donderdag 11 mei 2023

Het Gecultiveerd Slachtofferschap van Natascha van Weezel (3)

'

'Mijn zoon is Joods,' schreef de columniste Natascha van Weezel over haar drie maanden oude Max in Het Parool van 1 mei 2023, om daar onmiddellijk de retorische vraag aan te verbinden wat hij 'in de toekomst' van het 'antisemitisme' zal merken. Die vraag was in het milieu waarin Natascha van Weezel opgroeide de absoluut centrale vraag. Niets is voor haar belangrijker dan een 'Joodse' identiteit. Van haar getraumatiseerde ouders, en grootouders, kreeg zij het Holocaust trauma met de paplepel ingegoten. Er was geen ontkomen aan. Dus is voor haar zoontje Max allereerst en bovenal 'Joods' met een hoofdletter.  De officiële regel is dat als ‘iemand met het joodse geloof bedoeld 

wordt, we jood schrijven, terwijl 

als het om iemand gaat van het Joodse volk, 

dan schrijven we Jood.' 


Zo simpel dus. Met andere woorden: moeder Natascha bepaalt nu al dat haar baby bij het 'Joodse' volk hoort, met alle daarbij behorende trauma's waaraan zij zelf lijdt. En haar vader, wijlen Max senior, die aan het einde van zijn Haagse carrière zichzelf publiekelijk ontmaskerde door onder andere op te merken:

Je zit dicht op elkaar en dat is niet bevorderlijk voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten… Veel loopt via voorlichters die dingen zeggen als: je moet mijn minister eens ontmoeten, hij is veel aardiger dan je denkt. Die gesprekken gaan zelden over de inhoud van het beleid. De parlementaire journalistiek is een veredelde vorm van sportjournalistiek geworden: wie is de winnaar van de dag? Wie is de verliezer? Zo gaan die interviews ook: 'U heeft verloren, hè? Wat ging er door u heen?'

Zonder enige schroom vertelde Max van Weezel bij zijn afscheid als parlementair verslaggever hoe journalistiek corrupt ook hij als ‘icoon’ van de ‘vrije pers’ was geworden. Interessant is in zijn geval waarom? Toen de interviewster opmerkte dat de nauwe banden tussen pers en autoriteit gunstig zijn voor de voorlichters beaamde hij dit onmiddellijk, en voegde hieraan toe:

Ze zijn ook goed in het insteken van onderwerpen. Als voorlichters weten dat het ene dagblad met een negatief verhaal over de partij bezig is, proberen ze een ander dagblad op het idee te brengen een negatief verhaal over een andere partij te schrijven. Je wéét dat het afleidingsmanoeuvres zijn, maar als journalist ben je blij met de gouden tip. Je wilt je plek in de pikorde behouden.

Als waterdrager was Max van Weezel zo populair bij het establishment dat minister president Rutte hem een ‘instituut’ noemde, ‘en een man van groot gezag; dit gaan we nog lang voelen.’ Overigens betreft het hier dezelfde premier onder wiens gezag twee opeenvolgende Nederlandse kabinetten fundamentalistische terroristen in Syrië steunden, zonder dat het ‘instituut’ Van Weezel ook maar iets doorhad. Dat is niet zo vreemd, want zijn devies was ‘vooral gezellige dingen’ doen, te ‘socializen’ in plaats van afstand te houden door onder andere  ‘op de perstribune’ de beleidsbepalers in de gaten te houden. Het is ook geenszins verwonderlijk dat de Tweede Kamer Van Weezel’s heengaan herdacht. Hij was voor een parlement dat door het corrupte poldermodel de uitvoerende macht niet serieus controleert, een uiterst bruikbare pion. Max van Weezel was in alles het tegenovergestelde van legendarische joods-Amerikaanse journalisten als I. F. Stone en Studs Terkel, die in de woorden van eerstgenoemde ervan uitgingen dat ‘Every government is run by liars. Nothing they say should be believed.’ 

Stone waarschuwde bovendien met klem dat:

You've really got to wear a chastity belt in Washington to preserve your journalistic virginity. Once the secretary of state invites you to lunch and asks your opinion, you're sunk.

Op zijn beurt wees Studs Terkel erop dat:

We have two Governments in Washington: one run by the elected people — which is a minor part — and one run by the moneyed interests, which control everything.


Citaat uit Terkel’s boek Hard Times: An Oral History of the Great Depression (1970):

After the stock market crash, some New York editors suggested that hearings be held: what had really caused the Depression? They were held in Washington. In retrospect, they make the finest comic reading. The leading industrialists and bankers testified. They hadn’t the foggiest notion what had gone bad. You read a transcript of that record today with amazement: that they could be so unaware. This was their business, yet they didn’t understand the operation of the economy.

Beide journalisten hoefden ziich aan het eind van hun leven niet, zoals Van Weezel, af te vragen of zij een ‘verloren leven’ hadden geleid. Stone en Terkel werden ook niet door de macht geprezen, maar gewantrouwd. Daarentegen was het ‘icoon’ van de parlementaire polderpers schaamteloos in zijn opportunisme en conformisme, zoals tevens blijkt uit Van Weezel’s reactie op de constatering van interviewster Loes Reijmer dat hij ‘een cynisch verhaal over de Haagse wereld’ had verteld en hij daarop antwoordde:

Tja. Toch is het een leuke omgeving om je leven te slijten.

LR: Waarom?

Het is veel minder saai dan mensen denken: lang leve de recepties met glazen rode wijn en schalen bitterballen — vervolgens zit je om drie uur 's nachts in de nachttrein naar huis. Ik voel me wel aangetrokken tot een hedonistisch leven. Het is een soort verlengd studentenbestaan tot je 63ste.

Maar achter dat bewust opgehouden masker school, volgens hemzelf, een getraumatiseerd bang joods jongetje dat er alles aan deed om de macht te behagen, in een een poging geprezen te worden. De journalistiek van de trivialiteiten heeft inmiddels serieuze journalistiek in de mainstream media onmogelijk gemaakt, constateerde hij toen zelf. Den Haag is een klein wereldje vol grote ego’s, getuige ondermeer Max van Weezel’s beschrijving: 

Het geeft toch een kick als Mark Rutte je op de schouders slaat en zegt dat hij je artikel heeft gelezen. Dat werkt verslavend — de drive van mensen als Frits Wester en Ferry Mingelen zal zo te verklaren zijn. Ik merkte het afgelopen week weer: met journalistenvakbond NVJ waren we in Den Haag op bezoek bij burgemeester Jozias van Aartsen. Iedereen kreeg een handje, maar bij mij was het meteen: 'Hé Max, wat leuk dat je bent gekomen.' Je telt toch mee, zij het op Madurodam-niveau.
Trauma's, meetellen, erbij willen horen, schouderklopjes, het zijn kicks voor journalisten die hun eigenwaarde ontlenen aan de gespeelde aandacht die zij van autoriteiten op ‘Madurodam-niveau’ krijgen. Iemand die bij gebrek aan een doorleefde identiteit zich zo inspande om de aandacht op zich te vestigen, roept uiteindelijk een gevoel van medelijden op. Daar komt bij dat Nederlanders idolaat zijn van slachtoffers. Die geven hen het gevoel van superioriteit. Met een zeker pervers genoegen lazen ze over Max van Weezel’s ellende, over zijn:  

getraumatiseerde moeder, familie in Australië die nooit meer naar Europa durft uit angst voor de nazi's: als je niet depressief wilt raken of maatschappelijk wilt mislukken, moet je niet met de oorlog bezig zijn. Ik denk dat ik, om er niet aan onderdoor te gaan, de identiteit heb gekozen van de geslaagde Haagse verslaggever voor Vrij Nederland.

Toen hij opmerkte ‘anoniem’ te hebben ‘meegewerkt aan een boekje, met een eerlijk verhaal over hoe het is om op te groeien tussen Holocaust-overlevenden. Daar wilde ik mijn naam absoluut niet bij hebben,’ en de interviewster vroeg: ‘Waarom niet?’ was het antwoord: 'Ik wilde niet zielig worden gevonden, geen mislukkeling zijn,’ waaraan Van Weezel toevoegde: 

Ik heb me decennialang verscholen achter de façade van de geslaagde journalist. In Den Haag stonden de Mark Ruttes en Alexander Pechtolds van deze wereld me op de schouders te slaan, 'dag Max'. Daar was ik iemand.

Zijn hele werkzame leven lang streefde hij  ernaar ‘iemand’ te worden, en daarvoor gebruikte hij de parlementaire politiek, om tegen het einde van zijn leven te beseffen dat hij al die tijd eigenlijk iemand anders was geweest. Zieliger is nauwelijks denkbaar. Het intens vergeefse van zijn optreden sprak ook uit de volgende opmerking, tien maanden voor zijn dood: 

Ergens denk ik: je had ook wel met een kalasjnikov op een heuveltop mogen staan om ons de vijand van het lijf te houden. Er zit toch ook een Leon-de-Winterachtige Max in me, zo van: timmer erop los als ze met hun poten aan ons lijf of goed komen.  

Het zijn de woorden van een man die over zichzelf zei: 'Ik probeerde mijn existentiële onzekerheid te compenseren door op alles ja te zeggen,' en die er nooit in slaagde precies te bepalen waar zijn loyaliteit lag. Was het de democratische rechtstaat Nederland, of de racistische apartheidsstaat Israel? Tegen het eind van zijn leven droomde hij ervan op een heuveltop in de bezette Westbank ‘de vijand van het lijf’ te houden ‘met een kalasjnikov.’ Dat die ‘vijand’ de legitieme bewoners waren van de bezette en belegerde Palestijnse gebieden, maakte de diep gefrustreerde Max niet uit. In het kader van de zionistische behoefte aan 'Lebensraum' moest nog meer land etnisch gezuiverd worden. En ‘[a]ls ze met hun poten aan ons lijf en goed komen’ dan ‘timmer’ je als ‘joodse jongetje dat er van Adolf Hitler eigenlijk niet had mogen zijn,’ er gewoon ‘op los,’ en vermoord je met een Kalasjnikov-aanvalsgeweer iedere Palestijn die voor zijn of haar rechten opkomt, net zoals de nazi’s destijds deden tegen de verzetstrijders in het bezette Europa. Nog steeds wordt deze ziekelijke, agressieve mentaliteit in Nederland geaccepteerd, en zelfs bewonderd, zoals bleek toen Tweede Kamerleden de dood van de in hun ogen ‘meesterjournalist en markante persoonlijkheid’ herdachten. 

Zelf zei de ‘Haagse vedette’ zomer 2015 in een gesprek met Alexander Klöpping, oprichter van de commerciële krantensite Blendle

Ik denk wel dat ik te lang gefocust was om bij de toptien van de Haagse journalistiek te horen… Wat je echt belangrijk vindt, is of de minister-president je serieus neemt. Dat Jeroen Dijsselbloem tegen jóú zegt: dit vertel ik natuurlijk exclusief aan jou, want jij begrijpt het echt.

Klöpping: 'Het gaat dus vooral om de strijd tussen journalisten?'

Van Weezel: 'Ja.'

Klöpping: 'Kun je dat relativeren?'

Van Weezel: 'Nee, dat kon ik niet. Nog steeds niet, nee. Ik ben al geruime tijd aan het afkicken. Al tien jaar.'  […]

Klöpping en Van Weezel komen terug van een rondje door het bos met de fotograaf. Alexander Klöpping plaatst een foto van Max van Weezel op een boomstam op zijn Instagram met 10.000 volgers en op z’n Twitter met 256.000 volgers. Van Weezel trekt meteen zijn telefoon. Daar kijkt hij tijdens het gesprek sowieso al om de tien minuten op, naar Facebook, Twitter, Whatsapp, mail. We vertellen het hem.

Van Weezel: 'Oh, Jezus, doe ik dat? Wat onbeschoft.' […]

Van Weezel houdt nauwlettend in de gaten hoeveel hartjes de Instagramfoto van de volgers krijgt. Tegen Klöpping, met z’n ogen op het scherm: 'Ben je nou bezig met de macht die je langzamerhand hebt met Blendle?'

Klöpping: 'Macht?'

Van Weezel: 'Heel veel journalisten zitten inmiddels te sidderen of ze geliked worden. […] 

Toen ik bij Vrij Nederland kwam, zag je een grote, mooie foto door de dag heen steeds kleiner worden, omdat het stuk langer moest van de auteur. Maar…'

‘Maar wat?’

Van Weezel: 'Maar het had ook wel iets moois, journalistiek in die tijd. Er zat heel veel engagement in.'

Klöpping: 'Ja, ik had die tijd graag meegemaakt. Net zoals ik de dotcombubble graag zou hebben meegemaakt. Iedereen was gek geworden.’

Van Weezel: 'Jaaaa, maar journalisten hadden toen echt een boodschap voor de wereld. We moesten de lezer verheffen, opvoeden. Het was heel betuttelend, maar dit waren de onderzoeksjournalisten van wie iedereen nu zegt: hadden we die nog maar.' 

Alles, om maar 'geliked' te worden door de gevestigde orde. Tot over de dood heen.

Het bovenstaande geeft aan waar het in de Nederlandse mainstream-journalistiek om gaat: behagen om 'geliked' te worden. Van Weezel: ‘Ja, ja, ik vond het belangrijk om te zien dat het portret van Mark Rutte van mij en Thijs Broer op Blendle heel veel hartjes kreeg,' terwijl hij tegelijkertijd wist dat 'Je dicht op elkaar [zit] en dat is niet bevorderlijk voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten,' waardoor, in de woorden van Geert Mak, de 'chroniqueurs van het heden en verleden,' hun 'taak,' het ‘uitbannen van onwaarheid,' niet 'serieus genoeg' nemen, ondanks het feit dat momenteel 'op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.' Maar omdat de meeste Nederlandse journalisten de goedkeuring van hun peergroup belangrijker achten dan de werkelijkheid, durven zij de kleinburgerlijke consensus niet te doorbreken en blijven hij en zij de officieel gesanctioneerde versie van de werkelijkheid verspreiden. 
 
Max van Weezel’s ontluisterend zelfbeeld is al deprimerend genoeg, maar mogelijk nog erger is het feit dat zijn werk in het polderland zo wordt bewonderd door de gevestigde orde. Om als identiteitsloze werkelijk gezien te kunnen worden, speelde Van Weezel een spelletje dat geen spelletje is, elke dag weer, en de arrogantie van de macht deed de rest. Het zijn met name journalisten als Max van Weezel die ertoe hebben bijgedragen dat de laatste kwarteeuw de geloofwaardigheid van zowel de politiek als van de journalistiek drastisch is afgenomen; men kan niet van het publiek verwachten dat het blijft geloven in het werk van journalisten voor wie hun plaats in 'de pikorde' de belangrijkste drijfveer is. Wanneer ik Max van Weezel in actie zag, moest ik paradoxaal genoeg, telkens weer denken aan de protagonist van Alberto Moravia’s roman De Conformist (1951), een man die 'tot elke prijs' streefde 'naar normaliteit; een wil tot aanpassing aan een algemeen aanvaarde norm, een verlangen om gelijk te zijn aan alle anderen, omdat anders-zijn hetzelfde was als schuldig zijn.' Zijn vurig verlangen veroorzaakte 'een zucht tot behagen die aan slaafsheid of aan koketterie grensde,' en resulteerde in collaboratie met het fascisme, een doctrine waarin de conformist niet gelooft, maar die hem wel een baan geeft, een functie, en zodoende een valse identiteit. 

Max van Weezel was een diep gekrenkte man met een chip on his shoulder, die uiteindelijk met zichzelf werd geconfronteerd. De Volkskrant-interviewster, Loes Reijmer, boog zich met de compassie van een vrouw, aan het einde van het interview troostend over Max heen door hem de geruststellend woorden toe te fluisteren: 'Het is niet te laat, toch?' waarop hij antwoordde: 'Ik ben te terughoudend geweest. Maar nee, het is inderdaad nog niet te laat.' 

In die woorden weerklinkt de kern van zijn tragedie. Nog steeds zag hij zichzelf als  slachtoffer. Maar van wie? In wezen nog steeds het slachtoffer van het trauma van zijn moeder, van haar slachtofferschap die te groot was om te kunnen dragen. Zij had haar zoon onbewust gedwongen een bepaalde rol te spelen, en stuurde hem zodoende met een geleende identiteit de wereld in. Van Weezel was een man met de identiteit van een ander, de schijn-identiteit van de ‘meesterjournalist,’ die diep van binnen fundamenteel ‘onzeker’ bleef, en daardoor uiterst ‘kwetsbaar’ was, zoals alle bange mensen.

Net als zijn moeder is hij nooit bij machte geweest het verleden te verwerken. Zijn formulering van het eigen vluchtgedrag was tekenend. 'Ik ben te terughoudend geweest.' Terughoudend betekent in deze context: 'bescheidengereserveerdgesloten,' maar de reden waarom hij koos voor de 'identiteit' van 'de geslaagde Haagse verslaggever,' zoals hij zichzelf kwalificeerde, was zeker geen bescheidenheid, gereserveerdheid en geslotenheid. Integendeel, hij wilde in de schijnwerpers staan, aanschuiven aan de tafel van de macht, hij verlangde naar schouderklopjes, was gevleid door de aandacht die hij kreeg van degenen van wie hij meende dat ze macht bezaten, maar die al snel weer onzichtbaar werden zodra ze van het politieke toneel waren verdwenen. Dit ging net zolang door tot hij de kritiek op zijn conformisme en opportunisme niet langer meer kon negeren doordat hem een 'spiegel' werd 'voorgehouden.' Dat beweer ik niet, dat zei hijzelf, niet in dezelfde bewoordingen, maar wel met dezelfde strekking. Op zijn 63ste moest hij een nieuwe identiteit opbouwen, een nieuwe rol instuderen. De Volkskrant:

Begin juli (2014. svh) zat Van Weezel bij de redactievergadering van Vrij Nederland. Hij was nog zoekende naar zijn nieuwe rol en sowieso niet met Den Haag bezig. Israel was net een offensief tegen Hamas begonnen op de Gazastrook, dáár lag hij wakker van. 'Ik kan mijn hoofd niet bij Den Haag houden,' zei hij tegen de andere redacteuren, 'ik zit met mijn gedachten bij Gaza.' 


Voor Van Weezel gold wat de Joods-Israelische hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Haifa, Benjamin Beit-Hallahmi, in zijn boek Original Sins. Reflections on the History of Zionism and Israël (1998) schreef over joods-Amerikanen:

In ruil voor de onbeperkte politieke steun aan Israël hebben de Amerikaanse joden gekregen waaraan het ze het meest ontbreekt: een ideologische inhoud om de leegte van hun identiteit te vullen.

Toen ik professor Beit-Hallahmi maart 2008 interviewde, vertelde hij dat hetzelfde geldt voor joodse westerlingen in het algemeen. Als academicus die in de VS, Engeland en Frankrijk doceerde, en auteur van talloze boeken, stelt hij ondermeer het volgende:

Het lijden van de joden door de eeuwen heen, en speciaal tijdens de Holocaust, is gebruikt om het ontzeggen van Palestijnse rechten te rationaliseren en te rechtvaardigen. Dit is zo doeltreffend gebeurd dat de Palestijnen beschouwd worden als de agressors in het Israëlisch-Palestijnse conflict, dat gezien wordt als een simpele voortzetting van de eeuwenlange joodse vervolging.

En: 

Diep (of niet zo diep) is iedere zionist zich bewust van de fundamentele immoraliteit van de manier waarop het zionisme de oorspronkelijke bewoners heeft behandeld.

Ik vrees dat ook voor Max van Weezel de zionistische staat hem datgene gaf waaraan het hem 'het meest’ ontbrak, te weten, een ‘identiteit.’ En dus fantaseerde hij uiteindelijk een ‘Sabra’ te kunnen zijn geweest, een man die met zijn aanvalsgeweer zich boven de menselijkheid waant. De:

term alludes to a tenacious, thorny desert plant, known in English as prickly pear, with a thick skin that conceals a sweet, softer interior. The cactus is compared to Israeli Jews, who are supposedly tough on the outside, but delicate and sweet on the inside.

Alleen nog in deze fantasie kon Van Weezel zich voorstellen alsnog revanche te nemen op de gojim die zijn moeder zoveel leed hadden aangedaan. Hoe machtelozer hij zich op zijn oude dag voelde, en hoe vaker zijn lange-termijn-herinnering opspeelde, des te meer Max de Palestijnen begon te haten, de ‘Arabieren’ die net als de nazi’s ‘met hun poten aan ons lijf of goed komen.’ Zo fantaseerde Van Weezel onbewust dat hij alsnog de oorlog zou kunnen winnen, en op die manier de wereld zou tonen dat ook hij als ‘joodse jongetje’ meetelde. In feite bleef zijn bestaan in Nederland een soort vlucht uit de werkelijkheid. Dat was ook onvermijdelijk. Over de corrumpering van het journalistieke werk in Nederland zei hij in 2009: ‘Ik doe er zelf ook aan mee’:

In dertig jaar tijd is het aantal journalisten op en rond het Binnenhof vervijfvoudigd: van 50 naar 250. De verslaggevers zijn ‘tot de tanden bewapend’ voor het geval er iets gebeurt. Dat heeft geleid tot meer aandacht voor incidenten en personen dan voor politiek-inhoudelijke vraagstukken. Max van Weezel, sinds 1976 parlementair journalist en voorzitter van perscentrum Nieuwspoort, signaleert een geestelijk vacuüm in zijn vak…

‘Haagse voorlichters maken gebruik van het geestelijk vacuüm dat in de journalistiek is ontstaan. Ze “steken iets in,” zoals dat in jargon heet. Politici roepen daarmee — via hun voorlichters — die aandacht voor incidenten ook over zich af. Niet alleen het aantal journalisten op het Binnenhof is toegenomen. Er zijn ook 500 of 600 persvoorlichters, woordvoerders, PA-consultants, of hoe ze zich ook noemen. Er is een handel ontstaan in primeurs, in voorkennis van beleidsnotities. Er wordt je een idee aangereikt en als je belooft dat je het plaatst, krijg je het exclusief. Als journalist hoef je niet meer zelf op een nieuwsfeit te komen door te netwerken en rond te vragen. Die handel is deel gaan uitmaken van ons metier, het is een vervalsing van het vak. Eigenlijk begrijp ik niet dat journalisten erin meegaan, maar ik doe het zelf ook. Nog een stapje verder kom je uit bij de popularisering waaraan de spindoctors sterk hebben bijgedragen. Het is een soort preventieve voorlichting, die allengs persoonlijker is geworden. Het beeld dat politici en Haagse journalisten onder één deken liggen klopt, het is de werkelijkheid.’


Na zijn afscheid als parlementair verslaggever lukte het Max van Weezel niet langer meer om de identiteit van een succesvolle journalist aan te nemen, en viel hij terug op een vermeend 'Joodse' identiteit, zonder zich te realiseren wat dit nu eigenlijk betekende. De Israelische hoogleraar Shlomo Sand wijst in zijn uitgebreide essay How I Stopped Being A Jew (2014) erop dat de:

'Sabras' expressed a firm and vigorous rejection of Yiddish culture, an attitude which they strongly encouraged by the leaders of the immigrant community. David Ben-Gurion had banned the use of the language of the Eastern European Jews in the congresses of his socialist party.

Professor Sand toont tevens aan dat er onderling gediscrimineerd wordt tussen de Joden in Israel zelf. Bovendien kijken de zionisten in Israel op de diaspora-joden neer, omdat die rekening houden met de goyim, en daarom een ondergeschikte rol spelen.  Wat voor 'Jood' zou Max van Weezel in Israel hebben willen spelen? De rol van de Joodse machthebber, of die van de gemarginaliseerde Jood? Nog afgezien hiervan laat de herdenking in de Tweede Kamer zien hoe ondergeschikt de rol van Max van Weezel altijd is geweest. In plaats van werkelijk 'gevreesd' te zijn door de politieke macht, werd de kleine Max collectief omarmd door de tot corruptie neigende politici. Waarom? Omdat  hij als één van hen werd beschouwd. En zo gedroeg de journalistiek corrupte Max van Weezel zich ook. Such is life.

Daarom is de vraagg zo opportuun: wat maakt Max junior een 'Jood'? Gecultiveerde Trauma's? Tot in het zevende geslacht?





    

Geen opmerkingen: