donderdag 22 juni 2023

De Onthullende Yoeri Albrecht Affaire 16

Ondanks het feit dat de westerse staatsomroepen  en de commerciële pers het doen voorkomen alsof het hele Westen met een kadaverdiscipline achter zijn leiders aan marcheert, is dit een gevaarlijke vertekening van de werkelijkheid, zoals ondermeer lijkt uit de opkomst van de Amerikaanse presidentskandidaat:

‘Robert Francis Kennedy Jr. (geboren 17 januari 1954), een Amerikaanse milieuadvocaat, politicus en schrijver... Kennedy is een zoon van de Amerikaanse procureur-generaal en senator Robert F. Kennedy en neef van de Amerikaanse president John F. Kennedy. Na opgegroeid te zijn in de omgeving van Washington D.C. en Massachusetts, studeerde hij af aan Harvard University… Kennedy is een zoon van de Amerikaanse minister van Justitie en senator Robert F. Kennedy en neef van de Amerikaanse president John F. Kennedy. Na opgegroeid te zijn in de omgeving van Washington, D.C. en Massachusetts, studeerde hij af aan de Harvard University en behaalde hij zijn Juris Doctor-graad aan de University of Virginia School of Law.’


Robert Kennedy ‘merkte in een interview met UnHerd in 2023 op dat Amerikaanse politici “systematisch de Amerikaanse middenklasse hebben uitgehold en geld hebben gedrukt om miljardairs rijker te maken.” Kennedy ziet een “levendige middenklasse” als de ruggengraat van de economie en stelde dat de economie is verslechterd omdat de middenklasse armer is geworden... Kennedy merkte op dat de kloof tussen arm en rijk in de Verenigde Staten te groot was geworden en zei: “de extreem rijken zouden meer belastingen moeten betalen.” Hij sprak ook zijn steun uit voor het vermogensbelastingplan van senator Elizabeth Warren.’


Bovendien was hij ‘Als uitgesproken tegenstander van de militaire industrie en buitenlandse interventie, zeer kritisch over de oorlog in Irak en de Amerikaanse betrokkenheid bij de Russische invasie van Oekraïne. Hij noemde de laatste “een Amerikaanse oorlog tegen Rusland” en stelde dat het doel van de oorlog was om “de bloem van de Oekraïense jeugd te offeren in een slachthuis van dood en verderf voor de geopolitieke ambitie van de neocons (dezelfde intriganten die de oorlog tegen Irak propageerden. svh).” Hij riep op tot een vredesakkoord in Oekraïne op basis van de akkoorden van Minsk — volgens hem moet de Donbas-regio in Oekraïne blijven maar ook territoriale autonomie krijgen en onder de jurisdictie van de vredestroepen van de Verenigde Naties worden geplaatst, terwijl Aegis-raketsystemen (een Amerikaans systeem van luchtverdediging. svh) van het grondgebied van Oekraïne moeten worden verwijderd. Kennedy sprak ook zijn steun uit voor het verbieden van Oekraïne om lid te worden van de NAVO, en kondigde aan dat hij als president zou overwegen Rusland toe te laten tot de NAVO en de spanningen met de Volksrepubliek China te de-escaleren. Kennedy… veroordeelde de door de VS gesteunde staatsgrepen en interventies zoals de Iraanse staatsgreep van 1953 als ‘bloeddorstig,' en gaf Amerikaanse interventies in landen als Syrië en Iran de schuld van de opkomst van terroristische organisaties, zoals ISIS, en het creëren van anti-Amerikaans sentiment in de regio. Kennedy verklaarde dat de CIA geen verantwoordelijkheid heeft en dat hij van plan was de dienst te herstructureren.

https://en.wikipedia.org/wiki/Robert_F._Kennedy_Jr.  


On juni 2023 merkte Robert Kennedy jr. op:


Ask Americans, all of us, to re-examine our attitude. We have been immersed in a foreign policy discourse that is all about adversaries and threats, allies and enemies, and domination. We have become addicted to comic book good-versus-evil narratives, that erase complexity and blind us to the legitimate motives and legitimate cultural and economic concerns and legitimate security concerns of other peoples and other nations. We have internalized and institutionalized a reflex of violence as the response for any and all crises, the war on drugs, the war on terror, war on cancer, war on climate change. This way of thinking predisposes us to wage endless wars abroad. Wars and coups and bombs and drones and regimes change operations and support for paramilitaries and juntas and dictators. None of this has made us safer and none of it has burnished our leadership or moral authority. More important: we must ask ourselves, is this really who we are? Is this what we want to be? Is that what America’s Founders envisioned?

https://twitter.com/MyLordBebo/status/1671588747354284042 


Nagenoeg niemand van onze volksvertegenwoordigers in Den Haag en Brussel durft zich zelfs af te vragen of het oorlogszuchtige Washington daadwerkelijk de mensheid moet leiden. Alleen al deze vraag opwerpen zou het einde betekenen van hun carrière, van hun inkomen en imago. 


Probeert u voor te stellen dat VVD premier Rutte of  D’66 minister Ollongren zouden verklaren:


Wij zijn ondergedompeld in een discours over buitenlands beleid dat draait om tegenstanders en bedreigingen, bondgenoten en vijanden, en overheersing. Wij zijn verslaafd geraakt aan goed-tegen-kwaad-verhalen uit stripboeken, die de complexiteit uitwissen en ons blind maken voor de legitieme motieven en legitieme culturele- en economische zorgen, en de rechtvaardige veiligheidszorgen van andere volkeren en andere naties. Wij hebben een geweldsreflex geïnternaliseerd en geïnstitutionaliseerd als reactie op alle crises, de oorlog tegen drugs, de oorlog tegen terreur, de  oorlog tegen kanker, de oorlog tegen klimaatverandering. Deze manier van denken maakt ons vatbaar voor het voeren van eindeloze oorlogen in het buitenland. Oorlogen en staatsgrepen en bombardementen en drones en regime-change operaties en steun aan paramilitairen en junta's en dictators. Niets van dit alles heeft ons veiliger gemaakt en niets van dit alles heeft ons leiderschap of onze morele autoriteit opgepoetst. Belangrijker: we moeten ons afvragen, is dit echt wie we zijn? Is dit wat we willen zijn? Is dat wat de Amerikaanse oprichters voor ogen hadden?


Zelfkritiek van de leiders is in een totalitair functionerende technocratie absoluut ondenkbaar. Niet voor niets wijst serieus onderzoek erop dat zowel de oom als de vader van Robert Kennedy junior door de Amerikaanse deep state werden vermoord. Door de geschiedenis heen eindigde elk imperium in een totalitaire macht van een zeer kleine krankzinnig geworden elite, omringd door de sycofanten van de macht, een rol die vandaag de dag door de gecorrumpeerde media wordt gepeeld. En hoe meer de mainstream-pers zich laat gelijkschakelen des te opvallender klinken de dissidente stemmen voor degenen die nog niet zijn gehersenspoeld.  In een analyse van 19 april 2021, schreef Chris Hedges, 15 jaar lang buitenland-correspondent van The New York Times, onder de kop ‘The Unraveling of the American Empire’:


The Roman empire, which at its height lasted for two centuries, created a military machine that, like the Pentagon, was a state within a state. Rome’s military rulers, led by Augustus, snuffed out the remnants of Rome’s anemic (uitgeputte. svh) democracy and ushered in a period of despotism that saw the empire disintegrate under the weight of extravagant military expenditures and corruption.


Bijna tweeënhalf eeuw eerder maakte de grote Britse historicus Edward Gibbon in The Decline and Fall of the Roman Empire zijn lezers erop attent dat: 


Augustus was sensible that mankind is governed by names; nor was he deceived in his expectation, that the Senate and people would submit to slavery, provided they were respectfully assured that they still enjoyed their ancient freedom. 

 Nogmaals Hedges:


Empires in terminal decline leap from one military fiasco to the next. The war in Ukraine, another bungled attempt to reassert U.S. global hegemony, fits this pattern. The danger is that the more dire things look, the more the U.S. will escalate the conflict, potentially provoking open confrontation with Russia. If Russia carries out retaliatory attacks on supply and training bases in neighboring NATO countries, or uses tactical nuclear weapons, NATO will almost certainly respond by attacking Russian forces. We will have ignited World War III, which could result in a nuclear holocaust.


U.S. military support for Ukraine began with the basics — ammunition and assault weapons. The Biden administration, however, soon crossed several self-imposed red lines to provide a tidal wave of lethal war machinery…


NATO military commanders understand that the infusion of these weapons systems into the war will not alter what is, at best, a stalemate, defined largely by artillery duels over hundreds of miles of front lines. The purchase of these weapons systems — one M1 Abrams tank costs $10 million when training and sustainment are included — increases the profits of the arms manufacturers. The use of these weapons in Ukraine allows them to be tested in battlefield conditions, making the war a laboratory for weapons manufacturers such as Lockheed Martin. All this is useful to NATO and to the arms industry. But it is not very useful to Ukraine…


So why all this infusion of high-tech weaponry? We can sum it up in one word: panic.


Having declared a de facto war on Russia and openly calling for the removal of Vladimir Putin, the neoconservative pimps of war watch with dread as Ukraine is being pummeled by a relentless Russian war of attrition…


Turning logic on its head, the shills for war argue that ‘the greatest nuclear threat we face is a Russian victory.’ The cavalier attitude to a potential nuclear confrontation with Russia by the cheerleaders for the war in Ukraine is very, very frightening, especially given the fiascos they oversaw for twenty years in the Middle East.


The near hysterical calls to support Ukraine as a bulwark of liberty and democracy by the mandarins in Washington are a response to the palpable rot and decline of the U.S. empire. America’s global authority has been decimated by well-publicized war crimes, torture, economic decline, social disintegration — including the assault on the capital on January 6, the botched response to the pandemic, declining life expectancies and the plague of mass shootings — and a series of military debacles from Vietnam to Afghanistan. The coups, political assassinations, election fraud, black propaganda, blackmail, kidnapping, brutal counter-insurgency campaigns, U.S. sanctioned massacres, torture in global black sites, proxy wars and military interventions carried out by the United States around the globe since the end of World War II have neverresulted in the establishment of a democratic government. Instead, these interventions have led to over 20 million killed and spawned a global revulsion for U.S. imperialism. 


In desperation, the empire pumps ever greater sums into its war machine. The most recent $1.7 trillion spending bill included $847 billion for the military; the total is boosted to $858 billion when factoring in accounts that don’t fall under the Armed Services committees’ jurisdiction, such as the Department of Energy, which oversees nuclear weapons maintenance and the infrastructure that develops them. In 2021, when the U.S. had a military budget of $801 billion, it constituted nearly 40 percent of all global military expenditures, more than the next nine countries, including Russia and China, spent on their militaries combined.


As Edward Gibbon observed about the Roman Empire’s own fatal lust for endless war: ‘the decline of Rome was the natural and inevitable effect of immoderate greatness. Prosperity ripened the principle of decay; the cause of the destruction multiplied with the extent of conquest; and, as soon as time or accident had removed the artificial supports, the stupendous fabric yielded to the pressure of its own weight. The story of the ruin is simple and obvious; and instead of inquiring why the Roman Empire was destroyed, we should rather be surprised that it had subsisted for so long.’


A state of permanent war creates complex bureaucracies, sustained by compliant politicians, journalists, scientists, technocrats and academics, who obsequiously serve the war machine. This militarism needs mortal enemies — the latest are Russia and China — even when those demonized have no intention or capability, as was the case with Iraq, of harming the U.S. We are hostage to these incestuous institutional structures.

https://scheerpost.com/2021/04/19/hedges-the-unraveling-of-the-american-empire/     


De journalist/auteur Chris Hedges behoort tot de maatschappelijk betrokken intelligentsia van de VS, en is natuurlijk niet vergelijkbaar met de slecht geïnformeerde journalistieke pluimstrijkers in Den Haag, die in de lage landen bij de zee de oppervlakkige opinies domineren. Dit maakt een landje als Nederland, dat zich permanent verschuilt achter de Big Brother in Washington, ook zo gevaarlijk. 

Hierboven,  Yoeri Albrecht, de directeur van het debatcentrum De Balie die na een kritische vraag over de nauwe contacten tussen de NAVO en De Balie in razernij de apparatuur van een jonge journalist probeerde kapot te maken. Albrecht's gewelddadige houding correspondeert met zijn fanatieke steun aan de uitgelokte NAVO-proxy war in Oekraïne. Ook hij duldt geen tegenspraak en boycot dissidente stemmen, zoals die van bijvoorbeeld de Amerikaanse historicus, James Peck, hoogleraar aan de Faculty of History and East Asia van New York University. In zijn boek Ideal Illusions. How the U.S. Government Co-Opted Human Rights (2011) beschrijft deze intellectueel hoe, na het demasqué van de massale Amerikaanse terreur in Vietnam, de Carter-regering het begrip mensenrechten ging gebruiken als politiek wapen in de buitenlandse politiek van Washington. Peck:


Human rights is the soul of American foreign policy,’ President Jimmy Carter proclaimed in December 1978, on the thirtieth anniversary of the signing of the Universal Declaration of Human Right. In his inaugural address he had invoked human rights – ‘our commitment to them is absolute’ – three times, more than all his predecessors in all their inaugural addresses combined, thus signaling the most important ideological transformation in the American foreign policy establishment since the rise of anticommunism. Hawks and doves, Kennedy liberals and Goldwater conservatives applauded Carter’s calls for a renewed American idealism and his crusading determination to move beyond the trauma of the Vietnam War. ‘The human rights issue is something you should hold onto without compromise,’ Rev. Billy Graham wrote him. ‘It is the first time since the War of Independence that we really had an ideology.’


Carter’s call for a new idealism based on human rights was a response not only to popular and congressional revulsion over the Vietnam War but also to pressing ideological needs in the national security establishment.


Het feit dat zowel extreem rechts als gematigd links Carter’s mensenrechten-verhaal toejuichten illustreert onmiddellijk de paradox die aan dit verpolitiekte begrip kleeft. Om het zo simpel mogelijk te stellen: hoe kan een imperium dat in zijn hele bestaan als doctrine heeft: ‘speak softly and carry a big stick’ om op die manier zijn economische en geopolitieke belangen af te dwingen, de mensenrechten daadwerkelijk beschermen? Ideal Illusions:


‘Holding high the banner of human rights’ became a way to quiet the growing alarm that America’s ‘arrogance of power,’ in Senator J. William Fulbright’s phrase, reflected a global imperial ethos. The United States would again become a nation ‘for others to admire and to emulate,’ Carter promised, with human rights as a ‘beacon of something that would rally our citizens to a cause.’


Apparently ‘holding high the human rights banner’ did not require looking too closely at the nation's actions in Vietnam. As president, Carter largely avoided mentioning war crimes and human rights violations in the Vietnam War — even such egregious ones as free-fire zones (where soldiers could shoot unidentified civilians at will), tiger cages (cramped cells in which prisoners were tortured), Operation Phoenix (for assassinating National Liberation Front members and sympathizers in the South), or the massive bombings of Vietnam, Laos, and Cambodia. Nor did he ever question American intentions: ‘we went there to defend the freedom of the Vietnamese,’ he insisted, ‘without any desire to impose American will on another people.’ Vietnam was ‘a moral crisis,’ he said, because we ‘stooped’ to acting like Communists, ‘abandoning our own values for theirs’; but by reaffirming our values in the light of human rights, we could reestablish our claims to moral leadership.


Toen ik James Peck in januari 2012 in New York interviewde over de continuïteit van het geweld in de Amerikaanse buitenlandse politiek, zei hij ondermeer het volgende:


In de Verenigde Staten speelden de mensenrechten als actiemiddel tot het einde van de jaren zestig, begin jaren zeventig geen rol van betekenis in de publieke opinie. En toen ze belangrijk werden, kwam dit door twee redenen. Eén ervan was de impact van de oorlog in Vietnam, waardoor onder andere de anticommunistische beginselen onwerkzaam werden, en de vraag moest worden beantwoord of Vietnam simpelweg een aberratie was van de Amerikaanse politiek dan wel een kenmerkend onderdeel ervan. De andere reden, waarvan de nationale veiligheidswereld diep doordrongen was, was het besef dat de wereld zeer snel veranderde, met name in de media en in het bedrijfsleven, en dat het onrecht en de gruweldaden niet meer gelegitimeerd konden worden door het anticommunisme. Zo werden mensenrechten, die eerst geassocieerd waren met de positie van joden in de Sovjet Unie, al snel in het Congres en de media gekoppeld aan Vietnam als aberratie van de Amerikaanse macht. De gedachte werd gepropageerd dat als we maar naar onze idealen zouden leven, als we ons zouden houden aan het recht, de oorlogsmisdaden niet zouden plaatsvinden. Op die manier kon het beeld ontstaan dat wat er in Vietnam gebeurde niet het ware Amerika vertegenwoordigde en kon de werkelijkheid worden versluierd. Voor iemand van mijn generatie die opgroeide in de jaren zestig, waren er twee grote bewegingen in de Verenigde Staten. Eén ervan was de vredesbeweging van een omvang die wij hier nooit eerder hadden gezien. Die beweging stelde niet alleen Vietnam ter discussie maar ook een reeks andere kwesties met betrekking tot oorlog en agressie. Daarbij werd verwezen naar het Proces van Neurenberg dat in 1945 de nadruk had gelegd op het verschijnsel agressieoorlog. omdat daaruit al het andere kwaad was voortgevloeid. Niet de mensenrechten stonden toen centraal, maar de misdaden tegen de vrede. In de jaren zestig werd het militair industrieel complex een vraagstuk, de groeiende kloof tussen arm en rijk en de reikwijdte van de Amerikaanse macht. 


Nog fundamenteler was de vraag of de Verenigde Staten de belangrijkste macht op de planeet moest zijn, stuk voor stuk kwesties die Martin Luther King zo overtuigend aan de orde had gesteld. Wat ik zag was dat vele overtuigde mensenrechtenactivisten die ten tonele verschenen nog voordat de Amerikaanse mensenrechtenorganisaties waren ontstaan – Amnesty International was in Europa opgericht – zich begonnen af te keren van deze fundamentele vraagstukken. Dat wil zeggen: ze hielden zich niet bezig met de kwesties van oorlog en het militair industrieel complex, maar met de vraag hoe de macht van de Verenigde Staten weer een morele macht kon worden, in feite het werkelijke thema van Jimmy Carter die als eerste president mensenrechten als politiek instrument van Amerikaans buitenlands beleid inzette. De andere grote ontwikkeling was de burgerrechtenbeweging die de rassenscheiding in het Zuiden wilde breken. Natuurlijk konden Amerikanen niet voor mensenrechten in het buitenland pleiten zolang die segregatie bleef bestaan; ze was een bespotting van de Amerikaanse aanspraak op hegemonie. Maar dat was zeker niet alles. Op een dieper niveau ging het King en vele anderen die hem steunden om gelijkheid. Dit betekende niet alleen het hebben van mogelijkheden om gelijkwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving, wat dat ook in de praktijk moge betekenen. Gelijkheid betekende een herverdeling van rijkdom en macht. Het betekende een kritiek op de macht van de grote concerns en het zoeken naar manieren waarop burgers gemobiliseerd konden worden om politiek actief te kunnen zijn waardoor fundamentele veranderingen mogelijk zouden worden. Ik noem met enige nadruk Martin Luther King omdat hij weliswaar een betrekkelijk gematigde man was wiens visie een groot publiek bereikte, maar die desalniettemin ongezouten kritiek op het systeem leverde door bijvoorbeeld te betogen dat een maatschappij die haar oplossingen probeert te zoeken in de marktideologie, en tegelijkertijd een maatschappij is die zoveel geld besteedt aan militaire middelen, een samenleving is die de ziel doodt. Dit waren fundamentele vraagstukken die snel naar de achtergrond verdwenen toen mensenrechten de boventoon begonnen te voeren. Het gevolg is dat de opkomst van de mensenrechten de afgelopen veertig jaar gepaard is gegaan met de wereldwijde toename van extreme ongelijkheid, de ontzagwekkende uitbreiding van de Amerikaanse macht, en het onvermogen om de enorme concentratie van privébezit te beheersen. Daarom vond ik het de moeite waard deze ontwikkeling te onderzoeken en te analyseren.


Het interview met hem in januari 2012 kunt u lezen in mijn boek De Val van het Amerikaanse imperium  http://stanvanhoucke.blogspot.nl/2012/03/de-val-van-het-amerikaanse-imperium.html 


Meer de volgende keer. 


Kapot geschoten Oekraïense NAVO-tank met een gesneuvelde militair mag de pret van politici niet drukken.



1 opmerking:

Anoniem zei

In verband met bovenstaand onderwerp heb ik het altijd opmerkelijk gevonden , dat er zich een mensenrechten kwestie ontwikkelde rond de Rohingya in het land Myanmar (voormalig Birma), precies in het gebied waar gas en oiie pijplijnen zijn gelegd naar zuid-China.
Deze route omzeilt de strategisch meer precaire route via de Straat van Malakka.
Dat soort mensenrechten kwesties krijgen merkwaardig genoeg veel minder aandacht van de media in gebieden zonder geopolitieke hotspot.