Omdat de jammerklacht van Bleich en Van Weezel alles overstemde, hadden zij geen ruimte over voor empathie met het noodlot van de Palestijnse bevolking. Door middel van hun eigen, gecultiveerd, slachtofferschap streefde het echtpaar naar invloed en macht, ten koste van de ware slachtoffers in zowel bezet en belegerd Palestijns gebied als in de Palestijnse diaspora. Het duo deed me denken aan de nouveau riche, zoals die beschreven wordt in de roman De Tijgerkat(1958) van Giuseppe Tomasi di Lampedusa:
Niet gehinderd door de honderden belemmeringen die eerlijkheid, betamelijkheid en zelfs een goede opvoeding voor de meeste anderen vormen, bewoog hij zich door de jungle van het leven met de zekerheid van een olifant die in rechte lijn voort walst, bomen ontwortelend en hutten vertrappend, zonder ook maar iets te merken van de schrammende doornen en de jammerende slachtoffers.
Net als in De Tijgerkat speelt natuurlijk ook bij joden het milieu en de klasse-verschillen een doorslaggevende rol. De meeste individuen zijn daarbij niet in staat zich te onttrekken aan het sociale harnas waarin ze gevangen zitten. De Israëlische hoogleraar Shlomo Sand wijst in zijn 102 pagina’s tellende essay How I Stopped Being A Jew (2014) op het feit dat voor joden in Europa en in de VS: ‘[b]ecause of Hitler, they remained Jews forever.’ Dit geldt tevens voor atheïstische burgers, die bewust afstand hebben gedaan van het Joodse geloof, en de culturele gebruiken daaromheen. De geseculariseerde, oud-marxistische, Anet Bleich mag zichzelf dan wel introduceren als ‘linkse jodin,’ maar de vraag is wat haar tot ‘jodin’ maakt, en wat dit concreet betekent. Die vraag is daarom zo actueel omdat in een geglobaliseerde wereld het probleem met elk tribalisme is dat het de Ander buitensluit. Een saillant voorbeeld daarvan geeft Shlomo Sand wanneer hij vertelt hoe ‘as the years have passed, and in view of the radicalization of Israeli politics, especially the shifts that have taken place in its politics of memory’ zijn joodse identiteit ‘steadily eroded.’ Als voorbeeld geeft hij:
One incident, among many others, will illustrate the emergence of these rifts. During my years as a doctoral student in Paris, at the École des Hautes Études en Sciences Sociales, the decision was taken to organize a university conference, the first in France, on Nazism and extermination. Representatives of the Jewish community who took part in preparations for the conference were alarmed by the invitation extended to a Roma participant and firmly opposed her coming. After great efforts, and thanks to the intervention of the historian Pierre Vidal-Naquet, the contribution of this ‘non-Jewish’ researcher was authorized. This incident imbued me with a lasting feeling of discouragement. My initial reaction, however, had been that of surprise, as in the early 1980s I was still unfamiliar with the intransigent (onverzoenlijke. svh) claim of Jewish exclusiveness in relation to the Nazi crime.
After several events of this kind had occurred, I often found myself — at dinners in town, lectures at the university, one-off discussions — asking the question: How many people did the Nazis murder, either in concentration camps or in the other massacres they perpetrated? The response, without exception, was six million. When I made clear that my question was the total number of people and not just the number of Jews, my respondents expressed surprise. Rarely did anyone know the answer.
Professor Sand komt tot de slotsom dat ‘[f]rom the final quarters of the twentieth century onward, the memory of almost all victims not designated by the Nazis as Semites has disappeared. The industrialized crime has become an exclusively Jewish tragedy.’ Daardoor kon de Holocaust veranderen in een politiek wapen, in handen van extremistische zionistische regimes in Israel, en de pleitbezorgers van Israel in het buitenland, zoals de zelfbenoemde ‘linkse jodin’ Anet Bleich. Het propageren als zou de Holocaust een absoluut unieke gebeurtenis zijn geweest in de geschiedenis der mensheid berust geenszins op feiten. Bovendien kwamen Auschwitz en Hiroshima voort uit de expansionistische, ‘judeo-christelijke’ ideologie. De Zweedse auteur Sven Lindqvist benadrukt dit feit nog eens aan het eind van zijn boek Exterminate all the Brutes (1992), wanneer hij tot de slotsom komt dat:
Auschwitz de moderne industriële toepassing [was] van een uitroeiingspolitiek waarop de Europese overheersing van de wereld […] lang heeft gesteund.
Lindqvist toont gedocumenteerd aan dat de:
Europese vernietiging van de 'inferieure rassen' van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa… Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in’ de ‘Holocaust.’
En:
toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, herkende niemand het. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist. Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen onszelf ter discussie te stellen — daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd. U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.
De favoriete historicus van de neoconservatieven, de Amerikaan Victor Davis Hanson, zet in zijn boek Why The West Has Won. Nine Landmark Battles in the Brutal History of Western Victory (2002) uiteen dat ‘wij,’ witte westerlingen, vijf eeuwen lang gewonnen hebben louter en alleen omdat de Europese en naderhand de Amerikaanse cultuur veel gewelddadiger was dan alle andere beschavingen, meedogenlozer in haar streven naar hegemonie dan welk ander gekleurd volk dan ook. Wij bezaten:
the most lethal practice of arms conceivable. Let us hope that we at last understand this legacy. It is a weighty and sometimes ominous heritage that we must neither deny nor feel ashamed about — but insist that our deadly manner of war serves, rather thans buries, our civilization.
Qua moordzucht en genocide scoren ‘wij’ veruit het hoogst. In zijn boek American Holocaust (1992) berekende de Amerikaanse hoogleraar David Edward Stannard aan de hand van de meest recente wetenschappelijk veranrtwoorde schattingen dat:
there were the unique horrors of the African slave trade, during the course of which at least 30.000.000 — and possibly as many as 40.000.000 to 60.000.000 — Africans were killed, most of them in the prime of their lives,
en dat:
the total extermination of many American Indian peoples and the near-extermination of others, in numbers that eventually totaled close to 100.000.000. […] For almost half a millennium Christians had been launching hideously destructive holy wars and massive enslavement campaigns against external enemies they viewed as carnal demons and described as infidels... During those same long centuries they had further expressed their ruthless intolerance of all persons and things that were non-Christian by conducting pogroms against the Jews who lived among them and whom they regarded as the embodiment of Antichrist — imposing torture, exile, and mass destruction on those who refused to succumb to evangelical persuasion.
In Unwarranted Influence. Dwight D. Eisenhower and the Military-Industrial Complex (2011) stelde de Amerikaanse auteur en ‘editor in charge of Reuters.com,’ James Ledbetter, dat:
In a remarkably prescient book published in 1914, the left-wing journalist Henry Noel Brailsford, who served on the UDC's (Britse anti-oorlogsorganisatie. svh) governing board, wrote: ‘The events of the past two years have shown that modern warfare will henceforth be waged with increased implacability, not against the armies and navies of the contending Powers alone, but against the civilian population, which by its monetary contributions, by its manufacture of the fuel of slaughter, by its agricultural and industrial labors, and by its sanction, maintain those armies and navies. It will be impossible for belligerent States, and more and more futile for international lawyers, to draw any distinction between combatants and non-combatants. It is flying in the face of logic to maintain that the man (or woman) who fashions the projectiles or the explosives which another man discharges, with deadly effect, is a non-combatant.
Op zijn beurt zette Sven Lindqvist in A History of Bombing (2001) uiteen dat na de Eerste Wereldoorlog in Groot-Brittannië:
a demand was made that the German pilots who had bombed London be brought to trial as war criminals. The British Air Ministry protested. Trials of that sort 'would be placing a noose round the necks of our airman in future wars.' Since the aim of the British air attacks against German cities had been 'to weaken the morale of civilian inhabitants (and thereby their 'will to win') by persistent bomb attacks which would both destroy life (civilian and otherwise) and if possible originate a conflagration which should reduce to ashes the whole town,' the application of the Hague Convention in these cases would defeat the very purpose of bombardment.
This was top secret. Publicly the air force continued to say something quite different, just as the navy had done throughout the 19th century. This was the best tack to take, wrote the air staff in 1921: 'It may be thought better, in view of the allegations of the "barbarity" of air attacks, to preserve appearances by formulating milder rules and by still nominally confining bombardment to targets which are strictly military in character… to avoid emphasizing the truth that air warfare has made such restrictions obsolete and impossible.’
In zijn befaamde boek The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) vatte de neoconservatieve Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington het nog eens als volgt kort samen:
The West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.
Terwijl de VS en de NAVO zich voorbereiden op een gewapend conflict met Rusland en China berichtte de vooraanstaande Belgische vredesactivist Ludo De Brabander op 29 april 2019onder de kop ‘Wereldwijde militaire uitgaven naar recordhoogte’:
In 2018 bedroegen de wereldwijde militaire uitgaven 1.822 miljard dollar, een stijging met 2,6% in vergelijking met 2017. Dat is het hoogste niveau sinds het Zweeds vredesonderzoeksinstituut SIPRI begon met het verzamelen en rapporteren van de gegevens in 1988.
Sinds 1998, het jaar met de laagste wereldwijde militaire uitgaven, gaat het om een stijging van 76%.
De Verenigde Staten: een derde van alle militaire uitgaven.
De Verenigde Staten (VS), China, Saoedi-Arabië, Indië en Frankrijk vormen de top vijf en zijn volgens SIPRI samen goed voor 60% van de militaire uitgaven in de wereld… Onder president Trump heeft de VS een begin gemaakt van een groot militair aankoopprogramma. Volgens het Pentagon moet het Amerikaanse leger in staat zijn om de aanval van een grootmacht beter af te slaan of deze te vernietigen. Voor het fiscale jaar (FY) 2020 voorziet de VS-regering een defensiebudget van 718 miljard dollar. Volgens de plannen van de regering Trump moeten die verder stijgen tot 747 miljard dollar in FY 2024. Washington geeft nu al bijna evenveel uit aan het militair apparaat als de 8 volgende landen in de top tien van de militaire uitgaven.
Niet voor niets waarschuwde Harry Mulisch in zijn onvolprezen boek De Zaak 40/61:
Eichmann is definitief geschiedenis geworden. Waar praat ik nog over? Mensen bedreigen mensen met een vernietiging, waarnaast de jodenmoord een bagatel zal worden, een herinnering uit de goede oude tijd. En geen Amerikaan of Rus die, komt het bevel, zal weigeren de bommen in het zachte vlees van hele volkeren te werpen — zo min als Eichmann weigerde. Wat hebben wij eigenlijk over Eichmann te beweren? Wij, die zelfs de ongeborenen bedreigen: en die oorlog tegen ons nageslacht is al (sinds Hiroshima) zestien jaar aan de gang! Maar zoiets heet geen 'oorlog' meer, dat heet een vervloeking. Hier vervloekt de mens zichzelf, zijn eigen kindskinderen, hieruit spreekt een haat zo fundamenteel, dat wij wel moeten vrezen, de mens nog altijd overschat te hebben.
Terwijl de ‘banaliteit van het kwaad’ in optima forma heerst, beroept de monomane Anet Bleich zich op haar ‘joods’ zijn. In De Groene Amsterdammer verweet zij de hoofdstedelijke politieke partijen die geen stedenband willen met het deels etnisch gezuiverde Tel Aviv een ‘absurd’ standpunt in te nemen, en deed zij met de haar zo kenmerkende pathos ‘[n]iet doen alsjeblieft, mijn lief Amsterdam,’ alsof zij door haar zorgvuldig gecultiveerd slachtofferschap het exclusieve recht van spreken heeft. Bleich behoort tot de categorie die — in de woorden van Shlomo Sand — ‘would like to remain Jews without Judaism, but fail to see the impossibility of this.’ Als atheïsten gaan zij er vanuit dat God de Joden als ‘uitverkoren volk’het ‘beloofde land’ heeft gegeven.
Professor Sand merkt over deze schizofrene opvatting op:
According to the spirit of its laws, the State of Israel belongs more to non-Israelis than it does to its citizens who live there. It claims to be the national inheritance more of the world's 'new Jews' (for instance, Paul Wolfowitz, former president of the World Bank; Michael Levy, the well-known British philanthropist and peer in the House of Lords; Dominique Strauss-Kahn, former managing director of the International Monetary Fund; Vladimir Gusinsky, the Russian media oligarch who lives in Spain) than of the 20 per cent of its citizens identified as Arabs, whose parents, grandparents and great-grandparents were born within its territory. Various nabobs (superrijke of bekende mannen. svh) of Jewish origin from around the world thus feel the right to intervene in Israeli life; through massive investment in the media and the political apparatus, they increasingly seek to influence its leaders and its orientation.
Intellectuals who know well that the state of the Jews is their own also figure among the ranks of the 'new Jews.’ Bernard-Henri Levy, Alan Dershowitz, Alexandre Adler, Howard Jacobson, David Horowitz, Henryk M. Broder and numerous other champions of Zionism, active in various fields of the mass media, are quite clear about their political preferences. Contrary to what Moscow meant for Communists abroad in former times, or Beijing for the Maoists of the 1960s, Jerusalem really is their property. They have no need to know the history or geography of the place, nor are they obligated to learn its languages (Hebrew or Arabic), to work there or pay taxes, or — thank heaven! — to serve in its army. It is enough to make a short visit to Israel, readily obtain an identity card, and acquire a secondary residence there before returning immediately to their national culture and their mother tongue, while remaining in perpetuity a co-proprietor of the Jewish state — and all this simply for having been lucky enough to be born of a Jewish mother.
The Arab inhabitants of Israel, on the other hand, if they marry a Palestinian of the opposite sex in the occupied territories, do not have the right to bring their spouses to live in Israel, for fear that they will become citizens and thereby increase the number of non-Jews in the Promised Land.
Deze discriminerende rechtsregel gaat dus ook op in Tel Aviv, volgens mevrouw Bleich ‘het ándere Israël.’ Met haar dubbele paspoort bezit zij als ‘linkse jodin’ meer rechten in de zelfbenoemde ‘Joodse staat’dan een Palestijnse vrouw, wier familie als generatieslang in het huidige Israel leeft. Waarom is dit geen reden voor haar om tegenstander te zijn van een stedenband tussen Amsterdam en Tel Aviv? Wat betekent voor haar het ‘links’ zijn? Zo is bekend dat de overgrote meerderheid van de Joodse bevolking in Israel, inclusief Tel Aviv, de terreuraanvallen op de Palestijnse burgerbevolking in Gaza steunt. ‘Haaretz Poll: More Than 90 Percent of Israeli Jews Support Gaza War,’ zo berichtte deze Israelische krant in 2012. In 2000 schreef Bleich als Volkskrant-columniste woedend:
Hoe haalt u het in uw hoofd, geachte Mient Jan Faber, om Israël te decreteren dat het miljoenen Palestijnen moet opnemen, waardoor het zichzelf als staat zou opheffen? Nee, waarde Anneke Mouthaan, initiatiefneemster van een eenzijdige, vooroordeel bevestigende advertentie in Het Parool, 'Een ander joods geluid': ik ben niet verblind door 'misplaatste loyaliteit jegens de Israëlische regering.’
Deze aanmatigende toon van Bleich berust niet op kennis, maar juist op het gebrek eraan. Niet Mient Jan Faber ‘decreteert’ dat Israel de etnisch gezuiverde Palestijnse burgers en hun families ‘moet opnemen,’ maar het internationaal recht bepaalt dit. Daarom mocht Israel lid van de Verenigde Naties worden op voorwaarde dat het de Palestijnen liet terugkeren naar de dorpen en steden waaruit ze door de terreur van zionistische milities verdreven waren. Een toezegging die Israel nooit uitvoerde. Kennelijk gelooft Bleich — die in de Tweede Kamer aanwezig mocht zijn toen haar echtgenoot Max van Weezel werd herdacht — in het recht van de sterkste. Nagenoeg niemand in Nederland durft haar als ‘linkse jodin’ met een duidelijke chip on her shoulder, tot de orde te roepen. Integendeel zelfs. Haar joods slachtofferisme dwingt medelijden af, en dat gebruikt zij als middel om te trachten haar zin door te drukken. Bij gebrek aan een maatschappelijk geëngageerde intelligentsia in Nederland kan een joodse tribalist hiermee ongestoord wegkomen. In plaats van een publieke discussie te beginnen liet de Nederlandse politiek en de‘corporate press’ ook Bleich’s volgende beschuldiging onweersproken:
Nee, waarde Anneke Mouthaan, initiatiefneemster van een eenzijdige, vooroordeel bevestigende advertentie in Het Parool, 'Een ander joods geluid': ik ben niet verblind door 'misplaatste loyaliteit jegens de Israëlische regering.’
In een reactie hierop schreef de dappere Anneke Jos Mouthaan:
Nog nooit is er zoveel Palestijns land geconfisqueerd als onder de regering Barak, of voor de nederzettingen of voor de wegen naar die nederzettingen. Daarnaast zijn er de vernielingen van huizen; het intrekken van verblijfsvergunningen van Palestijnse ingezetenen van Jeruzalem; de permanente ontneming van watervoorzieningen. Kortom, Palestijnen worden als derderangs burgers bejegend en voelen geen uitzicht op verbetering in hun omstandigheden door het falen van de vredesbesprekingen.
Ook binnen Israël is de frustratie groot, immers de Israëlische Palestijnen hebben massaal voor Barak gestemd, maar die is al zijn beloften aan hen niet nagekomen. In het noorden wordt veel land afgepakt voor de ‘Trans-Israel Highway' en de uitbreiding van kibboetsen; de dreiging met ontruiming van de 'veertig niet-erkende dorpen,’ de spanning tussen de Palestijnen en de Israëlische politie, in verband met de ontruimingen van illegaal gebouwde huizen; de discriminatie ten aanzien van deze Israëlische Arabieren en de grote werkeloosheid zijn mede oorzaak, naast de woede, ook bij hen, over het provocerende gedrag van Sharon op de Tempelberg.
Wordt het geen tijd, dat ook joodse journalisten openlijk de regeringen van Israël bekritiseren? Zouden wij als joden in de diaspora misschien aan de vrede kunnen meewerken door onze —op dit punt misplaatste — loyaliteit op te geven, opdat Israël niet blijft proberen wat scheef is recht te praten?
Burgemeester Cohen en Anneke Jos Mouthaan, ridder in de orde van Oranje Nassau, vanwege het feit dat ze initiatiefneemster is van het SIVMO, het Steuncomité Israëlische Vredesgroepen en Mensenrechten Organisaties, en van Een Ander Joods Geluid.
Maar dit alles was voor Bleich en Van Weezel geen aanleiding om hun zionistische meningen te corrigeren. Zij lieten zich niet zomaar hun gekoesterde slachtofferrol ontnemen. Die gaf hen juist een joodse identiteit, een zeker aanzien, invloed en zelfs macht, het vermogen om anderen onder druk te zetten door met de beschuldiging van anti-semitisme te dreigen. Vandaar ook de halve waarheden, zoals deze van Max van Weezel:
Het thema verraad speelde altijd in ons gezin, meestal onuitgesproken. Mijn vader sprak weinig over de oorlog maar zei wel: uiteindelijk zal iedereen je verraden Max, ook je idealistische studievrienden.
Maar in werkelijkheid had zijn vader als onderduiker in ondermeer Bennekom de oorlog overleefd, zonder dat iemand hem had verraden. ‘De contacten met Bennekom en de familie Beekhuizen van de Grietjeshoeve gingen nooit meer verloren. Richard van Weezel leerde zijn kinderen dat zonder die onderduikouders Max en Ronald (zijn broer. svh) nooit zouden hebben bestaan.’
Ook in Max van Weezel’s geval gold dat alleen ‘door Hitler’ hij ‘voor altijd een Jood bleef,’ en hij er nooit in slaagde een eigen identiteit te ontwikkelen. En ook voor hem gold dat de goj nooit te vertrouwen was, en zeker de ‘Arabieren’ niet. Hij was zelfs bereid om daarover te liegen. Zo schreef de oud Vrij Nederland-journaliste Elma Verhey over Van Weezel’s ‘Islambashing’:
De zogenaamde kwaliteitspers wil wel vaker een loopje nemen met de waarheid, zeker als het om de islam gaat. Maar Vrij Nederland maakte er een marathon van. 'Dit weekend had ik een feestje waar ook veel Turken en Irakezen waren,' schreef politiek commentator Max van Weezel in Vrij Nederland van 10 juni (2006. svh). 'Zelfs daar werd een glas ouzo geheven op Rita Verdonk. Die had Ayaan Hirsi Ali, die de profeet had belasterd, toch maar over de grens gezet! Het is een merkwaardig monsterverbond dat Verdonk steunt.' Heidi Zandbergen, radiojournalist, wees me op het stuk in VN; het was dan ook háár feestje. En ik, net als Max van Weezel en andere (ex)collega’s van VN, waren uitgenodigd. Er waren helemaal geen Turken en slechts één Irakees: het vriendje van Heidi, een Koerd, die kok is in een van de beste specialiteitenwinkels in de Amsterdamse binnenstad. Hij heeft niets met religie en beslist geen glas ouzo geheven op Ayaan/Verdonk, omdat Ayaan 'de profeet had belasterd.'
Deze stemmingmakerij tegen islamitische Nederlanders werd door Max van Weezel’s bevriende Nederlandse parlement, dat zijn dood herdacht, zonder commentaar geaccepteerd en door de PVV en andere rechtse partijen binnenskamers zelfs toegejuicht. Zo werkt het mutualisme van pers en politiek, beiden profiteren van elkaar. Hetzelfde verschijnsel treedt op in de relatie joden en niet-joden. Door een onverwerkt schuldgevoel van de gojim die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerden of de andere kant opkeken, terwijl hun joodse buren naar de vernietigingskampen werden gedeporteerd, zijn de joden, die aan de Holocaust wisten te ontsnappen, heilig verklaard, zoals Jan Blokker vaststelde. Via hen kan de Nederlander laten zien hoe politiek correct hij of zij vandaag de dag is tegenover de joodse medemens die blind achter Israel staat. Opvallend is dat zodra er over joden wordt gesproken er altijd onmiddellijk het zelfstandig naamwoord mensen aan wordt toegevoegd, om toch maar héél duidelijk te maken dat de spreker joden beschouwt als echte mensen, niet wetend dat dit eerder een slecht geweten verraadt dan het tegenovergestelde. Het politieke misbruik van de Holocaust is inmiddels weerzinwekkend. Al in 1981 waarschuwde de vooraanstaande zionist Nahum Goldman, lange tijd president van het World Jewish Congress:
We zullen moeten begrijpen dat het joodse lijden tijdens de Holocaust niet langer meer als verdediging zal dienen, en we zullen zeker moeten nalaten de Holocaust als argument te gebruiken om gelijk wat we ook mogen doen te rechtvaardigen. De Holocaust gebruiken als een excuus voor het bombarderen… is een soort 'ontheiliging,' een banalisering van de onschendbare tragedie van de Holocaust, die niet misbruikt moet worden om een politiek twijfelachtig en moreel onverdedigbaar beleid te rechtvaardigen.
Donderdag 2 mei 2019 belichtte de Joods-Israelische commentator van Haaretz, Gideon Levy een ander aspect van de fixatie op de Holocaust. Onder de kop ‘On This Holocaust Remembrance Day, Let Us Forget,’ zette hij uiteen:
The most appropriate thing to do on Holocaust Remembrance Day would be to revisit the unforgettable piece written by Yehuda Elkana in Haaretz in the spring of 1988, called ‘The Need to Forget.’ Instead of a thousand Marches of the Living, this article should be studied in every school; instead of the host of ceremonies there should be a public debate about this essay.
Elkana, a brilliant intellectual who was an Auschwitz survivor, said there is no greater risk to the future of the State of Israel than forcibly instilling the memory of the Holocaust. ‘What are children supposed to do with this experience? […] Remember for what purpose? […] ‘Remember’ can be interpreted as a call to blind, ongoing hatred. […] For our part, we must learn to forget. I see no more important political and educational task for the leaders of this nation than to take the side of life, to dedicate ourselves to building our future and not to be preoccupied morning and night with symbols, ceremonies and lessons of the Holocaust.’
Elkana was a prophet; as he predicted and warned, Holocaust memory has turned into incitement to hatred. Tens of thousands of teenagers and soldiers have since traveled to Auschwitz and come back haters. They hate the world, the Poles, the Germans, the Arabs and the foreigners; they love themselves, wallow in their disaster and believe only in their own power. That’s the ‘remembrance,’ and that’s what we need to forget.
In his essay, Elkana stated that democracy is put at risk when the memory of the victims participates actively in the democratic process. Thirty-one years later, the Holocaust is flourishing in the democratic process, whose cracks are becoming wider since the right wing appropriated it for its needs and propaganda. First they made the national flag and anthem right-wing, and now the Holocaust as well.
In our childhood, we didn’t want to hear about the Holocaust because they taught us to be embarrassed by it; now its distorted lessons are alienating anyone who doesn’t want live in a militaristic state of hatred. Remembering the Holocaust is now for nationalists only. There’s no universal conclusion or moral lesson. It didn’t have to be this way.
I have yet to hear a single teenager come back from Auschwitz and say that we mustn’t abuse others the way we were abused. There has yet to be a school whose pupils came back from Birkenau straight to the Gaza border, saw the barbed-wire fence and said, Never again. The message is always the opposite. Gaza is permitted because of Auschwitz.
The conclusion is that Elkana was even more correct than it seemed back then: We have to forget as quickly as possible and make others forget to the degree possible. The time has come to get past the past. We needn’t erase it, but put it in its place; it’s over. It cannot serve as a primary guide to the present and future, certainly not in the crooked way it is being presented.
The legacy of the Holocaust has caused Israel fateful damage; it solidified nationalism and validated militarism instead of shaping humanism, justice, morality and compliance with international law, which in Israel 2019 are considered treason or weakness. Elkana was convinced that Holocaust memory was the source of existential anxiety and it was this that led to hatred of Arabs.
But in this he erred, I think. It’s not fear that drives the hatred and racism toward Arabs, but rather the opposite, the self-victimization. After the Holocaust we are permitted to do anything, and of course, only with force.
During Thursday’s memorial siren I will once again imagine that I’m seeing a large fire, a conflagration. Since my childhood I’ve viewed the siren as a fire that consumes human beings. I will think about Sofie and Hugo, my grandparents, whose names are listed on a wall in a Prague synagogue among the names of other victims, and I will see them burning. I will not think about the soldiers from the paratroopers’ battalion that I met three weeks ago when they were conducting an exercise with the German army in a Bavarian forest near Nuremberg, who all declared how important it is that Israel be strong. If that’s the lesson, let’s forget it.
Wanneer Anet Bleich in haar pleidooi voor een ‘Een linkse stedenband’ met Tel Aviv zichzelf expliciet definieert als ‘jodin,’ en vervolgens verwijst naar ‘het afvoeren van de joodse medeburgers,’ dan is dit ‘een banalisering van de onschendbare tragedie van de Holocaust.’ Wanneer zij beaamt dat ‘de Arabieren’ in Palestina ‘economisch niet tegen de Joden op kunnen,’ en daarom ‘proberen zij het met geweld,’ dan kan dit geïnterpreteerd worden ‘as a call to blind, ongoing hatred,’ tegen de gojim. Toen haar echtgenoot, Max van Weezel, zich weer eens schuldig maakte aan ‘Islambashing’ dan is overduidelijk dat ‘[w]e have to forget as quickly as possible,’ omdat ‘haat’ eveneens onze nazaten vergiftigen. Een ander aspect is dat het antisemitisme voor sommige joden een drug is geworden. De joods-Canadese tekenares Bernice Eisenstein beschrijft in het aangrijpende Ik was een kind van Holocaust Overlevers (2006) dit aldus:
De Holocaust is een drug en ik ben in een opiumkit terechtgekomen. Mijn eerste roes heb ik gratis, argeloos, toegediend gekregen, van iedereen hier. Van de kracht ervan heb ik zojuist een glimp opgevangen, doordat ik mijn ogen liet gaan over de sporen van de naalden op elke linker-onderarm in deze kamer. En vanaf dat moment ben ik verslaafd. Ik zal erachter komen dat er geen eind is aan de dealers die ik weet te vinden voor nog één shot, nog één keer toegang tot die hallucinerende spookwereld. Mijn ouders beseffen niet eens dat ze drugsdealers zijn. Ze zouden zich nooit het soort roes kunnen voorstellen dat H teweegbrengt. Hoe ik ernaar verlang onder te duiken in zijn eindeloze diepte, hoe hij me het huis uit jaagt om in mijn eentje naar de bioscoop te gaan, naar de bibliotheek, waar ik elke film kan zien en elk boek kan lezen dat me aan Holocaust kan helpen. Ik zou hele rollen film, samen met bedrukte boekpagina's, tot een fijn poeder kunnen vermalen, in lijntjes achter elkaar neerleggen en opsnuiven. Toen ik in de twintig was heb ik de roman De laatste der rechtvaardigen van Andre Shwarz-Bart drie keer geïnhaleerd, alleen maar om steeds weer dezelfde dosis toegediend te krijgen. Hij leidde me naar de ultieme, onovertroffen superioriteit van Primo Levi, die me in een roes achterliet, onder mijn bed, opgekruld als een foetus, nog steeds bibberend om meer...
Er zijn geen grenzen aan hoe ver een geobsedeerde fantasie kan gaan met dit soort dingen. Maar om van die verslaving, die dwang, af te komen, zou ik mezelf moeten blinddoeken, mijn oren moeten dichtstoppen, mijn mond afplakken en de waarheid dat ik zonder de Holocaust niet zou zijn wie ik ben, moeten uitvlakken. Hij heeft me gestigmatiseerd en gebrandmerkt met zijn gestippelde kenteken op mijn onderarm, me onherroepelijk zijn wereld binnengetrokken als zijn nakomeling. Het collectieve geheugen van een generatie spreekt en ik ben gedwongen te luisteren, zijn verschrikkingen te zien en zijn verontwaardiging te voelen.
Dit proces van 'geobsedeerde fantasie' is het logische gevolg van hetgeen Hannah Arendt ruim zeven decennia geleden schreef:
dat vele zionisten er inderdaad van overtuigd waren dat zij joden waren door de vijanden van het joodse volk. Hieruit concludeerden de zionisten dat het joodse volk zonder het anti-semitisme in de landen van de diaspora niet overleefd zou hebben; en daarom waren zij tegen elke poging om anti-semitisme op grote schaal te vernietigen. Integendeel, ze verklaarden dat onze vijanden, de anti-semieten, ‘onze betrouwbaarste vrienden zijn, de anti-semitische landen onze bondgenoten.’ (Herzl).
Zionisten zouden er goed aan doen na te denken over Gideon Levi’s opmerking dat:
I have yet to hear a single teenager come back from Auschwitz and say that we mustn’t abuse others the way we were abused.
Bovendien is het voor geseculariseerde joden de moeite waard om Shlomo Sand’s essay How I Stopped Being A Jew te bestuderen, waarin deze Israelische hoogleraar ondermeer de vraag opwerpt:
Is there any way of joining secular Jewry through a voluntary act, in the form of a free choice, or is this instead an exclusive, closed club whose members are selected as a function of their origin? In other words, are we not increasingly dealing with a prestigious club that, by accident though not by chance, sees itself as comprising the descendants of an ancient tribe?
Certainly, in the past, no one sought to join this closed club. No gentile envied the fate of those marked out as Jews — not in the Pale of Settlement of the Russian empire, nor in occupied Paris, nor, to be sure, in Auschwitz. Quite fortunately, however, this is no longer the case in our time, in a Western world repentant for its past persecution of Jews and desirous to expiate (boete doen. svh) its sins. In the universities of New York, the studios of Hollywood, the political antechambers of Washington, in many firms on Wall Street, in the press rooms of Berlin or Paris, or in the cultural salons of London, it is rather the fashion to be a ‘Jew.'
This requires no excessive effort. It is not necessary to study religion or know the history of the Jews, nor to believe in any particular god. No necessity either to learn a new language, and still less to restrain sensual and material pleasures in order to scrupulously observe the commandments. As surely as a circle is not a square, you are a Jew because you're born a Jew. And if someone is not a Jew, she cannot become one, try as she might.
Meer de volgende keer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten