Rob de Wijk als Goed Betaalde Atlanticus 4
Hoe onlogisch een NAVO-propagandist in een democratische rechtstaat wel moet zijn, demonstreerde de Atlanticus Rob de Wijk in zijn Trouw-column van 1 november 2013 toen hij in één adem het volgende beweerde:
Snowden heeft zonder twijfel aangetoond dat de NSA is doorgeslagen en mogelijk wetten overtreedt. Minister Plasterk schreef deze week aan de Kamer dat bondgenoten niet zomaar mogen spioneren: ‘In Nederland geldt de Nederlandse wet, ook voor bondgenoten.’ Klopt. Maar spionnen zullen zich er niet altijd aan houden.
Kortom, hoewel Snowden ‘zonder twijfel’ heeft ‘aangetoond' dat de NSA ‘wetten overtreedt,’ aangezien in ‘Nederland de Nederlandse wet geldt, ook voor bondgenoten,’ is De Wijk als lid van de ‘Senior Steering Group van de NATO Special Forces Headquarters,’ van oordeel dat ‘Snowdons actie niet deugt.’ Hier stelt de in opspraak geraakte De Wijk dus dat de geheimhoudingsplicht boven het nationaal en internationaal recht gaat. Een nationaal ‘syndicaat van misdadigers’ als het NSA moet beschermd worden tegen de wetgeving van een democratische rechtstaat.
Zodra men eenmaal de elementaire regels van de logica loslaat, volgt onvermijdelijk nog meer waanzin, zoals blijkt uit De Wijk’s waanzin dat als ‘wij al onze economische en militaire geheimen gewoon in de krant zetten,’ de ‘Chinezen en de Russen' zich ‘hun spionageactiviteiten [kunnen] besparen.’ Kennelijk beseft hij als lid van de ‘Strategic Advisors Group van de Atlantic Council in Washington’ niet dat zijn betoog volstrekt onlogisch is, aangezien het hier niet om spionerende ‘Chinezen en Russen’ gaat, maar om onze Amerikaanse ‘bondgenoten’ die ‘onze economische en militaire geheimen’ dankzij ondermeer NSA-spionage al geruime tijd kennen. Wat dat betreft zijn ‘wij’ allang aan Washington en Wall Street overgeleverd. Fundementeler nog, als De Wijk impliceert dat de democratische rechtstaat ondergeschikt moet blijven aan de misdaden van westerse geheime diensten, dan is er geen sprake meer van een democratische rechtstaat, en vervalt De Wijk’s rechtvaardiging van de NAVO. Het meest absurde en gevaarlijke is dat een NAVO-propagandist al deze waanzin via de ‘corporate press’ kan verspreiden zonder dat ook maar één mainstream-collega hier uitgebreid aandacht aan besteedt. Wanneer een gecorrumpeerde opiniemaker als De Wijk het belang van zowel de democratie als de rechtstaat ondergeschikt acht aan zijn militair-industrieel complex dan is het oppassen geblazen. Niet voor niets waarschuwde president Eisenhower er al in 1961 voor dat:
The total influence — economic, political, even spiritual’ van ‘this conjunction of an immense military establishment and a large arms industry’ is ‘felt in every city, every Statehouse, every office of the Federal government’ en ‘we must not fail to comprehend its grave implications. Our toil, resources, and livelihood are all involved. So is the very structure of our society.’
In zijn afscheidsrede maakte hij de Amerikaanse bevolking erop attent dat:
[i]n the councils of government, we must guard against the acquisition of unwarranted influence, whether sought or unsought, by the military-industrial complex. The potential for the disastrous rise of misplaced power exists and will persist. We must never let the weight of this combination endanger our liberties or democratic processes. We should take nothing for granted.
Bovendien sprak deze oud-opperbevelhebber in Europa van de Geallieerde Strijdkrachten zijn bezorgdheid uit voor de corrumpering van de wetenschappelijke ontwikkeling, nu die almaar afhankelijker werd van de financiering door Washington, aangezien:
Akin to, and largely responsible for the sweeping changes in our industrial-military posture, has been the technological revolution during recent decades.
In this revolution, research has become central, it also becomes more formalized, complex, and costly. A steadily increasing share is conducted for, by, or at the direction of, the Federal government.
Eisenhower benadrukte dat:
[t]he prospect of domination of the nation's scholars by Federal employment, project allocation, and the power of money is ever present and is gravely to be regarded.
Yet in holding scientific discovery in respect, as we should, we must also be alert to the equal and opposite danger that public policy could itself become the captive of a scientific-technological elite.
Maar ondanks alle waarschuwingen van deze politicus en militair, die uit ervaring wist waarover hij sprak, is dit militair-industrieel complex nu machtiger dan ooit. De gerespecteerde Amerikaanse senator William Fulbright, ‘the longest serving chairman in the history of the Senate Foreign Relations Committee’ — die uiteindelijk door de joodse pro-Israel lobby zijn zetel verloor — waarschuwde al in de jaren zestig:
Past experience provides little basis for confidence that reason can prevail in an atmosphere of mounting war fever. In a contest between a hawk and dove, the hawk has a great advantage, not because it is a better bird but because it is a bigger bird with lethal talons and a highly developed will to use them.
In zijn boek The Arrogance of Power (1966) schreef Fulbright:
Power tends to confuse itself with virtue and a great nation is particularly susceptible to the idea that its power is a sign of God’s favor, conferring upon it a special responsibility for other nations — to make them richer and happier and wiser, to remake them, that is, in its own shining image. Power confuses itself with virtue and tends also to take itself for omnipotence. Once imbued with the idea of a mission, a great nation easily assumes that it has the means as well as the duty to do God’s work…
The more I puzzle over the great wars of history, the more I am inclined to the view that the causes attributed to them — territory, markets, resources, the defense or perpetuation of great principles — were not the root causes at all but rather explanations or excuses for certain unfathomable drives of human nature. For lack of a clear and precise understanding of exactly what these motives are, I refer to them as the ‘arrogance of power’ — as a psychological need that nations seem to have in order to prove that they are bigger, better, or stronger than other nations. Implicit in this drive is the assumption, even on the part of normally peaceful nations, that force is the ultimate proof of superiority — that when a nation shows that it has the stronger army, it is also proving that it has better people, better institutions, better principles, and in general, a better civilization.
Met betrekking tot het Amerikaans imperialisme stelde Fulbright: :
It is a curiosity of human nature that lack of self-assurance seems to breed an exaggerated sense of power and mission. When a nation is very powerful but lacking self-confidence, it is likely to behave in a manner dangerous to itself and to others. Feeling the need to prove what is obvious to everyone else, it begins to confuse great power with unlimited power and great responsibility with total responsibility: It can admit of no error; it must win every argument, no matter how trivial. For lack of an appreciation of how truly powerful it is, the nation begins to lose wisdom and perspective and, with them, the strength and understanding that it takes to be magnanimous to smaller and weaker nations. Gradually but unmistakably, America is showing signs of that arrogance of power which has afflicted, weakened, and in some cases destroyed great nations in the past. In so doing, we are not living up to our capacity and promise as a civilized example for the world. The measure of our falling short is the measure of the patriot’s duty of dissent.
Over de gevaren van het Amerikaans imperialisme merkte Fulbright op:
America is now at that historical point at which a great nation is in danger of losing its perspective on what exactly is within the realm of its power and what is beyond it. Other great nations, reaching this critical juncture, have aspired to too much, and by overextension of effort have declined and then fallen.
Lacking an appreciation of the dimensions of our own power, we fail to understand our enormous and disruptive impact on the world; we fail to understand that no matter how good our intentions — and they are, in most cases, decent enough — other nations are alarmed by the very existence of such great power, which, whatever its benevolence, cannot help but remind them of their own helplessness before it.
De VS is een afbrokkelende imperiale mogendheid die 93 procent van haar bestaan in oorlog is geweest, en die met voortdurend massaal geweld vergeefs tracht haar hegemonie te handhaven. De VS vormt een groot gevaar voor de wereldvrede, en Rob de Wijk is bereid de doodsdrift tot het uiterste te verdedigen. Zo werkt intellectuele corruptie nu eenmaal. Geweld geeft kleine mannetjes het consequentieloze gevoel groots te zijn.
Meer over de NAVO-propagandist later.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten