Ruud van Dijk geflankeerd door twee witte fietsvrienden. Living Like a Cyclist
http://ruudvandijk.blogspot.nl
http://ruudvandijk.blogspot.nl
In de Volkskrant van 19 december 2015 stelde dr. Ruud van Dijk, universitair docent 'history of recent international relations' van de Universiteit van Amsterdam:
Een van de belangrijkste doelstellingen van het Europese en Nederlandse beleid moet zijn te voorkomen dat Amerika niet langer verantwoordelijk wil zijn voor het functioneren van het internationale systeem… de Verenigde Staten blijven de onmisbare ordeningsmogendheid in het internationale systeem… Voor ons in Europa is een constructieve, activistische Amerikaanse rol intussen essentieel… Amerika's invloed is afgenomen, en het land ligt met zichzelf in de knoop onder invloed van de gevolgen van globalisering. Een volk dat zich per definitie als exceptioneel ziet, voelt zich door de buitenwereld belaagd.
Hier is sprake van een verschijnsel dat, hoewel opmerkelijk, toch kenmerkend is voor deze tijd, namelijk de culturele deprivatie van de zelfbenoemde 'politiek-literaire elite' in de polder. Om dit fenomeen duidelijk te maken moet ik een stap terug doen door allereerst John Berger te citeren. In zijn boek A Fortunate Man: The Story of a Country Doctor (1967) wees de Britse auteur op het volgende:
There are large sections of the English working and middle class who are inarticulate as the result of wholesale cultural deprivation. They are deprived of the means of translating what they know into thoughts which they can think. They have no examples to follow in which words clarify experience. Their spoken proverbial traditions have long been destroyed: and, although they are literate in the strictly technical sense, they have not had the opportunity of discovering the existence of a written cultural heritage. Yet it is more than a question of literature. Any general culture acts as a mirror which enables the individual to recognize himself — or at least to recognize those parts of himself which are socially permissible. The culturally deprived have far fewer ways of recognizing themselves.
Berger's analyse gaat ook op voor de westerse mainstream-journalisten en academici, ook zij lijden aan 'culturele deprivatie,' aangezien 'They are deprived of the means of translating what they know into thoughts which they can think.' Het punt is dat bijvoorbeeld dr. Ruud van Dijk, als universitair docent verbonden aan de 'Capaciteitsgroep Geschiedenis' gedachteloos en onweersproken in de Volkskrant kan beweren dat 'exceptionalisme een vast onderdeel van de Amerikaanse identiteit,' en dat 'Washington nog altijd [streeft] naar een wereld waarin individuele vrijheden - fundamentele rechten van de mens - de norm zijn,' en dat daarom 'de Verenigde Staten de onmisbare ordeningsmogendheid [blijven] in het internationale systeem,' waardoor 'Voor ons in Europa een constructieve, activistische Amerikaanse rol intussen essentieel [is].' Waarom is een academisch geschoolde docent geschiedenis intellectueel in staat deze onwetenschappelijke propaganda te verspreiden? Ik bedoel, hij had slechts bijvoorbeeld het in het Nederlandse vertaalde boek van de New York Times-journalist Tim Weiner hoeven te lezen en Van Dijk had geweten dat alleen al de CIA, de belangrijkste inlichtingendienst van de Verenigde Staten, Een Spoor van Vernieling (2008) door de wereld heeft getrokken, oftewel, zoals de Engelse titel van het 720 pagina's tellende werk luidt, een 'Legacy of Ashes' heeft nagelaten. Desondanks blijft voor Ruud van Dijk de VS 'de onmisbare ordeningsmogendheid in het internationale systeem,' terwijl ook hij kon weten wat de Amerikaanse hoogleraar aan Columbia University, Joseph Stieglitz, die in 2001 de Nobel Prijs Economie ontving, in het tijdschrift Vanity Fair van 30 april 2011 over de situatie in de VS zelf schreef:
It’s no use pretending that what has obviously happened has not in fact happened. The upper 1 percent of Americans are now taking in nearly a quarter of the nation’s income every year. In terms of wealth rather than income, the top 1 percent control 40 percent. Their lot in life has improved considerably. Twenty-five years ago, the corresponding figures were 12 percent and 33 percent. One response might be to celebrate the ingenuity and drive that brought good fortune to these people, and to contend that a rising tide lifts all boats. That response would be misguided. While the top 1 percent have seen their incomes rise 18 percent over the past decade, those in the middle have actually seen their incomes fall. For men with only high-school degrees, the decline has been precipitous — 12 percent in the last quarter-century alone. All the growth in recent decades — and more — has gone to those at the top. In terms of income equality, America lags behind any country in the old, ossified Europe that President George W. Bush used to deride. Among our closest counterparts are Russia with its oligarchs and Iran. While many of the old centers of inequality in Latin America, such as Brazil, have been striving in recent years, rather successfully, to improve the plight of the poor and reduce gaps in income, America has allowed inequality to grow.
Dit is dus de wanorde die 'de onmisbare ordeningsmogendheid in het internationale systeem' in eigen land heeft gecreëerd. Maar dit verzwijgt Van Dijk, zonder dat zijn faculteit zich publiekelijk hiervan. Ook voor zijn collega's geldt kennelijk dat 'although they are literate in the strictly technical sense, they have not had the opportunity of discovering the existence of a written cultural heritage.' Vandaar dat ze zwijgen, en in Nederland de intelligentsia even gecorrumpeerd is geraakt als de politici en journalisten. 'The culturally deprived have far fewer ways of recognizing themselves,' en dus herhalen ze de gangbare politieke dogma's. In feite is een academicus als Van Dijk een dilettant, iemand die niet spreekt om een zaak te verduidelijken, maar om een bepaald effect op te roepen. Een lezer van mijn weblog maakte mij attent op een interview met de Duitse filosoof Byung-Chul Han op Zeit Online, de internetsite van het tijdschrift Die Zeit. Han zei ondermeer het volgende:
Es gibt heute keine Sprache – es gibt eine Sprachlosigkeit und eine Ratlosigkeit (hulpeloosheid. svh). Der Sprache wird heute die Sprache genommen (ontnomen. svh). Auf der einen Seite gibt es einen ungeheuren Lärm (geraas. svh), einen Kommunikationslärm, auf der anderen Seite eine unheimliche Stummheit (sprakeloosheid. svh). Und diese Stummheit unterscheidet sich vom Schweigen. Schweigen ist sehr beredt (welsprekend. svh). Schweigen hat eine Sprache. Stille ist auch beredt. Stille kann auch Sprache sein. Aber der Lärm und die Stummheit sind ohne Sprache. Es gibt nur sprachlose, lärmende Kommunikation, das ist ein Problem. Heute gibt es nicht einmal Wissen, sondern nur Information. Wissen ist etwas ganz anderes als Information. Wissen und Wahrheit klingen heute sehr veraltet. Wissen hat auch eine ganze andere Zeitstruktur. Es spannt sich zwischen Vergangenheit und Zukunft. Und die Zeitlichkeit der Information ist die Gegenwart, das Präsens. Wissen beruht (berust. svh) auch auf der Erfahrung. Ein Meister verfügt über Wissen. Heute leben wir mit einem Terror des Dilettantismus.
ZEIT Wissen: Wie beurteilen Sie das, was die Wissenschaft macht? Schafft Sie kein Wissen?
Han: Wissenschaftler reflektieren heute nicht den gesellschaftlichen Kontext des Wissens. Sie machen eine positive Forschung. Jedes Wissen findet in einem Herrschaftsverhältnis (overheersingsrelatie. svh) statt. Ein Herrschaftsverhältnis, ein neues Dispositiv (ordening. svh) generiert ein neues Wissen, einen neuen Diskurs. Wissen ist immer eingebettet in eine Herrschaftsstruktur. Man kann einfach positive Forschung betreiben, ohne zu erkennen, dass man unter dem Bann dieser Macht steht, und ohne sich auf die Kontextualität des Wissens zu besinnen. Diese Besinnung auf die Kontextualität findet heute nicht statt. Auch die Philosophie wird eine positive Wissenschaft. Sie bezieht sich nicht auf die Gesellschaft, sondern nur auf sich selbst. So wird sie gesellschaftsblind.
ZEIT Wissen: Sie beziehen das auf den gesamten Wissenschaftsbetrieb?
Han: Mehr oder weniger. Es findet heute eine Google-Wissenschaft statt, ohne kritische Reflexion über die eigene Tätigkeit. Geisteswissenschaften müssten kritisch über die eigene Tätigkeit nachdenken, aber das findet nicht statt.
Dit is nu precies wat de academisch geschoolde Van Dijk cum suis doen en nalaten. Met het oog op een carrière hebben zij zich braaf aangepast aan de heersende mores, en aan de bestaande 'Herrschaftsstruktur.' Het ontbreekt hen aan een 'Besinnung auf die Kontextualität.' Kortom, over de context waarin zij hun 'waarheden' verkopen denken ze niet na, terwijl juist ook de 'geesteswetenschappen kritisch over de eigen activiteiten zouden moeten nadenken.' Onthullend in dit verband is dat alle 61 'stafleden geschiedenis' van de Universiteit van Amsterdam blanken zijn. Geen zogeheten'allochtoon,' en geen gekleurde medemens te bekennen, terwijl toch 21,4 procent van de Nederlanders gerekend worden tot de groep 'allochtonen.' Door het systeem van vriendjespolitiek en coöptatie heeft de geschiedenisvakgroep van de UVA de staf wit weten te houden. Wat dat betreft is het een illustrerende afspiegeling van de polder-mentaliteit, waarbij alleen blanken iets te vertellen hebben. Tot volle tevredenheid van de witte waardevrije wetenschappers, onder wie Ruud van Dijk.
http://www.uva.nl/en/disciplines/history/staff/staff.html?page=1&pageSize=50
http://www.uva.nl/en/disciplines/history/staff/staff.html?page=1&pageSize=50
Wanneer Ruud van Dijk's betoog in de Volkskrant ook maar iets aantoont dan is het wel datgene wat Byung-Chul Han 'hulpeloosheid, geraas, sprakeloosheid' noemt, en wat John Berger 'culturele deprivatie' betitelt waarbij de 'gedepriveerden over veel minder manieren beschikken om zichzelf te herkennen' en daarom de cliché's van anderen lenen. In een gelijkgeschakelde consumptiemaatschappij wordt het individu gedwongen zich naadloos te voegen naar de normloze waarden van de heersende orde. Daardoor zijn de culturele verschillen in milieu, klasse en opleiding komen te vervallen. Ruud van Dijk is even 'ongeschoold' als een laag geschoolde. Hetzelfde gaat op voor de westerse commerciële massamedia. Al enkele decennia geleden schreef de Duitse auteur Hans Magnus Enzensberger over het Duitse boulevard Bild:
Die Botschaft von Bild lautet... dass es keine denkbare Botschaft mehr gibt; sein einziger Inhalt is die Liquidierung aller Inhalte.
Der Siegeszug des Blattes beruht darauf, dass es im Lauf der Jahre gelernt hat, diese Bestimmung in immer reinerer Form zu verwirklichen. In den Analysen der sechziger Jahre, die auf das Modell des Klassenkampfes fixiert waren, wurden stets die plebejischen und proletarischen Elemente der Zeitung hervorgehoben. Heute hat Bild diese Zielgruppe, wie jede andere, hinter sich gelassen. Da die 'herschende Klasse' seit langem kleine eigene Kultur mehr hervorbringt und auch keine Bedürfnis nach etwas Derartigem zu erkennen gibt; da der funktionelle Analphabetismus als Privileg der Unterdrückten nicht mehr gelten kann, sondern zur normale Ausstattung auch der Unterdrücker gehört, kann es nicht wundernehmen, dass mann der Bild-Zeitung heute ebenso oft in den Intercity-Zügen, in den Lobbys der Luxus-Hotels und in der Ersten Klasse der Lufthansa-Flüge begegnet wie in Arbeiterkneipen und S-Bahn-Abteilen. So, nämlich in Gestallt einer höhnischen Fratze, hat Bild die längst preisgegebene Utopie der Klassenlosen Gesellschaft eingelöst, als ein Blatt, das nicht jeden etwas bietet, sondern allen nichts...
Bild wird gelesen nicht obwohl, sondern weil das Blatt von nichts handelt, jeden Inhalt liquidiert, weder Vergangenheit noch Zukunft kennt, alle historischen, moralischen, politischen Kategorien zertrümmert; nicht obwohl, sondern weil es droht, quatscht, ängstigt, schweinigelt, hetzt, leeres Stroh drischt, geifert, tröstet, manipuliert, verklärt, lügt, blödelt, vernichtet.
Gedwongen door zo hoog mogelijke kijk- en luistercijfers en oplagen moesten de zogeheten 'kwaliteitsmedia' zich aan de markt aan te passen. In een postuum uitgegeven bundel essays van de Amerikaanse cultuurcriticus Dwight Macdonald, getiteld Masscult and Midcult: Essays Against the American Grain (2011) wordt over de cultuur van de westerse massamaatschappij opgemerkt:
In Masscult (and in its bastard Midcult) everything becomes a commodity, to be mined for $$$$, used for something it is not, from Davy Crockett to Picasso. Once a writer becomes a Name, that is, once he writes a book that for good or bad reasons catches on, the Masscult (or Midcult) mechanism begins to ‘build him up,’ to package him into something that can be sold in identical units in quantity.
Macdonald zag hoe het werk van wat Hofland de 'politiek-literaire elite' noemt ‘slick and cliché in execution as in content’ was geworden. Deze ontwikkeling vond plaats op elk niveau, zelfs in de kunstwereld. Het belangrijkste kenmerk van zowel ‘Masscult' als 'Midcult,’ was volgens de Amerikaanse kunstcriticus Clement Greenberg dat het
predigests art for the spectator and spares him effort, provides him with a shortcut to the pleasures of art that detours what is necessarily difficult in the genuine art.
Dwight Macdonald toonde aan hoe de vercommercialiseerde kunst en de media hun 'customers neither an emotional catharsis nor an aesthetic experience,'bood, for these demand effort. The production line grinds out a uniform product whose humble aim is not even entertainment, for this too implies life and hence effort, but merely distraction. It may be stimulating or narcotic, but it must be easy to assimilate. It asks nothing of its audience, for it is ‘totally subjected to the spectator.’ And it gives nothing.
De ‘Masscult and its bastard Midcult,’ waarbij zowel de directeur als zijn ondergeschikte hetzelfde geestelijke voedsel verorbert, dragen in zich nog een ander gevaar, waarvoor Noam Chomsky al bijna een halve eeuw geleden waarschuwde:
Let me finally return to Dwight Macdonald and the responsibility of intellectuals. Macdonald quotes an interview with a death-camp paymaster who burst into tears when told that the Russians would hang him. ‘Why should they? What have I done?’ he asked. Macdonald concludes: ‘Only those who are willing to resist authority themselves when it conflicts too intolerably with their personal moral code, only they have the right to condemn the death-camp paymaster.’ The question, ‘What have I done?’ is one that we may well ask ourselves, as we read each day of fresh atrocities in Vietnam—as we create, or mouth, or tolerate the deceptions that will be used to justify the next defense of freedom.
Ruud van Dijk is niet op zoek naar een wetenschappelijke waarheid of naar de werkelijkheid, als docent geschiedenis van een vercommercialiseerde universiteit wil hij een zo groot mogelijk publiek behagen en heeft zich op die manier aangepast aan de middelmaat die de regel liefheeft. Met betrekking tot deze kleinburgers schreef Enzensberger in zijn essaybundel Brussels, the Gentle Monster or the Disenfranchisement of Europe (2011):
In a classic text of political theory which was published more than 350 years ago, Étienne de la Boétie, a friend of Montaigne, asked himself: How is it possible that men put up with the immaturity imposed on them? 'It is,' he asserts, 'the inhabitants themselves who permit, or rather, bring about their own subjection, since by ceasing to submit, they would put an end to their servitude. A people enslaves itself, cuts its own throat, when, having a choice between being vassals and being free men, it deserts its liberties and takes on the yoke, gives consent to its own misery, or, rather, apparently welcomes it. If it cost the people anything to recover its freedom, I should not urge action to this end, although there is nothing a man should hold more dear than the restoration of his own natural right.
De veronderstelling evenwel dat een geschoolde minder makkelijk afstand zal doen van zijn 'own natural right' op vrijheid is onjuist, zoals onder andere Ruud van Dijk demonstreert. Door langere tijd te zijn blootgesteld aan de ideologische scholing van het kleine besloten academische wereldje in Nederland reageert hij via geconditioneerde reflexen, dus blijft voor hem 'de Verenigde Staten de onmisbare ordeningsmogendheid in het internationale systeem.' Een wetenschappelijk onderbouwd betoog is niet meer nodig. Wat de doorslag geeft is de politiek correcte houding van een academicus die docent is in de geesteswetenschappen. Zolang hij maar de juiste klanken uitstoot, is er geen vuiltje aan de lucht. Tot straks ook bij de academisch geschoolden de geschiedenis hun voordeur binnen marcheert. De witte academicus Van Dijk beweert met de stelligheid van een plattelandsdominee dat:
exceptionalisme een vast onderdeel [is] van de Amerikaanse identiteit. Het is ons vitale belang, en daarom onze plicht, er alles aan te doen dat het zich zo manifesteert dat het internationale systeem er stabieler van wordt.
Voor de rijke witte elite in de VS gaat inderdaad op dat het 'exceptionalisme een vast onderdeel van' haar 'Amerikaanse identiteit' is, maar geldt dit eveneens voor de gekleurde Amerikaan? Nee, zeker niet. In 2015 verscheen het boek Between the World and Me, geschreven door de zwarte intellectueel Ta-Nehisi Coates. Het is geschreven als een brief aan zijn teenager zoon over
the feelings, symbolism, and realities associated with being black in the United States. Coates recapitulates the American history of violence against black people and the incommensurate policing of black youth. A common theme is his fear of bodily harm. Coates draws from an abridged, autobiographical account of his youth in Baltimore. The work takes inspiration from James Baldwin's 1963 The Fire Next Time. Like Baldwin, Coates does not share in traditional black Christian rhetoric of uplift, and more bleakly believes that no major change in racial justice is likely to come.
De zwarte Amerikaanse schrijfster Toni Morrison, die in 1993 voor haar hele oeuvre de Nobelprijs voor de Literatuur ontving, schreef over Coates' boek: 'Ik heb me afgevraagd wie de intellectuele leegte zou kunnen vullen na het overlijden van James Baldwin. Dat is overduidelijk Ta-Nehisi Coates,' en noemde het boek 'verplichte lectuur.' Het is in de VS onderscheiden met de 'National Book Award for Nonfiction.' Kortom, Coates' nonfiction is niet ongemerkt gebleven. Het is tevens in het Nederlands verschenen onder de titel Tussen de wereld en mij bij de Amsterdam University Press, maar genegeerd door Ruud van Dijk toen hij in de Volkskrant stelde dat 'exceptionalisme een vast onderdeel van de Amerikaanse identiteit' is, daarmee suggererend dat dit voor alle 'Amerikanen' geldt. Ik citeer uit Coates' boek, dat de eerste plaats bereikte van de New York Times Bestseller-list en nu, in januari 2016 nog steeds op de vierde plaats staat:
Amerikanen geloven in het idee dat 'ras' een vaststaand, onbetwijfelbaar onderdeel is is van de wereld zoals die is. Racisme — de behoefte om aan mensen onvervreemdbare eigenschappen toe te schrijven en ze op grond daarvan te vernederen, te verzwakken en te vernietigen — is een onvermijdelijk gevolg van deze onveranderbare toestand…
Ras is het kind van racisme, niet de vader. En het geven van namen aan 'het volk' is nooit een kwestie van genealogie of fysionomie geweest, maar van hiërarchie. Verschillen in huids- en haarkleur zijn van alle tijden. Maar het idee dat huid en haar onderscheidende factoren zijn op grond waarvan een maatschappij kan worden georganiseerd, en dat ze voor dieper liggende, onuitwisbare kenmerken staan: dat is het nieuwe geloof van deze nieuwe mensen, die op een hopeloze, tragische, bedrieglijke manier zijn grootgebracht met het idee dat ze wit zijn.
Deze nieuwe mensen zijn, net als wij, een moderne vinding. Maar anders dan voor ons heeft hun nieuwe naam geen echte betekenis als je die van de machinerie van misdadige machtsuitoefening losmaakt. De nieuwe mensen waren iets anders voordat ze wit werden: katholiek, Corsicaan, Welsh, doopsgezind, jood... En als de hoop van dit land ooit op enige manier vervuld mag worden, dan zullen ze opnieuw iets anders moeten worden. Misschien worden ze ooit echt Amerikanen en vinden ze een nobeler basis voor hun mythen. Dat kan ik niet voorspellen. Voor nu geldt dat de manier waarop die verschillende groepen zijn witgewassen en in het verheven ideaal van een witte huid zijn opgegaan, niet aan wijnproeverijen of buurtfeestjes te danken is geweest, maar aan de roof van leven, werk en land; aan het geselen an ruggen, het vastketenen van ledematen, het wurgen van afvalligen, aan de vernietiging van gezinnen, het verkrachten van moeders, de verkoop van kinderen en aan allerlei andere daden die vóór alles tot doel hadden om jou en mij de bescherming en zeggenschap over ons eigen lichaam af te nemen.
De nieuwe mensen zijn daar niet de eersten in. Wie weet is er op een bepaald moment in de geschiedenis een grote macht geweest die voor de gewelddadige uitbuiting van menselijke lichamen gespaard is gebleven. Als dat zo is, dan moet ik die nog ontdekken. Toch kan die banaliteit van geweld voor Amerika nooit een excuus zijn, aangezien Amerika geen aanspraak maakt op het banale. Amerika ziet zichzelf juist als uitzonderlijk, als de grootste en meest indrukwekkende natie ooit, een eenzame geweldenaar tussen de witte stad van de democratie en terroristen, despoten, barbaren en andere vijanden van de beschaving. Hoe dan ook kun je niet én beweren bovenmenselijk te zijn én toegeven fatale fouten te hebben gemaakt. Ik vind dan ook dat we de aanspraken van onze landgenoten op Amerikaanse uitzonderlijkheid serieus moeten nemen. Daarom stel ik voor om ons land aan een uitzonderlijke morele norm te onderwerpen. Dat is moeilijk, omdat we overal worden verleid om Amerika's onschuld maar gewoon te accepteren en er niet e diep op in te gaan. En het is ook maar al te makkelijk om weg te kijken, om de vruchten van onze geschiedenis in ons bestaan op te nemen en het grote kwaad te negeren dat in ons aller naam is geschied.
Ruud van Dijk, universitair docent geschiedenis, zal deze feiten niet ter harte nemen, want hij blijft zich vastklampen aan zijn ideologie van witte superioriteit, waarmee de witte neoliberale elite zich al eeuwenlang weet te verrijken. Het ontbreekt hem en zijn witte collega's in de polder aan waardigheid, aan zelfrespect, aan intellectuele integriteit. Byung-Chul Han heeft gelijk, 'Wij leven vandaag de dag met een terreur van het dilettantisme.' Volgende keer meer over de witte wanorde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten