Op pagina 463 van zijn
reisboek beweert Geert Mak het volgende:
De Amerikaanse diplomaten horen tot de beste ter wereld, het land
beschikt over voortreffelijke informatiesystemen, het leger kent geen grenzen,
de universiteiten en het State Department beschikken over briljante strategen
en politieke analisten, het Amerikaanse bedrijfsleven over de hele wereld
opereert. De Verenigde Staten hebben de hand gehad in talloze
vredesonderhandelingen, niet zelden met succes.
Klopt de stelligheid van
Mak's kwalificatie? Nee, niet wanneer men afgaat op de beoordeling van talloze vooraanstaande Amerikaanse waarnemers, varierend van hoogleraren,
CIA-functionarissen tot oud-diplomaten zelf. Voorbeelden daarvan zijn er genoeg.
Zo schreef Anders Stephanson, hoogleraar Geschiedenis aan de Columbia
University en auteur van Kennan and The Art of Forreign Policy over
George Kennan, architect van de Amerikaanse naoorlogse Containment Politiek
die de invloed van de Sovjet Unie tot een minimum moest beperken, dat deze
vooraanstaande beleidsbepaler voortdurend scherpe kritiek uitoefende op onder andere de
Amerikaanse buitenlandse politiek omdat die onvoldoende oog had voor de
werkelijkheid. Stephanson op pagina 176:
To
be realistic in these circumstances was in a way to understand the inherent
limits of things, the futility (indeed blasphemy) of extending radically beyond
the existing, the real. At different moments Kennan thus criticized the Sovjet
Union and the United States alike for being unrealistic in this sense of not
acknowledging given limits... he was aware by the end of the 1940s that the
United States was embarking on a course of potentially open-ended commitments
around the world, and this he could not but find dangerous and unnatural.
Kennan was geen progressieve ideoloog, geenszins, als conservatief hoofd van het Planningbureau van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse
Zaken had hij in 1948 de Amerikaanse machthebbers geadviseerd:
Wij hebben ongeveer 50 procent van de rijkdommen in de wereld, maar slechts
6,3 procent van haar bevolking… In deze omstandigheden zullen we niet in staat
zijn te voorkomen dat wij het voorwerp worden van jaloezie en haat. Onze
werkelijke taak in het komende tijdperk is om een netwerk van betrekkingen op
te bouwen die ons in staat stelt deze positie van ongelijkheid te handhaven…
Daartoe zullen we alle sentimentaliteit en dagdromen opzij moeten zetten en
dient onze aandacht overal geconcentreerd te zijn op onze directe nationale
doelstellingen… We moeten ophouden te spreken over vage en… imaginaire
doelstellingen als mensenrechten, het verhogen van de levensstandaard, en
democratisering. De dag is niet veraf dat we in pure machtsconcepten moeten
handelen. Hoe minder we daarbij gehinderd worden door idealistische slogans,
des te beter het is.’
Dit
laatste lukte zeker. Natuurlijk was deze nota voor intern gebruik. Naar buiten
toe moeten de ‘imaginaire doelstellingen’ door de massamedia en op
universiteiten worden uitgedragen, zodat zowel de bevolking als de
intellectuelen overtuigd worden van hun morele superioriteit. Zo herhaalt Geert
Mak in Reizen zonder John nog eens
dat het president Franklin D. Roosevelt 'ging om morele principes, om
vrijheid en democratie, en niets anders' om vervolgens zonder zijn ogen te knipperen
met bewondering te spreken van 'de legendarische' George Kennan
die 'een van de weinige Amerikanen [was] die de bittere Europese
realiteit onder ogen' zag. En wat betreft Kennan's hierboven geciteerde
advies, volgens Mak dacht 'Kennan zelf daarbij vooral aan diplomatieke
middelen,' kennelijk in de overtuiging dat Kennan net zo naief als hij
was om ervan uit te gaan dat de rest van de wereld dit enorme verschil in
rijkdom altijd goed gemutst zou blijven accepteren. Maar Kennan was een realist, getuige
zijn woorden dat 'imaginaire doelstellingen als mensenrechten,
het verhogen van de levensstandaard, en democratisering' moesten worden
genegeerd.
Professor Stephanson herhaalde dit citaat nog eens toen ik hem in januari 2012
interviewde. Het tragische is dat Kennan, na een lang leven getuige te zijn geweest van Amerika’s
machiavellistische realpolitik, in 1989 een gedesillusioneerde terugblik schreef op zijn tijdperk. Aan het slot van zijn Sketches From A Life stelde hij somber vast:
Ik beschouw de Verenigde Staten
van deze laatste jaren van de twintigste eeuw als een in wezen tragisch land,
begiftigd met uitstekende natuurlijke hulpbronnen die het snel aan het
verkwisten en uitputten is, en met een intellectuele en artistieke
intelligentsia van groot talent en originaliteit. Voor deze intelligentsia
hebben de dominante politieke machten in het land weinig begrip of respect.
Haar stem wordt doorgaans tot zwijgen gebracht of overschreeuwd door de
commerciële media. Het is waarschijnlijk veroordeeld om, net als de Russische
intelligentsia in de negentiende eeuw, voorgoed een hulpeloze toeschouwer te
blijven van de verontrustende koers in het leven van de natie.
Geen woord daarover in Mak's reisboek, waarin
hij claimt 'op zoek naar Amerika' te zijn. In zijn literatuurlijst staat
geen enkel boek van de talloze die 'de legendarische' Kennan geschreven
heeft over de Amerikaanse drijfveren in de twintigste eeuw, het begin van de
zogeheten 'Amerikaanse Eeuw,' die getypeerd werd door de angstpsychose
voor alles dat kritisch stond tegenover de kapitalistische macht. Een macht die
zich permanent bediende van het militair-industrieel complex, waarvoor president Eisenhower in zijn afscheidsspeech in 1961 waarschuwde. Dit complex
was toen al een onvoorstelbare geldverspilling volgens de fameuze vijf sterren generaal
Douglas MacArthur:
Onze regering heeft ons in een
voortdurende staat van angst gehouden – heeft ons voortdurend in een staat van
patriottistische hysterie gehouden – met het idee van een ernstige nationale
noodtoestand. Altijd is er een of ander verschrikkelijk kwaad geweest… om ons
te verzwelgen als we ons niet blind achter haar schaarden door de exorbitante
fondsen die ze nodig had te verschaffen. Maar in retrospect lijken deze rampen
nooit te hebben plaatsgevonden, blijken ze nooit echt werkelijkheid te zijn
geweest.
Toch rechtvaardigt de gecultiveerde angst nog steeds de gigantische
geldverslinding van het militair-industrieel, zoals wordt aangetoond door onder
andere Tom Engelhardt, een andere scherpzinnige Amerikaanse criticus van 'de Amerikaanse diplomaten,' die volgens Mak, 'tot de
beste ter wereld [horen]' en in dienst staan van een imperium dat,
opnieuw Mak 'beschikt over voortreffelijke informatiesystemen.' In
The American Way of War schrijft Engelhardt anno 2010:
Because the United States does not look like a militarized country, it
is hard for Americans to grasp that Washington is a war capital, thet the
United States is a war state, that it garrisons much of the planet, and that
the norm for us is to be at war somewhere (usually, in fact, many places) at
any moment... What does it mean when the most military-obsessed administration
in our history, which year after year, submitted ever more bloated Pentagon
budgets to Congress, is succeeded by one headed by a president who ran, at least
partially, on an antiwar platform, and who then submitted an even larger
Pentagon budget?
Daarbij
verwijst deze, volgens
de gerespecteerde Andrew Bacevich, 'I.F. Stone of the post-9/11 age'
op de wisseltruuk die Obama uithaalde door zich te omringen met corrupte bankiers en door het
militair-industrieel complex nog meer te subsidieren met gemeenschapsgeld,
zodat nu sinds 2000 de militaire uitgaven van de VS bijna zijn verdubbeld.
Hoewel deze feiten voor Mak kennelijk irrelevant zijn gezien zijn enthousiasme
over de herverkiezing van 'de eerste zwarte president,' maakt het
progressieve Amerikaanse intellectuelen als Tom Engelhardt wel iets uit:
What
does it mean about our world when those people in our government peering
deepest into a blue-skies future are planning ways to send armed 'platforms'
up into those skies and kill more than a quarter century from now? And do you
ever wonder about this: If such weaponry is being endlessly developed for our
safety and security, and that of our children and grandchildren, why is it that
one of our most succesful businesses involves the sale of the same weaponry to
other countries? Few Americans are comfortable thinking about this, which may
explain why global-arms-trade pieces don't tend to make it onto the front pages
of our newspages.
En ook in de Reader's
Digest-versie van Geert Mak wordt hier geen structurele aandacht aan
besteed omdat hij het niet angstaanjagend genoeg vindt om er serieus over na te denken. Dit, in tegenstelling tot Engelhardt en ik vermoed de meeste andere
mensen die op de hoogte zijn, en niet zo gewetenloos zijn dat ze deze gigantische
verspilling goedkeuren. Een verspilling die ook nog tot genocide kan leiden. Mak
is ambivalenter en constateert slechts in zijn lijstje van Amerikaanse
successen dat het 'leger geen grenzen [kent].' Maar kent het
Amerikaanse 'leger' echt geen grenzen? Niet voor degene die door
een ideologische bril kijkt, maar een nuchtere waarnemer moet constateren dat
de VS de Korea-Oorlog niet heeft gewonnen, de Vietnam-Oorlog verloor, de illegale Irak-bezetting mislukte, en nu in Afghanistan aan het verliezen is. Iemand die bij zijn volle
verstand is zou niet durven beweren dat er voor de Amerikaanse strijdkrachten
geen grenzen bestaan. Ondertussen blijft toch het oorlogsbudget stijgen, en het
grootscheepse Amerikaanse geweld doorgaan, al dan niet met steun van hun
NAVO-bondgenoten, een ander feit dat door Mak wordt verzwegen. Tom Engelhardt
schreef over de 'conspiracy of silence' onder journalisten:
In September 2009, The Times Pentagon correspondent Thom Shanker...
wrote a rare piece on the subject, but it appeared inside the paper on a quiet
Labor Day. 'Despite Slump, U.S. Role as Top
Arms Supplier Grows' was the headline.
Perhaps Shanker, too, felt uncomfortable with his subject, because he included
the following generic description: 'In the highly competitive global arms
market, nations vie for both profit and political influence through weapons
sales, in particular to developing nations.' The figures he cited from a congressional study of that 'highly
competitive' market told a different
story: The United States, with $37.8 billion in arms sales (up $12.4 billion
from 2007), controlled 68.4 percent of the global arms market in 2008. Highly
competitively speaking, Italy came 'a distant second' with $3.7 billion. In
sales to 'developing nations,' the
United States inked $29.6 billion in weapons agreements or 70.1 percent of the
market. Russia was a vanishingly distant third at $3.3 billion, or 7.8 percent
of the market. In other words, with 70 percent of the market, the United States
actually has what, in any other field, would qualify as a monopoly position --
in this case, in things that go boom at night. With the American car industry
in a ditch, it seems that this (along with Hollywood films that go boom in the
night) is what we now do best, as befits a war, if not a warrior, state. Is
that an American acoomplishment you're comfortable wih?
Over
Mak's 'beste [diplomaten] ter
wereld' schreef Tom Engelhardt die wel weet waar hij het over heeft:
Diplomacy itself has been militarized and, like our country, is now
hidden behind massive fortifications, and had been placed under Lord of the
Flies-style guard. The State Department's embassies are now bunkers and
military-style headquarters for the prosecution of war policies... And peace
itself? Simply put, there's no money in it. On the neraly trillion dollars the
United States invests in war and war-related activities, nothing goes to peace.
No money, no effort, no thought. The very idea that there might be peaceful
alternatives to endless war is so discredited that it's left to utopians,
bleeding hearts, and feathered doves. As in Orwell's Newspeak, while 'Peace'
remains with us, it's largely been shorn of its possibilities. No longer the
opposite of war, it's just a rhetorical flourish embedded, like one of our
reporters, in Warspeak.
In de roman 1984 schreef George Orwell dat de moderne oorlog:
In de roman 1984 schreef George Orwell dat de moderne oorlog:
helpt om de speciale geestelijke
atmosfeer in stand te houden, die een hierarchische maatschappij nodig heeft.
De oorlog, zo zal men zien, is nu een zuiver binnenlandse aangelegenheid. In
het verleden bestreden de heersende groepen van alle landen elkaar ook echt, al
mochten zij inzien, dat zij een gemeenschappelijk belang hadden en daarom de
vernietigende werking van de oorlog zouden moeten beperken, en de overwinnaar
altijd de overwonnene plunderde. In onze eigen tijd vechten zij helemaal niet
tegen elkaar. De oorlog wordt door iedere heersende groep gevoerd tegen de
eigen onderdanen en het doel van de oorlog is niet om gebiedsoverwinningen te
maken of te voorkomen, maar om de structuur der samenleving is stand te houden.
Orwell
wist dat
op de lange duur een
hierarchische maatschappij alleen mogelijk op een basis van armoede en
onwetendheid... De vraag was, hoe de wielen van de industrie draaiende te
houden zonder de feitelijke rijkdom van de wereld te vermeerderen. Er moesten
goederen geproduceerd worden, maar zij moesten niet worden gedistribueerd. En
in de praktijk was de enige manier om dit te bereiken een voortdurende
oorlog... Oorlog is een methode tot het verbrijzelen, of tot het in de lucht
laten vliegen, of tot het laten zinken in de diepte der zee van materialen, die
anders gebruikt zouden kunnen worden om de massa's te veel gemak te verschaffen
en daardoor op de lange duur te intelligent te maken.
Een gewelddadig systeem legitimeren kan alleen door gebruikmaking van 'opiniemakers' die de bevolking
vertellen dat de macht bezig is 'orde'
te scheppen in de chaos, en, in het geval van de VS, niet alleen 'als ordebewaker en politieagent'
optreedt maar tevens fungeert als 'anker
van het hele Atlantische deel van de wereld in de ruimste zin van het woord,'
om Mak andermaal te citeren.
Van de opiniemakers wordt verwacht dat ze de gigantische uitgaven aan het
militair-industrieel complex rechtvaardigen. Tom Engelhardt:
What does it mean about our world
when those people in our government peering deepest into a blue-skies future
are planning ways to send armed 'platforms' up into those skies and kill more
than a quarter century from Now? And do you ever wonder about this: If such
weaponry is being endlessly developed for our safety and security, and that of
our children and grandchildren, why is it that one of our most succesful
businesses involves the sale of the same weaponry to other countries? Few
Americans are comfortable thinking about this, which may explain why
global-arms-trade pieces don't tend to make it into the front pages of our
newspapers. In September 2009, the Times Pentagon correspondent Thom Shanker,
for instance, wrote a rare piece on the subject, but it appeared inside the
paper on a quit Labor Day. 'Despite
Slump, U.S. Role as Top Arms Supplier Grows' was the headline. Perhaps Shanker, too, felt uncomfortable with his
subject, because he included the following generic description: 'In the
highly competitive global arms market, nations vie for both profit and
political influence through weapons ales, in particular to developing nations.'
The figures he cited from a
congressional study of that 'highly competitive' market told a different story:
The United States, with $37.8 billion in arms sales (up 12.4 billion from
2007), controlled 68.4 percent of the global arms market in 2008... In sales to
'developing nations,' the United
States inked $29.6 billion in weapons agreements or 70.1 percent of the market.
In other words, with 70 percent of the market, the United States actually has
what, in any other field, would qualify as a monopoly position -- in this case,
in things that go boom in the night. With the American car industry in a ditch,
it seems that this (along with Hollywood films that go boom in the night) is
what we do best, as befits a war, if not warrior, state. Is that an American accomplishment
you're comfortable with?
Toen ik Tom Engelhardt in januari 2012
interviewde bleek hij deze ontwikkeling buitengewoon verontrustend te vinden, en ik vermoed dat de meeste zinnige mensen het met hem eens zijn. Uit Geert Mak's literatuurlijst blijkt
dat hij Engelhardt's boek niet gelezen heeft, en ook niet het boek Imperial Hubris. Why The West Is Losing The
War On Terror van de Amerikaanse historicus Michael Scheuer, 22 jaar lang
een hoge CIA-analist en voormalige
chief of the Osama bin Laden unit at the Counterterrorist Center from
1996 to 1999. He worked as Special Adviser to the Chief of the bin Laden Unit
from September 2001 to November 2004. He is now known to have been the
anonymous author of... Through Our
Enemies' Eyes: Osama bin Laden, Radical Islam, and the Future of America...
he was mentioned in an Osama bin Laden statement of September 7, 2007. According to bin Laden, 'If you
want to understand what's going on and if you would like to get to know some of
the reasons for your losing the war against us, then read the book of Michael
Scheuer in this regard.
Kortom, Scheuer is een expert wiens werk een 'Amerika-deskundige'
niet kan negeren wanneer hij 'op zoek naar Amerika' is. Zeker
niet wanneer men weet dat niemand minder dan Richard A. Clarke, onder zowel Clinton als Bush junior 'National
Coordinator for Security, Infrastructure Protection, and Counter-terrorism,' Scheuer's
studie aanprees als 'a powerful, persuasive, analysis of the terrorist threat and the Bush
administration's failed efforts to fight it.' Scheuer verklaart onder meer het volgende over het
Amerikaanse fiasco in Afghanistan dat
the strategy's subsequent failure shows its planners' complete lack of
comprehension of Afghanistan's tribal, ethnic, and religious realities... no
U.S. leader was given the expert analysis that would have allowed him to see
beyond the war's easy part - bombing the air-defenseless Taliban from power.
Het
was Michael Scheuer die in Imperial Hubris een officieel Pentagon rapport
bekend maakte waarin hij Mak's 'briljante strategen en politieke analisten'
waarover
'het State Department' zou beschikken vergeefs voor
het volgende waarschuwde:
Muslims do not hate our freedom, but rather
they hate our policies. The overwhelming majority [of Muslims] voice their
objections to what they see as one-sided support in favor of Israel and
against Palestinian rights, and the long-standing, even increasing support for
what Muslims see as tyrannies, most notably Egypt, Saudi Arabia, Jordan,
Palestine, and the Gulf States. Thus, when American public diplomacy talks
about bringing democracy to Islamic societies, this is seen [by Muslims] as no
more than selfserving hypocrisy... No public relations campaigns can save
America from flawed policies.
Maar dit was kennelijk zo'n irrelevante analyse
dat de 'briljante strategen en politieke analisten' van Mak haar
terzijde schoven. Michael Scheuer:
I
believe, that the way we see and interpret people and events outside North
America is heavily clouded by arrogance and sellf-centeredness amounting to
what I called 'imperial
hubris' in Through Our Enemies' Eyes.
Tegen het einde van zijn boek, op pagina 253,
schrijft Scheuer daarom dat
The choice we have is between
keeping policies, which will produce an escalating expenditure of American
treasure and blood, or devising new policies, which may, over time, reduce the
expenditure of both.
Bijna
negen jaar nadat Imperial Hubris
verscheen blijkt hoe gelijk Scheuer toen had. Inmiddels is de Amerikaanse
militaire uitgaven bijna verdubbeld en heeft de VS zich grotendeels uit Irak moeten
terugtrekken en heeft het imperium ook de oorlog in Afghanistan verloren. Dit
alles staat in schril contrast met Mak's kwalificaties als 'de beste ter wereld,
voortreffelijke, geen grenzen, briljante, hele wereld, succes,' etc.
Het is vooral een beschamend gebrek aan kennis dat Mak in zijn reisboek
etaleert. Hij heeft in dit geval niet alleen Scheuer genegeerd, maar heeft ook
niet de volgende serie boeken gelezen die absoluut noodzakelijk zijn om de
politieke werkelijkheid van de VS te kunnen doorgronden:
Blowback. The
Costs and Consequences of American Empire. Chalmers Johnson.
*Overthrow.
America's Century of Regime Change from Hawaii to Iraq. Stephen Kinzer.
*Devil's Game. How
the United States Helped Unleash Fundamentalist Islam. Robert Dreyfuss.
*Imperial
Overstretch. Roger Burbach & Jim Tarbell.
*Killing Hope.
William Blum.
*Failed States.
The Abuse of Power and the Assault on Democracy. Noam Chomsky.
*Iran. A People
Interrupted. Hamid Dabashi.
*Treachurous
Alliance. The Secret Dealings of Israel, Iran, and the U.S. Trita Parsi.
Dit
lijstje is voor de geinteresseerden. Morgen meer hierover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten