woensdag 9 oktober 2013

Karel Knip. Chef Wetenschap NRC 2

VAN KAREL KNIP TOT DE HOGE RAAD

door HUGO ARLMAN
op 11 APRIL 2013 in GASTPOSTS
Afbeelding bij Van Karel Knip tot Hoge Raad
“Het is zeer opmerkelijk dat een rechtbank in een vonnis stilstaat bij de rol van de media in het proces,” schreef Trouw-verslaggever Hans Marijnissen in juli 2010. De Amsterdamse rechtbank had die week uitspraak gedaan in de strafzaak tegen Trafigura, een Amstelveense olie- en transport multinational, die in 2006 in het nieuws kwam door honderden tonnen gevaarlijke en giftige afvalstoffen in Abidjan (Ivoorkust) te dumpen na een zeereis van de tanker Probo Koala langs o.a. Amsterdam en Paldiski in Estland. De zaak had veel aandacht getrokken, ook omdat er berichten waren over doden en gewonden in Abidjan als gevolg van de door locale vrachtwagens verspreidde troep.
Trouw noemde man en paard: “Op 26 juni 2010 schreef de wetenschapsjournalist Karel Knip in NRC Handelsblad een artikel waarin een ‘nieuw’ rapport wordt aangehaald waaruit zou blijken dat de lading van de Probo Koala wel stonk, maar onmogelijk schade heeft aangericht bij mensen. De rechtbank noemt de journalist bij naam, en gaat er vanuit dat deze met hulp van Trafigura zelfs na het pleidooi tot publicatie van onjuiste feiten is overgegaan.”
Dat in een vonnis een journalist met naam en toenaam genoemd wordt moge opmerkelijk zijn, de rechtstreekse aanval van Marijnissen op Karel Knip was dat ook. Het zou niet zonder gevolgen blijven, met als voorlopig en onverwacht hoogtepunt een opzienbarende beslissing van de Hoge Raad uit begin maart van dit jaar waarbij vooral het bestuur van de Amsterdamse rechtbank het moest ontgelden.
Dat kwam zo. Karel Knip diende een klacht in tegen Trouw bij de Raad voor de Journalistiek. Volgens hem had de rechtbank in het vonnis helemaal niet gesproken over “onjuiste feiten”. De rechtbank had enkele alinea’s gewijd aan de klacht van het bedrijf dat het slachtoffer van een mediahetze was. De rechtbank schreef met vileine onderkoeldheid: “Het staat Trafigura vrij om in dezen een verongelijkte houding aan te nemen maar dan past het niet met een beschuldigende vinger naar de buitenwereld te wijzen (….). Trafigura toont daarmee dat zij geen enkel vertrouwen heeft in de rol van de media en de oprechtheid van de journalisten, zij het dat zij één uitzondering maakt en dat is voor de journalist Karel Knip. Hij is de enige die het begrijpt en die – naar de rechtbank moet aannemen met behulp van informatie van Trafigura – tijdens deze strafzaak en ná het pleidooi van Trafigura nog eens komt met een artikel waarin de relatieve onschuld van de slops [afvalresten] wordt beschreven.”
Erg lovend voor het artikel van Knip was deze frase niet maar dat hij van “onjuiste feiten” gebruik maakte, stond er niet in.
Karel Knip en Hans Marijnissen probeerden het, met bemiddeling van Victor Lebesque en Daphne Koene van de Raad voor de Journalistiek, eens te worden maar kwamen er niet uit. Daarop werd afgesproken dat de secretaris van de Raad aan de rechtbank zou voorleggen of Marijnissens versie – “onjuiste feiten” – nu juist was of niet. De griffier van de Amsterdamse rechtbank beantwoordde namens het gerechtsbestuur die vraag bevestigend: “Indien de vraag wordt gesteld kan hetgeen door de rechtbank (…) wordt overwogen leiden tot de door de journalist getrokken conclusie, dan kan die vraag gezien de tekst van die overwegingen door de rechtbank met ja worden beantwoord.” Knip wist dat hij bij de Raad niets had te halen en trok zijn klacht in.
Trafigura had echter eigen redenen ontevreden te zijn over de reactie van het bestuur van de rechtbank. De beschuldiging in de media dat dankzij de in de Probo Koala vervoerde rommel en rotzooi in Ivoorkust doden en gewonden waren gevallen, was een belangrijk element in het rumoer over de Probo Koala geweest. Karel Knip had in de NRC bij die gevolgen vraagtekens gezet – “de relatieve onschuld van de slops,” in de woorden van de rechtbank – en in de nog lopende juridische procedures had Trafigura er belang bij dat die versie overeind zou blijven.
De advocaat van Trafigura, mr Aldo Verbruggen van Wladimiroff Advocaten, beklaagde zich bij de president van de Amsterdamse rechtbank. Had het bestuur van de rechtbank wel zo mogen reageren en klopte de reactie wel? De president liet hem weten dat ze geen reden zag inhoudelijk op de zaak in te gaan en dat de handelwijze van de griffier correct was geweest. Verbruggen stuurde de hele correspondentie vervolgens naar de Raad voor de Rechtspraak, de direct verantwoordelijke voor de gerechtsbesturen. De Raad liet hem weten hier niet over te gaan. Toen legde Verbruggen de zaak neer bij de procureur-generaal van de Hoge Raad, het normale adres voor klachten over leden van de rechterlijke macht. Handicap was alleen dat het bestuur van de rechtbank geen onderdeel van de rechterlijke macht is, simpel gezegd: het zijn managers, geen rechters. Vallen ze dan wel onder de klachtregeling uit artikel 13 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie?
De beslissing van de Hoge Raad, op 6 maart j.l. gegeven door een kamer met president mr G.J.M. Corstens als voorzitter, laat op dit punt aan duidelijkheid niets te wensen over. Het gerechtsbestuur voerde weliswaar aan dat het als bestuur zijnde niet onder de klachtregeling van de Wet RO viel, maar dan zou er geen enkele klachtregeling op dit soort gedragingen meer van toepassing zijn. Dat vond de Hoge Raad onaanvaardbaar. Vervolgens concludeerde de Hoge Raad dat het bestuur van de rechtbank i.c. de griffier zich helemaal niet had mogen buigen over de vraag van de Raad voor de Journalistiek: “Het geven van uitleg aan beslissingen die gegeven zijn door met rechtspraak belaste rechterlijke ambtenaren uit de eigen rechtbank behoort niet tot de taken van een gerechtsbestuur.” Nog buiten het feit dat het gerechtsbestuur de betreffende strafrechters onder aanvoering van mr F.G. Bauduin niet geraadpleegd had over de uitleg van het vonnis. Het gerechtsbestuur Amsterdam was dus ver buiten zijn boekje gegaan en had zich met zaken – i.c. rechterlijke beslissingen – bemoeid waar het in het geheel geen zeggenschap over had.
De Hoge Raad vond het antwoord van het gerechtsbestuur aan de Raad ook daarom “onbehoorlijk” omdat “uitgangspunt [is] dat, zoals dat pleegt te worden verwoord, de rechter door zijn vonnis spreekt. (…) Procespartijen en derden moeten het daarmee doen.” Helemaal geen ‘Speelruimte voor transparantere rechtspraak’ (WRR-rapport 2013), geen nadere uitleg en verklaring van een afzonderlijke uitspraak, vonnis of arrest. Punt.
“In de tweede plaats,” zo voegde de Hoge Raad eraan toe, “(…) ligt het hoe dan ook niet op de weg van een gerechtsbestuur om uitleg te geven aan rechterlijke beslissingen (…), behoren gerechtsbesturen niet te treden in de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak.” Daar kon het bestuur van de Amsterdamse rechtbank het mee doen.
En voor wie nog mocht dromen over rechters die bij DWDD, NOS Journaal of Pauw & Witteman optreden, had de Hoge Raad een kleine toegift: “Het vorenstaande staat niet eraan in de weg dat een persrechter zich uitlaat over een beslissing die media-aandacht trekt of anderszins belangstelling geniet, maar dat zal dan een rechter moeten zijn die de betreffende beslissing niet zelf heeft gegeven (…), terwijl hij zoveel mogelijk moet proberen te voorkomen dat de door hem verstrekte informatie wordt opgevat als een authentieke interpretatie van die beslissing.”
Hugo Arlman is freelance journalist en voorzitter van het Hans Melchersfonds

Geen opmerkingen:

The Real Terror Network, Terrorism in Fact and Propaganda

De hypocriete suggestie dat het genocidale geweld tegen de Palestijnse bevolking in feite pas op 7 oktober 2023 begon, zoals de westerse mai...