Tegenwoordig voert een linkse regering vrijwel hetzelfde economische beleid als een rechtse. Dat beleid wordt, vanwege de globalisering, ver boven hun hoofden uitgestippeld: door de ‘markten,’ het IMF, de trojka of in de boardroom van Pimco, één van de grootste obligatiefondsen ter wereld.
Een prominente socialistische politicus in een Europees land-in-moeilijkheden weigerde deze week een interview-verzoek ‘omdat Wall Street me afstraft als ik één woord verkeerd zeg.’ Hij mag ideeën hebben, maar die moet hij voor zichzelf houden. Zijn speelruimte is nul.
https://www.nrc.nl/nieuws/2015/05/11/hoe-het-linkse-verhaal-verdwenen-is-1495192-a624520
Hier wordt niets nieuws geconstateerd, het enige opmerkelijke is dat De Gruyter pas vier decennia na de opkomst van het neoliberale kapitalisme tot deze ontdekking kwam, terwijl toch talloze vooraanstaande linkse- en rechtse commentatoren hierover al veel eerder uitgebreid hadden geschreven. Opvallend is tevens dat zij pas zeven jaar na de kredietcrisis die een economische val veroorzaakte, het relevant vond te melden dat dit wanbeleid ‘ver boven’ de ‘hoofden’ van de bevolking in het democratische Westen werd ‘uitgestippeld’ door wat zij allereerst de ‘markten’ noemt. Haar column roept dan ook de vraag op wat haar in 2015 bewoog om ineens over de afbraak van de verzorgingsstaat te schrijven. Het antwoord ligt verscholen in ondermeer de denigrerende wijze waarop zij de oppositie tegen het neoliberalisme beschrijft. Een voorbeeld:
De tegendraadse conferences van Zizek hebben cultstatus gekregen. Het Burgtheater was compleet uitverkocht. Er waren wachtlijsten. De socialistische wethouder van cultuur luisterde op de eerste rij twee uur naar tirades over het commodity hedonism dat volgens Zizek, mede met dank aan links, bezig is Europese democratieën buitenspel te zetten.
Met andere woorden: de wereldberoemde filosoof Slavoj Žižek heeft met zijn ‘tegendraadse conferences’ oftewel publieke ‘optredens van iemand die grappen vertelt’ een ‘cultstatus gekregen.’ Kennelijk heeft Caroline de Gruyter nooit één van de talloze boeken van Žižek gelezen, die hem geen ‘cultstatus’ gaven, maar die hem tot één van de meest besproken en gelezen hedendaagse filosofen maakten. Voor de intelligentsia buiten het kleine Nederland geeft Žižek geen ‘tirades over het commodity hedonism,’ maar zet hij scherpzinnig uiteen hoe gewelddadig de mateloze commerciële westerse beschaving is geworden. In zijn boek Geweld (2009) wijst Žižek erop dat:
Het verlangen naar bezit en macht legitiem [is] in zoverre dat het een individu in staat stelt onafhankelijk van anderen te worden. Tegenstrevers in een conflict hebben echter ieder de natuurlijke neiging om altijd meer te eisen. Voor hen is niets genoeg, ze zijn nooit tevreden. Ze weten niet hoe ze moeten stoppen, ze kennen geen grenzen. Het verlangen wil meer, veel meer dan nodig. ‘In het verlangen zit altijd een gevoel van grenzeloosheid,’ schreef de Franse religieuze denker Simone Weil. In eerste instantie streven individuen macht na om niet door anderen gedomineerd te worden. Maar als ze niet oppassen, gaan ze al gauw te ver en trachten ze feitelijk anderen te domineren. Rivaliteit tussen mensen kan alleen overwonnen worden als ieder aan zijn of haar verlangens een grens stelt. ‘Beperkte verlangens,’ merkt Weil op, ‘zijn in harmonie met de wereld; verlangens die het oneindige insluiten zijn dan niet.’
Deze benadering blijft solide binnen de premoderne aristotelische coördinaten: de taak is om in het verlangen de juiste maat te houden.
Maar ondermeer dit inzicht wordt door mevrouw De Gruyter en haar publiek gezien als een ‘tirade,’ dus een ‘donderpreek’ van een marxistische ‘conferencier’ die zijn ‘tegendraadse’ optredens doorspekt met grappen, waardoor Caroline’s kleinburgerlijk polderpubliek hem niet serieus hoeft te nemen. Op die manier bewijst zij Žižek’s stelling dat ‘Soms niets doen het meest gewelddadige [is] om te doen,’ aangezien:
passiviteit niet het tegenwoordige gevaar [is], maar pseudo-activiteit, de drang om ‘actief te zijn,’ te ‘participeren,’ om het niets van wat er gebeurt te maskeren.
Op die manier tracht De Gruyter het neoliberale kapitalisme te beschrijven om het tegelijkertijd vrij te pleiten, en de schuld aan ‘links’ te geven, die ervoor gezorgd heeft dat ‘sociale rechtvaardigheid geen politiek verhaal meer is, de verzorgingsstaat te duur werd en een economisch debat onmogelijk blijkt.’
Zo verkeert de NRC-columniste in haar zeven minuten durende tekst in een lachwekkende spagaat. Enerzijds constateert zij dat door de ‘economische globalisering het belangrijkste verschil tussen links en rechts [is] weggevallen’ en dat beide politieke stromingen ‘zijn samengesmolten tot “establishment.”’ Anderzijds kan zij als broodschrijver van de gevestigde orde, moeilijk haar ‘establishment’ de schuld geven van het feit dat het geglobaliseerde ‘beleid ver boven’ de hoofden van de wereldbevolking wordt ‘uitgestippeld’ door een kleine elite, en dat die de democratische staatvorm tot op het bot heeft uitgebeend. De Gruyter’s absurde voorstelling van zaken weerhoudt haar geenszins toe te geven dat het debat zou moeten gaan ‘over de rechtvaardige maatschappij waar links voor stond,’ en dat:
Veel kiezers dat linkse geluid [missen]. Je hoeft Piketty niet gelezen te hebben om te zien dat onze economieën steeds meer op het oude rechtse ideaalbeeld gaan lijken. Het verschil tussen rijk en arm groeit. Overheden, diep in de schulden omdat ze topzware banken moesten redden, slanken in ijltempo af. Overal wordt geprivatiseerd en geliberaliseerd. Bestuurders hebben geen keus, ook linkse bestuurders niet: ze hebben de markten op hun hielen.
Ook Caroline de Gruyter beseft dus dat in de westerse ‘democratieën’ de ‘[b]estuurders geen keus [hebben], ook linkse bestuurders niet: ze hebben de markten op hun hielen.’ Met andere woorden: hier impliceert zij met grote stelligheid dat in het Westen de ‘democratie’ niet meer bestaat, en dat de Verenigde Staten en de Europese Unie in handen zijn gevallen van wat oud-president Carter een ‘oligarchie’ noemt. Vandaar ook dat De Gruyter in 2015 constateerde:
Dit is bij uitstek, zou je denken, een moment waarop links kan scoren. Maar kiezers vinden dat verhaal bijna niet meer. In het politieke centrum vinden zij een establishment-verhaal over begrotingsdiscipline, hervormen en bezuinigen. Links en rechts beloven allebei banen en economische groei. Er is nog maar één economisch beleid, waar geen debat over mogelijk is.
Verkiezingen veranderen daar niets aan. Griekse kiezers stuurden de regering naar huis omdat ze een ander economisch beleid wilden, maar de nieuwe regering krijgt dat beleid binnen de eurozone niet uitgevoerd. Dit is een van de redenen dat steeds minder Europeanen stemmen. Of dat ze uit balorigheid en frustratie op ‘iets nieuws’ stemmen, zodat het soms eventjes voélt als democratie.
De voor de hand liggende vraag die de NRC-columniste in feite oproept is: hoe is het te verklaren dat de westerse democratie zichzelf heeft afgeschaft? De Gruyter’s antwoord is, gezien haar ideologische visie, voorspelbaar:
De oorzaak: de verzorgingsstaat…
De sociaal-democraten bieden burgers geen oplossingen meer. Bovendien zijn ze medeverantwoordelijk voor deze situatie. Decennialang hebben socialistische politici zich, net als de conservatieven, ingespannen voor de globalisering. Conservatieve partijen deden dit uit overtuiging. Ze wilden een kapitalistische maatschappij met een sterk bedrijfsleven en een zwakke staat. De socialisten deden het omdat de globalisering goedkope kredieten vrijmaakte, die hen in staat stelden uitkeringen, pensioenen en andere verworvenheden van de naoorlogse welvaartsstaat te blijven betalen. Dat was onverstandig, weten we nu — maar hun motieven waren begrijpelijk: ze wilden sociale turbulentie voorkomen. Daarvan hadden ze de eerste helft van de twintigste eeuw al een overdosis gehad.
De Duitse socioloog Wolfgang Streeck zei laatst in een interview dat kapitalisme en de verzorgingsstaat ‘niet samengaan.’ Het is volgens hem per definitie onmogelijk om werkgevers en investeerders de vrije hand te geven én tegelijkertijd werknemers genoeg te betalen, zwakkeren te beschermen en staatsinstellingen naar behoren te laten functioneren. Dat werkte alleen na de oorlog. En maar heel even: ongeveer twintig jaar.
‘Dit was een uitzonderlijke periode,’ zei Streeck. ‘Werkgevers en vakbonden waren zo getraumatiseerd door de verschrikkingen van twee oorlogen, dat ze tijdelijk bereid waren belangrijke eisen in te slikken en vergaande compromissen te sluiten.’ Maar eind jaren zestig waren de werkgevers de knellende banden van dit sociale systeem al zat. Ze wilden meer winst maken. Hun vleugels uitslaan. Vanaf dat moment was er nog maar één manier om de toen al dure verzorgingsstaat te blijven betalen: op de pof.
… en het gevolg was de crisis
Kort samengevat, de westerse economische, financiële, en politieke elite moet ‘zo’ ernstig ‘getraumatiseerd zijn door de verschrikkingen van twee oorlogen’ dat zij bereid is ‘werknemers genoeg te betalen, zwakkeren te beschermen en staatsinstellingen naar behoren te laten functioneren.’ Alleen daardoor was de economische macht ‘tijdelijk bereid belangrijke eisen in te slikken en vergaande compromissen te sluiten.’ Maar ‘eind jaren zestig waren de’ machtigen ‘de knellende banden van dit sociale systeem al zat. Ze wilden meer winst maken,’ en moest de meerderheid van de bevolking in de westerse democratieën de ‘verworvenheden van de naoorlogse welvaartsstaat,’ zoals ondermeer ‘uitkeringen’ en ‘pensioenen,’ het ziekenfonds, het lage collegegeld, etcetera, vaarwel zeggen, zodat de politiek van privatisering, deregulering, en het verstrekken van vorstelijke staatssubsidies, om op die manier tevens belastingverlagingen aan het bedrijfsleven mogelijk te maken. In de tussentijd verdwenen banen naar de lage lonen landen, en werd de tertiaire sector geautomatiseerd, waardoor nog meer arbeid verdween. Allemaal omdat de rijken en daarmee machtigen ‘meer winst [wilden] maken,’ en zij het ‘sociale systeem zat’ waren. Hun onverzadigbare hebzucht dwong de politiek verantwoordelijken om, zoals al eeuwenlang het geval is, de rijken te gehoorzamen. En aldus werd de ‘democratie,’ waarbij de meerderheid de koers bepaalt, al snel vervangen werd door de heerschappij van de westerse oligarchen. Maar omdat Caroline de Gruyter in dienst staat van deze oligarchie kan zij, net als alle andere mainstream-opiniemakers, natuurlijk niet haar broodheren de schuld geven van de asociale- en revolutionaire ontwikkeling van de afgelopen vier decennia. En dus krijgt ‘links’ de schuld, want volgens haar was niet de onverzadigbare begeerte van de multi-miljardairs de drijfveer achter de ontmanteling van de welvaartsstaat, maar was de ‘verzorgingsstaat’ te ‘duur’ geworden. Zij beweert het volgende:
Eerst leenden Europese regeringen zelf geld. Dat ging een tijd goed. Maar toen werden hun schulden te hoog en moesten regeringen bezuinigen en privatiseren, op last van dezelfde markten die hen krediet gaven. Tegelijkertijd liberaliseerden ze de financiële sector zo dat burgers nu direct goedkope kredieten konden krijgen. Daardoor daalde de staatsschuld in de jaren negentig, maar explodeerde de particuliere schuld van bedrijven en huishoudens. In deze laatste, beslissende fase vóór de crash van 2008 speelden ook linkse politici een grote rol. Tony Blair maakte de Britse economie afhankelijk van de City. Bill Clinton stond zakenbanken weer toe te speculeren met spaargeld.
Toen de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers omviel en de bankencrisis in Europa begon, was er in het Europees parlement vrijwel geen socialist met economie, financiën en monetaire zaken in zijn portefeuille.
PvdA’er Ieke van den Burg, die zich er wél op stortte omdat ze financiële regulering niet aan conservatieven wilde overlaten, was hier bitter over. Links had de vrijemarkt-excessen deels aan zichzelf te wijten, zei ze bij haar afscheid in 2009.
Links had zitten slapen.
Mevrouw De Gruyter verzwijgt evenwel dat ook de NRC-liberalen met hun eeuwig optimisme — tenminste, zolang de winsten maar blijven stijgen — hebben ‘zitten slapen.’ Zo verklaarde nog begin oktober 2008, tijdens het hoogtepunt van de kredietcrisis, de toenmalige economisch redacteur Egbert Kalse van nrc.next, in een exposé tegenover een collega:
Jij vraagt je natuurlijk af waarom jouw bank in Nederland in hemelsnaam in Amerikaanse hypotheken gaat beleggen? Dat komt omdat ze dachten daar meer geld mee te kunnen verdienen dan met andere beleggingen. Iedereen (dan bedoel ik voor de verandering maar weer eens echt iedereen) dacht dat de huizenprijzen in Amerika altijd zouden blijven stijgen. Dom natuurlijk, maar zo was het wel. En omdat iedereen dat dacht, dacht ook iedereen dat het wel veilig was daarin te beleggen. Niet dus.
Op de vraag ‘Ik vind je redelijk ontspannen in de hele crisis staan. Maken we ons dan allemaal om niks zorgen?’ antwoordde Egbert in al zijn onwetendheid opgeruimd:
Heel eerlijk gezegd maak ik me persoonlijk weinig zorgen, maar kijk om je heen en je ziet wel een heleboel ‘schokkende’ dingen gebeuren. Al die banken die in de problemen raken, betekent natuurlijk wel iets. Al was het maar omdat ze geen geld meer willen uitlenen en dat de groei afremt. En al die pensioenfondsen die hun geld hebben belegd en nu dat kapitaal in waarde zien dalen. Maar één ding weten we allemaal zeker: over een tijdje gaat de beurs weer omhoog, en dan is iedereen deze crisis weer vergeten.
Mede dankzij zijn onnozele neoliberale propaganda werd Kalse naderhand tot adjunct-hoofdredacteur van NRC benoemd om erop toe te zien dat de NRC-lezer ‘dagelijks’ verzekerd kan zijn van ‘de betrouwbaarheid van diepgravende journalistiek,’ aldus de zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant’ zelf. In werkelijkheid maakte de NRC’s Atlantisch propaganda-beginsel het onmogelijk dat Kalse cum suis ook maar enigszins bewust waren van het feit dat Angelsaksische economen en journalisten al in 2004 voor de onvermijdelijke kredietcrisis hadden gewaarschuwd, zowel op internet als in boekvorm. Maar, zoals bekend, spoort de werkelijkheid in kritische beschouwingen niet met het ideologisch mens- en wereldbeeld van de ‘corporate press,’ en wordt daardoor door mijn mainstream-collega’s eenvoudigweg verzwegen. In het inmiddels ter ziele gegane personeelsblaadje van de Hilversumse omroepmedewerkers beweerde de VPRO-televisie-journalist Chris Kijne nog in april 2012 in zijn column met grote stelligheid:
Het punt is: er is niemand die het antwoord weet. Er zijn heel veel schreeuwers en blaters en kwakers met een mening –- ik heb er ook wel eens één — maar de kern van de zaak is dat er de afgelopen decennia een financieel systeem is ontstaan dat zo groot is, en zo ondoorgrondelijk en zo losgezongen van de werkelijke economie, dat niemand meer kan inschatten hoe het in elkaar zit.
Het opmerkelijke is dat VPRO-opiniemaker Kijne zijn publiek laat weten dat hem volstrekt is ontgaan wat er onder zijn neus aan het gebeuren was, en tegelijkertijd met een schaamteloze brutaliteit beweert dat 'niemand meer kan inschatten hoe het in elkaar zit,' terwijl er toch talloze in het Engels geschreven publicaties waren verschenen waarin exact uiteen werd gezet 'hoe het in elkaar zit.' Een voorbeeld daarvan is het boek The Decline Of Capitalism. Can a Self-Regulated Profits System Survive? uit 2004 van de gezaghebbende Britse econoom Harry Shutt die op het volgende wees:
Thus as the 1980s unfolded it was increasingly evident that the neoliberal ideology which was supposed to have supplanted the Keynesian model based on extensive state intervention was in fact hopelessly undermined by the private sector’s incurable addiction to public subsidy and protection. Yet the dangerous implications of this reality — effectively concealed from the majority of the public by an establishment propaganda smokescreen, combined with extensive measures indicating that the frontiers of the state were indeed being rolled back — were for long scarcely recognized,
en worden nog steeds niet erkend, getuige het bezuinigingsbeleid van de afgelopen decennia onder het motto dat ‘de verzorgingsstaat' moet veranderen in ‘een participatiesamenleving,’ en dat ‘van iedereen die dat kan, gevraagd [wordt] om verantwoordelijkheid te nemen,’ zoals dit in neoliberale Newspeak heet. ‘Van iedereen die dat kan,’ behalve dan van de banken die met ontelbare miljarden aan belastinggeld overeind werden gehouden, om slechts één voorbeeld te geven van de subsidies aan de niets producerende financiële macht. Afgezien hiervan zijn er vele belastingvoordelen voor degenen met een vermogen. Dit zijn politieke keuzes die de werkloosheid niet oplossen maar juist vergroten, zeker omdat er ook nog eens sprake was van het verplaatsen van arbeid naar lage-lonen landen, waardoor er nu sprake is van ‘jobless growth,’ die de kloof tussen arm en rijk nog verder vergroot. Shutt:
by giving private enterprise, particularly in the financial sector, increased license to create and allocate credit while yet maintaining an implicit or explicit guarantee that the state would underwrite any major losses, the authorities were giving a powerful incentive to irresponsible, or even criminal, behavior. This phenomenon, referred to by the few who have been willing to recognize its existence as ‘moral hazard,’ defines the essentially fraudulent nature of the neoliberal prospectus. For while, as noted above, the corporate, mixed-economy model of the post-war era had always implicitly assumed a trade-off between state support for the private sector and the latter’s obligation to help meet the collective economic goals of the community, the moral hazard model actually provided an incentive to anti-social conduct. Moreover, in a climate of intensifying stagnation, where corporate profitability was ever harder to sustain at minimum acceptable levels, the temptation for corporate managers not merely to allocate funds to excessively risky investment but to resort to outright fraud became increasingly irresistible.
Omdat de werkelijkheid zelden past in de ideologische voorstelling ervan, wist de 'vrije pers' van niets, en verkocht zij haar publiek knollen voor citroenen, om vervolgens, zoals Kalse, te beweren dat ‘[h]eel eerlijk gezegd ik me persoonlijk weinig zorgen [maak].’ Daarentegen maakte de academicus Shutt zich al geruime tijd grote zorgen, aangezien het ‘ironisch is’ :
to reflect that Keynesianism, long hailed as the savior of the capitalist system, may have turned into the key instrument of its ultimate ruin. For, by drawing private enterprise into such lasting dependence on public subsidy, it may well be judged to have set capitalism on a path of decline from which it may never be able to recover.
In The Decline Of Capitalism constateerde hij:
Had either the Keynesians or their opponents been concerned to identify the true causes of the 1970’s downturn, they would surely have recognized that it was indeed the result of deficient (ontoereikende. svh) demand; or, more precisely, that the prolonged post-war boom had been fed by a level of unsatisfied demand which was wholly exceptional and unsustainable. While there may be some dispute as to precisely what made the post-war period so unusual in this regard, it seems clear that it was primarily a function of (a) the massive need for reconstruction in war-shattered Europa and Japan and (b) the huge pent-up demand for consumer goods (and services) that had arisen during the Depression years of the 1930s and the succeeding period of war-time austerity.
Tenzij de financiële en politieke elite in het Westen bereid is opnieuw een alles verwoestende oorlog te beginnen, zal zij zich moeten aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid, namelijk een afnemende groei, en -- veel traumatischer nog voor haar -- de daling van winsten. Juist dit kan het kapitalisme onmogelijk accepteren, omdat het nu eenmaal gebaseerd is op winstmaximalisatie, en dus op de ideologie van de groei. Vandaar dat de NAVO, onder aanvoering van de VS, nu aanstuurt op een gewapend conflict met Rusland en China. Het kapitalisme is de pathologische leer van de onverzadigbaarheid, de permanente begeerte, van het alles of niets. Dat is tevens de reden van alle reclame. Zodra de consument verzadigd is, stort de consumptiemaatschappij al snel ineen. Toen in de jaren zeventig van de vorige eeuw het oude Keynesiaans model niet meer werkte, waarbij de staat de industriële vraag en aanbod kon stimuleren, sloegen de neoliberale ideologen hun slag. Shutt:
Indeed, by the early 1980s they were eagerly proclaiming that by radically liberalizing markets and ‘rolling back the frontiers of the state’ they would be able to achieve the sustained growth that had eluded the exponents of Keynesian doctrine.
Maar voor de verregaande consequenties op langere termijn van deze ingrijpende historische omslag hadden de Nederlandse mainstream-opiniemakers als Caroline de Gruyter geen enkele belangstelling. Ze dreven mee met de ideologische stroom, pasten zich aan en zochten wegen om er zoveel mogelijk van te profiteren, zoals ik al die tijd van nabij heb gemerkt. Zeker toen in de jaren negentig op grote schaal met niet bestaand geld werd gespeculeerd, kregen mijn collega's de indruk dat het doodnormaal was om door handel in lucht schatrijk te worden. Het kon maar niet op, het geld leek op straat te liggen, de commerciële pers was euforisch, en de PVDA-voorman Wim Kok belichaamde de tijdgeest door met veel fanfare zijn socialistische veren af te schudden, aangezien er volgens hem geen 'alternatief' meer was voor de neoliberale heilsleer. Iedereen mocht en moest zelfs meedoen! Dat wil zeggen: iedereen met geld. Slechts zeer weinigen beseften dat achter alle geldtransacties, die elke seconde wereldwijd plaatsvonden (en nog steeds plaatsvinden), van alles zat... behalve geld. Degenen die te veel scrupules bezaten om aan het graaien mee te doen, werden gemarginaliseerd door de goed betaalde spreekbuizen van de nieuwe neoliberale wanorde en hun opdrachtgevers. Er was volop werk voor opportunisten en conformisten. De rest kreeg het moeilijk. Shutt:
At the same time the establishment resorted to propagating the fantasy that sustained economic growth would revive if only short-term sacrifices were made -- that is, restrictions on wage rises and welfare benefits -- and strict anti-inflationary policies adopted. This inevitably entailed a tacit retreat from the post-war commitment of full employment and social equity in favour of the corporate agenda -- exemplified by the savage decimation of British industrial capacity brought about by the Thatcher administration in 1980-82. But progressively, as sustained recovery proved illusory -- with recession returning at the start of the 1980s -- the whole strategy became less plausible. A particularly obvious symptom of its failure was that public sector deficits began to rise as a result of continuing stagnation in output growth, resulting in increased calls on public funds -- not least because of higher welfare bills. This was reflected in the fact that the ratio of gross public debt to GDP in the industrialized countries more than doubled (on average) between 1974 and 1997 - to 77 per cent.
De conclusie die Caroline de Gruyter als neoliberale propagandiste trok was simpelweg dat de ‘Europese regeringen’ teveel ‘geld’ hadden geleend en dus wel moesten bezuinigen. Het was, in haar ogen, dus volkomen juist dat zodra de winsten worden aangetast de staten de ‘werkgevers en investeerders de vrije hand geven én tegelijkertijd’ te bezuinigen op ‘de zwakkeren.’ Waarom dit de meest logische ontwikkeling is, vertelt de NRC-columniste niet, want dan zou het de lezer onmiddellijk duidelijk worden dat zij partij kiest voor de rijken en machtigen, en daarmee akkoord gaat dat de ‘democratie’ werd afgeschaft. Dit alles roept de vraag op waarom De Gruyter de houding van de asociale elite van rijken en machtigen goedpraat. Een actuele vraag aangezien deze elite ook nog eens haar vermogen wegsluist naar offshore firma's ‘to minimize or defer taxes.’ Het gaat daarbij om mensen als ondermeer:
Britain’s Queen Elizabeth and her son, Prince Charles
Tech giants including Apple, Amazon and Nike
Celebrities from Harvey Weinstein to Madonna
New England Patriots owner Robert Kraft
Business giants including Microsoft co-founder Paul Allen and eBay founder Pierre Omidyar
U.S. Commerce Secretary Wilbur L. Ross Jr., Trump’s chief economic adviser Gary Cohn and Secretary of State Rex Tillerson
Republican superdonors including Charles and David Koch
Democratic superdonors including James Simons
Typerend hierbij is dat na het uitlekken van deze informatie Caroline de Gruyter het volgende stelde:
Dat dit woede oproept bij mensen die keurig belasting betalen, is begrijpelijk. Maar zij richten hun woede aan het verkeerde adres. Multinationals en vermogende individuen die wereldwijd de belastingen omzeilen, gebruiken belastingdeals en mazen in de wet die hen door regeringen worden geboden. Ze mogen moreel over de schreef gaan, maar wat ze doen is in de meeste gevallen legaal — misschien wel legaler dan journalisten die stukken schrijven op basis van gestolen gegevens.
Bovendien beweerde ‘gatekeeper’ De Gruyter dat hier sprake is van een ‘heksenjacht’ op superrijken, terwijl toch het bekend is dat ‘Nederland belastingparadijs voor Amerikaanse bedrijven’ is, zoals Le Monde berichtte, terwijl het Duitse journaal meldde dat Luxemburg verbleekt bij Nederland als fiscaal toevluchtsoord voor multinationals. The New York Times op zijn beurt stelde vast dat Amerikaanse concerns hun buitenlandse winsten bij voorkeur in Nederland parkeren. Inderdaad, het is ‘legaal’ om in de voormalige westerse ‘democratieën’ de rijken te steunen om nog rijker te worden, ten koste van de bevolking. Daarom is de vraag legitiem: waarom wil Caroline de Gruyter tegelijkertijd toch zo graag een NAVO-oorlog tegen Rusland, en roept zij haar lezers toe: ‘Waar ligt de grens? Betekent artikel 5 nog iets?’ Om de niet bestaande ‘democratie’ te verdedigen? Nee, want zijzelf laat zien dat die ‘democratie’ niet langer bestaat. Wat drijft deze hooligan dan wel? Volgende keer meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten