De reden waarom Geert Mak bewust leugens verspreidt, is niet moeilijk te begrijpen: hij is er miljonair door geworden, bovendien ontleent hij er status aan en die bevredigt weer zijn excessieve ijdelheid. Veel complexer lijken mij de drijfveren van NRC-redacteur Raymond van den Boogaard, die door fotografe Carmen de Vos in haar serie 'Sailors make me cry' getatoeëerd en al te kijk werd gezet. Ik kom Raymond al enkele decennia om de zoveel jaar een keer tegen, we praten wat, en daar is alles mee gezegd. In tegenstelling tot Mak ken ik hem oppervlakkig. Wat ik wel weet, en in elk geval aanvoel, is dat hij een beetje maf is, als het ware prettig gestoord, niet iemand die doorsnee is, zoals Mak.
Raymond, met zijn gevoel voor het poëtische, zou een protagonist kunnen zijn uit een jaren dertig novelle van de Britse auteur Evelyn Waugh over een tikje excentrieke man, verdwaald in het eigen bourgeois milieu. Maar op een wonderlijke manier ontbreekt het Van den Boogaard, anders dan Waugh, aan de wil om de gevestigde orde te ontmaskeren. Hoe gek het ook mogen lijken, de NRC-redacteur gelooft echt in de pro-westerse propaganda, zoals opnieuw bleek toen hij mij enkele jaren geleden vertelde er oprecht van overtuigd te zijn dat de troepen van president Bush junior Irak waren binnengevallen 'om er de democratie te brengen.' De 'sailor' keek mij sprakeloos aan toen ik hem vervolgens vroeg waarom de Amerikaanse politieke elite dat dan niet eerder had verteld en in de aanloop tot inval erop was blijven hameren dat het 'om Saddam's massavernietigingswapens' ging? In 2011 verscheen onder de titel Mijn lieve ouders een opmerkelijk verslag van Van den Boogaard over 'de aftakeling van' zijn ouders, een neergang die volgens hem,
vormen aannam, die het waard zijn verteld te worden. Het hardnekkige ongeluk van mijn moeder staat, vrees ik, voor de frustraties van veel vrouwen van haar generatie: gevangen in een ideologie, die voorschreef dat ze een gelukkige huisvrouw moesten zijn, maar zonder de mogelijkheden of de opvoeding om dat geluk ook te bereiken.
Zijn moeder bracht tot aan haar dood 22 jaar lang door 'in een psychiatrische inrichting.' In een beschrijving van het boek staat:
Vanaf de pensionering van de vader ging het bergafwaarts met haar. Van den Boogaard beschrijft het huwelijk van zijn ouders, de gemiste kansen in hun levens. Hij beschrijft hun komaf; de uiteindelijke poging van de vader om via een psychiatrische opname weer bij zijn vrouw te komen. Het onvermogen van de zoon om zijn ouders uiteindelijk te bereiken, de aftakeling, zijn mogelijke eigen tekortkomingen brengt Van den Boogaard in dit bijzondere en liefdevolle portret naar voren, maar voor alles blijft de schrijver toch een geserreerd verhalende toeschouwer. Hij vergelijkt zichzelf in het slothoofdstuk met de minutieus beschouwende hoofdpersoon uit L'étranger van Camus, die zijn moeder heeft verloren. De emotie moet op afstand worden gehouden, maar des te navranter is het.
Raymond van den Boogaard is dus wel degelijk in staat achter de façade te kijken, iets dat bij de meeste Nederlandse opiniemakers niet het geval is, hij is ook belezen, slechts een absolute minderheid van de Nederlandse journalisten leest Camus' werk, en is niet blind voor het fragiele, vluchtige, intens tragische van het bestaan. Daarnaast kan hij zich inleven in de positie van anderen en is de raadselachtig Raymond dus geen autist. Maar zodra het de grote-mensen-wereld betreft is hij stekeblind. Hoe kan dat? Is dit zijn overlevingsstrategie. In hij bang erfelijk belast te zijn, en klampt hij zich daarom vast aan de leugen van het establishment? Voer voor psychologen en voor romanschrijvers. Iemand die zelf nooit in de wereld van de modale burger heeft gepast, leeft het leven van de modale burger. Terwijl hij beseft dat zijn moeder model staat 'voor de frustraties van veel vrouwen van haar generatie: gevangen in een ideologie, die voorschreef dat ze een gelukkige huisvrouw moesten zijn,' en dat het individuele lot voor een groot deel gedetermineerd wordt door het maatschappelijk bestel, kan hij die koppeling niet maken zodra het om bijvoorbeeld 'terroristen' handelt.
Ik bedoel het volgende: een in het westen levende islamitische adolescent die al van jongs af aan heeft gemerkt hoe zijn vader werd vernederd en hoe zijn cultuur werd geminacht en zijn religie werd gehaat, loopt een grote kans om zijn gevoel voor eigenwaarde te verliezen. Want waaraan moet hij zijn waardigheid ontlenen? Zijn vader, zijn cultuur, zijn religie zijn hem ontnomen door de dominante cultuur waarin hij opgroeide, deze kunnen zijn gekrenkte eigenwaarde dus niet herstellen. In de terminologie van Van den Boogaard zit een islamitische jongeman 'gevangen in een ideologie,' die geen respect voor hem heeft. Zo moeilijk is dit toch niet te begrijpen? Hij is net als Van den Boogaard's moeder een 'vreemdeling' in een gepolitiseerde wereld, waarin anderen niet alleen voorschrijven hoe hij dient te handelen, maar erger nog: hoe hij de wereld dient te ervaren. En boven dit alles zweeft de vraag: waarom?
Zoals bij Raymond's moeder het gif van de absurde werkelijkheid zich naar binnen richtte en haar vernietigde, zo slaat het gif van de meedogenloze realiteit bij een jonge terrorist om in een naar buiten gerichte agressie. Bij de een leidt het tot directe zelfvernietiging, bij de ander tot indirecte zelfvernietiging. In beide gevallen wordt de reactie opgewekt door onderdrukking. Zoals Raymond's moeder, volgens hem, 'welbewust de waanzin in [is] gevlucht om verlost te zijn van haar overweldigende man,' zo is de terrorist 'welbewust de waanzin in gevlucht om verlost te zijn,' van de racistische samenleving, die hem zijn gevoel eigenwaarde heeft ontnomen. Beide vormen van gekte zijn een gevolg van de krankzinnigheid van een van zichzelf vervreemde orde, die door opiniemakers als Raymond van den Boogaard en Geert Mak wordt geprezen als 'onze democratie, onze variatie in ideeën, onze tolerantie, onze openheid tegenover andere culturen.' Daarbij gaan ze voorbij aan de vraag hoe het Westen tolerant en open kan staan 'tegenover andere culturen' wanneer het tegelijkertijd geen ruimte biedt voor 'tolerantie' en 'openheid' jegens de eigen burgers, zoals bijvoorbeeld de moeder van Van den Boogaard, of de islamitische jongen. In zijn dystopische roman Fahrenheit 451 (1953) beschreef de Amerikaanse sciencefiction auteur Ray Bradbury de hersenspoeling als volgt:
If you don't want a man unhappy politically, don't give him two sides to a question to worry him; give him one. Better yet, give him none. Let him forget there is such a thing as war. If the government is inefficient, top-heavy, and tax-mad, better it be all those than that people worry over it. Peace, Montag. Give the people contests they win by remembering the words to more popular songs or the names of state capitals or how much corn Iowa grew last year. Cram them full of noncombustible data, chock them so damned full of 'facts' they feel stuffed, but absolutely 'brilliant' with information. Then they'll feel they're thinking, they'll get a sense of motion without moving. And they'll be happy, because facts of that sort don't change. Don't give them any slippery stuff like philosophy or sociology to tie things up with.
Op die manier kan de hedendaagse mainstream-opiniemaker telkens weer zijn a-historische, onlogische en volstrekt absurde verhaal afsteken, een verhaal waarin oorzaak en gevolg in het leven van De Ander niet bestaat. Wat Van den Boogaard's moeder overkomt en met haar miljoenen andere westerse vrouwen, kan in het westers bewustzijn, alleen hen overkomen, maar nooit de anderen, degenen die in een andere tijd leven, en in een ander niet westers-universum. De causaliteit is doorbroken:
everyone nowadays knows, absolutely is CERTAIN, that nothing bad will ever happen to ME. Others die, I go on. There are no consequences and no responsibilities. Except that there ARE. But let's not talk about them, eh? By the time the consequences catch up to you, it's too late, isn't it, Montag?
Het ontzeggen van de wet van oorzaak en gevolg in het leven van De Ander, is tevens de ontkenning van de eigen verantwoordelijkheid. Het geeft de westerling een vrijbrief om consequentieloos te handelen, en om zich alleen maar slachtoffer te voelen zodra hij/zij op een harde manier wel met de onvermijdelijke consequenties wordt geconfronteerd. Juist op dat moment weet hij alleen nog verbijsterd uit te roepen: 'Terrorisme, Charlie Bullshit? Ik weet van niets.' Raymond van den Boogaard leeft namelijk niet zijn eigen leven, maar speelt een rol in de virtuele show die de massamedia ervan gemaakt heeft. Niet hij maakt uit wat waar en niet waar is, maar de -- voor hem --anonieme macht:
Who needs lobbyists? See what big business spends to win American minds.
Washington, D.C.’s biggest trade groups often put far more money into advertising and public relations than into lobbying.
We know how much industry spends to lobby the government, but spending on public relations faces far less disclosure.
By industry sector, the biggest clients of PR services are energy and natural resources associations.
All five of the U.S. Chamber of Commerce’s top contractors in 2010 and 2012 were advertising agencies.
PR giant Edelman collected $346.8 million from trade groups from 2008-2012, way more than any other communications firm.
Industries relying most on PR campaigns are usually those facing the heaviest regulation and public contempt.
Forget lobbying. When Washington, D.C.’s biggest trade associations want to wield influence, they often put far more of their money into advertising and public relations, according to a new Center for Public Integrity investigation.
Take, for example, the American Petroleum Institute. The oil and gas industry trade group spent more than $7 million lobbying federal officials in 2012. But that sum was dwarfed by the $85.5 million it paid to four public relations and advertising firms to, in effect, lobby the American public — including $51.9 million just to global PR giant Edelman.
From 2008 through 2012, annual tax filings show, the API paid Edelman a staggering $327.4 million for advertising and public relations services, more than any other contractor.
It’s been well-publicized how much industry spends on lobbying the government, but little is known about how much money goes toward influencing the public. In an effort to find out more, Center for Public Integrity reporters examined the tax returns for trade associations that spent more than $1 million on lobbying in 2012. The IRS requires the groups to report their top five contractors.
Of $3.4 billion in contracts reported by the 144 trade groups from 2008 through 2012, more than $1.2 billion, or 37 percent, went toward advertising, public relations and marketing services, more than any other category. The second-highest total, $682.2 million, or 20 percent of the total, was directed toward legal, lobbying and government affairs.
By industry sector, the biggest clients of PR, marketing and ad services were energy and natural resources associations.
Trade associations hire outside contractors to provide a wide range of services, including everything from research to legal counsel. From 2008 through 2012, the most politically active trade groups spent a total of $3.4 billion on their top contractors, according to a Center for Public Integrity analysis of annual tax filings.
Alle politiek is geënsceneerd, de schoften lijken voorop te lopen, de werkelijkheid is niet meer dan een photo op, een mogelijkheid om de massa te bedriegen. En datgene wat de journalist thuis herkent, reikt niet verder dan zijn voordeur. Bradbury:
time to think? If you're not driving a hundred miles an hour, at a clip where you can't think of anything else but the danger, then you're playing some game or sitting in some room where you can't argue with the four-wall televisor. Why? The televisor is 'real.' It is immediate, it has dimension. It tells you what to think and blasts it in. It must be right. It seems so right. It rushes you on so quickly to its own conclusions your mind hasn't time to protest, 'What nonsense!'
1 opmerking:
Midden-Oosten deskundige Paul Aarts zei gisteren in nieuwsuur dat enerzijds bij het zien van al die demonstrerende wereldleiders in Parijs 'de tranen hem - van ontroering - in de ogen sprongen' maar dat anderzijds het een gotspe is dat daarbij ook de Saoedische ambassadeur, de ministers van buitenlandse zaken van Rusland en Egypte en de premier van Turkije aanwezig waren. Hij zei letterlijk 'hoe durven ze'. En hij vindt het hypocriet dat westerse leiders dit, naar hij aanneemt vanwege handelsbelangen, hebben toegestaan terwijl vooral in Saoedi Arabië maar ook in Egypte, Rusland en Turkije, de vrijheid van meningsuiting niet wordt geëerbiedigd.
'De tranen sprongen hem van ontroering in de ogen'. Dat kan ik me heel moeilijk voorstellen. Hoe kinderlijk (weerstandsloos meegesleept worden door een overlopend hart) is een dergelijke ontroering? Hoe kun je ten opzichte van westerse leiders zulke emoties hebben? Hoe kun je bij een opportunistisch politiek spel warme tranen storten? Maar ondertussen verwijt hij de westerse leiders dus hypocrisie omdat ze onderdrukkende regimes steunen en samen met vertegenwoordigers van die regimes meelopen in een mars voor vrijheid van meningsuiting en tegen terrorisme. De houding van Paul Aarts lijkt schizofreen. Want hoe kun je ontroerd zijn door iemand die je tegelijkertijd hypocriet vindt? Eigenlijk kan ik hem niet geloven en vermoed ik dat hij met zijn uitlatingen, net zo goed als de politici die hij hypocrisie verwijt, bezig is de publieke opinie te bespelen. Ook zijn houterig gespeelde theatrale emoties die niet echt uit de verf wilden komen leken daarvan te getuigen.
Zijn verwijt mag dan deels terecht zijn maar hij lijkt blind voor westerse terreur en heeft onterecht een hoge pet op van westerse vrijheid. Net als veel anderen neemt hij voetstoots aan (althans dat beweert hij) dat de aanslag in Parijs een aanval is op onze vrijheid van meningsuiting. Maar wraak nemen op verspreiding van beledigende cartoons en op ernstige discriminatie van moslims (in westerse samenlevingen en vanwege westerse geopolitiek ook in hun landen van herkomst) komt natuurlijk niet voort uit de drijfveer om onze vrijheid van meningsuiting nou eens grondig onderuit te halen. Als een gepest kind eindelijk eens hard terugslaat zal niemand beweren dat hij de vrijheid van meningsuiting frustreert want pesterij kun je moeilijk een mening noemen. En gepeste volwassenen staan nou eenmaal veel zwaardere middelen ter beschikking om van zich af te bijten dan een gepest kind op een schoolplein. Blind zijn voor uitlokking van die desperate en bloederige uitwassen en het wegmoffelen van de oorzaken die aan dat gedrag ten grondslag liggen in simplistische begrippen als 'terreur' en 'aanslag op vrije meningsuiting' zal het probleem juist aanwakkeren en zeker niet oplossen. Als Paul Aarts gisteren in Nieuwsuur met zijn commentaren iets wilde bijdragen aan een beter leefklimaat (wat ik me nauwelijks kan voorstellen) had hij zijn stokpaardjes beter thuis kunnen laten. Steeds weer krijgen we via de mainstream media de eenzijdige visie van hoogleraren, politici en journalisten over ons uitgestort en steeds weer is dat in essentie hetzelfde simplistische, vastgeroeste, verkalkte, geestdodende en opportunistische waanverhaal. Het is bedompt en belegen. Ik mis daarin het leven en de frisheid. Hoe kunnen die vertegenwoordigers van de mainstream het met hun eigen verhaal, dat voornamelijk uit een aantal botte dogma's bestaat die ze tot in het oneindige herhalen, uithouden? Hoe compenseren ze zich zodat ze er niet totaal bij uitdrogen?
Vincent Brunott
Een reactie posten