maandag 5 oktober 2020

Chris Kijne en de Gesubsidieerde Onwetendheid 13


In 1895 verklaarde de Britse diamantmagnaat Cecil Rhodes die zijn fortuin inzette om de Wedloop om Afrika voor het Britse rijk te winnen:

I was in the East End of London yesterday and attended a meeting of the unemployed. I listened to the wild speeches, which were  just a cry for ‘bread! bread!’ and on my way home I pondered over the scene and I became more than ever convinced of the importance of imperialism… My cherished idea is a solution for the social problem, that is, in order to save the 40,000,000 inhabitants of the United Kingdom from a bloody civil war, we colonial statesmen must acquire new lands to settle the surplus population, to provide new markets for the goods produced in the factories and mines. The empire, as I have always said, is a bread and butter question. If you want to avoid civil war, you must become imperialists. 


In zijn boek A Young People's History of the United States (2007) maakt de Amerikaanse historicus, wijlen Howard Zinn, zijn lezers erop attent dat:


Before he was elected president, William McKinley had said, 'We want a foreign market for our surplus goods.' Senator Albert Beveridge of Indiana spelled it out in 1897. He said: 


'American factories are making more than the American people can use; American soil is producing more than they can consume. Fate has written our policy for us; the trade of the world must and shall be ours.'


These politicians and others believed that the United States had to open up other countries to American goods — even if those markets were not eager to buy. If factories and farms could sell their surplus production overseas, American companies would keep earning money, and the economy might avoid the crises that had sparked class war in the 1890s.

War was probably not a thought-out plan among most of the elite ruling classes. Instead, it grew naturally from two sources, capitalism and nationalism. Capitalism demanded more markets. Nationalism, the spirit of strong national pride, made people think that the United States had a right, or even a duty, to expand itself and to shape the affairs of other countries. 


Stretching the United States' arm overseas was not a new idea. The war against Mexico had already carried the United States to the Pacific Ocean. Before that, in 1823, President James Monroe had produced the Monroe Doctrine. This statement made it clear that the United States claimed an interest in the politics of the entire Western Hemisphere — North, Central, and South America. It warned the nations of Europe not to meddle with countries in the America's. 


The United States, however, didn't feel that it had to stay out of other countries' affairs. Between 1798 and 1895, the United States sent troops to other countries, or took an active role in their affairs, 103 times. In the 1850s, for example, the U.S. Navy used warships to force Japan to open its ports to American shipping.



Tegen het einde van de negentiende eeuw werd dit kolonialisme ideologisch gerechtvaardigd door het ondermeer te propageren als The White Man's Burden, een begrip dat de Engelse schrijver Rudyard Kipling in 1899 in het gelijknamige gedicht introduceerde, en dat als ondertitel kreeg: ‘The United States and the Philippine Islands.’ Op dat moment was het Amerikaanse leger op de Filippijnen druk doende met een genocidale oorlog tegen de bevolking die onafhankelijkheid eiste na drie eeuwen Spaanse overheersing. De Amerikaanse elite had evenwel heel andere plannen met de eilandengroep, zoals in 1912 andermaal duidelijk werd toen aan de vooravond van zijn presidentschap, Woodrow Wilson, de Amerikaanse buitenlandse politiek kort samenvatte met de woorden dat zodra:


de fabrikant erop staat de hele wereld als een markt te bezitten, de vlag van deze natie hem moet volgen, en de deuren van de naties die voor hem gesloten zijn moeten worden ingebeukt. Concessies verkregen door financiers moeten worden beschermd door de ministers van Buitenlandse Zaken, zelfs wanneer de soevereiniteit van onwillige naties daarbij geschonden wordt.


Wilson’s regering ging ervan uit dat ‘primitieve volkeren’ als ‘ondeugende kinderen zijn, die de privileges en rechten van volwassenen uitoefenen,’ en daarom ‘een krachtige, en gezag afdwingende hand’ nodig hadden. In zijn visie werd ‘Amerika’ gedreven door ‘verheven idealen,’ bedoelt om ‘stabiliteit en rechtvaardigheid’ te brengen. Daarom, zo was de legitimering, bezat de VS met zijn ‘exceptionalisme’ een onbetwistbaar recht op de hegemonie in de wereld. Het was niet meer dan normaal dat de VS imperialistisch was, eerst op het Noord Amerikaanse continent zelf, en vervolgens in overzeese gebieden, zoals allereerst Hawaii, Guam en de Filippijnen.  De bloedige verovering van het laatst genoemde land was in zijn ogen meer dan gerechtvaardigd, omdat:


onze belangen voorwaarts moeten marcheren, hoe altruïstisch we ook mogen zijn; andere naties moeten ervoor zorgen dat ze op een afstand blijven, en niet proberen ons tegen te houden. 


In The Guardian van dinsdag 16 juli 2002 beweerde Ian Buruma evenwel met grote stelligheid dat de ‘American president, Woodrow Wilson’ gedreven werd door ‘a wildly idealistic attempt to secure world peace.’ Achter de woorden van de 'internationalist' Woodrow Wilson ging natuurlijk geen ‘onbaatzuchtigheid’ schuil, maar het aloude winstmotief. De VS eiste de greep op ’s werelds grondstoffen en markten. Er bestond namelijk het telkens terugkerende probleem van de overproductie, een feit dat eerder door president McKinley zonder omwegen werd verwoord toen hij tijdens de grote depressie in de VS aan het eind van de negentiende eeuw verklaarde: ‘Wij hebben goed geld… maar wat we nodig hebben is nieuwe markten,’ omdat — zo maakte op zijn beurt de invloedrijke voorzitter van de Senaatscommissie voor Buitenlandse Betrekkingen, Henry Cabot Lodge, nog eens duidelijk — de binnenlandse markten ‘niet voldoende zijn voor onze op volle toeren draaiende industrieën.’ Met het oog daarop zei de spraakmakende senator Albert Beveridge ‘The Philippines are ours forever,’ want ‘just beyond the Philippines are China's illimitable markets.’ De wereld moest weten dat: ‘The Pacific is ours.’


Telkens weer was het argument tijdens het debat in het Congres over de annexatie van de Filippijnen dat deze eilandengroep moest fungeren als 'stepping-stones to China,’ destijds al een potentiële markt van rond de 400 miljoen consumenten. Natuurlijk werd deze noodzaak met nobel klinkende propaganda aan de man gebracht en decennialang herhaald door mainstream-journalisten van het allooi Ian Buruma. De VS had immers de plicht om de blanke beschaving te verspreiden onder 'savage and senile peoples,’ aldus Beveridge. Een onlogisch argument, aangezien het merendeel van de Filippijnse bevolking na eeuwen Spaanse overheersing al vele generatieslang katholiek was. De Amerikaanse auteurs Roger Burbach en Jim Tarbell benadrukken in hun boek Imperial Overstretch: George W. Bush and the Hubris of Empire (2004) dat:

As President, Wilson was as aggressive as his predecessors, seizing control of the Mexican port of Vera Cruz, sending General Pershing to pursue Pancho Villa's rebels in northern Mexico, and ordering US troops into Haiti, the Dominican Republic, Cuba, Honduras and Panama... the United States acted as a sovereign power in the Caribbean and much of Latin America, intervening with troops thirty-one times in the region between 1901 and 1925 (see Collier 1993). And US foreign investments during the first quarter of the twentieth century expanded in tandem with the advance of the US flag, just as Wilson had advocated. In 1900 investments abroad stood at 500 million dollar, in 1909 at 2 billion dollar, in 1913 2.5 billion dollar, and by 1924 they had reached about 8 billion. 


Het Amerikaanse koloniaal expansionisme werd door de beleidsbepalers gezien als een onvermijdelijkheid, het product van 'manifest destiny,' een als het ware door de joods-christelijke God geschonken recht om over de hele mensheid te heersen. Daarbij speelden democratische opvattingen geen rol van betekenis; centraal in de claim op andermans grondstroffen en markten stond het ingeboren racisme van de witte elite. Ook bij Woodrow Wilson: 


Like many other progressives in the early 1900's, Woodrow Wilson showed little interest in the plight of African Americans. In fact, he shared many of the racist attitudes prevalent at the time. Although Wilson denounced the Ku Klux Klan's ‘reign of terror,’ he sympathized with its motives to restore white rule in the postwar South and to relieve whites of the ‘ignorant and hostile’ power of the black vote. In his early years as a student of the prestigious Princeton, Wilson had declared that ‘universal suffrage is the foundation of every evil in this country.’ He sharply opposed giving the vote to uneducated whites, but he detested the enfranchisement of blacks, arguing that Americans of Anglo-Saxon origin would always resist domination by ‘an ignorant and inferior race.’ He believed that white resistance to black rule was ‘unalterable.’ 


Later, as a politician, Wilson courted black voters, but he rarely consulted African-American leaders and repeatedly avoided opportunities to associate with them in public. Many of the southerners he appointed to his cabinet were uncompromising racists who systematically began segregating the employees in their agencies, even though the agencies had been integrated for over fifty years. Workplaces were segregated by race, as were toilets, drinking fountains, and areas for work breaks. When black leaders protested these actions, Wilson replied that such racial segregation was intended to eliminate ‘the possibility of friction’ in the federal workplace... James Loewen, professor of sociology at the University of Vermont, has written that Wilson ‘appointed southern whites to offices traditionally reserved for blacks’ and ‘personally vetoed a clause on racial equality in the Covenant of the League of Nations.’ The NAACP launched a public protest in 1913 against Wilson for ‘introducing segregation into the Federal Government.’

http://www.everything2.com/index.pl?node=Woodrow%20Wilson  


Getuige Ian Buruma’s opvattingen is dit racistisch exceptionalisme nog steeds latent aanwezig. Net als toen, moet elke (neo-)imperialistische oorlog met mooie woorden worden omkleed. Dat gaat in het geval van professor Buruma als volgt:


now that the Russians are down and out, the natural deference  (vanzelfsprekende eerbied. svh) to American leadership is harder to maintain. For an alliance to work, you need a common enemy. And many Europeans don't see Iraq as a common enemy. Instead, that nagging fear of being dragged into wars by bellicose America, of being rudely wrenched from our peaceful dreams, is growing. But this is the fear of the powerless bystander. One reason for wanting the US to be part of the ICC, or other international institutions, is to check its power and curb its excesses. Perhaps even to pacify it. At the same time, we expect the US to do the dirty work for us.


As long as this contradiction persists, we cannot expect the Americans to be keen on our European civilizing mission. There is only one way out of this dilemma, which is to rebuild European military power. We cannot match the US, but we can share more of its burden. If we want the Americans to sign up to the ICC, we too must do the dirty work, and take the risk of being held accountable.

https://www.theguardian.com/world/2002/jul/16/usa.features11  


Wanneer mijn oude vriend schrijft dat ‘wij tegelijkertijd van de Verenigde Staten verwachten dat het ’t smerige werk voor ons doet,’ dan bedoelt hij met 'wij' de macht en de succesvolle liberal ‘urban elites,’ voor wie hij als broodschrijver actief is. De rest moet het maar zelf uitzoeken, zij zijn de gewone burgers die in toenemende mate de dupe worden van het neoliberalisme. In een volwassen democratie zou iemand als opiniemaker Buruma worden aangesproken op zijn al dan niet verhulde steun aan oorlogsmisdaden. Veelzeggend is ook Buruma’s gebruik van het begrip ‘mission civilisatrice,’ dat in de negentiende eeuw door Franse imperialisten werd gebruikt om eveneens de uitwassen van hun koloniaal systeem te rechtvaardigen. In haar schitterende The March of Folly. From Troy to Vietnam (1984) herinnert de Amerikaanse historica Barbara Tuchman in dit verband haar lezers aan het volgende:


Roosevelt (Franklin Delano. svh) had been right about the French record in Indochina; it was the most exploitative in Asia. The French administration concentrated on promoting the production of those goods — rice, coal, rubber, silk and certain spices and minerals — most profitable to export while manipulating the native economy as a market for French products. It provided an easy and comfortable living for some 45,000 French bureaucrats, usually those of mediocre talent, among whom a French survey in 1910 discovered three who could speak a reasonably fluent Vietnamese. It recruited as interpreters and middlemen an assistant bureaucracy of 'dependable' Vietnamese from the native upper class, awarding jobs as well as land grants and scholarships for higher education mainly to converts to Catholicism. It eliminated traditional village schools in favor of a French-style education which, for lack of qualified teachers, reached barely a fifth of the school-age population and, according to a French writer, left the Vietnamese 'more illiterate than their fathers had been before the French occupation.' Its public health and medical services hardly functioned, with one doctor to every 38,000 inhabitants… It substituted an alien French legal ode for the traditional judicial system and created a Colonial  Council   in   Cochin   China   whose   minority of Vietnamese members were referred to as ‘representatives of the conquered race.’ Above all, through the development of large company-owned plantations and the opportunities for corruption open to the collaborating class, it transformed a land-owning peasantry into landless sharecroppers (deelpachters. svh) who numbered over 50 percent of the population on the eve of World War II.


The French called their colonial system la mission civilisatrice, which satisfied self-image if not reality.


Tot zover Ian Buruma’s ‘mission civilisatrice’ dat het Westen schatrijk maakte en de kolonies arm hield. Tekenend voor zijn reactionair liberalisme is dat deze zo geprezen opiniemaker van de gezeten burgerij het feit in zijn commentaar het feit verzweeg dat de inval in Irak, volgens het internationaal recht ‘illegaal’ was, zoals VN-secretaris-generaal Kofi Annan, een jaar later, in september 2004 tegenover de BBC herhaalde. Bovendien is Buruma’s ‘dirty work’ eveneens in strijd met de fundamentele internationale rechtsregels. Toch spreekt de ‘Fackelträger des Liberalismus’ van een Europees ‘white man’s burden,’ oftewel ‘een beschavingsmissie,’ en concludeerde hij in juni 2017 dat: 


even if the end of Pax Americana does not result in military invasions, or world wars, we should ready ourselves for a time when we might recall the American Empire with fond nostalgia.


Het spreekt voor zich dat Buruma geen enkel onderzoek hiernaar had verricht, maar dat is in de virtuele wereld van de elite-woordvoerders niet meer noodzakelijk. Drie jaar later, begin augustus 2020 stelde hij zonder enige intellectuele reserve in een column over China:


How to defend what is left of the free world against the predatory strategies of a very rich and powerful dictatorship? Pompeo is right to stress the importance of solidarity. The way to organize the protection of common interests is to establish international organizations to safeguard and enforce common rules and laws. 

https://www.project-syndicate.org/commentary/trump-hypocritical-china-policy-by-ian-buruma-2020-08 


Buruma criminaliseert China als een ‘mafia society,’ een ‘very rich and powerful dictatorship,’ dat erop uit is met ‘roofzuchtige strategieën’ datgene ‘wat is overgebleven van de vrije wereld’ te verpletteren. Zijn betoog sluit naadloos aan bij de racistische wijze waarop het Westen altijd al het ‘gele gevaar’ zag, te weten: China met zijn 1,4 miljard ‘spleetogen,’ zoals zij, nog niet eens zo lang geleden, in het westerse jargon werden aangeduid. Ook Buruma schept impliciet het beeld van oosterse horden, die, zoals ten tijde van Dzjengis Khan en Timoer Lenk, de ‘westerse, christelijke, beschaving’ bedreigen. 



Typerend is dat professor Buruma hier Mike Pompeo opvoert, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken bekend van uitspraken als ‘I was the CIA Director; we lied, we cheated we stole,’ en hieraan toevoegde dat dit ‘reminds you of the glory of the American experiment.’ Om nu juist deze bellicose 'havik' te introduceren als een politicus die het ‘belang van solidariteit’ benadrukt, is de absurditeit ten top, zeker als ‘we’ ons buigen over de vraag wat Buruma bedoelt met ‘de bescherming van gemeenschappelijke belangen.’ Welke ‘common interests’ zou Pompeo nastreven? In elk geval niet het ‘belang’ van de naar schatting 700 miljoen wereldbewoners die dagelijks honger lijden, en zelfs niet het ‘belang’ van de 46 million Amerikanen die onder de armoedegrens leven, terwijl tegelijkertijd in de VS de ‘rich get richer.’ Volgens de ‘fakkeldrager van het liberalisme’ moeten ‘internationale organisaties de gemeenschappelijke regels en wetten’  verdedigen, maar gezien de groeiende kloof tussen rijk en arm, nu ook in het Westen, is dit hol taalgebruik van een modale propagandist. En hoe verhoudt het door Buruma bepleite ‘dirty work’ zich met het ‘waarborgen en afdwingen’ van de ‘common rules and laws’? Ik vrees dat Buruma ernstig in de war is, waardoor hij niet bij machte is te begrijpen wat de kern van het Amerikaanse streven is. In 1977 formuleerde de toenmalige Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties, Andrew Young, dit streven kort, maar krachtig. Tegenover de ‘Senate Foreign Reflations Africa Subcommittee’ zei hij:


I think that whenever we have the possibility of contributing toward development what we are doing, really, is creating stable conditions under which American goods and services will eventually be desired. My approach to Africa is in some ways like the Japanese approach to Asia, and my approach to foreign aid is not necessarily humanitarian. It is in the long-range interest of access to resources and the creation of markets for American goods and services.


In een poging de werkelijke politiek te verdoezelen komt Buruma aandraven met begrippen als ‘solidariteit, gemeenschappelijke belangen,’ en ‘waarborgen’ van niet bestaande ‘gemeenschappelijke regels en wetten.’ Middels een vloedgolf van politiek taalgebruik probeert hij te maskeren dat het ‘lange-termijn belang’ van de machthebbers in Washington en op Wall Street erop gericht is om wereldwijd de ‘toegang tot de grondstoffen’ te garanderen, en daarnaast ‘markten te scheppen voor Amerikaanse goederen en diensten.’ De rest, over ‘common rules and laws’ en zo, is de bekende propaganda van de ‘corporate press,’ die tot taak heeft zoveel mogelijk winst te maken voor haar rijke opdrachtgevers. 


Op dit punt aangekomen wil ik graag mijn mainstream-collega Hubert Smeets introduceren. Ik ken Hubert al enkele decennia als spil van een clique van uitgesproken Rusland-haters. Getrouwd met een Aziatische Russin is deze opiniemaker van oordeel dat het typisch Russisch,’ is ‘om altijd alles om te draaien,’ zoals hij verkondigde in NRC Handelsblad van 12 september 2013. Hubert behoort tot de garde van Oude Getrouwen die, geschoold in het Koude Oorlogsdenken, in iedere westere dissident een Kremlin-agent vermoedt, druk doende met een gluiperig complot tegen ‘het vrije westen,’ terwijl zij tegelijkertijd in de VS de hoop voor de toekomst blijfven zien. Smeets reageert opvallend vaak op dezelfde lachwekkende wijze als die van zijn leermeester, de overtuigde Atlanticus H.J.A. Hofland, lange tijd de nestor van de zelfbenoemde Nederlandse ‘politiek-literaire elite’ — een categorie buitenbeentjes die hoogstpersoonlijk door H.J.A. verzonnen was. Als huisfilosoof van De Groene Amsterdammer werkte Henk Hofland in het nummer van 10 december 2014 mee aan de Nederlandse revival van de gecultiveerde angst voor de Russen, door onder andere te beweren dat als gevolg van ‘de expansieve buitenlandse politiek van Poetin’ een ‘nieuw stadium in de internationale politiek’ was ‘bereikt,’ terwijl, volgens hem, de VS als de leider van ‘het vredestichtende Westen’ moest worden gezien. De door zijn sycofanten tot ‘beste journalist van de eeuw’ uitgeroepen Henk suggereerde in De Groene van 10 december 2014 dat door de Russische politiek het Westen zich gedwongen zag ‘om de zekerheid te vergroten’ door ‘onder auspiciën van de NAVO’ een zogeheten ‘flitsmacht’ op te richten:


waaraan Nederland met tweehonderd man zal meedoen, voorlopig met Duitsland en Noorwegen. Een strijdmacht die in geval van nood bliksemsnel kan worden ingezet. Hoe de militaire deskundigen zich dat voorstellen weten we nog niet,


Twee maanden later liet de krijgshaftige 88-jarige opiniemaker  in hetzelfde ‘progressieve’ weekblad nog eens weten: 


Het is dus noodzaak voor het Westen om grenzen aan de Russische expansie te stellen. We naderen het stadium waarin van Poetin alles te verwachten valt.



Kortom, de veronderstelling werd erin gehamerd dat het Westen zich nog meer moest bewapenen om de ‘Russen’ tegen te houden zodra zij zouden ‘komen,’ de kern van de propaganda die de eerste Koude Oorlog mogelijk maakte. Ik wijs er nog even op dat in 2015 de NAVO al ruim dertien keer meer aan militaire uitgaven spendeerde dan de Russische Federatie. 

Welnu, in dezelfde paranoïde traditie opereert mijn oude kennis Hubert Smeets, voormalig buitenland-redacteur van NRC Handelsblad, die in 2016 van de toenmalige PVDA-minister van Buitenlandse Zaken, Bert Koenders, 294.000 euro kreeg toegezegd om de anti-Poetin website ‘Raam op Rusland’ te starten. Dit Raam dient nu als platform voor bijvoorbeeld de zelfbenoemde ‘onafhankelijk geopolitiek adviseur’ Elmar Hellendoorn, die in 2016 in de NRC verkondigde dat ‘een sterke NAVO sinds het einde van de Koude Oorlog nog niet zo hard nodig [is] geweest als nu,’ want, ‘Rusland dreigt de laatste tijd immers met het inzetten van nucleaire wapens.’ Daarbij wordt genegeerd dat zomer 2015, de ‘geopolitiek adviseur’ van wereldnaam, Henry Kissinger, had gewaarschuwd dat onder president Obama ‘Breaking Russia has become an objective,’ terwijl toch ‘the long-range purpose should be to integrate it.’ Hetzelfde jaar werd bekend dat ‘Obama Backs Biggest Nuclear Arms Buildup Since Cold War,’ aangezien:


Obama has backed investment in new nuclear delivery systems, upgraded warheads, resilient command networks, and industrial sites for fabricating nuclear hardware that, when added to the expense of maintaining the existing arsenal, will cost $348 billion between 2015 and 2024.


De totale vernieuwing van Amerika’s totale nucleaire arsenaal wordt geschat op meer dan één biljoen, een miljoen keer een miljoen dollar. Het gerenommeerde Amerikaanse zakentijdschrift Forbes merkte dan ook op dat:


This isn't what most observers expected from Obama. A longtime supporter of nuclear disarmament, he gave a speech shortly after being inaugurated in 2009 highlighting ‘America's commitment to seek the peace and security of a world without nuclear weapons.’

https://www.forbes.com/sites/lorenthompson/2015/12/15/obama-backs-biggest-nuclear-arms-buildup-since-cold-war/#52c812af2a0f 



Staande voor een Amerikaanse vlag wijst Hubert Smeets aan dat het gevaar uit het Oosten komt, uit Rusland.


Maar voor hinderlijke feiten is in de anti-Rusland propaganda van de polderpers geen ruimte. Veelzeggend is tevens dat Hubert Smeets een graag geziene gast is bij de Atlantische Commissie, de propaganda-arm van de NAVO. En in een dergelijk oorlogszuchtig milieu is geen enkele plaats voor enige relativering. Zelfs de bekendste westerse geopolitieke deskundige, Henry Kissinger, werd genegeerd nadat hij in het Amerikaanse tijdschrift The National Interest van 19 augustus 2015 had opgemerkt dat een:   


number of things need to be recognized. One, the relationship between Ukraine and Russia will always have a special character in the Russian mind. It can never be limited to a relationship of two traditional sovereign states, not from the Russian point of view, maybe not even from Ukraine’s. So, what happens in Ukraine cannot be put into a simple formula of applying principles that worked in Western Europe, not that close to Stalingrad and Moscow. In that context, one has to analyze how the Ukraine crisis occurred. It is not conceivable that Putin spends sixty billion euros on turning a summer resort into a winter Olympic village in order to start a military crisis the week after a concluding ceremony that depicted Russia as a part of Western civilization.

https://nationalinterest.org/feature/the-interview-henry-kissinger-13615 


Meer over de door de Nederlandse staat betaalde propagandist Hubert Smeets de volgende keer. 



Ian Buruma's 'White Man's Burden'





Geen opmerkingen: