vrijdag 26 februari 2021

Het Anti-Semitisme van Geert Mak's Gereformeerde Ouders


Op uitnodiging van de polder-elite sprak dit jaar mijn oude vriend Geert Mak bij de Herdenking van de Februaristaking ondermeer de volgende woorden uit:

Weer staan we hier, we gedenken, we eren, met onze blik naar de Dokwerker. En dat is altijd weer prima. Maar steeds vaker moet ik denken aan wat een van die moedige stakers van toen, de trambestuurder – later wethouder – Harry Verheij ooit na zo’n herdenking zei: ‘Waarom draaien we ons niet een keertje om, en kijken, met de Dokwerker mee, naar onze stad, en naar onze toekomst?’

Ja, laten we dat eens doen. En wat we dan zien, stemt niet vrolijk. Racisme en neofascisme bleven, soms openlijk, vaak sluimerend, altijd aanwezig in onze samenleving. Maar het was in de marge. Nu, in deze jaren, maken wij een omslagpunt mee. Dit soort kwaad is, vooral op internet, weer gangbaar geworden. Het jargon, de taal, de ideeënwereld van toen, ze zijn opnieuw een onderdeel geworden van het normale publieke en politieke debat. En dat is nieuw. Het zijn opeens geen theorieën meer, of angstige herinneringen. Nee, het is er, heel concreet.

Deze visie werd verwoord door de zoon van dominee Catrinus Mak, een gereformeerde christen met antisemitische reflexen, die door Geert worden ontkent, zoals ondermeer bleek toen mijn oude vriend geschokt reageerde op mijn conclusie, na de lezing van zijn bestseller De eeuw van mijn vader (1999), dat zijn ouders vóór de oorlog antisemitische opvattingen koesterden. Zijn vader, Catrinus Mak, liet namelijk in 1936 via De Sumatra Post zijn medechristenen weten dat de antisemitische Neurenberger Rassenwetten ‘staatkundig tolerabel’ waren, terwijl zijn moeder zich destijds beklaagde dat ‘een bepaalde film heel mooi was,’ maar wel ‘een beetje pro-joodsch,’ hetgeen haar kennelijk dwars zat. Zoon Geert’s verklaring voor de houding van zijn ouders tijdens het interbellum is dat zij ‘nu eenmaal niet [wisten], zoals niemand dat weet, op welke plek ze zich bevonden in de geschiedenis.’ Niemand van zijn lezers heeft hem erop gewezen dat dit geen argument is, laat staan een rechtvaardiging, aangezien ‘niemand weet’ op ‘welke plek’ hij of zij zich bevinden ‘in de geschiedenis.’ De vraag is dan ook waarom atheïstische communisten wel  in verzet gingen, terwijl de christelijke zielenherder Catrinus Mak het ‘uitverkoren volk’ van zijn  God verraadde. 

De eeuw van mijn vader (1999) is Geert Mak’s best verkochte boek in Nederland, en dit is geenszins vreemd, want het schampt langs de geschiedenis. Ook hier wordt het collaboreren verkocht als datgene wat opiniemaker Bas Heijne het 'accomoderen' betitelt. Ook bij hem wordt de vraag omzeild in hoeverre de Nederlanders medeschuldig zijn geweest aan de Holocaust, en wordt het eigen foute optreden genegeerd. Op Heijne’s eufemistische bewering dat in ‘Nederland de overtuiging [leeft] dat accommoderen beter is dan confronteren. Om erger te voorkomen, ’ reageerde de Duitse  documentairemaker en schrijver van de bestseller Les Amnésiques (De geheugenlozen), Géraldine Schwarz terecht met de terechtwijzing:

Dat begrijp ik, maar het is riskant. Denk aan de appeasement van Chamberlain! Ik heb het gevoel dat er nog altijd groot ongemak over die periode bestaat, die een echte verwerking moeilijk maakt. Dat er dertien jaar juridisch gesteggeld is over een nieuw Auschwitz-monument in Amsterdam, vind ik beschamend. Een bevolkingsgroep die een groot stempel op de geschiedenis van de stad heeft gedrukt, is compleet vernietigd en dan is daar in 2019 nog geen opvallend monument aan gewijd? Het huidige monument is heel mooi, maar niemand die het ziet. Er is in Nederland ook geen Holocaustmuseum, terwijl er wel een in Boedapest staat. Nederland weigert nog altijd excuses aan te bieden voor het lot van de Joden, terwijl vrijwel alle Europese landen, Andorra en Luxemburg inbegrepen, dat wel hebben gedaan. Het wijst erop dat men in Nederland nog altijd moeite heeft om met zichzelf in het reine te komen.

Dat lijkt me een slechte zaak, want zonder excuses, zonder erkenning van fouten, kun je geen vrede met het verleden hebben, met de slachtoffers, en ook niet met de vijanden van weleer. Dat is een basaal psychologisch feit. Een volwassen democratie moet het verleden onder ogen kunnen zien. Het is zo’n achterhaald idee dat wanneer je demonen uit het verleden oproept, je daar alleen maar minder van kunt worden. Het verleden alleen gebruiken om jezelf een goed gevoel te geven, om te kunnen gloriëren, echt, dat is iets uit de negentiende eeuw.

https://www.nrc.nl/nieuws/2019/11/01/streven-naar-consensus-kan-een-excuus-voor-lafheid-zijn-a3978843  


Een journalist/jurist als Geert Mak, die zich opwerpt als historicus, als chroniqueur van ondermeer Amsterdam en Nederland, zou in De eeuw van mijn vader niet hebben moeten suggereren dat zijn ouders geen anti-semitische opvattingen bezaten, en dit zeker niet, tegenover mij, hebben moeten ontkennen. Als een onafhankelijke waarnemer had hij de werkelijkheid moeten beschrijven. Nu komt hij niet verder dan de terloopse opmerking:

Soms vraag ik me af: heeft bij de mannenbroeders van voor de oorlog, die zich zo graag ‘de kinderen Gods’ noemden, wellicht ook een onuitgesproken jaloezie meegespeeld? Jegens de enige echte ‘kinderen Israëls’? 

Kortom, hij doet het hier voorkomen alsof er geen sprake van anti-semitisme was, maar van ‘jaloezie,’ oftewel ‘afgunst, ijverzucht, kinnesinne, naijver.’ De bestsellerauteur vraagt zich dit ‘soms af,’ meer niet. Deze houding maakt hem ook zo populair bij de Nederlandse burgers. Die voelen zich niet schuldig voor het kwalijke verleden zoals de slavernij, een misdaad waardoor Nederland zo rijk is kunnen worden. Het poldermodel heeft het mogelijk gemaakt dat pas recentelijk begonnen is met een officieel onderzoek naar de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië, ruim 70 jaar geleden. Dezelfde mentaliteit is er de oorzaak van geweest dat Nederland pas in 2020 excuses aanbood voor de ‘accomodatie’ aan de eisen van de nazi’s, die in een slachtpartij van joodse Nederlanders eindigde.

 

Die collaboratie-mentaliteit is nog lang niet afgelopen. De Nederlander heeft in dat opzicht werkelijk niets van de Tweede Wereldoorlog geleerd. Geen van de op mijn weblog  aangehaalde opiniemakers, Geert Mak, Hubert Smeets, Bas Heijne, Frank Westerman, Ian Buruma, die altijd onmiddellijk vooraan staan om hun mening te geven over wat dan ook, heeft erop aangedrongen dat de Nederlandse bewindslieden, die illegaal steun verleenden aan terroristen in Syrië, hiervoor juridisch worden vervolgd. Zij kijken wel uit, het zou hun vorstelijk inkomen en braaf imago in gevaar brengen. Het is waar Geert, oude vriend,  'zonder excuses, zonder erkenning van fouten, kun je geen vrede met het verleden hebben, met de slachtoffers, en ook niet met de vijanden van weleer.' Ik kom hierop terug, want jouw hypocrisie is niet alleen weerzinwekkend, maar ook het verkeerde voorbeeld.


 


Geen opmerkingen: