In zijn essaybundel Studies in Classic American Literature verwijst D.H. Lawrence naar
de founding father Benjamin Franklin
die met komisch bedoelt cynisme over de indianen had opgemerkt dat
if it be the design of Providence to extirpate these savages in order to
make room for cultivators of the earth, it seems not improbable that rum may be
the appointed means. It has already annihilated all the tribes who formerly
inhabited the sea-coast.
aldus één van de, in de ogen van Geert Mak, 'revolutionaire' grondleggers van de
'zelfstandige democratische republiek,'
die volgens hem niet zou zijn gevormd
'rondom een bestaand machtssysteem,' maar
kennelijk ineens spontaan vanuit het niets ontstond. Daarentegen is Lawrence
realistischer wanneer hij als volgt reageert op deze genocidale politiek:
Rum plus Savage may equal a dead
savage. But is a dead savage savage nought? Can you make a land virgin by
killing off its aborigines?
Een retorische vraag die doet denken aan de
waarschuwing van chief Seattle die de blanke christelijke binnendringers ooit
eens waarschuwde met de woorden:
At
night, when the streets of your cities and villages are silent, and you think
them deserted, they will throng with the returning hosts that once filled them
and still love this beautiful land. The white man will never be alone. Let him
be just and deal kindly with my people. For the dead are not powerless. Dead,
did I say? There is no death. Only a change of worlds.
D.H. Lawrence:
Those that are pushed out of life in
chagrin come back unappeased, for revenge. A curious thing about the Spirit of
Place is the fact that no place exerts its full influence upon a new-comer
until the old inhabitant is dead or absorbed. So America. While the Red Indian
existed in fairly large numbers, the new colonials were in a great measure
immune from the daimon, or demon, of America. The moment the last nuclei of Red
life break up in America, then the white men will have to reckon with the full
force of the demon on the continent. At present the demon of the place and the
unappeased ghosts of the dead Indians act within the unconscious or
under-conscious soul of the white American, causing the great American grouch,
the Orestes-like frenzy of restlessness in the Yankee soul, the inner malaise
which amounts almost to madness, sometimes.
Zo voorspelde de grote schrijver al 36 jaar voordat
John Steinbeck in een brief aan de voormalige presidentskandidaat Adlai
Stevenson schreef over een
creeping,
all pervading, nerve-gas of immorality which starts in the nursery and does not
stop before it reaches the highest offices, both corporate and governmental.
En over een
nervous
restlessness, a hunger, a thirst, a yearning for something unknown – perhaps
morality,
waarmee
zijn landgenoten kampten. Een 'morality' die de Europese
kolonisten tijdens een proces van eeuwen in zichzelf hadden vernietigd door het
beroven en vermoorden van de miljoenen oorspronkelijke bewoners, om tenslotte de
weinige overlevenden in reservaten op te sluiten en hun kinderen in speciale
indiaanse kostscholen waar hun cultuur werd vernietigd onder het motto 'kill the Indian and
save the man.' Ook Steinbeck, die
door Mak wordt afgedaan als een 'doemdenker,'
besefte als gewetensvolle schrijver dat niemand ongestraft zijn geweten kan
negeren, en dat de mens oogst wat hij zaait:
We can stand anything God and Nature
can throw at us save only plenty. If I wanted to destroy a nation, I would give
it too much and I would have it on its knees, miserable, greedy and sick…
Someone has to reinspect our system and that soon. We can’t expect to raise our
children to be good and honourable men when the city, the state, the
government, the corporation all offer the highest rewards for chicanery and
dishonesty. On all levels it is rigged, Adlai.
Het is bekend dat de mens zich geestelijk niet kan ontwikkelen zonder de eigen misdaden te erkennen en
verantwoording daarvoor af te leggen. De psychotherapeuten Martine Groen en Justine van Lawick stellen in hun
studie Intieme Oorlog dat een langlopend conflict alleen dan opgelost
kan worden als er een ontwikkeling doorlopen wordt
van schaamte naar schuld, naar bekennen en vervolgens
naar boete, vergelding, vergeving en eventueel verzoening. De eerste stap is
het benoemen van de vernederingen en de kwetsuren en de schaamte die daarmee
gepaard gaat [...] Als dit is uitgesproken, helpt een schuldbekentenis om de
schaamte te verminderen.
De dader en het slachtoffer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
geraakt, en wel omdat de dader zich vaak onbewust schaamt voor zijn/haar misdaden en
het slachtoffer zich schaamt voor wat hem/haar overkomt. Die schaamte
manifesteert zich weer in woede en agressie, in een spiraal naar beneden tot in
het uiterste geval de dood erop volgt. De dader wordt als het ware gegijzeld
door zijn eigen onvermogen de schaamte onder ogen te zien, en komt op die manier
niet toe aan de schuldvraag. Dit is vooral zo problematisch omdat ‘schuld
goed te maken [is],’ maar
bij schaamte is dat veel moeilijker. Bij deze emotie
is sprake van een fundamenteel tekortschieten, en dat geeft een gevoel van
falen, van niet toereikend zijn […] Het zelfbeeld wordt geschonden. Bij
schaamte staat het zelf centraal dat veroordeeld wordt, bij schuld is het niet
het zelf maar een daad die negatief beoordeeld wordt.
aldus Groen en Van Lawick. De misdaad is dus veel makkelijker te accepteren
dan de schaamte erover. Hoewel beide psychotherapeuten huiselijk geweld beschrijven,
is hun analyse ook van toepassing op elk grootschalig conflict, waarbij in dit geval de
blanke kolonist de rol van de dader speelt en de indiaan de rol van
slachtoffer. Omdat dit conflict al zoveel eeuwen bestaat
there has been all the time, in the white American
soul, a dual feeling about the Inidian. First was Franklin's feeling, that a
wise Providence no doubt intended the extirpation of these savages. Then came
Crevecoeur's contradictory feeling about the noble Red Man and the innocent
life of the wigwam. Now we hate to subscribe to Benjamin's belief in a
Providence that wisely extirpates the Indian to make room for 'cultivators of
the soil.' In Crevecoeur we meet a sentimental desire for the glorification of the
savages. Absolutely sentimental. [...] The desire to extirpate the Indian. And
the contradictory desire to glorify him. Both are rampant still, today. The
bulk of the white people who live in contact with the Indian today would like
to see this Red brother exterminated; not only for the sake of grabbing his
land, but because of the silent, invisible, but deadly hostility between the
spirit of the two races. The minority of whites intellectualize the Red Man and
laud him to the skies. But this minority of whites is mostly a high-brow
minority with a big grouch against its own whiteness,
aldus D.H. Lawrence, die zich afvroeg
how can any man be free without a soul of his own,
that he believes in and won't sell at any price?
aan bijvoorbeeld de eerste de beste werkgever die de tijd van de
werknemer koopt om te bepalen wat deze ondergeschikte in de door hem gekochte
tijd moet doen, dag in, dag uit, jaar in, jaar uit, tot hij oud en versleten
met pensioen mag, of tot hij als overtollig van de ene op de andere dag op
straat wordt gezet en hij weer verder moet trekken, op zoek naar de onvrijheid
van een andere betaalde baan. Dit is de werkelijkheid van de overgrote
meerderheid van de mensen in een systeem dat zich aanprijst als een vrije
democratie die, in de woorden van Geert Mak, 'een begin van orde'
bracht 'in de mondiale politiek en economie.' Het zijn dan ook de nonconformisten als
Lawrence die het dichtst bij de waarheid komen wanneer ze ons erop wijzen dat
men are free when they are in a living homeland, not
when they are straying and breaking away. Men are free when they are obeying
some deep, inward voice of religious belief. Obeying from within. Men are free
when they belong to a living, organic, believing community, active in
fulfilling some unfulfilled, perhaps unrealized purpose. Not when they are
escaping to some wild west. The most unfree souls go west, and shout of
freedom. Men are freest when they are most unconscious of freedom. The shout is
a rattling of chains, always was. Men are not free when they are doing just
what they like. The moment you can do just what you like, there is nothing you
care about doing. Men are only free when they are doing what the deepest self
likes.
De VS kan geen 'begin van orde' brengen omdat de bewoners van het land zelf geen 'begin van orde' in
zichzelf hebben gecreeerd, niet de rust hebben gevonden om zich te bevrijden
van de illusie waarop het 'Amerikaanse' systeem is gebaseerd,
de veronderstelling dat het individu zich eeuwig kan vernieuwen door 'a
gradual sloughing of the old skin, toward a new youth. It is the myth of
Amerika.' D.H. Lawrence:
Liberty in America has meant so far the breaking away
from all dominion. The true liberty will only begin when Americans discover IT,
and process possibly to fulfil IT. IT being the deepest whole self of man, the
self in its wholeness, not idealistic halfness. [...] We are free only so long
as we obey. When we run counter, and think we will do as we like, we just flee
around like Orestes pursued by the Eumenides.
De kapitalistische doctrine van de onmiddellijke bevrediging van alle
mogelijke verlangens werkt zelfvernietigend. D.H. Lawrence in een essay over het werk van Edgar Allan Poe.:
The root of all evil is that we all want this
spiritual gratification, this flow, this apparent heightening of life, this
knowledge, this valley of many-coloured grass, even grass and light
prismatically decomposed, giving ecstasy. We want all this without resistance.
We want it continually. And this is the root of all evil in us. [...] And evil
breeds evil, more and more,
De
VS is niet meer jong en nieuw en kan zeker niet 'weer het "gewone"
land' worden 'dat het tot 1940' zou zijn geweest,
zoals Mak denkt. In een essay over Herman Melville's Typee and Omoo schrijft Lawrence:
We can't go back, and Melville couldn't. Much as he
hated the civilized humanity he knew. Het couldn't go back to the savages; he
wanted to, he tried to, and he couldn't,
want
The truth of the matter is, one cannot go back. [...]
Melville couldn't go back: and Gaugain couldn't really go back: and I know now
that I could never go back. It is one's destiny inside one.
Het Amerikaanse idealisme van het zichzelf elke dag weer opnieuw
uitvinden was vanaf het allereerste begin gedoemd te mislukken.
No men are so evil today as the idealists, and no
women half so evil as your earnest women, who feels herself a power for good.
It is inevitable. After a certain point, the ideal goes dead and rotten. The
old ideal becomes in itself an impure thing of evil. Charity becomes
pernicious, the spirit itself becomes foul. The meek are evil. The pure in
heart have base, subtle revulsions: like Dostoevsky's Idiot. The whole Sermon
on the Mount becomes a litany of white vice.
En hier raken we het centrale
probleem van Reizen zonder John, Mak
heeft inderdaad zonder John Steinbeck's inzicht door de VS
gereisd. Geschoold als de zoon van een dominee was hij op zoek naar zijn kinderdroom over een niet bestaand 'Amerika.' Het echte 'Amerika' werd al meer dan 160 jaar
geleden beschreven door Herman Melville in Moby
Dick en het is deze roman waarover D.H. Lawrence, zelf een groot auteur,
schreef:
it is a great book, a very great book, the greatest
book of the sea ever written. It moves awe in the soul. The terrible fatality.
Fatality. Doom. Doom! Doom! Doom! Something seems to whisper it in the very
dark trees of America. Doom! Doom of what? Doom of our white day. We are
doomed, doomed. And the doom is in America. The doom of our white day. Ah,
well, if my day is doomed, and I am doomed with my day, it is something greater
than I which dooms me, so I accept my doom as a sign of the greatness which is
more than I am. Melville knew. He knew his race was doomed. His white soul,
doomed. His great white epoch, doomed. Himself, doomed. The idealist, doomed.
The spirit, doomed. The reversion. 'Not so
much bound to any haven ahead, as rushing from all havens astern.' That great horror of ours! It is our
civilization rushing from all havens astern. The last ghastly hunt. The White
Whale. What then is Moby Dick? He is the deepest blood-being of the white race;
he is our deepest blood-nature. And he is hunted , hunted, hunted by the
maniacal fanaticism of our white mental consciousness. We want to hunt him
down. To subject him to our will. And in this maniacal conscious hunt of
ourselves we get dark races and pale to help us, red, yellow, and black, east
and west, Quaker and fire-worshipper, we get them all to help us in this
ghastly maniacal hunt which is our doom and our suicide.
Dat schreef Lawrence in 1923 over de strekking van
een boek uit 1851. En waar staan wij dan, anno 2012 meer dan anderhalve eeuw
nadat
The Pequod went down. And the Pequod was the ship of
the white American soul. She sank, taking with her negro and Indian and
Polynesian, Asiatic and Quaker and good, businesslike Yankees and Ishmael: she
sank all the lot of them?
D.H. Lawrence:
If the Great White Whale sank the ship of the Great
White Soul in 1851, what's been happening ever since? Post-mortem effects,
presumably.
En zo zijn wij vandaag de dag getuige van de ineenstorting van het
Amerikaans Imperium als een van de 'post-mortem effects.' Het besef dat er sprake is van een vernietigende leegte achter
de Amerikaanse schijn bleef niet beperkt tot Melville, Scott Fitzgerald,
Kerouac, Mailer en andere wereldberoemde Amerikaanse auteurs. Zo schreef in
1970 de Amerikaanse schrijver en socioloog Philip Slater in zijn studie Pursuit of Loneliness, volgens de New York Times 'a brilliant, sweeping and
relevant critque of American culture':
One begins to sense a wide gap between the fantasies
Americans live by and the realities they live in. Americans know from an early
age how they're supposed to look when happy and what they're suposed to do or
buy to be happy. But for some reason their fantasies are unrealizable and leave
them disappointed and embittered.
De reden waarom Geert Mak dit alles niet begrijpt is het feit dat
hij de klassieke Amerikaanse romans niet heeft gelezen en de Amerikaanse geschiedenis niet heeft bestudeerd. Maar de oorzaak
moeten we elders zoeken. Mak is als vooruitgangsgelovige op zoek naar 'hoop,' en wel omdat ‘ik niet zonder hoop [kan], Stan, dat klinkt misschien wat pathetisch,
maar het is toch zo.’ Hij is net als al mijn generatiegenoten opgegroeid in een welvaartsstaat die maakbaar leek, waarin de
vooruitgang almaar zou doorgaan. Nooit eerder is er een generatie geweest die
zo gepriviligeerd was. Na '68 introduceerden mijn leeftijdgenoten
zich als de verbeelding aan de macht, maar eenmaal op het pluche eindigden ze
als de macht van de verbeelding. De verbeelding van het vlees geworden
conformisme. Nu de mythe van de vooruitgang is doorgeprikt, staat mijn generatie met lege
handen, en deinst ze terug voor de gapende leegte achter de facade die zij een werkzaam leven lang heeft opgehouden. De houding van deze ongelukkige
idealisten kan men kort samenvatten met het begrip 'conspiracy of silence.' Mak is een best-seller auteur omdat
hij zich ten koste van de werkelijkheid vast blijft klampen aan de
geruststellende vooruitgangsilusie. Goed, er moge dan wel problemen zijn,
sommige daarvan zelfs ernstig, maar er blijft licht aan het einde van de
tunnel, er is overal een oplossing voor. En in dat vrijblijvende, zogenaamde 'optimisme' willen de angstige
lezers van Mak's boeken zich graag spiegelen. Het is in feite nog het enige
geloofsartikel dat ze bezitten. Niet dat ze werkelijk in hun 'optimisme' geloven, maar ze
geloven dat ze erin geloven. En aangezien het huidige machtssysteem nog steeds
gefundeerd is op het vooruitgangsgeloof is paradoxaal genoeg de ontwikkeling
van de samenleving gestagneerd. Dat probleem werd in 2005 door Milan Kundera omschreven in zijn essay And
If the Tragic Has Deserted Us?
De grote menselijke conflicten bevrijden van de
naïeve interpretatie als een strijd tussen goed en kwaad, ze begrijpen in het
licht van het tragische, was een enorme prestatie van de geest; het bracht de
onvermijdelijke relativiteit naar voren van menselijke waarheden; het maakte de
noodaak duidelijk om rechtvaardig te zijn tegen de vijand. Maar het morele
manicheïsme heeft een onvernietigbare vitaliteit… Hitler dompelde Europa niet
alleen onder in een onbeschrijflijke verschrikking maar beroofde het ook van
het tragische levensgevoel. Net als de strijd tegen het nazisme, zou de hele
hedendaagse politieke geschiedenis van toen af aan gezien en ervaren worden als
een strijd tussen goed en kwaad… Is dit een regressie? Een terugval in de
pré-tragische fase van de mensheid? Maar als dat zo is, wat heeft dan een
terugval ondergaan? De Geschiedenis zelf, die onrechtmatig in bezit is genomen
van criminelen? Of is het onze manier van begrijpen van de Geschiedenis? Vaak
denk ik: het tragische heeft ons verlaten; en dat zou weleens de ware straf kunnen
zijn.
Op
zijn beurt signaleerde in 1992 John Berger in zijn essaybundel Stemverheffing:
De veronderstellingen waarvan het mediabedrijf
uitgaat namens het publiek zijn behalve blind ook verblindend… Misschien is het
precies op dit punt dat onze vorm van democratie een langzame dood sterft. Als
dat zo is, dan als gevolg van een weigering. De weigering van het mediabedrijf
om het feit te erkennen en te laten doorwerken dat het publiek in zijn hart
weet hoe de wereld in elkaar zit… De reden van deze weigering die een
bedreiging is voor onze vorm van democratie, de reden waarom het mediabedrijf stelselmatig
onderschat wat we gemeen hebben, die reden is steeds dezelfde: de normloze
drang tot verkopen… Wat ik wil is dat mensen zich ervan bewust worden hoe
voddig het mediabedrijf ze bedient als publiek. Voddig, omdat met de
waardigheid van kijker en bekekene de vloer wordt aangeveegd. Herstel iets van
die waardigheid – gun mensen de tijd, verschuif het gebruikelijke zwaartepunt –
en slecht nieuws wordt van een onderbreking de waarheid. Er zijn tal van
waarheden waarvoor geen directe oplossing bestaat. Het woord ‘oplossing’ raakt
niet aan het tragische. Wíj moeten in aanraking komen met het tragische en ons
erdoor laten raken. We zouden er misschien door veranderen als we het
benoemden. Ook benoemd blijft het tragische tragisch, maar slecht nieuws zou het
niet worden. Alleen van daaruit is een realistische politiek mogelijk.
Maar
Mak en zijn lezerspubliek zijn niet in staat dit te beseffen, en zijn dus al
helemaal niet in de positie om levensvatbare alternatieven te zoeken. De
vooruitgangsgelovigen weigeren het tragische element van het menselijk bestaan
onder ogen te zien. Ze blijven bidden en hopen dat met marginale veranderingen
de diepe culturele crisis in het westen zich als het ware vanzelf oplost. Ze
reageren autistisch op de realiteit van alledag, zoals die beschreven wordt
door ondermeer de
Amerikaanse auteur Erik Reece die in Lost Mountain over de verwoesting schrijft:
We are currently witnessing -- and ignoring --
the sixth great extinction since the advent of life on earth. This is not a
hysterical cry of some druid; it is cold scientific fact.
Door het vooruitgangsgeloof verdwijnen
er overal ter wereld allerlei soorten in een tempo dat 1000 tot 10.000 keer
sneller is dan vóór de industriele revolutie.
That is to say, roughly one species goes
extinct every hour.' Slechts één voorbeeld: 'of
the 9,946 known bird species, 70 percent are declining in number.'
Met
onder andere de hierboven beschreven feiten in het achterhoofd zal duidelijk
zijn dat Mak's advies aan de VS om 'weer
het "gewone" land' te 'worden
dat het tot 1940 was,' tekenend is voor het feit dat hij de realiteit niet
kan zien, en vanuit een virtuele werkelijkelijk schrijft. Meer daarover morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten