Allereerst dit: de gezaghebbende Britse hoogleraar Antropologie aan de London School of Economics, David Graeber, schreef zomer 2013 onder de kop ‘On the Phenomenon of Bullshit Jobs: A Work Rant’:
In the year 1930, John Maynard Keynes predicted that, by century's end, technology would have advanced sufficiently that countries like Great Britain or the United States would have achieved a 15-hour work week. There's every reason to believe he was right. In technological terms, we are quite capable of this. And yet it didn't happen. Instead, technology has been marshaled, if anything, to figure out ways to make us all work more. In order to achieve this, jobs have had to be created that are, effectively, pointless. Huge swathes of people, in Europe and North America in particular, spend their entire working lives performing tasks they secretly believe do not really need to be performed. The moral and spiritual damage that comes from this situation is profound. It is a scar across our collective soul. Yet virtually no one talks about it.
Why did Keynes' promised utopia — still being eagerly awaited in the ‘60s — never materialize? The standard line today is that he didn't figure in the massive increase in consumerism. Given the choice between less hours and more toys and pleasures, we've collectively chosen the latter. This presents a nice morality tale, but even a moment's reflection shows it can't really be true. Yes, we have witnessed the creation of an endless variety of new jobs and industries since the 1920s, but very few have anything to do with the production and distribution of sushi, iPhones, or fancy sneakers.
So what are these new jobs, precisely? A recent report comparing employment in the US between 1910 and 2000 gives us a clear picture (and I note, one pretty much exactly echoed in the UK). Over the course of the last century, the number of workers employed as domestic servants, in industry, and in the farm sector has collapsed dramatically. At the same time, ‘professional, managerial, clerical, sales, and service workers’ tripled, growing ‘from one-quarter to three-quarters of total employment.’ In other words, productive jobs have, just as predicted, been largely automated away (even if you count industrial workers globally, including the toiling masses in India and China, such workers are still not nearly so large a percentage of the world population as they used to be).
But rather than allowing a massive reduction of working hours to free the world's population to pursue their own projects, pleasures, visions, and ideas, we have seen the ballooning of not even so much of the ‘service’ sector as of the administrative sector, up to and including the creation of whole new industries like financial services or telemarketing, or the unprecedented expansion of sectors like corporate law, academic and health administration, human resources, and public relations. And these numbers do not even reflect on all those people whose job is to provide administrative, technical, or security support for these industries, or for that matter the whole host of ancillary industries (dog-washers, all-night pizza delivery) that only exist because everyone else is spending so much of their time working in all the other ones.
These are what I propose to call ‘bullshit jobs.’
It's as if someone were out there making up pointless jobs just for the sake of keeping us all working. And here, precisely, lies the mystery. In capitalism, this is precisely what is not supposed to happen. Sure, in the old inefficient socialist states like the Soviet Union, where employment was considered both a right and a sacred duty, the system made up as many jobs as they had to (this is why in Soviet department stores it took three clerks to sell a piece of meat). But, of course, this is the sort of very problem market competition is supposed to fix. According to economic theory, at least, the last thing a profit-seeking firm is going to do is shell out money to workers they don't really need to employ. Still, somehow, it happens.
Zinloos werk. Waardeloze baantjes, alleen om mensen bezig te houden. Eén van die ‘bullshit jobs’ is de ‘verkeersregelaar.’ Meestal vier of vijf mannen in een geel pak, die zelfs bij de kleinste wegopbreking hun werktijd uitzitten. Virtueel werk dat net als virtueel geld zowel niet als wel bestaat. Elke bureaucratie grossiert in deze verzonnen banen. Het betreft hier werkverschaffing om het individu beheersbaar te houden. Met als gevolg dat hieruit een ‘[diepgaande] morele en spirituele schade’ voortvloeit. Niets is psychisch zo schadelijk als het besef dat je overtollig bent, dat je niet meetelt, en dat er daarom met je gesold wordt. Niet alleen voor het betrokken individu vernietigt dit het zelfrespect, maar ook voor het collectief, aangezien de meerderheid weet dat ook zij door de flexibilisering van werk elk moment hun menselijke waardigheid kunnen verliezen. Het is dit besef die Franse burgers motiveert om maandenlang met gele vestjes te demonstreren tegen de regering van president Macron, één van de voormalige zaakvoerders van Rothschild & Cie, de Franse vertakking van de machtigste joodse bank in de wereld, te weten: Rothschild & Co.
De ongecontroleerde macht van de financiële elite gaat ten koste van de democratie. De overtolligheid van steeds meer burgers is, volgens Graeber, ‘een lidteken op onze collectieve ziel. Desondanks spreekt nagenoeg niemand hierover.’
Een ander voorbeeld van bullshit-jobs is het almaar groeiende leger veiligheidsbeambten in winkels, op kantoren en bij de talloze overheidsinstanties. Een belangrijk aspect van de huidige overtolligheid is het razendsnel verdwijnen van vast werk. Al uit 'het rapport Vacatures in 2011 van het UWV' bleek 'dat steeds minder mensen een vast contract wordt aangeboden. Werkgevers kiezen ervoor om werknemers een tijdelijk contract te geven, bijvoorbeeld van een jaar. Het aantal werknemers dat een vaste aanstelling kreeg, is in 2011 gedaald met maar liefst 97%.
Op deze manier is de bestaanszekerheid van honderden miljoenen westerlingen teniet gedaan. De massa slikt deze achteruitgang, uit angst anders helemaal geen werk meer te hebben, en zo tot een klaploper te worden gereduceerd.
In 2011 kregen slechts 2.000 werknemers een vast contract. In 2010 waren dit er nog 83.000. Ik heb gezocht naar recentere cijfers, maar in een vergelijkbaar rapport van het UWV over 2013 wordt de kwestie ‘Verschuiving van vaste contracten naar tijdelijke contracten’ niet eens meer onderzocht. Daar worden de contracten ‘Vast of tijdelijk met uitzicht op vast’ voor het gemak maar op één hoop gegooid.
Kortom, het in de VS tot grote bloei gekomen kapitalisme heeft, net als het Sovjet-communisme, niet tot bevrijding van de burger geleid, maar tot nog meer onderwerping aan de wil van een kleine elite, die in het totalitair opererende neoliberalisme de dienst uitmaakt. Graeber:
While corporations may engage in ruthless downsizing, the layoffs and speed-ups invariably fall on that class of people who are actually making, moving, fixing and maintaining things; through some strange alchemy no one can quite explain, the number of salaried paper-pushers ultimately seems to expand, and more and more employees find themselves, not unlike Soviet workers actually, working 40 or even 50 hour weeks on paper, but effectively working 15 hours just as Keynes predicted, since the rest of their time is spent organizing or attending motivational seminars, updating their facebook profiles or downloading TV box-sets.
The answer clearly isn't economic: it's moral and political. The ruling class has figured out that a happy and productive population with free time on their hands is a mortal danger (think of what started to happen when this even began to be approximated in the '60s). And, on the other hand, the feeling that work is a moral value in itself, and that anyone not willing to submit themselves to some kind of intense work discipline for most of their waking hours deserves nothing, is extraordinarily convenient for them.
Dat is één. Twee. Naar aanleiding van Ian Buruma’s bewering dat ‘wij’ — zijnde de hele mensheid — ‘ons’ zullen ‘moeten voorbereiden op een tijd waarin we met weemoed terugkijken op het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington’ stelde ik mijn oude vriend enkele kritische vragen.
Zo vroeg ik hem ‘hoe betrekkelijk het begrip “betrekkelijk” [is] in jouw optiek?’ De dag erna begon Buruma zijn reactie als volgt:
Beste Stan — Leuk van je te horen. Ik hoop dat je het goed maakt. Ik heb af en toe een blik geslagen op je blog, en begrijp je standpunten denk ik goed. De drie kwaadaardigste en gevaarlijkste machten in de wereld zijn de VS, Israel, en Geert Mak. Dit is niet een nieuwe visie (behalve dan Mak, die we even kunnen laten vallen): voor de tweede wereld oorlog was vijandigheid ten opzichte van de VS en de Joden (Israel bestond toen natuurlijk nog niet) iets wat eerder te vinden was in extreem rechtse, en zelfs niet zo extreem rechtse kringen. Aan Joods en Amerikaanse materialisme zou de westerse beschaving ten onder gaan.
In neem niet aan dat je dit standpunt deelt. Jouw ideeën komen eerder uit een wat ouderwetse Amerikaanse hoek, Chomsky, Zinn et al. die door een oudere generatie serieus werden genomen.
Deze reactie verbaasde me niet; uit zijn beantwoording bleek dat hij geen antwoord op mijn vraag had, en daarom meende dat de aanval de beste verdediging is. Waar ik wel van opkeek was zijn oordeel dat twee joods-Amerikaanse geleerden, Chomsky en Zinn, naar de mestvaalt van de geschiedenis moeten worden verbannen. Beide kritische intellectuelen hebben stelselmatig gedocumenteerde kritiek geuit op de neoliberale ideologie, en het grootschalige Amerikaanse geweld, dat alleen al in Zuid-Oost Azië rond de 3,4 miljoen doden heeft veroorzaakt. Dit alles relativeerde Buruma’s bewering dat er sprake is van ‘het betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington.’ In een poging ook mijn kritiek verdacht te maken, zette Buruma meteen het zwaarste geschut in: de gaskamers van Auschwitz, de Holocaust, zes miljoen vermoorde joodse Europeanen. Daarmee werd elke discussie ogenblikkelijk onmogelijk gemaakt. Vandaar dat ik genoodzaakt ben over zijn hoofd heen, de leerstellingen van mijn oude vriend nauwgezet te analyseren. Typisch Hollandse botheid dient men niet te belonen door te zwijgen.
Welnu, Ian verwijt mij de VS en Israel te beschouwen als de ‘kwaadaardigste machten in de wereld.’ Zijn bewering is onjuist, aangezien ik, in tegenstelling tot hem, geen manicheïsch judeo-christelijk wereldbeeld koester. Het simplisme van de dichotomie goed/kwaad is voor iemand die zich, zoals Kundera eens heeft opgemerkt, ‘een wereld [wenst] waarin het goed en het kwaad duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, want in hem huist het ingeschapen en ontembare verlangen te oordelen alvorens te begrijpen.’ Ik zie de wereld evenwel niet als een strijd van het diabolische tegen het goddelijke. De werkelijkheid is veel gecompliceerder, zo heb ik door schade en schande van nabij ervaren. Ik zie de mens als een uiterst gebrekkig wezen, dat zich kan laten meeslepen door wat Buruma ‘a force for good’ noemt, om naderhand te ontdekken dat hij al die tijd terreur heeft gesteund. De mens wordt veeleer door geconditioneerde reflexen en /of instincten meegesleurd dan dat hij weloverwogen handelt. Hetzelfde geldt voor collectieven. En degenen die de primitieve drijfveren het meest effectief gebruiken zijn zij die zich als leiders opwerpen. Naar aanleiding van het verraad van de joodse rebel Flavius Josephus, auteur van de Geschiedenis van de Joodse oorlog, schreef de joodse Nobelprijswinnaar Literatuur (1981), Elias Canetti, in zijn studie Massa & Macht (1960) over leiders:
Het bedrog is volkomen. Het is het bedrog van alle leiders. Zij doen het zo voorkomen alsof zij hun mensen in de dood voorgaan. In werkelijkheid echter sturen ze hen vooruit de dood in, om zelf langer in leven te blijven. De list is altijd dezelfde. De leider wil overleven; daaruit put hij zijn kracht. Als hij vijanden heeft om te overleven is het goed; zo niet, dan heeft hij eigen mensen. In elk geval gebruikt hij beiden, afwisselend of tegelijkertijd. De vijanden gebruikt hij openlijk, daar zijn ze immers vijanden voor. Zijn eigen mensen kan hij slechts verkapt gebruiken.
Vanaf het moment dat de mens rond 10.000 jaar geleden zijn nomadisch bestaan opgaf geldt dit ‘bedrog van alle leiders.’ Daarbij komt dat de machtige altijd het monopolie op het geweld heeft gehad. Zodra de bevolking, de meerderheid, in opstand komt tegen de absolute minderheid, de elite, zet elke macht, ook de democratische, het leger in, zoals wij nu in Frankrijk zien, en in 1980 in Amsterdam zagen. De huidige parlementaire ‘democratie’ kan niet anders dan geweld gebruiken om de belangen van de financiële, politieke en bureaucratische elite te beschermen tegen de opstandigheid van de gemarginaliseerden. De gezaghebbende Amerikaanse politiek theoreticus Sheldon Wolin, beschreef in zijn laatste boek Democracy Incorporated: Managed Democracy and the Specter of Inverted Totalitarianism (2008) hoe de liberale democratie is uitgelopen op een systeem van ‘corporate totalitarianism.’ Hij wees erop dat
[o]ne cannot point to any national institution that can accurately be described as democratic, surely not in the highly managed, money-saturated elections, the lobby-infested Congress, the imperial presidency, the class-biased judicial and penal system, or, least of all, the media.
In een interview met oud New York Times-correspondent Chris Hedges verklaarde Wolin:
The ruling groups can now operate on the assumption that they don’t need the traditional notion of something called a public in the broad sense of a coherent whole. They now have the tools to deal with the very disparities (ongelijkheden. svh) and differences they themselves helped to create. It’s a game in which you manage to undermine the cohesiveness that the public requires is the (the public) are to be politically effective. And at the same time, you create these different, distint groups that inevitably find themselves in tension or at odds or in competition with other groups, so that it becomes more of a melee than it does become a way of fashioning majorities.
Hedges wijst erop dat Wolin’s:
[i]nverted totalitarianism is different from classical forms of totalitarianism. It does not find its expression in a demagogue or charismatic leader but in the faceless anonymity of the corporate state. Inverted totalitarianism pays outward fealty (trouw. svh) to the facade of electoral politics, the Constitution, civil liberties, freedom of the press, the independence of the judiciary, and the iconography, traditions and language of American patriotism, but it has effectively seized all of the mechanisms of power to render the citizen impotent.
Wolin wijst op nog een ander aspect:
Employment in a high-tech, volatile, and globalized economy is normally as precarious as during an old-fashioned depression. The result is that citizenship, or what remains of it, is practiced amidst a continuing state of worry. Hobbes had it right: when citizens are insecure and at the same time driven by competitive aspiration, they yearn for political stability rather than civic engagement, protection rather than political involvement.
Het fundamentele verschil tussen een alom gerespecteerde geleerde als Sheldon Wolin, die aantoont dat de democratie is uitgehold, en een opiniemaker als Ian Buruma, die met grote stelligheid volhoudt dat 'Westerse samenlevingen nu democratischer [zijn] dan ooit,’ demonstreert het grote gevaar van de propaganda van de mainstream-pers, die dagelijks over de massa wordt uitgestort. In werkelijkheid is Buruma’s pedanterie slechts bühnewerk voor de eigen angstige middenklasse. Daarentegen geeft Wolin’s wetenschappelijke werk de intelligentsia de mogelijkheid te begrijpen hoe Amerikaanse maatschappelijke en politieke processen een imperialistische cultuur hebben gecreëerd, en een volwassen parlementaire democratie onmogelijk hebben gemaakt. Terecht merkt Hedges op dat:
Great writers and intellectuals give us a vocabulary that allows us to make sense of reality. They excavate depths that we, without their help, are unable to fathom. We are captive to systems of power until we can name the dominant myths and the intricate systems of coercion and control that extinguish our freedom.
We are a society awash in skillfully manufactured lies. Reality is whatever hallucination flickers on a screen. Solitude that makes thought possible — a removal from the electronic cacophony that besieges us — is harder and harder to find. We have severed ourselves from a print-based culture. We are unable to grapple with the nuances and complexity of ideas. We have traded ideas for fabricated clichés. We speak in the hollow language we are given by our corporate masters. Reality, presented to us as image, is unexamined and therefore false. We are culturally illiterate. And because of our illiteracy we are easily manipulated and controlled.
Omdat ‘grote schrijvers en intellectuelen ons een vocabulaire geven die ons in staat stelt de realiteit te begrijpen’ en zij bovendien ‘diepten onthullen die wij, zonder hun hulp, niet in staat zijn te doorgronden,’ citeer ik op mijn oude dag deze mensen. Sinds mijn vijftiende jaar zijn zij voor mij van onschatbaar belang geweest door me een richtlijn te geven in deze absurde wereld. Mijn respect voor de scherpzinnigheid en authenticiteit van hun gedachten was tevens de voornaamste reden waarom ik Ian Buruma enkele kritische vragen stelde. Als puber en adolescent was ik via de Amerikaanse kritische media getuige van de Vietnam-Oorlog, en de massale Amerikaanse terreur, die, zo begreep ik al snel, niets met democratie en mensenrechten te maken had, hoe fanatiek de elite dit bloedbad probeerde te rechtvaardigen. Ik besefte dat, in de woorden van Sheldon Wolin:
Capitalism is destructive because it has to eliminate the kind of custom, political values, even institutions that present any kind of credible threat to the autonomy of the economy. And it’s that — that’s where the battle lies. Capitalism wants an autonomous economy. They want a political order subservient to the needs of the economy.
Dit kapitalisme is in feite net zo ‘elitist as any aristocratic system ever was.’ Wolin wijst er daarbij op dat in ‘the system that was consciously and deliberately constructed by the founders who framed the Constitution’ de
democracy was the enemy. And that was rooted in historical realities. Many of the colonial governments had a very strong popular element that became increasingly prominent as the colonies moved towards rebellion. And rebellion meant not only resisting British rule, but also involved the growth of popular institutions and their hegemony in the colonies, as well as in the nation as a whole, so that the original impulses to the Constitution came in large measure from this democratizing movement. But the framers of the Constitution understood very well that this would… jeopardize the ruling groups that they thought were absolutely necessary to any kind of a civilized order. And by ‘ruling groups,’ they meant not only those who were better educated, but those who were propertied, because they regarded property as a sign of talent and of ability, so that it wasn’t just wealth as such, but rather a constellation of virtues as well as wealth that entitled capitalists to rule. And they felt that this was in the best interests of the country.
Zolang in dit systeem ‘dissent remains ineffectual,’ aldus Wolin, ‘the government does not need to stamp out dissent. The uniformity of imposed public opinion through the corporate media does a very effective job.’ Vandaar het belang van ‘especially the intellectual class,’ die afgekocht wordt
[t]hrough a combination of governmental contracts, corporate and foundation funds, joint projects involving university and corporate researchers, and wealthy individual donors, universities (especially so-called research universities), intellectuals, scholars, and researchers have been seamlessly integrated into the system,
aldus Wolin. Maar zodra een groeiend aantal burgers de geloofwaardigheid van de mainstream-opiniemakers ter discussie stelt, waardoor de legitimiteit van de macht wordt bedreigd, ontstaat een geheel nieuwe situatie. Dit verklaart Buruma’s onderhuidse woede toen ik hem vroeg hoe betrekkelijk het ‘betrekkelijk goedaardige imperialisme uit Washington’ in zijn ogen was. Dit soort dogma’s mag absoluut niet betwijfeld worden, aangezien dan het hele bouwwerk van de neoliberale democratie begint te wankelen. Het is juist de taak van de Buruma’s van de 'corporate press' om de kapitalistische geloofsbeginselen koste wat kost overeind te houden. Zodra die niet langer meer kritiekloos geslikt worden, is het einde van het bestel nabij, en treedt een nieuwe fase in. Dan is de maskerade voorbij, en tracht de elite met grof geweld haar privileges te handhaven. Of zoals Chris Hedges schreef:
should the population — steadily stripped of its most basic rights, including the right to privacy, and increasingly impoverished and bereft of hope — become restive, inverted totalitarianism will become as brutal and violent as past totalitarian states. ‘The war on terrorism, with its accompanying emphasis upon “homeland security,” presumes that state power, now inflated by doctrines of preemptive war and released from treaty obligations and the potential constraints of international judicial bodies, can turn inwards,” he (Wolin. svh) writes, “confident that in its domestic pursuit of terrorists the powers it claimed, like the powers projected abroad, would be measured, not by ordinary constitutional standards, but by the shadowy and ubiquitous character of terrorism as officially defined.”
The indiscriminate police violence in poor communities of color is an example of the ability of the corporate state to ‘legally’ harass and kill citizens with impunity. The cruder forms of control — from militarized police to wholesale surveillance, as well as police serving as judge, jury and executioner, now a reality for the underclass — will become a reality for all of us should we begin to resist the continued funneling of power and wealth upward. We are tolerated as citizens, Wolin warns, only as long as we participate in the illusion of a participatory democracy. The moment we rebel and refuse to take part in the illusion, the face of inverted totalitarianism will look like the face of past systems of totalitarianism.
Alle tekenen wijzen erop dat het westerse ‘inverted totalitarianism’ vandaag de dag aan de vooravond staat van een gewelddadige confrontatie tussen de geprivilegieerden en de gemarginaliseerden, nu de elite niet meer bij machte is de meerderheid af te kopen met allerlei beloften en douceurtjes. Over die crisis schreef de prominente joods Pools/Britse socioloog Zygmunt Bauman in zijn boek Wasted Lives. Modernity and its Outcasts (2004) het volgende:
The production of ‘human waste,’ or more correctly wasted humans (the ‘excessive’ and ‘redundant,’ (overtollig. svh) that is the population of those who either could not or were not wished to be recognized or allowed to stay), is an inevitable outcome of modernization, and an inseparable accompaniment of modernity. It is an inescapable side-effect of order-building (each order casts some parts of the extant population as ‘out of pale,’ ‘unfit’ or ‘undesirable’) and of economic progress (that cannot proceed without degrading and devaluing the previously effective modes of ‘making a living’ and therefore cannot but deprive their practitioners of their livelihood).
For a greater part of modern history, however, huge parts of the globe (‘backward,’ ‘underdeveloped’ parts, when measured by the ambitions of the already modern, that is obsessively modernizing, sector of the planet) stayed wholly or partly unaffected by modernizing pressures, thus escaping their ‘overpopulation’ effect. Confronted with the modernizing niches of the globe, such (‘premodern,’ ‘underdeveloped’) parts tended to be viewed and treated as land able to absorb the excess of the population of the developed countries’; natural destinations for the export of ‘redundant humans’ and obvious, ready-made dumping sites for the human waste of modernization. The disposal of human waste produced in the ‘modernized’ and still ‘modernizing’ parts of the globe was the deepest meaning of colonization and imperial conquest — both made passible, and in fact inevitable, by the power differential continuously reproduced by the stark inequality of ‘development’ (euphemistically called ‘cultural lag’), re suiting in turn form the confinement (beperking. svh) of the modern fashion of life to a ‘privileged’ section of the planet. That inequality allowed the modern part of the globe to seek, and find, global solutions to locally produced ‘overpopulation’ problems.
Een concreet voorbeeld hiervan waren de zogeheten ‘indentured servants,’ berooide Engelsen voor wie geen plaats was in hun eigen land, en vanwege hun armoede als onderkaste een probleem vormden voor de samenleving die zich na de Renaissance razendsnel ontwikkelde. Het betrof hier vooral jonge mensen, inclusief kinderen, die omdat ze honger leden bijvoorbeeld een brood stalen, en als straf naar de VS werden verscheept om daar net zolang als slaaf te werk te worden gesteld tot zij hun overtocht als het ware hadden terugbetaald, meestal na een jaar of zeven. Wikipedia:
In the modern era, many whites in England, Ireland and British North America were indentured servants, a form of slavery now banned by the Universal Declaration of Human Rights.Between 50 and 67 percent of white immigrants to the American colonies, from the 1630s and American Revolution, had traveled under indenture…
Indentured servitude was also used by various English and British governments as a punishment for defeated foes in rebellions and civil wars. Oliver Cromwell sent into enforced indentured service thousands of prisoners captured in the 1648 Battle of Preston and the 1651 Battle of Worcester. King James II acted similarly after the Monmouth Rebellion in 1685, and use of such measures continued also in the 18th Century.
Indentured servants could not marry without the permission of their master, were sometimes subject to physical punishment and did not receive legal favor from the courts. To ensure that the indenture contract was satisfied completely with the allotted amount of time, the term of indenture was lengthened for female servants if they became pregnant. Upon finishing their term they received ‘freedom dues’ and were set free.
Eén van de drijfveren om het Westen van de VS te veroveren, was in de negentiende eeuw de komst van straatarme mensen uit Oost- en Zuid-Europa, en die een sociaal probleem vormden voor de rijke, witte Angelsaksische elite aan de Oostkust. Als overtolligen moesten deze immigranten het Wilde Westen koloniseren. Dit ging natuurlijk ten koste van de oorspronkelijke bewoners, de Indiaanse volkeren. Hoewel de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring begint met de gouden regel dat ‘all Men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty, and the Pursuit of Happiness,’ gold dit destijds alleen voor de rijke witte mannelijke elite. De ‘Amerika-deskundige’ Geert Mak mag dan wel beweren dat ‘orde’ en ‘evenwicht’ het ‘doel’ was van een president als Theodore Roosevelt, in de praktijk bleek dit zeker niet te gelden voor Indiaanse volkeren voor wie als ‘overtolligen’ geen plaats was in het begin twintigste eeuwse ‘Amerika,’ zoals bleek uit zijn opmerking dat dat ‘braakliggende ruimtes’ niet
gereserveerd moeten worden voor het gebruik van verspreid levende primitieve stammen, wier leven slechts een paar graden minder betekenisloos, smerig, en meedogenloos is dan dat van de wilde beesten met wie ze het gebied delen.
Zij moesten worden uitgeroeid voor de ‘global solutions to locally produced “overpopulation” problems.’ De Amerikaanse historicus Daniel J. Castellano schreef in het essay Rooseveltian Imperialism (2012):
The imperialist ideology of Theodore Roosevelt was in no small part motivated by a belief in the superiority of the race and civilization of Anglo-Saxon peoples, as articulated in his Autobiography and other writings. Many of the tropes and prejudices articulated under this overtly racist theoretical framework have persisted today among American commentators when discussing 'developing nations' as squabbling, 'immature democracies,' full of un-industrious, corrupt, or cowardly leaders. Perhaps a recognition of the racist origins of these attitudes will give us pause in applying them instinctively in a neocolonialist context. Racism and nationalism are not as far apart as we would like to believe...
In his private correspondence, Roosevelt confessed to having a 'taste for ethnic contests,' and he believed these were necessary so that the civilized nations should establish themselves over the barbaric nations. The great powers of the world had a twofold responsibility to suppress 'savagery and barbarism' and 'to help those who are struggling toward civilization.' In Roosevelt's view, the expansion of the 'civilized' races was essential to world peace; otherwise 'warlike barbarians' such as the Turks and Sudanese Mahdists would gain ground, causing 'endless war.' The decrease in foreign wars at the turn of the century was 'due solely to the power of the mighty civilized races which have not lost the fighting instinct, and which by their expansion are gradually bringing peace to the red wastes where the barbarian peoples of the world hold sway.' Modern imperialism, like that of ancient Rome, is identified with the promotion of peace throughout the world.
Ethnic contests, whether they took the form of military conquest or economic penetration, not only protected backward peoples from self-destructive warfare, but also served to 'prevent the higher races from losing their nobler traits and from being overwhelmed by the lower races.' Roosevelt clearly saw the less civilized peoples as a threat to European and North American culture. By asserting and promoting Western culture aggressively, the West protected its own future against barbarian conquest. Active participation in ethnic contests forced Westerners to exercise their 'nobler traits,' which could be lost if they were conquered or assimilated by intermarriage.
In zijn boek Imperial Alibi's (1999) zet de joods-Amerikaanse hoogleraar Stephen Rosskamm Shalom uiteen dat:
Eeuwenlang heeft het Westen zijn interne conflicten weten te neutraliseren door de overtollige bevolking naar de koloniale gebieden te deporteren. Professor Zygmunt Bauman wees hierop toen hij waarschuwde dat deze politiek niet langer meer kan worden gecontinueerd:
This situation could last as long as modernity (that is, a perpetual, compulsive, obsessive and addictive modernization) remained a privilege. Once modernity turned, as it was intended and bound to, into the universal condition of humankind, the effects of its planetary dominion have come home to roost (een onverwachte consequentie hebben voor de witte elite. svh). As the triumphant progress of modernization has reached the furthest lands of the planet and practically the totality of human production and consumption has become money and market mediated, and the processes of the commodification, commercialization and monetarization of human livelihoods have penetrated every nook and cranny of the globe, global solutions to locally produced problems, or global outlets for local excesses, are no longer available. Just the contrary is the case: all localities (including, most notably, the highly modernized ones) have to bear the consequences of modernity’s global triumph. They are now faced with the need to seek (in vain, it seems) local solutions to globally produced problems.
To cut the long story short: the new fullness of the planet means, essentially, an acute crisis of the human waste disposal industry. While the production of human waste goes on unabated and rises to new heights, the planet is fast running short of refuse dumps and tools of waste recycling.
Concreet gesteld: het postmoderne westen kan zijn overtolligen niet meer kwijt. Het betreft hier vele miljoenen jonge mensen die met 'bullshit jobs’ naar de marge zijn verbannen. Zij zijn niet meer nodig om het huidige systeem draaiende te houden. Daarom krijgen zij ook geen vast werk, maar uitsluitend kort lopende contracten, zodat de werkgever sociale verplichtingen kan ontwijken. De overtolligen kunnen door de globalisering ook niet, zoals voorheen, elders in de wereld gedumpt worden om daar de koloniale belangen van de witte elite te dienen. En door outsourcing, het verplaatsen van arbeid naar lage-lonen-landen, en automatisering blijft de groep overtolligen almaar toenemen. Daar komt nog bij dat tegelijkertijd de armen uit de voormalige koloniën nu naar de rijke wereld trekken, die hen niet nodig heeft, aangezien het Westen zelf al genoeg overtolligen bezit. Maar deze context van de huidige ontwikkelingen wordt door mainstream-opiniemakers als Ian Buruma angstvallig verzwegen. Daarom is het belang van een werkelijk ‘vrije pers’ zo groot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten