Tientallen verboden bestrijdingsmiddelen in Drentse wateren
Stoffen als dicofol, broompropylaat en simazine zeggen u waarschijnlijk weinig. Toch worden ze nog geregeld in de Drentse wateren gevonden. Dat is opvallend, want stuk voor stuk zijn het zeer giftige stoffen, afkomstig uit bestrijdingsmiddelen die al meer dan twintig jaar verboden zijn.
En het zijn niet de enige drie middelen. De plassen, meren en rivieren in Drenthe en Overijssel bevatten resten van tientallen bestrijdingsmiddelen die al jaren zijn verboden, zo blijkt uit gezamenlijk dataonderzoek van RTV Drenthe en RTV Oost. De omroepen namen de openbare meetresultaten van de waterschappen onder de loep, over de periode van 2016 tot en met 2020.
Drenthe boert behoorlijk
Drenthe is een van de grootste landbouwprovincies van Nederland. Zo'n 70 procent van ons landoppervlak heeft een agrarische bestemming. "Dus het feit dat er bestrijdingsmiddelen worden gebruikt en in het water zitten, dat is niet verrassend", begint wateronderzoeker Milo de Baat.
Door de stroom van de regen sijpelen bestrijdingsmiddelen van gewassen en tuinen naar ons oppervlaktewater, legt De Baat uit. Voor onderzoeksinstituut KWR Water onderzoekt hij vervolgens wat de effecten van die stoffen op het waterleven zijn. En daar kan het wel problematisch worden, zo vertelt hij.
"Neem bijvoorbeeld dicofol." Een stof die in de vorige eeuw nog door boeren werd gebruikt om mijten op hun gewassen mee te doden, totdat het in 1997 werd verboden. "Wanneer zo'n stof in het water terecht komt, dan kan het daar ook allerlei waterinsecten schade berokkenen."
Een ander voorbeeld is het in 1999 verboden simazine, dat agrariërs van weleer gebruikten om onkruid te bestrijden. Maar het is ook zeer schadelijk voor waterplanten. Of chloortoluron, zo'n zelfde onkruidbestrijder, dat in 2000 werd verboden vanwege de nadelige effecten op onder meer het waterleven.
De Baat noemt het dan ook zorgwekkend dat tientallen van dit soort middelen nog steeds in onze wateren worden aangetroffen. "Zeker als ze in sommige gevallen al meer dan twintig jaar verboden zijn. Want het zijn middelen die met een goede reden zijn verboden. Ze zijn vaak heel erg giftig."
Eyeopener
Ook voor emeritus hoogleraar toxicologie Jacob de Boer (Vrije Universiteit Amsterdam) is er reden tot zorg. "De praktijk laat nu zien dat bestrijdingsmiddelen veel langer in het milieu blijven dan we eerder dachten. Op basis van laboratoriumonderzoek en de literatuur zou een aantal van de aangetroffen stoffen eigenlijk al binnen een jaar verdwenen moeten zijn. Dat dat niet het geval is, vind ik een eyeopener."
Waar dat hem nu precies in zit, vraagt volgens De Boer om vervolgonderzoek.
Waar komt het weg?
Dat stoffen jaren na een verbod nog steeds worden aangetroffen, kan volgens deskundigen veel oorzaken hebben. Denk bijvoorbeeld aan illegaal gebruik. Of aan middelen die hier verboden zijn, maar wel in het buiteland zijn toegestaan, en via de waterkringloop alsnog in Drenthe zijn beland.
De Boer vermoedt echter dat het hem vooral zit in het afbraakproces. Onder invloed van temperatuur, zonlicht en door bacteriën verdwijnen stoffen na verloop van tijd uit het milieu. In de praktijk kan dat heel erg langzaam gaan, zo ontdekte De Boer zelf al eens toen hij onderzoek deed naar de afbraak van polychloorbifenyl in palingen. Na acht jaar trof hij die stof nog steeds in zijn vissen aan, terwijl hij op basis van laboratoriumonderzoek en theorie had verwacht dat het na een jaar al zo goed als verdwenen zou zijn.
Daarnaast neemt ook de snelheid waarmee veel stoffen afbreken na verloop van tijd af, legt De Boer uit. "Hoe lager de concentratie van een stof, hoe langzamer de afbraak ervan. Stoffen die in het water terecht komen, zullen daar soms op een lage concentratie bijna constant blijven."
Giftige cocktail
Een lage concentratie klinkt misschien ongevaarlijk en zal dat in veel gevallen voor mensen ook zijn. Ook voor wat betreft ons gezuiverde drinkwater hoeven we ons waarschijnlijk geen zorgen te maken, denken de deskundigen.
Maar voor waterplantjes en -diertjes die hun hele leven in het water doorbrengen - en dus continu worden blootgesteld aan in het water aanwezige gifstoffen - kunnen kleine concentraties wel degelijk problematisch zijn. Zeker wanneer je het over meerdere middelen tegelijkertijd hebt. "Als je een heel klein beetje hebt van heel veel stoffen die optellen, dan kan dat gezamenlijk wel giftig zijn. Als je heel veel kleine slokjes water drinkt, kan je alsnog een vol glas drinken", legt Milo de Baat uit.
Dat zogenoemde cocktaileffect is inmiddels ook bij de waterschappen op de radar verschenen. In 2020 is waterschap Hunze en Aa's er zelf een onderzoek naar gestart, zo laat het ons weten. "Maar dit is nog een relatief nieuw onderzoeksgebied. Op basis van de resultaten tot nu toe zijn voor ons beheergebied nog geen conclusies te verbinden aan dit onderzoek."
"Over de toxiciteit van meerdere middelen tezamen is nog maar weinig bekend. Daar ligt nog eens een schone taak voor de toxicologie", vindt Jacob de Boer. "Zeker met het toenemende aantal stoffen dat we in ons milieu vinden, is het een steeds relevanter probleem", vult De Baat aan. "Maar het is ook lastig te benaderen, omdat die cocktaileffecten moeilijk te voorspellen zijn."
Kritisch kijken naar de middelen van vandaag
Voor hoogleraar toxicologie Martina Vijver (Universiteit Leiden) zijn de onderzoeksresultaten des te meer reden om kritisch te kijken naar de middelen die vandaag de dag worden toegelaten op de markt. "Omdat het van de markt afhalen van die middelen niet noodzakelijkerwijs gelijk het schone effect heeft dat wij verwachtten."
Vijver beheert voor de Universiteit Leiden het Levend Lab. Dat is een serie sloten in de buitenlucht, waar de effecten van bestrijdingsmiddelen in een meer natuurlijke situatie worden getest dan in een laboratorium. "In deze sloten leven algen, watervlooien, insecten, libellelarven, van alles en nog wat. We hebben gezien dat één type bestrijdingsmiddel vaak een domino-effect heeft op meerdere van die niveaus. Als je bijvoorbeeld een middel gebruikt dat algen doodt, dan heeft ook het niveau dat zich voedt met de algen daar last van", vertelt Vijver.
"Zoiets kan je nooit in een laboratorium testen, in een bekerglas met kraanwater, onder een constante temperatuur en in perfecte lichtcondities. Dat is een versimpeling van de werkelijkheid. Maar heel veel toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen zijn wel op basis van dat soort laboratoriumdata gedaan."
Vragen om manipulatie
Ook Margriet Mantingh van het Pesticide Action Network Netherlands is kritisch op het huidige toelatingssysteem van bestrijdingsmiddelen. "Ten eerste moeten de toxiciteitstesten uitgevoerd worden door onafhankelijke wetenschappers en niet door de producent zelf, zoals nu gebeurt. Dat vraagt om manipulatie. Daarnaast moeten stoffen die heel moeilijk afbreekbaar zijn niet worden toegelaten. Dat gebeurt nog steeds, denk aan boscalid. Het kan drie jaar duren voordat de helft van die stof is verdwenen. Ook de effecten op het milieu worden veel te weinig getest."
Voor de toelating van bestrijdingsmiddelen tot de markt is in Nederland het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden verantwoordelijk. Op hoger niveau is veel geregeld via Europese wetgeving. Een wetswijziging op Europees niveau noemt Mantingh echter "een zeer moeizaam proces", mede door de verschillende opvattingen van de EU-lidstaten ten aanzien van bestrijdingsmiddelen en de grote financiële belangen en intensieve lobby van de industrie.
Ruimte voor verbetering
Op dit moment is nog geen vijf procent van de Nederlandse wateren van voldoende kwaliteit. Daarmee behoren we tot de slechtst presterende landen van Europa. Volgens een Europese richtlijn moeten we in 2027 op een score van 100 procent zitten. "Ik wil niet te pessimistisch klinken, maar ik voorzie dat we dat niet gaan halen. De meerdere verboden bestrijdingsmiddelen in ons water dragen daaraan bij", zegt Milo de Baat.
"Maar wat we wel kunnen halen, is een grote verbetering. En dat zou ook altijd het doel moeten zijn, om te verbeteren."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten