A hundred generations have searched for this elusive path to peace, while a thousand wars raged across the span of human endeavor. Today that new world is struggling to be born. A world quite different from the one we’ve known. A world where the rule of law supplants the rule of the jungle. A world in which nations recognize the shared responsibility for freedom and justice. A world where the strong respect the rights of the weak.
https://kr.usembassy.gov/education-culture/infopedia-usa/famous-speeches/george-h-w-bushs-address/#c
Civilization aims at the gradual standardization of increasingly large masses of men within a rigidly mechanical framework—masses of ‘common men’ who think alike, feel alike, thrive on conformism, are willing to bow to vast bureaucratic structures, and in whom the social instinct predominates over that of the creative individual.
— Amaury de Riencourt. ‘The Coming Caesars’
Het merendeel van wat de postmoderne mens weet, weet hij niet uit eigen, directe ervaring, maar uit wat anderen hem vertellen. Hijzelf bezit doorgaans niet de mogelijkheid om de informatie op waarheid te testen. Bovendien weet hij meestal ook niet welke belangen de bron, die hem informeert, dient. De hedendaagse burger leeft in een virtuele werkelijkheid, zonder het vermogen die ‘werkelijkheid’ te onderzoeken. Dit is de voornaamste reden waarom de macht gebruik maakt van mainstream-opiniemakers. U gelooft dit niet? Uitstekend! De lezer moet inderdaad niets gelove, niets klakkeloos aannemen. Niet van mij, maar absoluut ook niet van de opiniemakers, werkzaam voor de commerciële media. Scepsis is het begin van wijsheid, zeker zodra het de praatjes betreft van officiële opiniemakers als bijvoorbeeld de onvermijdelijke Arnon Grunberg, die beweert dat ‘samenzweringstheoretici tegen traditionele media’ buitengewoon ‘gevaarlijk’ zijn, en wel omdat ‘feiten’ hen ‘niet’ zouden ‘overtuigen,’ en zij er vanuit gaan dat ‘niets is wat het lijkt.’
Volgens Grunbergs omschrijving zijn bijvoorbeeld auteurs als George Orwell en Aldous Huxley en de voormalige Amerikaanse presidenten Dwight Eisenhower en Jimmy Carter schoolvoorbeelden van ‘samenzweringstheoretici’ die menen ‘dat de gewone man voortdurend belazerd wordt door machten die sterker zijn dan hij.’ En waarom? Simpelweg omdat Eisenhower waarschuwde voor de toenemende macht van het militair-industrieel complex, dat inmiddels meer dan de helft opslokt van het federale budget dat het Congres kan toewijzen, en omdat Carter verklaarde dat de VS geen democratie meer was, maar een ‘oligarchy with unlimited political bribery,’ terwijl op hun beurt de twee wereldberoemde auteurs wezen op de dreiging van een totalitair systeem.
Tegenover dit alles stelt Grunberg de platitude dat ‘[m]acht zelden absoluut’ is, en dat een ‘radicaal wantrouwen’ complotdenkers ‘zo gevaarlijk’ maakt voor allereerst natuurlijk de machthebbers in de neoliberale technocratie. Grunbergs veronderstelling dat ‘macht zelden absoluut’ is, blijft in zijn algemeenheid nonsens, aangezien elke ‘macht’ uiteindelijk gebaseerd is op wat officieel ‘het geweldsmonopolie’ heet, een fenomeen dat volgens de socioloog Max Weber ‘één van de definiërende kenmerken [is] van een soevereine staat.’ Het alleenrecht moet weliswaar in een functionerende democratie gelegitimeerd worden, maar welk recht heeft de burger als dit niet meer het geval is? Ik bedoel, neem de gecorrumpeerde macht in Washington en op Wall Street die door een aanzienlijk aantal burgers niet gezien wordt als handelend in het belang van de gemeenschap, en dus ondemocratisch te werk gaat. Volgens Grunberg is dit een ‘samenzweringstheorie,’ die van het waanidee uitgaat dat ‘het Amerikaanse establishment’ met grootscheeps geweld ‘de wereld’ tracht te ‘besturen.’ Deze ‘theorie’ is volgens hem niet alleen volstrekt absurd, maar tevens ‘uitermate gevaarlijk.’ Zijn argument met betrekking tot bijvoorbeeld complotten aangaande het Midden-Oosten luidt: ‘Amerika is slechts één van de spelers daar en vermoedelijk allang niet meer de machtigste.’ Hoewel dit feit voor de hand liggend is, weerlegt het geenszins de dagelijkse politiek van de elite in de Verenigde Staten om, samen met de NAVO en de zelfbenoemde ‘Joodse staat,’ naar de hegemonie in deze regio te blijven streven, ook al gaat het geweld ten koste van miljoenen weerloze burgers. Dit is een algemeen bekend feit dat alleen nog in de Amerikaanse satellietstaat Nederland door politici en pers wordt ontkend of verzwegen. Daarentegen schreef de voormalige voorzitter van het Federal Reserve System, Alan Greenspan, in zijn memoires (2007) dat ‘het politiek niet van pas komt om te erkennen wat iedereen weet: de Irak oorlog draait grotendeels om olie.’ Een gegeven dat nog eens werd bevestigd toen in de herfst van 2011 de neo-conservatief John Bolton op Fox News een mogelijke aanval op Iran rechtvaardigde met de opmerking dat:
Iran er nauwelijks een geheim van maakt dat het naar de hegemonie streeft in de regio van de Perzische Golf, het cruciale olie en gas producerende gebied waarover wij zovele oorlogen hebben gevoerd om onze economie te beschermen tegen de nadelige impact van het verlies van deze voorraden of wanneer we er alleen maar over kunnen beschikken tegen zeer hoge prijzen.
Bovendien weet iedereen die een beetje geïnformeerd is dat in 2007:
Clarifying a controversial comment in his new memoir, former Federal Reserve Chairman Alan Greenspan said he told the White House before the Iraq war that removing Saddam Hussein was ‘essential’ to secure world oil supplies, according to an interview published on Monday.
Hoewel de econoom Greenspan namens de Fed optrad, sprak hij natuurlijk tevens namens de voltallige Amerikaanse financiële en economische elite, die zowel in Washington als op Wallstreet de dienst uitmaakt. Bovendien is het voor de hand liggend dat hij ook de goedkeuring had van de Deep State, bestaande uit de top van de bureaucratie, het Pentagon, en de tenminste zeventien inlichtingendiensten. Op zijn beurt berichtte The Guardian op 16 september 2017 onder de kop ‘Greenspan admits Iraq was about oil, as deaths put at 1.2 m’:
Greenspan's damning comments about the war come as a survey of Iraqis, which was released last week, claims that up to 1.2 million people may have died because of the conflict in Iraq - lending weight to a 2006 survey in the Lancet that reported similarly high levels.
Dit is maar één van de talloze samenzweringen van ‘het Amerikaans establishment,’ die aantoont hoe doortrapt Grunbergs propaganda is. Het is ook niet vreemd dat een goede kennis van mij na een decennialang verblijf in het buitenland, eenmaal in Nederland teruggekeerd, zich regelmatig afvroeg waarom ‘deze man in bijna alle Nederlandse publicaties van een zelf-gewaand hoger gehalte’ mocht ‘blijven schrijven.’ Ook The New York Times verwonderde zich hierover. Naar aanleiding van een neurologisch experiment waaraan hij deelnam, berichtte de krant:
Although Mr. Grunberg has lived mostly in New York since 1995, he can seem omnipresent in the Netherlands: writing a daily 150-word column for the front page of The Volkskrant, a leading newspaper; conducting regular public interviews with prominent politicians, scientists and artists; even lending his name to a wine company (its first blend: Freud). He can also seem to be everywhere else, thanks to his newspaper articles based on his experiences embedded with troops in Afghanistan, with dining car waiters on a Swiss train, with masseurs at a Romanian resort, with patients in a Belgian psychiatric ward (where he received most of the treatments, he said) and even with an ordinary Dutch family on vacation.
Maar in het kleine Nederland vindt de nog kleinere ‘politiek-literaire elite’ dit allemaal prachtig, zo prachtig dat Grunberg niet uitgeschreven raakt, en sinds enige tijd definitief is opgenomen in het pantheon van de Bekende Nederlanders (BN-ers). Zijn positie van alomtegenwoordig orakel, dat op alles zijn licht moet laten schijnen, draagt natuurlijk niet bij tot meer kennis of inzicht; daar heeft hij domweg geen tijd voor. Nogmaals The New York Times:
‘Sometimes it seems like he’s living five different lives next to each other,’ said Garrelt Verhoeven, the chief curator of special collections at the Amsterdam University Library, which will be organizing an exhibition about Mr. Grunberg’s career next October. ‘He’s very serious, but it’s also part of a game for him.’
En zo is het maar net, het moet gezellig blijven, niet al te serieus mag het zijn, want dat komt pretentieus over in een land waar een ieder die boven het maaiveld uitsteekt er rekening mee moet houden dat zijn hoofd eraf wordt gehakt. Het mag ook allemaal niet te intellectueel zijn, en dus wees ‘Mr. Grunberg’ er snel op dat:
[t]he current experiment, emerged out of a desire to play with the darker possibilities of e-reader technology. If Amazon can track where Kindle users stop reading, he wondered, how else might an author be able to spy on his audience?
His Dutch publisher, Nijgh & Van Ditmar, persuaded him to make himself part of the experiment. And once he connected with the neuroscientists, the transformation from provocateur to guinea pig was complete.
De ‘provocateur’ van wie vertelt de Times niet, in elk geval niet van het ‘establishment,’ dat hij juist verdedigt tegen complotdenkers. Duidelijk is wel dat Grunberg het ‘proefkonijn’ speelt van commerciële belangen. Het schrijverschap en de commercie zijn nauw met elkaar verbonden geraakt. Niet voor niets ‘haalde zijn Nederlandse uitgever Nijgh & Van Ditmar’ hun melkkoetje ‘over om onderdeel te worden van het experiment.’
Van een soortgelijke verwantschap is eveneens sprake ‘between the CIA and Hollywood,’ ontdekte de Amerikaanse Tricia Jenkins, ’Assistant Professor in the Film, Television, and Digital Media Department at Texas Christian University.’ In haar boek The CIA in Hollywood (2016) geeft Jenkins:
a brief and clear presentation of how the CIA has actively sought to collaborate with Hollywood to develop certain programs since the mid-1990s. Jenkins’ aim is to reveal the ‘largely hidden history of the CIA in Hollywood’ and to define how ‘this model of secret influence’ functions.
In haar ‘conclusion’ stelt zij vast dat:
the relationship between the CIA and Hollywood is troublesome for numerous reasons. For one, creators who are looking to enhance the authenticity of their texts by conducting research through CIA resources, or who are simply looking to film on the Agency’s premises, understand that in order to receive these services they must depict the Agency sympathetically. Thus a type of self-censorship, motivated by financial and creative gains (rather than sheer ideological ones), plays a role in the shaping of motion picture content. Likewise, those seeking initial CIA consultation and advice are often treated to a sanitized version of the Agency, where valid criticisms are downplayed or even ignored. This is partially evidenced by the entertainment liaison’s web page, where the CIA offers up a host of possible story lines for screenwriters to explore, all of which relate CIA successes. Similarly, e-mails exchanged at the CIA and DOD (ministerie van Defensie. svh) regarding ‘Zero Dark Thirty’ state that these organizations’ initial conversations with Mark Boal about the bin Laden raid simply followed White House-approved talking points. But this is not surprising, given that the Public Affairs Office, whose very job is to represent the Agency in a positive light, handles the large majority of entertainment requests.
Additionally, by refusing to offer its assistance and resources to filmmakers whose depiction of the CIA it does not like, the CIA, like many other government agencies, may be in violation of the First Amendment.
Enige achtergrondinformatie:
Zero Dark Thirty is een Amerikaanse thriller uit 2012 onder regie van Kathryn Bigelow. De film won de Oscar voor beste geluidsmontage en was genomineerd voor die voor beste film, beste oorspronkelijke scenario, beste vrouwelijke hoofdrolspeler (Jessica Chastain) en beste montage. Daarnaast won Zero Dark Thirty meer dan vijftig andere prijzen, waaronder een Golden Globe voor beste actrice (Chastain), National Board of Review Awards voor beste film, beste regisseur en beste actrice (Chastain), een Satellite Award en een Writers Guild of America Award (allebei voor beste oorspronkelijke scenario). De filmmuziek van Alexandre Desplat werd genomineerd voor een Grammy Award.
Opnieuw Tricia Jenkins:
Indeed, the CIA’s relationship with Hollywood would perhaps be less objectionable if it were clearer to viewers that the Agency is involved in the shaping of its content. But in television series, Agency officers are almost never credited, either in the episode credits or on the Internet Movie Database. In films, the CIA or one of its technical consultants are sometimes credited and even featured in a DVD segment, but even here, the credits appear in small font at the very end of the film or are not totally accurate about the position of the person being highlighted. Likewise, while the Pentagon and the FBI have made their files available to the public, either by fulfilling Freedom of Information Act requests or by making donations to university libraries, the CIA has yet to release more than a handful of files documenting its relationship with Hollywood. In fact, outside the e-mails related to ‘Zero Dark Thirty,’ most documents coming out of the CIA have been internal newsletters or press releases that celebrate a premiere or an actor’s visit to the campus, and except for material relating to Bigelow and Boal’s film (Mark Boal, Amerikaanse journalist, scenarist en filmproducent, die twee Oscars won voor de oorlogsfilm The Hurt Locker (2008). svh), none documents any changes that the CIA has requested on a particular project.
Despite these ethical and legal concerns, the CIA has been influencing motion picture content for roughly twenty years now. A look at the list of films and series that the Agency has assisted — including The Recruit, The Sum of All Fears, The Agency, In the Company of Spies, Covert Affairs, Argo, and others — makes it clear that the old, negative images of the Agency have been reversed. Instead of featuring an inept organization full of conspiratorial assassins, these texts mostly depict a morally upright organization that effectively thwarts national security threats and presents its employees with challenging and rewarding work. These productions also encourage viewers to curtail their criticisms of the Agency by considering the fact that when the CIA succeeds in neutralizing a threat, no one ever hears about it… Even Zero Dark Thirty and Homeland — which, like many newer texts, depict controversial practices including drone strikes, invasive surveillance, and torture — encourage viewers to root for the CIA through their main protagonists, who despite numerous setbacks still get the bad guys at the end of the day. These texts also suggest that while the CIA may sometimes engage in ethically suspect practices, such practices are often a necessary and effective means of keeping the nation safe.
Hier is mijns inziens sprake van een complot tussen de CIA en Hollywood om de burger op het verkeerde been te zetten. Tricia Jenkins citeert de Amerikaanse politicus Tom Hayden die stelt dat wanneer ‘we have labels for tobacco products and all kinds of across-the-counter brands,’ why should we not ‘require a label stating, “The Central Intelligence Agency provided input and resources to this film[;] the CIA [or Pentagon] required certain alterations in the script[;] the final product was controlled by the film’s producers”’?
Zij voegt hier aan toe:
Such disclosures would create more well-informed citizens, potentially lessen the effects of propaganda, and help both Hollywood and the government become more transparent. And maybe that’s exactly why they don’t do it.
Het woord ‘misschien’ had zij als wetenschapster beter kunnen weglaten, want als één ding duidelijk is dan is het wel dat de kern van een geheime dienst nu juist geheimhouding is. Natuurlijk wil de staat, het Witte Huis het Pentagon en de CIA, absoluut niet ‘transparant’ zijn. Het zou de politiek van Washington en Wall Street volstrekt onmogelijk maken. In de ogen van Arnon Grunberg verspreid ik hier een ‘samenzweringstheorie,’ die hij als opiniemaker voor ‘uiterst gevaarlijk’ verslijt. Het ironische is dat hij ‘aanhangers van’ een dergelijke ‘theorie’ verwijt dat zij ervan uitgaan dat ‘niets is wat het lijkt.’ Laat dit nu letterlijk de tekst zijn die Al Pacino als CIA-rekruteerder zijn rekruten permanent voorhoudt: ‘Nothing is what it seems.’ Hij zegt dit in de film ‘The Recruit’ — tot stand gekomen met volledige steun van de CIA.
Hoewel de rond schnabbelende Arnon claimt de ‘naakte waarheid’ te kennen, wil het maar niet tot hem doordringen dat in een systeem dat ontelbare inlichtingendiensten kent, die niet democratisch gecontroleerd kunnen worden, werkelijk alles dat de National Security aangaat schijn is geworden. De ‘gemeenschappelijke werkelijkheid’ waar Grunberg graag naar verwijst, bestaat alleen in het hoofd van naïeve of geslepen opiniemakers als hijzelf. Zo mogelijk nog absurder is het feit dat hijzelf onderdeel is van een commerciële ‘samenzwering,’ zoals blijkt uit het feit dat hij, volgens The New York Times ‘zichzelf afvroeg’ dat als 'Amazon can track where Kindle users stop reading… how else might an author be able to spy on his audience?’ Het enige verschil hier is dat de één zijn diensten verkoopt aan de CIA, en de ander aan de commerciële en financiële macht. In hoeverre het werk van Arnon Grunberg beïnvloed wordt door wat Jenkins ‘self-censorship’ noemt, is daarom een gerechtvaardigde vraag. Opvallend is in elk geval dat hij allereerst de emoties van zijn publiek bespeelt.
In 2006 liet Arnon Grunberg het publiek in het Nederlands en het Engels weten dat een overvliegende taliban-granaat hem een orgiastische ervaring had gegeven. Nadat het explosief op veilige afstand een ‘bescheiden ontploffing’ had veroorzaakt, werd hij, liggend op bed in een Nederlands legerkamp waar hij korte tijd ‘embedded’ was, overrompeld door een ‘krankzinnige vreugde, een opwinding zoals ik die nooit tevoren heb beleefd.’ Het gaf de getraumatiseerde zoon van een joodse moeder die twee nazi-kampen had overleefd, het gevoel werkelijk te bestaan. Dit was pas het echte leven! Fantastisch om mee te maken, hoe kort hij ook destijds van deze ‘vreugde’ kon genieten. Hoewel Grunberg volgens eigen zeggen daar was om de situatie in Afghanistan te registreren, kwam hij niet verder dan zijn eigen ‘opwinding.’ En dat is opmerkelijk, want dertien jaar later berichtte NRC Handelsblad, op 10 december 2019, met betrekking tot het ‘Haags ongemak over missie in Afghanistan. De VS blijken nooit te hebben geloofd in de oorlog. Waarom Nederland dan wel?’ Dit was een héél ander verhaal, namelijk de werkelijkheid, die Grunberg toen geheel was ontgaan. De NRC:
Opeenvolgende Amerikaanse presidenten – Bush jr., Obama, Trump – hebben een valse voorstelling van zaken gegeven over de nergens toe leidende oorlog in Afghanistan. Betekent dit dan dat Nederland, dat tussen 2006 en 2010 in Uruzgan vijfentwintig militairen verloor en sinds 2002 actief is in het land, óók is misleid door zijn historische bondgenoot?
De publicatie door The Washington Post van ruim zeshonderd geheime documenten geeft een bijzonder inkijkje in de Afghaanse oorlog. Ooit begonnen als reactie op 9/11, later geëvolueerd tot veiligheids- en wederopbouwmissie, maar volgens het Amerikaanse dagblad vooral tot een bodemloze put, waarin niet alleen mensenlevens en miljarden zijn verdwenen, maar ook de waarheid.
Nu blijkt ineens dat hetgeen Arnon Grunberg in 2006 een nooit eerder ervaren ‘krankzinnige vreugde’ had bezorgd, in werkelijkheid ‘een bodemloze put,' was 'waarin niet alleen mensenlevens en miljarden zijn verdwenen, maar ook de waarheid.’ Waarom heeft hij dit destijds verzwegen? Waarom achtte hij zijn eigen ‘opwinding zoals’ hij ‘die nooit tevoren’ had ‘beleefd’ veel relevanter dan ‘de waarheid’ van 'de oorlog'? Is hier sprake van een complot tussen een ‘embedded’ opiniemaker en de Nederlandse staat? Het antwoord is een volmondig: ja, inderdaad. Allereerst moet men niet vergeten dat ‘waar paranoia triomfeert, elk feit de vooroordelen van degene die paranoïde is, kan bevestigen,’ zoals de Britse historicus Toby Green, ‘Senior Lecturer’ aan ‘King's College London,’ de lezers van zijn studie Inquisition. The Reign of Fear (2007) eraan herinnert. Bovendien raakt de ‘corporate spirit’ op zo’n legerkamp in vijandig lijkend gebied al snel dusdanig opgepompt dat het gevoelsleven van een aanhanger van het ‘vriend-vijand’ denken een orgiastische ervaring bezorgt, die Grunberg als volgt omschreef:
Listening to the air-raid siren I'm overcome by a mad joy, an excitement the likes of which I have never felt before. They want to kill me, therefore I am.
Alles leek voor Arnon eventjes helemaal echt, spannend ook. Wie van het thuisfront in het saaie Westen zou niet elke dag vanuit zijn raam de mensheid willen uitroepen: ‘Ze willen me vermoorden, daarom ben Ik’? Het probleem is alleen dat Arnon’s orgasme hem blind maakt voor wat de NRC nuchter ‘de waarheid’ betitelt, en de reden was voor Arnon’s reis naar Afghanistan. De opzet achter de goedkeuring van het ministerie van Defensie om Grunberg ‘embedded’ te begeleiden, was natuurlijk niet om hem ‘de waarheid’ te laten vertellen, maar om hem te gebruiken in een propagandaslag. De gedachte in politiek Den Haag is namelijk dat ook al stuur je een narcist naar een kolossaal en moeilijk bereisbaar land als Afghanistan, er komt altijd wel een verhaal uit, waarin vanzelfsprekend de egotrippende opiniemaker zelf een hoofdrol speelt. En het ministerie kreeg gelijk. Of men Arnon nu op pad stuurt ‘met obers in de restauratiewagon van een Zwitserse trein,’ of ‘met masseurs in een Roemeens vakantieoord,’ of ‘met patiënten in een Belgische psychiatrische kliniek (waar hij zelf, volgens eigen zeggen, de meeste van de behandelingen onderging), en ‘zelfs met een doorsnee Nederlandse familie op vakantie,’ hij komt altijd wel terug met een lach en een traan, of zoals zijn uitgeverij beweert over ‘Bezette gebieden’ met een ‘hartverscheurend’ verhaal dat tegelijkertijd ‘zeer komisch’ is.
De lezer krijgt ‘the world’ voorgeschoteld ‘according to Arnon Grunberg,’ waarin hij door zijn ogen kijkt, waardoor hij doorgaans de ‘waarheid’ mist. De opdrachtgever krijgt wat hij bestelt heeft, want de broodschrijver weet exact wat de wensen van de klant zijn. Vanuit dit perspectief bekeken is hier inderdaad sprake van een samenzwering tussen de opdrachtgever en Arnon Grunberg. Dit is geen theorie maar een tamelijk eenvoudig vast te stellen feit.
In een functionerende democratie zou Grunberg als opiniemaker snel uitgespeeld zijn. Maar zijn mazzel is dat Nederland geen volwassen democratie heeft, maar een corrupt poldermodel. Daarom kon hij in 2006 in Afghanistan erop los fantaseren, zonder dat iemand aan de bel trok. Gezien deze mentaliteit was het ook niet verbazingwekkend dat NRC Handelsblad op 6 februari 2020 berichtte dat:
Kamer neemt genoegen met onjuiste informatie over Kunduz-missie. Alleen de SP wilde consequenties verbinden aan de onjuiste informatie die de Kamer over de missie in Kunduz kreeg.
Ja, het is ‘onacceptabel’ dat de Tweede Kamer niet goed is geïnformeerd over de politietrainingsmissie in de Afghaanse provincie Kunduz die Nederland uitvoerde tussen 2011 en 2013. In verschillende bewoordingen zeiden Kamerleden van vrijwel alle partijen dat tijdens een debat op donderdag. Ook de ministers Stef Blok (Buitenlandse Zaken, VVD) en Ank Bijleveld (Defensie, CDA) gaven toe dat informatie ‘onjuist’ was. ‘En dat is niet goed.’
Bij die constatering bleef het grotendeels — en daar nam de Tweede Kamer genoegen mee. Behalve Sadet Karabulut (SP). Zij riep alle andere volksvertegenwoordigers op om de slechte informatieverstrekking van het kabinet te veroordelen. Ze eiste een parlementair onderzoek en sprak in een motie haar wantrouwen uit ‘over deze gang van zaken.’ Of dat dezelfde betekenis heeft als een klassieke motie van wantrouwen tegen een bewindspersoon, bleef onduidelijk.
De aanleiding voor het debat was een diepgravend Amerikaans onderzoek naar het langstlopende conflict uit de geschiedenis van de VS (nu 19 jaar), waaruit blijkt dat de bevolking ‘constant is voorgelogen’ door drie opeenvolgende regeringen. De evaluatie werd opgediept door de Washington Post en eind 2019 gepubliceerd onder de naam Afghanistan Papers.
Vorige week kwam daar een zeer kritisch rapport bij van de onderzoeksafdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, over de Nederlandse politiemissie in Kunduz. Daaruit bleek dat de missieleiding ‘een zo gunstig mogelijk beeld van de missie wilde creëren in de media en de Tweede Kamer.’ En: ‘Nederlandse betrokkenen binnen alle onderdelen van de missie ervoeren druk om in rapportages een positief beeld te schetsen, ook al klopte dat niet met de werkelijkheid.’ Daardoor werd niet altijd ‘transparant’ gerapporteerd: cursisten werden dubbel geteld, cijfers rooskleuriger voorgesteld…
Karabulut memoreerde nog dat premier Rutte in 2011 zei ‘persoonlijk garant’ te staan dat alle toezeggingen zouden worden nagekomen. Dat bleek niet het geval, wijst het rapport uit: door Nederland getrainde Afghaanse politiemensen blijken wel ingezet te zijn in ‘offensieve operaties’ tegen de Taliban, en dat was ‘algemeen bekend.’ Toch was Ruttes oordeel over het evaluatierapport vorige week voor de Kamer afdoende. Hij zei: ‘Dit is niet goed, dit wil je niet.’
Of het machteloosheid was of strategie, geen enkele partij, op de SP na, was bereid daar een politieke consequentie aan te verbinden.
Dit schandaal bewijst nog eens hoe belangrijk het voor een ware democratie is om vanaf het allereerste begin onafhankelijke ter zake kundigen te sturen naar oorlogsgebieden, en niet één of andere representant van het Broederschap der Bekende Nederlanders, iemand die ook nog eens het schrijverschap als een ‘grap’ opvat, en die zich vaak opstelt als een poseur, weliswaar ‘all dressed up, but nowhere to go.’ In Afghanistan gaat het om miljoenen straatarme burgers die al vele jaren slachtoffer zijn van het oorlogsgeweld dat door de Verenigde Staten geactiveerd werd, en door het NAVO-bondgenootschap gaande wordt gehouden. Pas op 16 maart 2020 berichtte het Algemeen Dagblad, twee dagen later gevolgd door Het Parool:
Niemand in Uruzgan werd onderdrukt. Talibanstrijders waren er niet en de aanwezigheid van Nederlandse militairen zorgden niet voor rust, maar juist voor het tegenovergestelde. Afghanistan-veteraan Nikko Norte maakt in zijn boek ‘Onvoorspelbaar Verleden’ korte metten met het volgens hem veel te rooskleurige beeld van de gevechtsmissie nu veertien jaar geleden…
Het (Amerikaanse. svh) leger begreep de Afghanen niet en wist niet precies wat ze nu eigenlijk aan het doen waren. Volgens Norte was dat bij het Nederlandse leger niet anders. ‘Ik heb altijd de hoop gehad dat er de afgelopen periode mensen zouden opstaan die het ware verhaal van deze missie zouden vertellen. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. De operatie in Afghanistan neemt steeds meer mythische vormen aan. We doen al bijna net alsof dit ons eigen Vietnam is. Maar dat is absoluut niet zo.’
En dus pakte Norte twee jaar geleden zijn dagboeken erbij die hij vol schreef tussen 2006 en 2008 om zelf de andere kant te laten zien. Het was de tijd dat hij als onderofficier van de Luchtmobiele Brigade verbleef in Tarin Kowt en inlichtingen verzamelde. Zijn anekdotes geven een ontluisterend inkijkje in hoe de Nederlandse staf-officieren hun militairen opdracht gaven ten strijde te trekken tegen de Taliban die er volgens Norte in dit gebied helemaal niet was. ‘In werkelijkheid vochten we tegen een onjuist beeld van de militaire geheime dienst die keer op keer stelde dat er een genadeloze vijand was buiten de poort. Dat heeft Nederlandse militairen doodsbang gemaakt en geleid tot een houding van schiet en bombardeer maar raak. Er zijn honderden Afghanen omgekomen die nu nog hadden geleefd als wij daar niet waren geweest.’
Norte kwam tot zijn opmerkelijke observaties doordat hij er talloze malen in zijn eentje op uit trok om inlichtingen te vergaren, dikwijls tot ongenoegen van zijn meerderen die hem alleen niet tegen konden houden. ‘Ik maakte mij niet druk om mijn carrière. Ik wilde weten wat er speelde.’
Dan wandelde hij zo onopvallend mogelijk door dorpen. Praatte met mensen. Vroeg waar ze bang voor waren. Wat ze bezig hield. De informatie die hij verzamelde gaf hij door aan zijn meerderen, maar vaak werd het terzijde geschoven. ‘Ondertussen zag ik zwaar bewapende Nederlandse militairen in hun voertuigen langs de randen van de dorpen rijden. Dat kun je één keer doen. Twee keer. Maar als je de derde keer nog niet bent uitgestapt en duidelijk hebt gemaakt wat je komt doen, dan krijg je onrust onder de bevolking en ja, dan word je beschoten.’
Niet door Taliban, zoals de MIVD (Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. svh) de militairen inprentte als ze de poort uitgingen. Maar door boerenzoons, veelal met belangen in de drugshandel, aldus Norte. Opgeschoten jeugd was het. Hooligans zoals de veteraan ze zelf liever noemt. Jongens van een jaar of 25 die net zo dapper wilden zijn als hun voorouders die hadden gevochten tegen de Russen in de jaren zeventig en tachtig en dat nu konden laten zien. Dan zaten ze achter een muurtje, losten een paar schoten en maakten dat ze weg kwamen. Ze legden geïmproviseerde bommen langs de kant van de weg of ze naderden het basiskamp en vuurden er een raket op af om de militairen angst in te boezemen. ‘En elke keer als er een knal te horen was dan jaagden Nederlanders de helft van hun basisvoorraad aan munitie een dorp in omdat ze dachten dat ze werden belaagd. Ik heb het meegemaakt dat dit gebeurde nadat er een snelkookpan was ontploft. Die overreactie was waanzinnig.’
Volgens Norte kwam het door ‘dit soort domme acties’ dat Nederlandse militairen zelf de lokale bevolking tegen zich opzetten en er volgens hem ‘een krankzinnige geweldsescalatie ontstond’ die niet nodig was. ‘Nederland wilde zich manifesteren als een land dat ook mee kon vechten. Maar er was geen vijand. Als er tien echte Talibanstrijders waren geweest dan waren er veel meer slachtoffers gevallen aan Nederlandse zijde dan nu. Wat we daar in feite deden was terreur zaaien.’
Volgens Norte kende Nederland zijn tegenstander niet. Hij is ervan overtuigd dat we daar hadden kunnen opereren zonder een schot te lossen. ‘Maar wij moesten internationaal punten scoren en wilden laten zien dat we ook konden vechten. En dat we muren konden verven van moskeeën en winkels met ons opbouwwerk. Maar daar zat al helemaal niemand op te wachten.’
Is er dan helemaal niets waar Norte trots op kan zijn wat de Nederlandse militairen in Afghanistan hebben gedaan? De veteraan denkt diep na. ‘Nee,’ zegt hij dan resoluut.
Maar de werkelijkheid van een insider zag Grunberg niet; hij was te druk bezig met zijn eigen optreden. Norte’s inzicht werd eerder al verwoord door de Amerikaanse luitenant-generaal Douglas Lute, onder de presidenten Bush en Obama verantwoordelijk voor het militair beleid in ondermeer Afghanistan. Hij verklaarde dat ‘We were devoid of a fundamental understanding of Afghanistan — we didn’t know what we were doing,’ om nogmaals te benadrukken dat zowel Amerikaanse politici, het Witte Huis als het Pentagon:
didn’t have the foggiest notion of what we were undertaking. We never would have tolerated rosy-goal statements if we understood, and this didn’t really start happening until Obama. For example, the economy: we stated that our goal is to establish a ‘flourishing market economy.’ I thought we should have specified a flourishing drug market — this is the only part of the market that is working. It’s really much worse than you think.’
Volgens de officiële cijfers van de Verenigde Naties is Afghanistan:
the world's leading illicit opium producer since 2001. Afghanistan's opium poppy harvest produces more than 90% of illicit heroin globally, and more than 95% of the European supply. More land is used for opium in Afghanistan than is used for coca cultivation in Latin America. In 2007, 93% of the non-pharmaceutical-grade opiates on the world market originated in Afghanistan. This amounts to an export value of about US $4 billion, with a quarter being earned by opium farmers and the rest going to district officials, insurgents, warlords, and drug traffickers. In the seven years (1994–2000) prior to a Taliban opium ban, the Afghan farmers' share of gross income from opium was divided among 200,000 families. As of 2017, opium production provides about 400,000 jobs in Afghanistan, more than the Afghan National Security Forces. In addition to opium, Afghanistan is also the world's leading producer of hashish. In addition, the opium trade spiked in 2006 after the Taliban lost control of local warlords.
Kortom, dit voltrok zich allemaal in dezelfde tijd dat Arnon Grunberg zijn publiek deelgenoot maakte van zijn persoonlijke ervaringen als ‘embedded’ opiniemaker op een Nederlands legerkamp in Afghanistan, waar hij 'Listening to the air-raid siren I'm overcome by a mad joy, an excitement the likes of which I have never felt before. They want to kill me, therefore I am.'
Ziehier, de dappere postmoderne oorlogsverslaggever die zichzelf centraal stelt, en zijn eigen ervaringen belangrijker achtte dan de situatie in Afghanistan anno 2006. Hij had helemaal niet door wat rondom hem gaande was. Grunberg bleek net zo min in de werkelijkheid geïnteresseerd te zijn als de polderpers, de poldergeneraals, en de polderpolitici. En waarom hadden zij toen geen belangstelling? Omdat zij allen niets willen weten van zogenaamde ‘complottheorieën’ die, volgens Grunberg cum suis, er vanuit gaan dat ‘niets is wat het lijkt.’ Had Arnon in 2006 wat rondgevraagd dan zou hij al vrij snel hebben geweten waar die papavervelden voor dienden. Dan was hij erachter gekomen dat de CIA al heel lang betrokken is bij de illegale heroïnehandel. Ik weet dit al sinds 1972, Arnon was toen één jaar, nadat ik het uitgebreid gedocumenteerde boek The Politics of Heroin: CIA Complicity in the Global Drug Trade had gelezen, geschreven door de Amerikaanse historicus en hoogleraar Alfred William McCoy. Op zijn altijd informatieve website TomDispatch.com van 9 april 2019 vermeldde de Amerikaanse intellectueel Tom Engelhardt over hem:
[Note for TomDispatch Readers: Here’s a reminder that you can still get a signed, personalized copy of Alfred McCoy’s remarkable Dispatch Book, In the Shadows of the American Century: The Rise and Decline of U.S. Global Power, for a donation to this site of $100 ($125 if you live outside the U.S.). As today’s piece makes clear, there isn’t, in my opinion, another historian around who has quite such a grasp of the strange history of this less-than-all-American Century. Just check out our donation page for the details. Tom]
He was a graduate student when, in the midst of the Vietnam War, he started to explore the history behind the heroin epidemic then infecting the U.S. Army in Vietnam. He soon found himself, almost inadvertently, on the heroin trail across Southeast Asia and deep into the CIA’s involvement in an earlier version of America’s drug wars. In a shadow world of black ops, mercenaries, and drug lords he hadn’t even known existed, he first stumbled upon some of the secrets of the U.S. national security state. It proved a tale fit for a John le Carré novel or, better yet, a seedy bar where the air is hot and still, the customers rough, and the drinks strong. If TomDispatch regular and historian Alfred McCoy had told you his story over a whiskey, you’d be obliged to buy the next round. It’s that kind of an account and, in fact, he did tell some of the story to this site’s readers back in August 2017 (and in his recent hit book, In the Shadows of the American Century: The Rise and Decline of U.S. Global Power).
It was and is a hell of a tale (and one he almost died telling) and then, when he turned it into his first book, ‘The Politics of Heroin: CIA Complicity in the Global Drug Trade,’ the CIA tried (unsuccessfully in the end) to suppress it. That was 1972. Nearly half a century later, McCoy returns to the subject that launched (and almost ended) his career: America’s drug wars. If this isn’t the subject from hell, then what is in an America that, year after year, leads the world in the number of people it incarcerates, no small thanks to its never-ending drug wars? Settle back and consider the madness of it all, so many years later, with McCoy. Tom
Decriminalizing the Drug War?
Calculating the Damage from a Century of Drug Prohibition
By Alfred W. McCoy:
Lees verder:
Allemaal samenzweringen die echt bestaan, en waar Nederland aan deelneemt, zelfs de stad waarin ik woon, Amsterdam, waar de internationale onderwereld zijn zwart geld uit drugs- en wapenhandel witwast, via ondermeer de aankoop van onroerend goed. De directe en indirecte betrokkenheid van de Amerikaanse CIA bij de georganiseerde misdaad is voor een oude journalist als ik niets nieuws. Geïnteresseerden kunnen ook het boek CIA. As Organized Crime. How Illegal Operations Corrupt America And The World (2017) lezen, dat door bemiddeling van de toenmalige directeur van de CIA, William Colby, mogelijk werd gemaakt. Daarover de volgende keer meer.
1 opmerking:
De Amerikaanse generaal Douglas Lute: 'we stated that our goal is to establish a ‘flourishing market economy.’ Precies dat gingen de Amerikanen ook de jaren vijfig en zestig doen in Afghanistan. De Engelse journalist Adam Curtis heeft daarover bericht, herinner ik me. Destijds wilden de Amerikanen "ondernemende Afghanen" opsporen die het land rijk zouden maken op dezelfde manier waarop Amerikaanse ondernemers hun eigen land welvarend hadden gemaakt. Dat hele idee is klinkklare nonsens, zoals bij voorbeeld de economen Michael Hudson en Ha-Joon Chang beschreven hebben. De VS werd rijk door staatsingrijpen en protectionisme. Dus types als Lute hebben geen enkele notie van waar ze mee bezig zijn. Zelfs Amerikanen (juist Amerikanen) zijn het slachtoffer van hun eigen propaganda.
Een prachtig stuk trouwens, Stan. Jij bent echt uniek in Nederland.
Groeten
Een reactie posten