Noam Chomsky: #JeSuis... (vul zelf in)
De berichtgeving over de terreuraanslag op Charlie Hebdo bevestigt volgens Noam Chomsky de these die hij al sinds de jaren 1980 verdedigt. Er zijn twee soorten terrorisme: hun terrorisme (dat we afschuwelijk vinden) tegenover onze oorlogsmisdaden (die geen 'terrorisme' zijn omdat wij de macht hebben om ze anders te definiëren).
woensdag 14 januari 2015
De wereld reageerde met afschuw op de moorddadige aanslag op het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo. In de New York Times beschreef hun ervaren Europese correspondent Steven Erlanger de toestand vlak na de aanslag in grafische termen.
Velen noemden dit de Franse 9/11, “een dag van sirenes, helikopters in de lucht, paniekerige nieuwsberichten”. Hij had het ook over “politiekordons, angstige menigten, kinderen die van school werden gehaald voor hun veiligheid. Dit was een dag van bloed en gruwel in en rond Parijs”.
Een enorme schreeuw van verontwaardiging werd gevolgd door reflectie over de diepere wortels van deze wreedheid.
De reacties op deze horror en de walging over deze misdaad zijn volledig terecht, net zoals de zoektocht naar zijn diepere wortels, zolang we dat doen met een aantal principes in het achterhoofd.
Deze reactie hoort compleet los te staan van wat men denkt over dit weekblad en wat het publiceert. De gepassioneerde en alomtegenwoordige leuze #JeSuisCharlie en andere gelijkaardige slogans mogen dus niet gezien worden – mogen zelfs geen hint geven – van verbondenheid met het weekblad zelf, zeker niet in de context van de vrijheid van meningsuiting.
Wat #JeSuisCharlie hoort uit te drukken is de verdediging van het recht op vrije meningsuiting, los van wat men denkt over de inhoud van het blad, zelfs als men die hatelijk en vulgair vindt. De gescandeerde slogans moeten echter ook een veroordeling van geweld en terreur omvatten.
Isaac Herzog, de leider van de Arbeiderspartij van Israël en voornaamste uitdager (van eerste minister Netanyahu van de conservatieve Likudpartij, nvdr) bij de komende verkiezingen in Israël, heeft het bij het rechte eind wanneer hij zegt: “Terrorisme is terrorisme. Daar zijn geen twee verschillende reacties tegen mogelijk”. Hij heeft ook groot gelijk met te zeggen: “Alle naties die vrede en vrijheid nastreven staan voor een enorme uitdaging tegenover dit moorddadig terrorisme” – waarbij ik even geen rekening houdt met zijn voorspelbaar selectieve interpretatie van die 'uitdaging'.
Media
Erlanger beschrijft de gruwelscènes. Hij citeert een van de overlevende journalisten: “Alles crashte. Er was geen ontsnappen aan. Overal was er rook. Het was verschrikkelijk. Mensen waren aan het schreeuwen. Het was een nachtmerrie.” Een andere overlevende journalist had het over “een enorme ontploffing en alles werd volledig donker.”
Erlanger beschreef de toestand als “een steeds meer vertrouwd wordende situatie van versplinterd glas, gebarsten muren, verwrongen meubels, verschroeide verf en emotionele verwoesting.” Minstens tien mensen werden geacht gestorven te zijn in de ontploffing, twintig anderen zijn vermist, “waarschijnlijk begraven onder het puin”.
Zoals de onvermoeibare David Peterson (een onafhankelijk onderzoeksjournalist in Chicago) er ons aan herinnert, dateren deze quotes niet van januari 2015. Zij komen uit het artikel dat Erlanger schreef op 24 april 1999. Dat artikel raakte toen maar tot pagina 6 van de New York Times en kreeg niet bepaald de aandacht die naar de recente aanval op Charlie Hebdo ging. Erlanger had het over de “raketaanval op het hoofdkwartier van de Servische staatstelevisie” door de NAVO (in feite de VS), die “Radio Television Serbia (RTS) uit de lucht sloeg”.
Daar werd toen een officiële rechtvaardiging voor gegeven. “NAVO- en Amerikaanse woordvoerders verdedigden de aanval”, schreef Erlanger, “als een inspanning tegen het regime van president Slobodan Milosević van Joegoslavië. Kenneth Bacon, woordvoerder van het Pentagon, legde op een persconferentie in Washington het volgende uit: “De Servische tv is evengoed een onderdeel van de moordmachine van Milosević als zijn leger”. Dus was dit een legitiem doelwit voor een aanval.
De Joegoslavische regering verklaarde (in een reactie op de aanval): “De volledige natie staat achter onze president Slobodan Milosević”. Erlanger reageerde daarop met: “Hoe de regering dat zo precies weet is niet duidelijk”.
Dergelijke sarcastische opmerkingen vinden we ongepast wanneer we lezen dat Frankrijk om zijn doden rouwt en dat de wereld razend is over deze wreedheid. Er moet ook niet naar die diepere wortels gezocht worden, geen doordringende vragen horen gesteld te worden over wie er hier voor de beschaving staat en wie voor de barbarij.
Hun terrorisme, onze acties
Isaac Herzog (de leider van de Israëlische Arbeiderspartij) vergist zich dus wanneer hij zegt: “Terrorisme is terrorisme. Daar zijn geen twee verschillende reacties tegen mogelijk”. Er zijn wel degelijk twee manieren om met terrorisme om te gaan: terrorisme is geen terrorisme wanneer veel ergere terroristische aanvallen worden uitgevoerd door de Rechtschapenen der Aarde, dankzij de almacht die ze hebben. Dan klopt het dat er geen sprake is van een aanval op de vrijheid van meningsuiting wanneer deze Rechtschapenen een tv-zender vernietigen, die een regering steunt die wij aan het aanvallen zijn.
Op dezelfde manier kunnen we dus de commentaar in de New York Times begrijpen van advocaat voor de burgerrechten Floyd Abrams. Die staat bekend om zijn krachtige verdediging van de vrijheid van meningsuiting. Voor hem is de aanval op Charlie Hebdo “de meest bedreigende aanval op de journalistiek in de 'levende herinnering' ('in living memory', voor zover de mensheid zich kan herinneren, 'sinds mensenheugenis'). Hij is heel correct over die 'levende herinnering'. Die 'herinnering' plaatst immers alle aanvallen op de journalistiek en andere terreurdaden in zijn gepaste categorieën: de Hunne, die gruwelijk zijn, tegenover de Onze, die dapper zijn en gemakkelijk uit het 'levende herinnering' kunnen worden weggelaten.
Het is goed er hier even aan te herinneren dat dit slechts een van de vele aanvallen van de Rechtschapenen was op de vrijheid van meningsuiting. Neem slechts één ander voorbeeld dat uit die 'levende herinnering' is weggevaagd. De aanval op (de Iraakse stad) Fallujah door Amerikaanse troepen in november 2004 was een van de ergste misdaden van de invasie van Irak, die begon met de bezetting van het algemene hospitaal van Fallujah.
Burgerslachtoffers
De bezetting van een hospitaal is op zichzelf al een ernstige oorlogsmisdaad, zonder zelfs rekening te houden met de manier waarop ze wordt uitgevoerd. Die bezetting werd open en bloot beschreven in een artikel op de voorpagina van de New York Times, met foto's van deze misdaad. Het artikel berichtte:
“Patiënten en personeel van het hospitaal werden uit de kamers gedreven door gewapende soldaten en kregen het bevel op de grond te gaan zitten of liggen, met hun handen op hun rug gebonden.” Deze oorlogsmisdaden werden omschreven als zeer lovenswaardig en gerechtvaardigd:
“Dit offensief beëindigde wat militaire officieren een propagandawapen van de opstandelingen noemden: het voornaamste hospitaal van Fallujah met zijn voortdurende berichten over burgerslachtoffers”.
Uiteraard, we kunnen toch niet toelaten dat een dergelijk propaganda-apparaat zijn vulgaire obsceniteiten blijft uitspuwen.
Noam Chomsky, 10 januari 2015
1 opmerking:
Toevallig stuitte ik op een bericht uit juli 2014: Shocking scenes as 150 Jewish men go on rampage in Paris streets and clash with pro-Palestinian demonstrators. Een heel ander perspectief...
Een reactie posten