woensdag 23 juni 2021

NRC's Caroline de Gruyter en Andere Clowns 5


Een tamelijk willekeurige tekst van de
NRC-columniste Caroline de Gruyter luidt aldus:


Duitsland, dat de EU vlak voor Bidens aantreden nog gauw een investeringsverdrag met China door de strot duwde, is voor Washington het Europese sleutelland als het om China gaat. Niemand is economisch zo afhankelijk van China als Duitsland. Veertig procent van de Duitse auto’s wordt daar verkocht. Als Biden in Europa iets gedaan wil krijgen over China, moet hij dus niet Parijs bewerken maar Berlijn.


Laten we deze tekst eens analyseren. Binnen twee minuten leestijd suggereert De Gruyter in haar column dat ‘Duitsland’ de ‘EU’ een ‘investeringsverdrag met China door de strot duwde.’ Zij suggereert daarmee dat een verdrag tussen Europa en de opkomende wereldmacht China de Amerikaanse elite in Washington en op Wall Street in grote moeilijkheden heeft gebracht, aangezien de VS ‘bondgenoten nodig’ heeft om de ‘Chinese rivaliteit het hoofd te bieden.’ De NAVO werd dan ook na de val van de Sovjet Unie niet ontbonden, maar juist uitgebreid zodat het nu in 2021 tenminste 20 keer meer aan het militair-industrieel complex besteedt dan de Russische Federatie en vijf keer meer dan China. Wat mevrouw De Gruyter in haar tendentieuze opiniestukjes tevens verzwijgt is waarom de Amerikaanse ‘Oligarchy With Unlimited Political Bribery,’ zoals oud-president Jimmy Carter het formuleerde, de ‘Chinese rivaliteit het hoofd’ moet ‘bieden.’ De vanzelfsprekendheid van deze mening, meer is het niet, illustreert de verstarde opvattingen van de polderpers. Zij kan niet accepteren dat na vijf eeuwen westerse hegemonie — doorgaans aangevoerd door oligarchieën — hun heerschappij zullen moeten gaan delen, waarbij men niet dient te vergeten dat die macht geenszins gebaseerd was en is ‘op de superioriteit van zijn ideeën of waarden of religie, maar eerder op zijn superioriteit in het toepassen van georganiseerd geweld,’ zoals de Amerikaanse geleerde Samuel Huntington zijn lezers er nog eens aan herinnerde. Het is typerend voor de middenklasse en een deel van de elite dat zij niet bij machte zijn het einde van hun imperium te kunnen voorstellen. Dit besef zou hun hele mens- en wereldbeeld in één klap wegvagen. Zonder een glorierijke toekomst kunnen zij domweg niet leven. Het einde is voor hen volstrekt ondenkbaar.  Dit gold al ten tijde van de val van het Romeinse rijk, en geldt nog steeds. De reden van dit gebrek werd door de Engelse historicus Edward Gibbon, auteur van The Decline and Fall of the Roman Empire (1776-1788) als volgt verklaart: ‘The end comes when we no longer talk with ourselves. It is the end of genuine thinking and the beginning of the final loneliness.’ Maar ja, Gibbon behoort tot de groten op aarde; hij was geen opiniemaker als Caroline de Gruyter of Geert Mak, die elkaar napraten. Daarom wordt Gibbon’s werk nog gelezen, terwijl Caroline en Geert snel vergeten zullen zijn. Sterker nog, deze twee opiniemakers zijn juist symptomen van de oppervlakkigheid die gepaard gaat met de ineenstorting die we rondom ons zien. Zij zijn onderdeel van het proces, en functioneren niet als chroniqueurs van hun tijd, een feit dat mijn oude vriend Geert Mak zelf toegaf toen hij op vrijdag 2 november 2012 tegenover een volle zaal over ‘verhalen en de werkelijkheid’ betoogde:


Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is — en ik volg nu de definitie van de Amerikaans/Hongaarse historicus John Lukacs — in de eerste plaats ‘het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’ Geschiedschrijving kan, zo betoogt hij, nooit ‘objectief’ zijn zoals de exacte wetenschappen — en dat betekent dat geschiedenis geen gespecialiseerde methoden kent en geen eigen specifieke taal. Woorden zijn voor de historicus dan ook meer dan de verpakking van feiten: het gaat minstens zozeer om de formulering, om de associaties die ze opwekken, ja, om het verhaal… Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid,’ serieus genoeg.  Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.  

http://www.geertmak.nl/nl/biografie/kijken-en-luisteren/229/de-woede-van-mijn-oom-petrus.html   


Hier past het diepzinnige inzicht van Edward Gibbon: ‘Het einde komt wanneer wij niet langer met onszelf praten,’ hetgeen ‘het einde’ betekent ‘van werkelijk denken en het begin van de uiteindelijke eenzaamheid.’  Dit roept de vraag op met wie Mak eigenlijk in gesprek is, wanneer Geert bekent dat hij het ‘uitbannen van onwaarheid’ niet ‘serieus genoeg’ neemt, terwijl toch op ‘dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft’? In elk geval is hij niet in gesprek met zichzelf, anders zou hij de werkelijkheid niet vervormen, en ook niet met mij, zijn oude vriend, die voor hem een ‘probleem' vormt. In een email aan mij, schreef Mak ‘Het probleem met jou is dat je verdomd vaak gelijk hebt, en dat het vaak geen prettige mededelingen zijn die je te melden hebt… Jij ziet veel dingen scherper en eerder.' Hij voegde hier evenwel aan toe: 'Ik kan niet zonder hoop, Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch, maar het is toch zo.' Je zou denken: dit feit is in een democratie met een zogeheten ‘vrije pers’ een interessant uitgangspunt voor een publiek gesprek tussen twee journalisten. Nee dus, want de ‘populairste geschiedenisleraar’ van het land ervaart mijn opmerkingen als een ‘probleem,’ en wel omdat ik ‘veel dingen scherper en eerder zie’ dan hij en de rest van de gecorrumpeerde mainstream-opiniemakers, terwijl Geert nu juist op zoek  is naar ‘hoop.’ Dit is niet niet zozeer 'pathetisch' maar volstrekt absurd. Een intellectueel, of degene die daarvoor wil doorgaan, kan natuurlijk nooit zijn 'hoop' vestigen op aparte leugens, door zijn ogen te sluiten voor het 'gelijk' van anderen. Ik stel dit met nadruk omdat Geert Mak zelf  op 16 april 2015 tijdens de uitreiking van een zoveelste prijs aan hem het publiek met veel bravoure vertelde dat ‘Kwaliteit, empathie en courage, ja, dat hebben wij, als elite, in deze tijd nodig. Maar de grootste van deze drie is courage.’

https://www.geertmak.nl/nl/nederland/essays-en-lezingen/125/opnieuw-de-deftigheid-in-het-gedrang.html 

  

En zo blijven provinciale media-charlatans rondcirkelen in hun opportunistische kringetje van strooplikkers die elkaar overladen met prijzen en schouderklopjes, en lucratieve klussen. Intussen verzwijgen zij dat op dit moment dat 60 procent van de Amerikaanse marinevloot nabij China is gestationeerd, en dat het Middenrijk zich vele eeuwen lang achter een 2100 kilometer lange Muur heeft verscholen tegen invallen van expansionistische ruitervolkeren. Deze zich razendsnel ontwikkelende nucleaire grootmacht zal de Amerikaanse economische- en militaire hegemonie binnen afzienbare tijd teniet doen. Nu al vormt het een wereldmacht die een concurrent is op het gebied van grondstoffen en markten. Vandaar dat Caroline de Gruyter Rusland en China afschildert als vijandelijke machten, en dat de VS als leider van de NAVO de Chinese ‘rivaliteit het hoofd’ moet ‘bieden.’ Na tenminste vijf eeuwen hegemonie van de witte man is in haar racistische wereldbeeld geen ruimte voor een wereld die rekening moet houden met de Chinese beschaving. En zij is niet de enige. De Gruyter schreef: 


Daarom kwam Biden op zijn eerste trip hierheen: om wat Trump verstoorde, te repareren. Trump beledigde Duitsland, Biden moet het terugwinnen. Zonder Duitsland kan hij de NAVO moeilijk versterken, weinig vuist maken tegen China, en Rusland niet in de tang houden. Heeft hij Duitsland mee, dan volgen andere Europese landen.’

https://www.nrc.nl/nieuws/2021/06/18/biden-kan-niet-om-duitsland-heen-a4047873?utm_source=twitter&utm_medium=social&utm_campaign=twitter&utm_term=20210620


De NAVO ‘versterken’? Is het twintig keer hogere budget voor de NAVO vergeleken met dat van Rusland en vijf keer meer dan China, nog niet voldoende om elders de grondstoffen en markten veilig te stellen? Waarom niet? En: hoeveel meer geld moet naar de NAVO gaan om een gewapend conflict te forceren, zodat Caroline en Geert niet meer bang hoeven te zijn? En ten koste van welke begrotingsposten moet dit gaan? Gezien de vanzelfsprekendheid waarmee dit duo van alles beweert, zou ik als burger en journalist graag willen weten hoeveel beiden menen nodig te hebben om hun pathologische vrees enigszins te kunnen temperen. Ik vermoed dat we hier met een dermate grote psychische stoornis te maken hebben dat geld ontoereikend zal blijken. Intussen hebben de paranoïde opiniemakers de werkelijkheid omgedraaid. Een typisch voorbeeld daarvan is De Gruyter’s volgende tekst in de NRC van 15 juni 2018 onder de onheilspellende kop ‘Let nu op Poetin!’ met uitroepteken:


De National Security Archive in Washington heeft onlangs dagboekaantekeningen gepubliceerd van Anatoli Tsjernjajev, buitenlandadviseur van Sovjetpresident Leonid Brezjnev uit 1978. Tsjernjajev schrijft dat Brezjnev van plan was Duitsland los te weken uit de Europese Gemeenschap en de NAVO. Hoofddoel was dat Duitsland ‘ons als partner nummer één kiest en niet de VS.’ Rusland zou zijn economie moderniseren met Duitse technologie, Duitsland zou Russische grondstoffen krijgen.


Hier kwam, zoals bekend, niets van terecht. Bondskanselier Helmut Schmidt was overtuigd atlanticus. Maar dat Moskou midden in de Koude Oorlog op een deal met Duitsland aasde, is interessant. Zeker nu sommigen denken dat Vladimir Poetin ook een charme-offensiefje begint.


Wat Caroline de Gruyter en haar bellicose perscollega’s bewust verzwijgen is de reden waarom de Sovjet-beleidsbepalers destijds naar ‘détente’ streefden, terwijl toch het Amerikaanse National Security Archive op 25 mei 2017 expliciet liet weten dat: 


Chernyaev also details how Brezhnev occasionally promoted new initiatives, himself proposing a détente speech to greet the new U.S. president, Jimmy Carter, before his inauguration in January 1977, which Brezhnev delivered at Tula, emphasizing his genuine desire for arms control and peace. The speech won praise from Western Europe (especially for one of the sections written by Chernyaev) and, in Chernyaev’s view, some blunting of American rhetoric about the Soviet threat.

https://nsarchive.gwu.edu/briefing-book/russia-programs/2017-05-25/anatoly-s-chernyaev-diary-1977



Maar het feit dat Brezhnev ‘een détente toespraak voorstelde om de nieuwe V.S. president, Jimmy Carter, te begroeten, voorafgaand aan zijn inauguratie in januari 1977’ verzweeg de intrigante van de NRC omdat dit niet in haar propaganda paste. Evenmin meldde zij dat Brezhnev’s speech door West-Europa geprezen werd, en dat Chernyaev had gewezen op ‘de Amerikaanse retoriek over de Sovjet  dreiging.’ Zij draaide daarom de werkelijkheid om, en deed alsof 'de Russen' kwalijke bedoelingen hadden om naar 'ontspanning' te streven. 

Wikipedia bericht dat deze ‘periode van ontspanning in de Koude Oorlog tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, van de late jaren 60 tot eind jaren 70’ het gevolg was ‘van de Cubacrisis’ in oktober 1962 toen dertien dagen lang een nucleair armageddon dreigde. De Amerikaanse historicus Arthur Schlesinger, adviseur van president John Kennedy, noemde de confrontatie tussen de VS en de Sovjet Unie ‘the most dangerous moment in human history.’ De toenmalige Amerikaanse minister van Defensie,  McNamara, verklaarde in de bekroonde documentaire The Fog of War: Eleven Lessons from the Life of Robert S. McNamara (2003)


I want to say, and this is very important: at the end we lucked out. It was luck that prevented nuclear war. We came that close to nuclear war at the end. Rational individuals: Kennedy was rational; Khrushchev was rational; Castro was rational. Rational individuals came that close to total destruction of their societies. And that danger exists today.


Wikipedia:  


president J.F. Kennedy wilde geen Derde Wereldoorlog en de détente was daar een vreedzame oplossing voor. Deze ontspanning manifesteerde zich vooral in de totstandkoming van verschillende verdragen tussen beide landen, zoals het Non-proliferatieverdrag (NPV), de Strategic Arms Limitation Talks (SALT I en SALT II) en de Helsinki-akkoorden.


Maar in De Gruyter’s oorlogszuchtig zwart-wit wereldbeeld wordt de Sovjet-doctrine van de ‘vreedzame coëxistentie’ — die voortkwam uit het besef dat een nucleaire oorlog onvermijdelijk zou leiden tot wederzijdse verzekerde vernietiging — voorgesteld als slechts een gluiperige truc van de hoogste leider van de Sovjet Unie om ‘Duitsland los te weken uit de Europese Gemeenschap en de NAVO.’ Dat het ‘hoofddoel’ zou zijn geweest dat Duitsland ‘ons als partner nummer één kiest en niet de VS’ interpreteert de columniste in haar stukje als een verwerpelijk streven, ondanks het feit dat de Sovjet Unie naar schatting 27 miljoen inwoners had verloren door de nazi-inval, en een herhaling  wil voorkomen. De Gruyter schrijft zelf dat ‘Rusland zijn economie [zou] moderniseren met Duitse technologie,’ terwijl ‘Duitsland Russische grondstoffen [zou] krijgen,’ hetgeen door haar wordt voorgesteld als een ongehoorde brutaliteit. Gelukkig voor haar ‘kwam [hier], zoals bekend, niets van terecht. Bondskanselier Helmut Schmidt was overtuigd atlanticus. Maar dat Moskou midden in de Koude Oorlog op een deal met Duitsland aasde, is interessant. Zeker nu sommigen denken dat Vladimir Poetin ook een charme-offensiefje begint.’ 


Het streven naar ‘ontspanning’ is voor de opiniemaakster van de zelfbenoemde pro-NAVO krant, onlosmakelijk verbonden met de neoliberale elite, een absoluut taboe, aangezien ‘détente een periode van verminderde spanning’ is ‘in een conflict tussen twee antagonistische staten.’ Vandaar haar denigrerende terminologie voor een Russische poging tot ‘détente,’ namelijk een ‘charme-offensiefje’ van ‘Poetin,’ want voor de propagandisten geldt dat de Russische Federatie slechts uit één man bestaat: Poetin, het vlees geworden Kwaad op aarde. 


Godzijdank lijkt president Biden en zijn adviseurs te beseffen dat een oorlog met Rusland geen optie is. Na zijn ruim drie uur durende onderhoud met president Poetin op 16 juni 2021 ziet het ernaar uit dat ‘vreedzame co-existentie’ een kans krijgt, zodat politieke meningsverschillen niet zullen uitlopen op militaire conflicten, hoe teleurstellend De Gruyter en Mak dit ook mogen vinden. Eerst genoemde mag dan wel van oordeel zijn dat in ‘de nieuwe wereldorde militaire macht bepalend’ is voor de verdere loop van de geschiedenis, en dat zij met het oog daarop haar hetze kan voortzetten met beweringen als deze:


Het vertrek van de Amerikanen en de ontreddering van de Duitsers bieden Poetin een kans. Poetins strategie, die van ordeverstoorder om de NAVO te verzwakken en de EU te verdelen, werkt niet. Hij heeft geen solide relaties met China en Amerika. De sancties bijten. Poetins geklier met trollen en desinformatie, de Skripal-affaire en zijn brute solisme in Syrië hebben hetzelfde effect als Trumps rondzwaaiende knotsen: Europeanen zoeken dekking in de EU.


De infantiele voorstelling van de werkelijkheid, en het feit dat haar suggestieve beweringen niet onomstotelijk bewezen zijn, demonstreren het feit dat de introverte polderpers weer eens achter de werkelijkheid aansjouwt; zij niet door heeft dat er een verschuiving is opgetreden. Begin deze week, maandag 21 juni 2021, plaatste The New York Times in haar internationale editie op de voorpagina een commentaar, geschreven door de conservatieve columnist Ross Douthat, die onder de kop ‘The Death of liberal Russophobia’ het volgende stelde:


Last August, I predicted that Donald Trump’s electoral defeat would encourage a lot of Republican politicians to embrace Don Draper’s mantra from ‘Mad Men,’ his explanation of how easy it is to bury an inconvenient piece of your own past: ‘This never happened. It will shock you how much it never happened.’


You can definitely see the Draper method at work in the let’s-just-not-talk-about-Trump wing of the G.O.P. these days. But what’s equally striking are the ways that liberals are practitioners as well. Last week, for instance, Joe Biden held a summit with Vladimir Putin — a banal event in the context of past Democratic administrations, but a remarkable one in the context of the world as the liberal Resistance interpreted it from 2016 through 2020.


In that world, Putin was a figure of extraordinary menace, the leader of an authoritarian renaissance whose tentacles extended everywhere, from Brexit to the N.R.A. He had hacked American democracy, placed a Manchurian candidate in the White House, sowed the internet with misinformation, placed bounties on our soldiers in Afghanistan, extended Russian power across the Middle East and threatened Eastern Europe with invasion or subversion. In this atmosphere every rumor about Russian perfidy was pre-emptively believed, and the defense of liberal democracy required recognizing that we had been thrust into Cold War 2.0.


Now comes Biden, making moves in Russia policy that are essentially conciliatory (verzoenend. svh) — freezing a military aid package to Ukraine, ending U.S. sanctions on the Nord Stream 2 pipeline linking Germany to Russia, a return of ambassadors — and setting up a summit that can reasonably be regarded as a modest propaganda coup for Putin. And suddenly almost everyone wants to act as though the Trump years never happened: Not just the Republicans accusing Biden of being soft on Moscow, but the Democrats who have apparently decided that it’s fine to hand concessions and photo ops and promises of ‘stability’ to the regime that just yesterday was the Great Reactionary Enemy, the liberal order’s greatest threat…


Notably, Biden can get away with this — meaning his stiff-arms to the center-left Resistance as well as the woke left — not just because of the power of Draper-ish partisan amnesia, but because his core support within the Democratic Party didn’t belong to either of the groups he’s stiff-arming…


But Biden is old and his constituencies aren’t powerful among the party’s young cadres and future elites, where Packer’s groups predominate. (There’s a reason language like ‘birthing people’ creeps into administration documents.) So for liberalism’s longer run, it isn’t enough for this president to eschew (mijden. svh) the mix of wokeness (politiek correctheid. svh) and Russophobia that became his party’s organizing theories in the Trump era. He would need to establish Bidenism as something coherent in its own right, with its own young adherents and consistent theory of the world.


Otherwise the opportunity will fade, the suppression will weaken, and the hysteria that’s been opportunistically forgotten will probably return.

https://www.nytimes.com/2021/06/19/opinion/sunday/biden-putin-trump.html 


De houding van Caroline de Gruyter, Geert Mak, Ian Buruma en al die andere politiek-correcte praatjesmakers verraadt inderdaad een zekere mate van ‘hysterie’ en ‘opportunisme’ van onzekere napraters, zoals die zich ondermeer manifesteert in de volgende tekst van De Gruyter van amper drie jaar geleden:  


nu Amerika Europa verlaat, kan Poetin in het gat stappen. Susan Rice, VN-ambassadeur onder Obama, schreef in de New York Times: ‘Als de VS en Europa wankelen, profiteert Rusland.’ 


Nog in 2018 was zij diep geshockeerd over het feit dat:


Veel Duitsers toenadering [willen] tot Rusland. Oud-politici als Gerhard Schröder werken daaraan. Merkel wantrouwt Poetin. Maar zonder Amerikaanse ruggengraat voelt ze zich onbeschermd. Ze moet kiezen: met de Fransen (en Britten?) een Europese defensie opzetten, eventueel tégen Rusland, of pacifistisch blijven mét Rusland. Het zou weinigen verbazen als ze optie twee kiest. Recentelijk reisden veel Duitse ministers naar Moskou. De Berliner Zeitung schreef: ‘Dingen bewegen naar een détente.’


Wordt Europa straks een speelveld waarop Amerika, China en Rusland hun belangen uitvechten? De positie van Duitsland is, als altijd, cruciaal. En Poetin weet dat.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/06/15/let-nu-op-poetin-a1606791


In hun zelf gekweekte hysterie over ‘Poetin’ realiseren de opiniemakers van de polderpers zich niet dat de werkelijkheid zich voor hun ogen en onder hun neus verandert. Vanuit hun totalitaire ideologie prefereren zij een alles vernietigende oorlog met Rusland en China, in de krankzinnige verwachting dat dit hun imago en inkomen goed zal doen. Hoe langer zij moeten wachten des te dwazer ze reageren. Met angst en beven merken ze dat de ‘Dingen naar een détente [bewegen].’ 


Bloed willen zij zien, rivieren van bloed geeft hen het gevoel werkelijk te leven. Bij gebrek aan drama in het leven van een kleinburgerlijke journalist uit de middenklasse is oorlog allereerst het doorbreken van de sleur, waardoor zijn of haar bestaan nog enige kleur krijgt. De mainstream-opiniemaker Arnon Grunberg verwoordde dit gevoel zo treffend toen hij in maart 2020 in de Volkskrant schreef over ‘dat clichématige maar altijd verrukkelijke Titanic-gevoel,’ waaraan hij koket toevoegde: ‘Wie flirt niet van tijd tot tijd graag met de ondergang? Het voorjaar van 2020 (het begin van het corona-tijdperk. svh), de jaren dertig light.’ Oftewel: Take a walk on the wild side. Eveneens Grunberg heeft het grote drama van de Tweede Wereldoorlog moeten missen, de tijd die zijn eigen leven en schrijven nog steeds bepaalt, en die voor hem reuze spannend lijkt, zolang het maar geen consequenties voor hemzelf veroorzaakt. ‘De jaren dertig light,’ is natuurlijk niet ‘the real thing,’ maar het doorbreekt in elk geval wel even die eindeloze verveling van een consumptiecultuur. Hij voelt zich op zijn vijftigste nog steeds jong, en je wilt wat, maar je weet niet wat. ‘To me,’ schreef de joodse taalkundige George Steiner in zijn boek In Bluebeard's castle: Some notes towards the redefinition of culture, dat in het jaar verscheen waarin Grunberg werd geboren:  


the most haunting, prophetic outcry of the nineteenth century is Théophile Gautier's ‘plutôt la barbarie que l’ennui!' (liever barbaars dan verveeld. svh). If we can come to understand the sources of that perverse longing, of that itch for chaos, we will be nearer to an understanding of our own state and of the relations of our condition to the accusing ideal of the past. 


Nu de postmoderne mens gereduceerd is tot een ‘voetnoot’ bij de geschiedenis, zit hij na het grootse en meeslepende van het massale geweld gevangen in een ‘soort moerasgas van verveling en zinloosheid.’ De Canadese intellectueel Michael Ignatieff wees in Blood and Belonging (1995) op dezelfde hunkering naar geweld, die Grunberg het gevoel geeft ‘onoverwinnelijk’ te zijn. Ignatieff's diagnose is dat deze pathologie voortkomt uit een 'deeper substratum’ van ‘resentment at the civility and order of the modern state itself.’ Hij voegt hieraan toe: 


I cannot help thinking that liberal civilization — the rule of laws not men, of argument in place of force, of compromise in place of violence — runs deeply against the human grain and is achieved and sustained only by the most unremitting (niet aflatende. svh) struggle against human nature.


Misschien heeft hij gelijk, maar dan moeten we rekening houden met het feit dat het meest gevaarlijke tuig zich vandaag de dag in de politiek, de journalistiek en de financiële wereld rondhangt. De minor poet Arnon Grunberg mag dan wel graag ‘met de ondergang’ flirten, maar een echt grote auteur als William Butler Yeats waarschuwde in zijn gedicht The Second Coming (1920) tegen deze ranzige sentimenten omdat hij wist dat zodra:


Things fall apart; the centre cannot hold;

Mere anarchy is loosed upon the world,

The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere   

The ceremony of innocence is drowned;

The best lack all conviction, while the worst   

Are full of passionate intensity.


Wanneer ik de dwaasheid over ‘vriend & vijand’ van Grunberg in de Volkskrant lees dan is Yeats’ vraag opnieuw actueel: ‘what rough beast, its hour come round at last, Slouches towards Bethlehem to be born?’  


Professor George Steiner wees erop dat net als de Tweede Wereldoorlog, de ‘French Revolution and the Napoleonic Wars — la grande épopée (epos. svh) — literally quickened the pace of felt time… and the whole enterprise of consciousness had formidably accelerated… 1789, 1793, 1812, are far more than temporal designations: they stand for great storms of being, for metamorphoses of the historical landscape so violent as to acquire, almost at once, the simplified magnitude of legend…


What was a gifted man to do after Napoleon? How could organisms bred for the electric air of revolution and imperial epic breathe under the leaden sky of middle-class rule? How was it possible for a young man to hear his father's tales of the Terror and of Austerlitz and to amble down the placid boulevard to the countinghouse? The past drove rats' teeth into the gray pulp of the present; it exasperated, it sowed wild dreams. Of that exasperation comes a major literature. Musset's ‘La Confession d'un enfant du siècle’ (1835-36) looks back with ironic misère on the start of the great boredom. The generation of 1830 was damned by memories of events, of hopes, in which it had taken no personal part. It nursed within ‘un fonds d'incurable tristesse et d'incurable ennui’ (een achtergrond van ongeneeslijke triestheid en ongeneeslijke verveling. svh). No doubt there was narcissism in this cultivation, the somber complacency of dreamers who, from Goethe to Turgenev, sought to identify with Hamlet. But the void was real, and the sensation of history gone absurdly wrong. Stendhal is the chronicler of genius of this frustration. He had participated in the insane vitality of the Napoleonic era; he conducted the rest of his life in the ironic guise of a man betrayed. It is a terrible thing to be ‘languissant d'ennui au plus beau moment de la vie, de seize ans jusqu'à vingt’ (verschrikkelijk die kwijnende verveling op het mooiste moment van het leven, van je zestiende tot je twintigste. svh) (Mlle. de La Mole's condition before she resolves to love Julien Sorel in Le Rouge et le noir). Madness, death are preferable to the interminable (oneindige. svh) Sunday and suet (geur. svh) of a bourgeois life-form. How can an intellectual bear to feel within himself something of Bonaparte's genius, something of that demonic strength which led from obscurity to empire, and see before him nothing but the tawdry (smakeloze. svh) flatness of bureaucracy? Raskolnikov writes his essay on Napoleon and goes out to kill an old woman.


The collapse of revolutionary hopes after 1815, the brutal deceleration of time and radical expectation, left a reservoir of unused, turbulent energies. The romantic generation was jealous of its fathers. The ‘antiheroes,’ the spleen-ridden dandies in the world of Stendhal, Musset, Byron, and Pushkin, move through the bourgeois city like condottieri out of work. Or worse, like condottieri meagerly pensioned before their first battle. Moreover, the city itself, once festive with the tocsin (noodklok. svh) of revolution, had become a prison…


The theme of alienation, so vital to any theory of the crisis of culture, is, as both Hegel and Saint-Simon were among the first to realize, directly related to the development of mass-manufacture. It is in the early and mid-nineteenth century that occur both the dehumanization of laboring men and women in the assembly-line system, and the dissociation between ordinary educated sensibility and the increasingly complex, technological artifacts of daily life. In manufacture and the money market, energies barred from revolutionary action or war could find outlet and social approval. Such expressions as ‘Napoleons of finance’ and ‘captains of industry’ are semantic markers of this modulation…


The urban inferno, with its hordes of faceless inhabitants, haunts the nineteenth-century imagination. Sometimes the metropolis is a jungle, the crazed tropical growth of ‘Hard Times’ and Brecht's ‘Im Dickicht (struikgewas. svh) der Stadt.’ A man must make his mark on its indifferent immensity, or he will be cast off like the rags, the dawn flotsam which obsessed Baudelaire. In his invention of Rastignac, looking down on Paris, challenging the city to mortal combat, Balzac dramatized one of the focal points of the modern crisis. It is precisely from the 1830s onward that one can observe the emergence of a characteristic ‘counterdream’ — the vision of the city laid waste, the fantasies of Scythian and Vandal invasion, the Mongol steeds slaking their thirst in the fountains of the Tuileries Gardens. An odd school of painting develops: pictures of London, Paris, or Berlin seen as colossal ruins, famous landmarks burnt, eviscerated, or located in a weird emptiness among charred stumps and dead water. Romantic fantasy anticipates Brecht's vengeful promise that nothing shall remain of the great cities except the wind that blows through them. Exactly a hundred years later, these apocalyptic collages and imaginary drawings of the end of Pompeii were to be our photographs of Warsaw and Dresden. It needs no psychoanalysis to suggest how strong a part of wish-fulfillment there was in these nineteenth-century intimations.


The conjunction of extreme economic-technical dynamism with a large measure of enforced social immobility, a conjunction on which a century of liberal, bourgeois civilization was built, made for an explosive mixture. It provoked in the life of art and of intelligence certain specific, ultimately destructive ripostes (vergelding. svh). These, it seems to me, constitute the meaning of Romanticism. It is from them that will grow the nostalgia for disaster.

http://www.anti-rev.org/textes/Steiner71a/1.html     


In dit bewustzijn komt de mededeling dat de ‘dingen naar een détente’ bewegen hard aan, en roept het een ‘nostalgie naar onheil’ op. Zeker nu de witte man en vrouw opnieuw worden geconfronteerd met een ernstige crisis in de westerse beschaving. Meer daarover later.



 


1 opmerking:

Unknown zei

Complimenten voor dit prima artikel. Het werd onderhand echt eens tijd dat iemand die verschrikkelijke Geert Mak eens aan de paal nagelde. Toch zou ik in het verband van de Angelsaksische Russofobie nog willen wijzen op Halford Mackinder zijn artikel uit 1904, waarin de leidraad wordt uiteengezet van zowel de Engelse als de Amerikaanse politiek ten aanzien van Rusland en Europa. Ook Zbigniew Brzezinski hamerde op dit aambeeld, in fantasieloze navolging van Mackinder. En wat dat mens De Gruyter betreft: één blik en je weet al genoeg.

Land of the Free. Home of the Brave

  Going Underground @GUnderground_TV From the country that lectures the world on freedom and press and democracy: State troopers are sent to...