zondag 31 mei 2009

Amanda Kluveld van de Volkskrant 10



'Niet de islam maar de westerse cultuur [is] superieur,' schrijft een zekere Amanda Kluveld in de Volkskrant.

Op het volgende wees de zich 'anti-imperialist' noemende Mark Twain in het jaar 1902 met betrekking tot het fenomeen waterboarding, eufemistisch de 'water cure' getiteld, een martelmethode daterend uit de tijd van de Spaanse inquisitie: 'the torturing of Filipinos by the awful "water-cure," for instance to make them confess -- what? Truth? Or lies? How can one know which it is they are telling? For under unendurable pain a man confesses anything that is required of him, truw or false, and his evidence is worthless.'

Waarom martelden de Amerikanen een eeuw geleden de Filippijnse vrijheidsstrijders? Wel, het antwoord is simpel, de Filippijnse vrijheidsstrijders wilden na eeuwen Spaanse overheersing niet overheerst worden door een nieuwe koloniale macht, te weten de VS.

Jaren geleden schreef ik hierover dit:

Begin 1900 sprak de invloedrijke republikeinse senator Albert Beveridge het Congres toe over de noodzaak van ‘een Amerikaans Imperium… De Filippijnen zijn voor altijd van ons, “territorium dat eigendom is van de Verenigde Staten,” zoals de Grondwet het noemt. En net voorbij de Filippijnen liggen China’s onmetelijke markten. We zullen ons uit geen van beide terugtrekken.’ Natuurlijk werd dit expansionisme met hoogdravende woorden omkleed. Het was Amerika’s ‘manifest lot’ om over de anderen te heersen, omdat ‘God een glorieuze geschiedenis aan Zijn uitverkoren volk heeft geschonken.’ Bovendien waren gekleurde volkeren volgens Washington niet in staat zichzelf te besturen, getuige de uitspraak van president William Howard Taft dat ‘onze kleine bruine broeders’ tenminste ‘vijftig tot honderd jaar’ onder de directe supervisie van de Amerikaanse elite moesten staan ‘om ook maar iets te kunnen ontwikkelen dat lijkt op de Angelsaksische politieke principes en vaardigheden.’ Maar de ware redenen waren economische, het telkens terugkerende probleem van de overproductie. De toenmalige president McKinley verwoordde dit zonder omwegen toen hij tijdens de grote depressie in de VS aan het eind van de negentiende eeuw verklaarde: ‘Wij hebben goed geld… maar wat we nodig hebben is nieuwe markten,’ omdat, zoals de invloedrijke voorzitter van de Senaats Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen Henry Cabot Lodge, hem nog eens duidelijk had gemaakt, de binnenlandse markten ‘niet voldoende zijn voor onze op volle toeren draaiende industrieën.’ Hoe loffelijk het koloniale streven ook mocht zijn van ‘de oudste democratie ter wereld’ dat ‘begrijpelijkerwijs… kopschuw [is] om zich… met huid en haar te binden aan een internationale rechtsorde,’ (de formulering is van de christelijke VU-docent Govert Buijs), de Filippino's zelf hadden een volstrekt andere opvatting. Ze wilden onafhankelijkheid en een democratie en begrepen niets van de woorden van president Theodore Roosevelt dat ‘piraten en koppensnellers’ geen onafhankelijkheid en democratie nodig hadden en hun land als ‘springplank’ moest dienen voor de Chinese markt met zijn 400 miljoen potentiële klanten. Er brak een drie jaar durende guerrilla oorlog uit, die door de Amerikanen uitgevochten werd onder bevel van generaals die eerder hun sporen hadden verdiend bij het uitroeien van de Indianen en het opsluiten van de enkele overlevenden in reservaten. Een feit dat achteraf door dezelfde Roosevelt gerechtvaardigd werd met de opmerking dat ‘braakliggende ruimtes’ niet ‘gereserveerd moeten worden voor het gebruik van verspreid levende primitieve stammen, wier leven slechts een paar graden minder betekenisloos, smerig, en meedogenloos is dan dat van de wilde beesten met wie ze het gebied delen.’ Gezien Amerika’s ‘christelijke beschavingsoffensief’ in de wereld kon daar natuurlijk geen sprake van zijn. ‘Spreek zachtjes en draag een grote knuppel met je mee; dan kom je heel ver,’ zo vatte president Teddy Roosevelt het uitgangspunt van de Amerikaanse koloniale politiek kort maar krachtig samen. Hoe groot de knuppel was die de VS naar de Filippijnen meenam bleek uit de massale slachtpartij waarop de verovering uitliep. De officiële schattingen lopen uiteen van 200.000 vermoorde ‘kleine bruine broeders’ als gevolg van de directe oorlogshandelingen tot in totaal 1 miljoen dode Filippino’s, die door de onvoorstelbare verwoestingen massaal crepeerden. Tijdens de genocide vroeg Mark Twain zich in een van zijn vele ‘anti-imperialistische’ en na zijn overlijden zwaar gecensureerde essays sarcastisch af of ‘het zo zou kunnen zijn dat er twee soort beschavingen bestaan –één voor binnenlandse consumptie en één voor de heidense markt?’ Slechts één voorbeeld: tijdens de zogeheten ‘pacificatie’ van het eiland Samar kreeg majoor Littletown Waller van generaal Smith opdracht weerloze Filippino’s dood te schieten omdat ‘er geen tijd was om mensen gevangen te nemen,’ en dat van Samar ‘een barre woestenij’ moest worden gemaakt. Toen Waller aan Smith vroeg hoe oud een slachtoffer moest zijn om te kunnen worden gedood, antwoordde de bevelhebber en veteraan van de slachting bij Wounded Knee: ‘Alles boven de tien.”’ De correspondent in Manilla van de Philadelphia Ledger berichtte in november 1901: ‘Onze mannen zijn meedogenloos geweest, hebben… mannen, vrouwen, kinderen en gevangenen uitgeroeid… vanuit het heersende denkbeeld dat de Filippijn als zodanig niet veel beter was dan een hond…Onze soldaten hebben zout water in mannen gepompt om hen te dwingen te praten, en hebben mensen die zich met hun handen omhoog vrijwillig hadden overgegeven gevangen genomen om ze een uur later zonder een flintertje bewijs… op een brug op te stellen en hen één voor één dood te schieten… als voorbeeld voor degenen die hun met kogels doorzeefde lijken zouden vinden.’

Dat de Filippijnen geen op zichzelf staand incident was, maar het begin van het Amerikaanse buitenlands imperialisme blijkt uit de woorden van generaal Smedley Butler, oud bevelhebber van het Amerikaanse Korps Mariniers, die in 1933 na ruim 33 jaar actieve dienst opmerkte: ‘Oorlog is misdaad. Hij wordt gevoerd ten voordele van de zeer weinigen ten koste van de massa. Ik ben heel lang een eersteklas uitsmijter geweest voor het bedrijfsleven. Voor Wall Street en voor de banken. Ik was in feite een misdadiger, een gangster voor het kapitalisme. Ik heb in 1914 Mexico veilig gemaakt voor de Amerikaanse oliebelangen. Ik hielp bij het verkrachten van een half dozijn Midden Amerikaanse republieken voor het profijt van Wall Street. In China heb ik ervoor gezorgd dat Standaard Oil ongestoord zijn weg kon gaan. Al Capone is niet verder gekomen dan drie wijken. Mijn werkterrein omvatte drie continenten.’ Het plegen van grootschalige terreur is een continuïteit in de Amerikaanse geschiedenis.
Zie: http://home.wxs.nl/~houck006/filosofie.html

'Niet de islam maar de westerse cultuur [is] superieur,' schrijft een zekere Amanda Kluveld in de Volkskrant. Mevrouw Kluveld kent de geschiedenis niet. En onder andere daardoor beweert ze onzinnige dingen.



Geen opmerkingen: