In de Geboorte van de Tragedie formuleerde Friedrich Nietzsche de moderne samenleving als
a culture without any fixed and consecrated place of origin, condemned to exhaust all possibilities and feed miserably and parasitically on every culture under the sun.
De grote filosoof wees erop dat
Man today, stripped of myth, stands famished among all his pasts and must dig franctically for roots, be it among the most remote antiquities. What does our great historical hunger signify, our clutching about us of countless other culture, our consuming desire for knowledge, if not the loss of myth, of a mythic home, the mythic womb.
Het postmoderne eclecticisme verraadt zowel hoe vervreemd de consument van zijn omgeving is geraakt als hoe wanhopig hij op zoek naar een identiteit is. In een virtuele werkelijkheid verandert de waarheid dagelijks, al naar gelang het belang van de macht. Maar als alles waar kan zijn, is niets meer waar. Maar zonder waarheid is de identiteit versplinterd, is er in feite geen sprake van identiteit en bestaat er een permanente onzekerheid. En juist die existentiele onzekerheid wordt optimaal geexploiteerd door de 'con man,' de meester in het vertrouwen wekken. Al in 1922 portretteerde de Amerikaanse auteur Scott Fitzgerald de moderne identiteitsloze in de gedaante van de hoofdpersoon Dexter Green in het verhaal Winter Dreams. De vooraanstaande Britse literatuurcriticus Tony Tanner schreef in de essaybundel The American Mystery over deze protagonist:
Like many aspiring children children of immigrant parents, Dexter cannot afford to be natural and spontaneous, for that might betray something of his 'peasant' origin. He assembles himself, as he assembles his wardrobe, with care. 'He recognizes the value to him of such a mannerism and he had adopted it.' This is to build the self from the outside, as it were. The result is succesful -- 'He made money. It was amazing' -- but vulnerable and precarious. The more he gets, the less he has.
Men zou zelfs kunnen stellen dat des te meer hij te pakken weet te krijgen, des te minder hij is. Hij is alleen nog maar buitenkant, het beeld dat hij voor de buitenwereld heeft opgebouwd, en op die wijze is hij zichzelf kwijt geraakt, zoals Dexter Green maar al te goed beseft wanneer hij zegt:
I'm nobody... My career is largely a matter of futures.
I'm nobody... My career is largely a matter of futures.
Tanner:
As a boy Dexter was a caddy. Now a wealthy young man, he can afford caddies of his own when he goes golfing. But he keeps glancing at them, 'trying to catch a gleam or gesture that would remind him of himself, that would lessen the gap which lay between his present and his past.' The greatest intensity of feeling comes not from possesion but from imitation of imminent or actual loss... The dream was gone. something had been taken from him,
en
Even the grief he could have borne was left behind in the country of illusion, of youth, of the richness of life, where his winter dreams had flourished. 'Long ago,' he said, 'long ago, there was something in me, but now that thing is gone...' The passage also reveals, in inchoate form, an insight that I believe is absolutely central to Fitzgerald's work; namely, that the American Dream -- whatever one takes that phrase to mean -- is not an index of aspiration but a function of deprivation.
Inderdaad, de Amerikaanse Droom, waar journalisten als Geert Mak naar op zoek menen te zijn, is geen indicatie van een ideaal maar een symptoom van een gemis. Het toont het ontbreken van een eigen identiteit in een identiteitsloze consumptiecultuur waarin identiteiten met net zoveel gemak worden gekocht en verkocht als Mak's 'platte pakjes kauwgom, mooi ingepakt, met een los plaatje van een filmster.' Maar die identiteiten blijven natuurlijk even grote schijn als al die jaren vijftig filmsterren van wie Mak en zijn lezerspubliek de plaatjes spaarden omdat ze de illusie van de Amerikaanse Droom verbeeldden. Op die manier leek het alsof zij kortstondig deelnamen aan een virtuele wereld, 'radiating a brightness and a glamour he might never know again,' zoals Fitzgerald treffend verwoordde. De facade was genoeg, het leek de leegte van de valse identiteiten te vullen, net zo lang tot de massamens door de harde werkelijkheid uit zijn de Droom werd gewekt en hij weer besefte dat schijn bedriegt. Maar dat moment probeert de consumptiecultuur zo lang mogelijk uit te stellen door de markt te overspoelen met een tsunami aan reclame, glossy magazines en gladde televisieprogramma's die de moderne mens vertellen welke lifestyle hij erop na moet houden, hoe hij moet leven, welke boeken hij moet lezen, hoe hij zich moet kleden, wat hij moet eten, hoe hij zijn huis moet inrichten, waar hij op vakantie naar toe moet, wie hij moet geloven en wie niet. Zonder de 'con men' is de miljardenhandel in identiteiten onmogelijk. Zij zijn degenen die erop toe zien dat het vertrouwen in schijn niet verslapt.
As a boy Dexter was a caddy. Now a wealthy young man, he can afford caddies of his own when he goes golfing. But he keeps glancing at them, 'trying to catch a gleam or gesture that would remind him of himself, that would lessen the gap which lay between his present and his past.' The greatest intensity of feeling comes not from possesion but from imitation of imminent or actual loss... The dream was gone. something had been taken from him,
en
Even the grief he could have borne was left behind in the country of illusion, of youth, of the richness of life, where his winter dreams had flourished. 'Long ago,' he said, 'long ago, there was something in me, but now that thing is gone...' The passage also reveals, in inchoate form, an insight that I believe is absolutely central to Fitzgerald's work; namely, that the American Dream -- whatever one takes that phrase to mean -- is not an index of aspiration but a function of deprivation.
Inderdaad, de Amerikaanse Droom, waar journalisten als Geert Mak naar op zoek menen te zijn, is geen indicatie van een ideaal maar een symptoom van een gemis. Het toont het ontbreken van een eigen identiteit in een identiteitsloze consumptiecultuur waarin identiteiten met net zoveel gemak worden gekocht en verkocht als Mak's 'platte pakjes kauwgom, mooi ingepakt, met een los plaatje van een filmster.' Maar die identiteiten blijven natuurlijk even grote schijn als al die jaren vijftig filmsterren van wie Mak en zijn lezerspubliek de plaatjes spaarden omdat ze de illusie van de Amerikaanse Droom verbeeldden. Op die manier leek het alsof zij kortstondig deelnamen aan een virtuele wereld, 'radiating a brightness and a glamour he might never know again,' zoals Fitzgerald treffend verwoordde. De facade was genoeg, het leek de leegte van de valse identiteiten te vullen, net zo lang tot de massamens door de harde werkelijkheid uit zijn de Droom werd gewekt en hij weer besefte dat schijn bedriegt. Maar dat moment probeert de consumptiecultuur zo lang mogelijk uit te stellen door de markt te overspoelen met een tsunami aan reclame, glossy magazines en gladde televisieprogramma's die de moderne mens vertellen welke lifestyle hij erop na moet houden, hoe hij moet leven, welke boeken hij moet lezen, hoe hij zich moet kleden, wat hij moet eten, hoe hij zijn huis moet inrichten, waar hij op vakantie naar toe moet, wie hij moet geloven en wie niet. Zonder de 'con men' is de miljardenhandel in identiteiten onmogelijk. Zij zijn degenen die erop toe zien dat het vertrouwen in schijn niet verslapt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten