.
Die argumentatie bestaat niet alleen uit een schatting van de indirecte doden door ziekte en honger – die nu niet worden meegeteld –, maar wordt ook afgeleid uit het simpele feit dat Israël naar schatting al 100 duizend zware bommen heeft afgevuurd in Gaza. Die bommen hebben al zo’n 300 duizend huizen beschadigd of verwoest. Volgens klokkenluiders uit het Israëlische leger worden doelwitten uitgezocht met algoritmes, en worden de vermeende Palestijnse guerrilla’s niet aan het front gedood, maar systematisch ’s nachts in huis met hun familie gebombardeerd. Het is in die context realistisch om te zeggen dat er gemiddeld twee Palestijnen per Israëlische bom sterven. Hoe dan ook, het officiële dodental van circa 37 duizend Palestijnen is duidelijk veel te laag.
De aard van het Israëlische geweld blijkt ook uit de cijfers die we wel hebben. Waar de overgrote meerderheid van de gedocumenteerde doden door oorlogsgeweld in Syrië (50 procent) en Oekraïne (90 procent) militairen zijn, zijn naar schatting 80 procent van de slachtoffers in Gaza burgers. Er zijn in de eerste acht maanden van het Israëlische offensief volgens de meest conservatieve schattingalleen al bijna 12 duizend kinderen vermoord door direct oorlogsgeweld, vrijwel gelijk aan alle gedocumenteerde kinderdoden in alle wereldwijde conflicten bij elkaar tussen 2019 en 2022. Binnen acht maanden heeft Israël ruim één op de honderd kinderen in Gaza gedood met direct oorlogsgeweld. Daarmee is het uitroei-tempo van de kinderen in Gaza door Israël ruim vijftig keer zo hoog als tijdens de Syrische burgeroorlog en bijna 450 keer zo hoog als tijdens de Oekraïne-oorlog. [4]
Het indirecte geweld kan op termijn nog veel grotere schade aanbrengen. De Israëlische genocide in Gaza is er immers op gericht de bevolking uit te roeien door haar ‘de condities van het leven’ te ontemen, met massale bombardementen op alle cruciale civiele infrastructuur in Gaza, inclusief 29 ziekenhuizen, 76 klinieken en 227 ambulances. Binnen 45 dagen tijd had Israël al 75 procent van de ziekenhuizen in Gaza volledig uitgeschakeld. Door de Israëlische blokkade van water, voedsel, elektriciteit en gas is de verwachting dat een kwart van de bevolking voor het einde van dit jaar zal sterven door honger en ziekte, aldus professor Devi Sridhar, voorzitter van de onderzoeksgroep voor mondiale volksgezondheid aan de Universiteit van Edinburgh.
Grote hongersnoden zijn verre van uniek in de moderne geschiedenis, maar dat is de situatie in Gaza wel, legt hongersnood-expert Thomas de Waal uit in The New Humanitarian:
Wat anders is aan de Gaza-zaak is de snelheid en de omvang van de vernietiging. We hebben nog nooit meegemaakt dat een bevolking in een paar maanden tijd van een stresssituatie – want Gaza was nooit een normale voedselzekerheidssituatie – naar een acute, extreme noodsituatie van deze omvang ging. […] We moeten terug naar de Tweede Wereldoorlog om vergelijkbare gevallen te zien in termen van de snelheid, omvang en vastberadenheid waarmee een beleg wordt afgedwongen en objecten die onmisbaar zijn om te overleven worden vernietigd.
De koloniale wortels van genocide
Raphael Lemkin, de Joods-Poolse jurist die in 1944 de term genocide heeft gemunt, definieerde die als volgt:
Genocide kent twee fasen: de ene is de vernietiging van het nationale patroon van de onderdrukte groep; de andere het opleggen van het nationale patroon van de onderdrukker. Dit opleggen kan gebeuren aan de onderdrukte bevolking die mag blijven, of alleen aan het grondgebied, na verwijdering van de bevolking en kolonisatie door de eigen onderdanen van de onderdrukker.
Lemkin zocht het genocidale beleid van nazi-Duitsland in zijn imperiale beleid in Europa, bedoeld om het land te ‘Germaniseren’ als ‘Lebensraum’, concepten die direct waren overgenomen van het kolonialisme elders. Het is niet voor niets dat anti-koloniale schrijvers het nazisme zagen als een koloniale boemerang, onder wie ook de zwarte Martinikaanse dichter en essayist Aime Cesaire in zijn beroemde essay Discourse Sur Le Colonialisme:
[Hitler] paste de koloniale procedures toe in Europa die tot dan toe uitsluitend waren voorbehouden aan de Arabieren van Algerije, de ‘koelies’ van India en de ‘Zwarten’ van Afrika, wat betekent dat Hitler, door witte Europeanen te vervolgen, geweld produceerde dat normaal gesproken alleen was voorbehouden aan niet-witte populaties.
Uit de ongepubliceerde manuscripten van Lemkin uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw blijkt bovendien dat zijn conceptualisering van genocide sterk leunde op zijn analyse van koloniale genociden in Noord- en Zuid-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland en Afrika. De eerste Duitse genocide van de 20e eeuw vond plaats in Namibië, waar veel van de latere stoottroepen van de SA en de SS hun eerste ervaring opdeden met massamoord. De eerste genocide door een fascistisch regime – de Shar (‘het Kwaad’) – vond plaats in Libië, waar onder het koloniale bewind van Mussolini de helft van de bevolking van Cyrenaica werd uitgeroeid in vernietigingskampen, die bovendien veelvuldig werden bezocht door de top van de SS.
Het is welbekend binnen de academische literatuur dat vestigingskolonialisme de meest moorddadige vorm van kolonialisme is, omdat een ‘logica van uitwissing’ ervoor zorgt dat de lokale bevolking moet verdwijnen, in plaats van te worden uitgebuit. Het meest moorddadige gezicht van het fascisme openbaarde zich dan ook exact in die context, in Oost-Europa voor Duitsland en in Libië voor Italië. Maar dat geweld werd ook getoond in ‘liberale’ vestigingskoloniën zoals de Verenigde Staten, Canada en Australië, waar de oorspronkelijke bevolking nagenoeg volledig van de kaart werd geveegd. In Noord- en Zuid-Amerika alleen al werden naar schatting 175 miljoen inheemse bewoners uitgeroeid door verschillende westerse mogendheden, de grootste genocide uit de wereldgeschiedenis.
De zionistische beweging heeft zichzelf altijd in deze koloniale traditie geplaatst, zoals ook expliciet werd gesteld door Theodor Herzl, de ‘spirituele vader’ van de ‘Joodse staat’, aldus de onafhankelijkheidsverklaring van Israël. De eerste zionistische organisaties die migratie naar toenmalig Brits Palestina faciliteerden noemden zichzelf ook expliciet de Joodse Kolonisatie Associatie (1891) en de Palestijnse Joodse Kolonisatie Associatie (1924). Historici als Illan Pape hebben aangetoond dat de verdwijning van de Palestijnen, ofwel door etnische zuivering en apartheid, ofwel door genocide, altijd een onderdeel is geweest van de intenties van de zionistische beweging.
We kunnen de echo’s van de koloniale periode vandaag de dag nog duidelijk horen wanneer het Israëlische regime keer op keer zegt de westerse ‘beschaving’ of ‘de kinderen van het licht’ te verdedigen tegen de ‘barbarij’ of de ‘kinderen van de duisternis’. Het is een vrijwel exacte kopie van de woorden van Theodor Herzl, die in de 19e eeuw in zijn manifest Der Judenstaat schreef dat Israël ‘voor Europa deel zou uitmaken van de wal tegen Azië, we zouden de voorpost van de cultuur tegen de barbarij zijn’.
Raphael Lemkin, de Joods-Poolse jurist die in 1944 de term genocide heeft gemunt, definieerde die als volgt:
Genocide kent twee fasen: de ene is de vernietiging van het nationale patroon van de onderdrukte groep; de andere het opleggen van het nationale patroon van de onderdrukker. Dit opleggen kan gebeuren aan de onderdrukte bevolking die mag blijven, of alleen aan het grondgebied, na verwijdering van de bevolking en kolonisatie door de eigen onderdanen van de onderdrukker.
Lemkin zocht het genocidale beleid van nazi-Duitsland in zijn imperiale beleid in Europa, bedoeld om het land te ‘Germaniseren’ als ‘Lebensraum’, concepten die direct waren overgenomen van het kolonialisme elders. Het is niet voor niets dat anti-koloniale schrijvers het nazisme zagen als een koloniale boemerang, onder wie ook de zwarte Martinikaanse dichter en essayist Aime Cesaire in zijn beroemde essay Discourse Sur Le Colonialisme:
[Hitler] paste de koloniale procedures toe in Europa die tot dan toe uitsluitend waren voorbehouden aan de Arabieren van Algerije, de ‘koelies’ van India en de ‘Zwarten’ van Afrika, wat betekent dat Hitler, door witte Europeanen te vervolgen, geweld produceerde dat normaal gesproken alleen was voorbehouden aan niet-witte populaties.
Uit de ongepubliceerde manuscripten van Lemkin uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw blijkt bovendien dat zijn conceptualisering van genocide sterk leunde op zijn analyse van koloniale genociden in Noord- en Zuid-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland en Afrika. De eerste Duitse genocide van de 20e eeuw vond plaats in Namibië, waar veel van de latere stoottroepen van de SA en de SS hun eerste ervaring opdeden met massamoord. De eerste genocide door een fascistisch regime – de Shar (‘het Kwaad’) – vond plaats in Libië, waar onder het koloniale bewind van Mussolini de helft van de bevolking van Cyrenaica werd uitgeroeid in vernietigingskampen, die bovendien veelvuldig werden bezocht door de top van de SS.
Het is welbekend binnen de academische literatuur dat vestigingskolonialisme de meest moorddadige vorm van kolonialisme is, omdat een ‘logica van uitwissing’ ervoor zorgt dat de lokale bevolking moet verdwijnen, in plaats van te worden uitgebuit. Het meest moorddadige gezicht van het fascisme openbaarde zich dan ook exact in die context, in Oost-Europa voor Duitsland en in Libië voor Italië. Maar dat geweld werd ook getoond in ‘liberale’ vestigingskoloniën zoals de Verenigde Staten, Canada en Australië, waar de oorspronkelijke bevolking nagenoeg volledig van de kaart werd geveegd. In Noord- en Zuid-Amerika alleen al werden naar schatting 175 miljoen inheemse bewoners uitgeroeid door verschillende westerse mogendheden, de grootste genocide uit de wereldgeschiedenis.
De zionistische beweging heeft zichzelf altijd in deze koloniale traditie geplaatst, zoals ook expliciet werd gesteld door Theodor Herzl, de ‘spirituele vader’ van de ‘Joodse staat’, aldus de onafhankelijkheidsverklaring van Israël. De eerste zionistische organisaties die migratie naar toenmalig Brits Palestina faciliteerden noemden zichzelf ook expliciet de Joodse Kolonisatie Associatie (1891) en de Palestijnse Joodse Kolonisatie Associatie (1924). Historici als Illan Pape hebben aangetoond dat de verdwijning van de Palestijnen, ofwel door etnische zuivering en apartheid, ofwel door genocide, altijd een onderdeel is geweest van de intenties van de zionistische beweging.
We kunnen de echo’s van de koloniale periode vandaag de dag nog duidelijk horen wanneer het Israëlische regime keer op keer zegt de westerse ‘beschaving’ of ‘de kinderen van het licht’ te verdedigen tegen de ‘barbarij’ of de ‘kinderen van de duisternis’. Het is een vrijwel exacte kopie van de woorden van Theodor Herzl, die in de 19e eeuw in zijn manifest Der Judenstaat schreef dat Israël ‘voor Europa deel zou uitmaken van de wal tegen Azië, we zouden de voorpost van de cultuur tegen de barbarij zijn’.
Eurocentrisme en feitenvrije argumentatie
Als Programmamaker Dekoloniale Dialogen organiseerde ik op 12 januari een evenement over genocide & kolonialisme bij de Universiteit van Amsterdam. Ik moest van het marketing-departement zoveel mogelijk UvA-gelieerde wetenschappers programmeren, om zo de academische gemeenschap van de UvA te profileren. Tot mijn grote teleurstelling kon ik echter geen enkele NIOD-historicus vinden die heeft geschreven over de inherente band tussen genocide en kolonialisme, of überhaubt specialistisch werk heeft geleverd over een koloniale genocide. In plaats daarvan kwam ik vanzelf uit bij een van de meest uitgesproken critici van het NIOD, Marjolein van Pagee, die een boek schreef over de genocide in Banda, of – net zo typisch – bij academici en juristen in het buitenland.
Het mag dan ook niet verbazen dat Üngör geen oog heeft voor de koloniale wortels van genocide. In de plaats daarvan zou de genocide in Gaza ‘uit het draaiboek van Assad’ komen. Dat is een nogal vreemde bewering. Het Israëlische regime probeert immers al jaren dat Syrische regime omver te werpen, onder andere door de gewelddadige rebellengroep Al-Nusra te ondersteunen en Syrië regelmatig ook direct te bombarderen. Üngör stelt terecht dat Assad ook monsterlijke misdaden heeft begaan, maar toont op geen enkele manier een duidelijke ideologische of materiële verbintenis aan tussen de Ba’ath-beweging en Israël. Het blijft uiteindelijk bij een oppervlakkige opsomming van oorlogsmisdaden die zowel door het Syrische regime als Israël zijn begaan.
Zelfs daarbij wordt nogal losjes met de feiten omgegaan. Zo beweert Üngör dat 90 procent van de doden in de Syrische burgeroorlog zijn veroorzaakt door het Syrische regime. Daarvoor refereert hij aan een simpele infographic van het Syrische Netwerk voor Mensenrechten, dat gelieerd is aan de Syrische oppositie en gefinancierd wordt door verschillende Assad-vijandige staten. Het meest serieuze, uitgebreide en onafhankelijke rapport op dit gebied, dat van de UNHRC uit 2022, suggereerde echter dat de verantwoordelijkheid voor gedocumenteerde doden grofweg 50/50 is verdeeld tussen de overheid en de rebellen. [5] Nogal een verschil. Het ene getal suggereert een brute oorlog van beide kanten, het andere een eenzijdige genocide, zoals in Gaza.
Het gebrek aan een massabeweging in het Westen tegen Bashar al-Assad is makkelijk te verklaren. De meeste eisen van de anti-genocide-demonstranten die nu voor de bevolking van Gaza opkomen zijn in het geval van Assad immers allang, en wel vrijwel direct, ingewilligd: boycot, desinvestering en sancties. Sterker, meerdere NAVO-landen en -bondgenoten, waaronder ook Nederland, hebben de Syrische rebellen zelfs uitvoerig bewapend en getraind. Wat zou een massabeweging in het Westen daar nu nog aan bij te dragen hebben? Bovendien is de moraliteit van sancties tegen Syrië vele malen complexer dan tegen Israël, omdat het hier gaat om een volledig verwoest land dat daardoor niet wederopgebouwd kan worden. Ook onschuldige Syrische burgers zijn daar grootschalig het slachtoffer van.
In plaats van deze evidente reden te accepteren (of te benoemen), suggereert Üngör dat het gebrek aan een massabeweging voor Syrië te maken heeft met linkse ‘weekend-keffiyeh-dragers’ die alleen gedreven zijn door haat tegen Israël, en met gebrekkige kennis en desinteresse in het geweld tegen Palestijnen door Arabische dictaturen. Üngör is wel slim genoeg om dergelijke woorden in de mond van één getraumatiseerde Palestijnse Syriër te stoppen, zonder erbij te benoemen dat de Palestijnse beweging zelf enorm verdeeld is geweest over de Syrische burgeroorlog en aan beide kanten heeft meegevochten, waaronder ook in het genoemde vluchtelingenkamp Yarmouk.
Er is wellicht een argument te maken over een interactieve factor tussen de Ba’ath in Irak en Syrië enerzijds en Israël en het Westen anderzijds, een interactie die harde repressie heeft bevorderd. Maar dat argument werkt eerder tegen het beeld dat Üngör probeert te schetsen, waarin de Ba’ath de oorspronkelijke zonde van het Midden-Oosten zou zijn. Het was immers de Israëlische invasie van Syrië in 1967, toen Israël de Golanhoogvlakte bezette, die expliciet werd aangegrepen door Hafez al-Assad om vanuit de rechterflank van de Ba’ath kort daarna een staatsgreep te plegen. Saddam Hussein werd zelfs in de jaren zestig direct aan de macht geholpen door de Verenigde Staten, en werd nog steeds militair, financieel en diplomatiek gesteund in de jaren tachtig, toen het regime zijn grootste moorddadigheid toonde tegen Iran en de Koerden in Anfal.
Door de Ba’ath expliciet neer te zetten als de grootste massamoordenaar van West-Azië, impliceert Üngör ipso facto dat het latere beleid van het Westen om deze regimes omver te werpen gerechtvaardigd was. En dat is kwalijk. De Amerikaanse invasie van Irak, bijvoorbeeld, heeft volgens conservatieve schattingen tot één miljoen doden geleid, meer dan de doden onder Saddam Hussein of Bashar al-Assad. Om nog maar niet te spreken over de westerse oorlogen in Afghanistan, Jemen en Libië. Westerse agressie in de regio wordt nauwelijks genoemd in het essay. In hoeverre is Üngör dan werkelijk consistent in de aandacht voor ‘omvang en proportie van het geweld in de regio’, zoals hij beweert? Of is hij toch gebonden aan een institutionele bias en wil hij niet erkennen dat het Westen al vijfhonderd jaar lang de meest gewelddadige factor is in de wereldgeschiedenis?
Als Programmamaker Dekoloniale Dialogen organiseerde ik op 12 januari een evenement over genocide & kolonialisme bij de Universiteit van Amsterdam. Ik moest van het marketing-departement zoveel mogelijk UvA-gelieerde wetenschappers programmeren, om zo de academische gemeenschap van de UvA te profileren. Tot mijn grote teleurstelling kon ik echter geen enkele NIOD-historicus vinden die heeft geschreven over de inherente band tussen genocide en kolonialisme, of überhaubt specialistisch werk heeft geleverd over een koloniale genocide. In plaats daarvan kwam ik vanzelf uit bij een van de meest uitgesproken critici van het NIOD, Marjolein van Pagee, die een boek schreef over de genocide in Banda, of – net zo typisch – bij academici en juristen in het buitenland.
Het mag dan ook niet verbazen dat Üngör geen oog heeft voor de koloniale wortels van genocide. In de plaats daarvan zou de genocide in Gaza ‘uit het draaiboek van Assad’ komen. Dat is een nogal vreemde bewering. Het Israëlische regime probeert immers al jaren dat Syrische regime omver te werpen, onder andere door de gewelddadige rebellengroep Al-Nusra te ondersteunen en Syrië regelmatig ook direct te bombarderen. Üngör stelt terecht dat Assad ook monsterlijke misdaden heeft begaan, maar toont op geen enkele manier een duidelijke ideologische of materiële verbintenis aan tussen de Ba’ath-beweging en Israël. Het blijft uiteindelijk bij een oppervlakkige opsomming van oorlogsmisdaden die zowel door het Syrische regime als Israël zijn begaan.
Zelfs daarbij wordt nogal losjes met de feiten omgegaan. Zo beweert Üngör dat 90 procent van de doden in de Syrische burgeroorlog zijn veroorzaakt door het Syrische regime. Daarvoor refereert hij aan een simpele infographic van het Syrische Netwerk voor Mensenrechten, dat gelieerd is aan de Syrische oppositie en gefinancierd wordt door verschillende Assad-vijandige staten. Het meest serieuze, uitgebreide en onafhankelijke rapport op dit gebied, dat van de UNHRC uit 2022, suggereerde echter dat de verantwoordelijkheid voor gedocumenteerde doden grofweg 50/50 is verdeeld tussen de overheid en de rebellen. [5] Nogal een verschil. Het ene getal suggereert een brute oorlog van beide kanten, het andere een eenzijdige genocide, zoals in Gaza.
Het gebrek aan een massabeweging in het Westen tegen Bashar al-Assad is makkelijk te verklaren. De meeste eisen van de anti-genocide-demonstranten die nu voor de bevolking van Gaza opkomen zijn in het geval van Assad immers allang, en wel vrijwel direct, ingewilligd: boycot, desinvestering en sancties. Sterker, meerdere NAVO-landen en -bondgenoten, waaronder ook Nederland, hebben de Syrische rebellen zelfs uitvoerig bewapend en getraind. Wat zou een massabeweging in het Westen daar nu nog aan bij te dragen hebben? Bovendien is de moraliteit van sancties tegen Syrië vele malen complexer dan tegen Israël, omdat het hier gaat om een volledig verwoest land dat daardoor niet wederopgebouwd kan worden. Ook onschuldige Syrische burgers zijn daar grootschalig het slachtoffer van.
In plaats van deze evidente reden te accepteren (of te benoemen), suggereert Üngör dat het gebrek aan een massabeweging voor Syrië te maken heeft met linkse ‘weekend-keffiyeh-dragers’ die alleen gedreven zijn door haat tegen Israël, en met gebrekkige kennis en desinteresse in het geweld tegen Palestijnen door Arabische dictaturen. Üngör is wel slim genoeg om dergelijke woorden in de mond van één getraumatiseerde Palestijnse Syriër te stoppen, zonder erbij te benoemen dat de Palestijnse beweging zelf enorm verdeeld is geweest over de Syrische burgeroorlog en aan beide kanten heeft meegevochten, waaronder ook in het genoemde vluchtelingenkamp Yarmouk.
Er is wellicht een argument te maken over een interactieve factor tussen de Ba’ath in Irak en Syrië enerzijds en Israël en het Westen anderzijds, een interactie die harde repressie heeft bevorderd. Maar dat argument werkt eerder tegen het beeld dat Üngör probeert te schetsen, waarin de Ba’ath de oorspronkelijke zonde van het Midden-Oosten zou zijn. Het was immers de Israëlische invasie van Syrië in 1967, toen Israël de Golanhoogvlakte bezette, die expliciet werd aangegrepen door Hafez al-Assad om vanuit de rechterflank van de Ba’ath kort daarna een staatsgreep te plegen. Saddam Hussein werd zelfs in de jaren zestig direct aan de macht geholpen door de Verenigde Staten, en werd nog steeds militair, financieel en diplomatiek gesteund in de jaren tachtig, toen het regime zijn grootste moorddadigheid toonde tegen Iran en de Koerden in Anfal.
Door de Ba’ath expliciet neer te zetten als de grootste massamoordenaar van West-Azië, impliceert Üngör ipso facto dat het latere beleid van het Westen om deze regimes omver te werpen gerechtvaardigd was. En dat is kwalijk. De Amerikaanse invasie van Irak, bijvoorbeeld, heeft volgens conservatieve schattingen tot één miljoen doden geleid, meer dan de doden onder Saddam Hussein of Bashar al-Assad. Om nog maar niet te spreken over de westerse oorlogen in Afghanistan, Jemen en Libië. Westerse agressie in de regio wordt nauwelijks genoemd in het essay. In hoeverre is Üngör dan werkelijk consistent in de aandacht voor ‘omvang en proportie van het geweld in de regio’, zoals hij beweert? Of is hij toch gebonden aan een institutionele bias en wil hij niet erkennen dat het Westen al vijfhonderd jaar lang de meest gewelddadige factor is in de wereldgeschiedenis?
De banaliteit van het kwaad
Üngör is nog de meest uitgesproken academicus over Gaza binnen het NIOD, de instelling die het vakgebied van genocide-studies in Nederland monopoliseert. Juist daarom is engagement met zijn essay instructief om te zien waar de grenzen van het ‘kritische debat’ in Nederland liggen. Laat duidelijk zijn dat het NIOD zelf het woord ‘genocide’ en de begrippen ‘dreigende genocide’ of ‘plausibele genocide’ überhaupt niet bezigt, in tegenstelling tot de Verenigde Naties en het Internationaal Gerechtshof. Het NIOD werd in oktober al opgeroepen om een standpunt in te nemen tegen de genocide in Gaza, zoals honderden juristen en genocide-wetenschappers toen al hadden gedaan, maar heeft dat consistent geweigerd. Zogenaamd in de naam van ‘academische vrijheid’, welteverstaan. Inmiddels zijn alle universiteiten in Gaza met de grond gelijk gemaakt en zijn honderden Palestijnse collega-academici vermoord, maar geen piep van het NIOD.
In 2022 veroordeelde het NIOD nog wel ‘met klem’ de invasie van Rusland in Oekraïne. Daarmee toont het NIOD dezelfde racistische en regerings-afhankelijke tendens als de rest van de gevestigde instellingen van Nederland, die weigeren hun eigen overheid ter verantwoording te roepen of in solidariteit te staan met gedehumaniseerde volkeren. Net als tijdens de Tweede Wereldoorlog is het de apathie, passiviteit en valse neutraliteit van de meerderheid van de ambtenaren, bestuurders en intelligentsia die de Nederlandse medeplichtigheid aan genocide faciliteert. Het is een houding die de beroemde Duits-Amerikaanse Joodse filosofe Hannah Arendt (1906-1975) ook wel ‘de banaliteit van het kwaad’ noemde. En het zijn juist de anti-genocide-demonstranten, aan de universiteit en daarbuiten, die dat kwaad doorbreken.
Üngör is nog de meest uitgesproken academicus over Gaza binnen het NIOD, de instelling die het vakgebied van genocide-studies in Nederland monopoliseert. Juist daarom is engagement met zijn essay instructief om te zien waar de grenzen van het ‘kritische debat’ in Nederland liggen. Laat duidelijk zijn dat het NIOD zelf het woord ‘genocide’ en de begrippen ‘dreigende genocide’ of ‘plausibele genocide’ überhaupt niet bezigt, in tegenstelling tot de Verenigde Naties en het Internationaal Gerechtshof. Het NIOD werd in oktober al opgeroepen om een standpunt in te nemen tegen de genocide in Gaza, zoals honderden juristen en genocide-wetenschappers toen al hadden gedaan, maar heeft dat consistent geweigerd. Zogenaamd in de naam van ‘academische vrijheid’, welteverstaan. Inmiddels zijn alle universiteiten in Gaza met de grond gelijk gemaakt en zijn honderden Palestijnse collega-academici vermoord, maar geen piep van het NIOD.
In 2022 veroordeelde het NIOD nog wel ‘met klem’ de invasie van Rusland in Oekraïne. Daarmee toont het NIOD dezelfde racistische en regerings-afhankelijke tendens als de rest van de gevestigde instellingen van Nederland, die weigeren hun eigen overheid ter verantwoording te roepen of in solidariteit te staan met gedehumaniseerde volkeren. Net als tijdens de Tweede Wereldoorlog is het de apathie, passiviteit en valse neutraliteit van de meerderheid van de ambtenaren, bestuurders en intelligentsia die de Nederlandse medeplichtigheid aan genocide faciliteert. Het is een houding die de beroemde Duits-Amerikaanse Joodse filosofe Hannah Arendt (1906-1975) ook wel ‘de banaliteit van het kwaad’ noemde. En het zijn juist de anti-genocide-demonstranten, aan de universiteit en daarbuiten, die dat kwaad doorbreken.
Noten
[1] Universitair hoofddocent Solange Fontana volgde een dag later, door het tekenen van een open brief tegen het UvA-bestuur, waarin ook over genocide wordt gesproken.
[2] Als we uitgaan van de verhouding vrouwen/kinderen van de geïdentificeerde lijken van het ministerie van Volksgezondheid (MvV) in Gaza op de totale gedocumenteerde doden. Het MvV geeft namelijk een lager percentage vrouwen/kinderdoden dan de dataset met ook media-documentatie van het Mediabureau van de overheid in Gaza. Op basis van de conservatieve cijfers van het MvV kan een schatting van 80 procent burgerdoden worden gemaakt volgens Adam Gaffney, universitair hoofddocent bij de Harvard Medical School, uitgaande van een vergelijkbaar aantal burgerdoden onder volwassen mannen en vrouwen. Overigens is die aanname erg conservatief, aangezien het Israëlische leger gebruik maakt van algoritmes om soldaten te identificeren, waarbij de kans natuurlijk groter is dat onschuldige mannen doelwit worden dan vrouwen.
[3] Om conservatief te zijn, heb ik voor militaire doden van Oekraïne en Rusland alleen de doden meegeteld die met naam zijn genoemd in de onderzoeken van Mediazona/BBC Russia en Ukrainian Losses, sowieso een enorme onderschatting. In alle gevallen ga ik uit van de verhouding van de geïdentificeerde doden, ervan uitgaande dat de verhouding onder de ongeïdentificeerde doden vergelijkbaar zal zijn.
[4] Uitgaande van populatie-cijfers van de Wereldbank en cijfers voor het percentage kinderen van UNICEF, op basis van vooroorlogse populatie. Het gaat hier dus om relatieve dagelijkse kindersterftecijfers, in verhouding met de totale kinderpopulatie.
[5] Helaas heeft het rapport geen specifieke cijfers voor de verantwoordelijkheid voor burgerdoden, alleen voor het totale aantal doden. Daar is meer onderzoek voor nodig, maar de cijfers van het SNVM zijn in deze context duidelijk niet geloofwaardig.
Komende evenementen20 juni 2024 / Vertoning van de documentaire ‘Hajo, een joodse vluchteling’ in Zwolle21 juni 2024 / Lezing – Starvation as a Weapon of War: The Case of Gaza, Utrecht22 juni 2024 / Wake van Vrouwen in het Zwart in GroningenMeest gelezen31 mei 2024Europees Parlement / Welke partij verdient op 6 juni uw stem als rechtvaardigheid u lief is?14 juni 2024COGAT / Uithongeraars van Gaza uitgenodigd in de Tweede Kamer23 mei 2024Illegale nederzetting / Aangifte tegen Booking.com wegens witwassen van winsten uit oorlogsmisdrijvenhttps://rightsforum.org/opinie/uit-het-draaiboek-van-europa/
[1] Universitair hoofddocent Solange Fontana volgde een dag later, door het tekenen van een open brief tegen het UvA-bestuur, waarin ook over genocide wordt gesproken.
[2] Als we uitgaan van de verhouding vrouwen/kinderen van de geïdentificeerde lijken van het ministerie van Volksgezondheid (MvV) in Gaza op de totale gedocumenteerde doden. Het MvV geeft namelijk een lager percentage vrouwen/kinderdoden dan de dataset met ook media-documentatie van het Mediabureau van de overheid in Gaza. Op basis van de conservatieve cijfers van het MvV kan een schatting van 80 procent burgerdoden worden gemaakt volgens Adam Gaffney, universitair hoofddocent bij de Harvard Medical School, uitgaande van een vergelijkbaar aantal burgerdoden onder volwassen mannen en vrouwen. Overigens is die aanname erg conservatief, aangezien het Israëlische leger gebruik maakt van algoritmes om soldaten te identificeren, waarbij de kans natuurlijk groter is dat onschuldige mannen doelwit worden dan vrouwen.
[3] Om conservatief te zijn, heb ik voor militaire doden van Oekraïne en Rusland alleen de doden meegeteld die met naam zijn genoemd in de onderzoeken van Mediazona/BBC Russia en Ukrainian Losses, sowieso een enorme onderschatting. In alle gevallen ga ik uit van de verhouding van de geïdentificeerde doden, ervan uitgaande dat de verhouding onder de ongeïdentificeerde doden vergelijkbaar zal zijn.
[4] Uitgaande van populatie-cijfers van de Wereldbank en cijfers voor het percentage kinderen van UNICEF, op basis van vooroorlogse populatie. Het gaat hier dus om relatieve dagelijkse kindersterftecijfers, in verhouding met de totale kinderpopulatie.
[5] Helaas heeft het rapport geen specifieke cijfers voor de verantwoordelijkheid voor burgerdoden, alleen voor het totale aantal doden. Daar is meer onderzoek voor nodig, maar de cijfers van het SNVM zijn in deze context duidelijk niet geloofwaardig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten