'De slippendragers van de macht
groeien ten koste van de
frontsoldaten van de waarheid
groeien ten koste van de
frontsoldaten van de waarheid
De onafhankelijke, kritische
journalistiek wordt speelbal
Goede journalistiek is
een steunpilaar van
de democratie en
onmisbaar voor
politici. Verdwijnt
die, dan zijn wij een
prooi voor de macht.
Een land zonder
goede kranten is
het recept voor
onwetende en
bange burgers
Jan Marijnissen
Lid van de Tweede Kamer voor de SP.
journalistiek wordt speelbal
Goede journalistiek is
een steunpilaar van
de democratie en
onmisbaar voor
politici. Verdwijnt
die, dan zijn wij een
prooi voor de macht.
Een land zonder
goede kranten is
het recept voor
onwetende en
bange burgers
Jan Marijnissen
Lid van de Tweede Kamer voor de SP.
Het gaat slecht met de dag- en weekbladen.
Daardoor wordt de ruggengraat
van de kritische journalistiek in zijn
voortbestaan bedreigd. En dat is ernstig. Democratie
veronderstelt goed geïnformeerde burgers.
Zij kunnen niet zonder de verslaggever, en
ook niet zonder de explicateur. En dat geldt in
nog hogere mate voor de volksvertegenwoordigers.
Toekijken nu kan desastreuze gevolgen
hebben op termijn. Daarom moet de patstelling
worden opgeheven, en moet het taboe op overheidssteun
worden doorbroken.
„Oho, mijnheer Marijnissen leest het Handelsblad”,
zei de burgemeester, toen ik begin jaren
tachtig tijdens een raadsdebat in Oss een
keer uit NRC Handelsblad citeerde. „M ij n h e e r
Marijnissen, u weet toch wel dat dit een krant
voor ondernemers is?”
„Ja, dat weet ik, en daarom lees ik ’m. Ondernemers
hebben niks aan flauwekul, die willen
weten hoe het écht zit, die willen de feiten kennen.
Ik ook.”
Wat is een politicus zonder krant? Hij is als
een journalist zonder telecommunicatie. De
krant vormt voor hem een – vaak dé – lifeline
naar het echte leven (althans een deel daarvan),
in binnen- en buitenland. Meer dan negentig
procent van de vragen die door Kamerleden –
schriftelijk én mondeling –worden gesteld, zijn
naar aanleiding van nieuws, gebracht door een
krant of een radio- of tv-uitzending. In mijn
fractie wordt veel aandacht besteed aan eigen
onderzoek door middel van gesprekken, bezoeken
en enquêtes, maar de interesse in wat de
nieuwsmedia brengen is er niet minder om. Tijdens
de vaak lange voorbereiding op een belangrijk
Kamerdebat worden door medewerkers
alle relevante krantenberichten in een map
opgeslagen: nieuws, achtergrondverhalen,
commentaren, opiniestukken. Het Kamerlid
bestudeert de inhoud van demap en de bijgeleverde
b r i e f i n g. Ik kan u verzekeren: dat neemt
vele malenmeer tijd in beslag dan het doorworstelen
van de, meestal in onverbeterlijke kromtaal
gestelde, beleidsnotities van het kabinet.
Er zijn 150 Tweede Kamerleden en 75 senatoren.
Zij hebben tot taak de regering te controleren.
Dat kunnen ze natuurlijk niet zonder
steun. Daaromhebben zemedewerkers, gemiddeld
één, twee per Kamerlid. Verder hebben ze,
als het goed is, een partij achter zich staan. Die
kan –wederom, als het goed is – vrijwilligers organiseren
om zaken te doen of uit te zoeken.
Maar dan nog kan een fractie, groot of klein,
nooit voldoende menskracht mobiliseren om
op te kunnen tegen een ambtelijk apparaat van
vele tienduizenden mensen. En de fracties zijn
al helemaal niet in staat om zelfstandig overal
en op elk terrein permanent een vinger aan de
pols te houden in de samenleving. Politici zijn
om twee redenen ten zeerste verbonden met de
journalistiek. Ze hebben de journalistiek nodig
om via de verslaggever de burger kond te doen
van hun opvattingen. En ze zijn afhankelijk van
goede journalistiek als intermediair tussen de
samenleving en henzelf.
Macht leidt tot machtsmisbruik en slecht bestuur
als er geen sprake is van een effectieve controle
en verantwoording. De controle op de
macht is alleen mogelijk als de machtsstructuren
en de besluiten die genomen worden doorzichtig
zijn. In onze parlementaire democratie
kiezen de burgers niet ‘de macht’. Zij kiezen de
controleurs van de macht die – al of niet uit hun
midden – de mensen kiezen die tijdelijk de
macht mogen uitoefenen.
Een democratie kan niet zonder goed geïnformeerde
burgers. Op hun beurt kunnen zij
niet zonder kwaliteitsjournalistiek. Want de
controle op de macht is niet alleen voorbehouden
aan politici in het parlement of de gemeenteraad.
Ook de burgers hebben het recht te weten
wat er speelt binnen en rond de macht. Bij
verkiezingen en tussendoor door middel van
demonstraties, handtekeningenacties en het
zogeheten ‘burgerinitiatief’ kunnen ze laten
weten wat ze ervan vinden. Wat voor politici
geldt, geldt dus ook voor de burger: ze zijn voor
hun informatievoorziening en standpuntbepaling
sterk afhankelijk van goede journalistieke
media.
Goede journalistiek is verslag doen. Naar eer
en geweten, gebruikmakend van hoor en wederhoor
opschrijven wat er is gebeurd. Verslag
doen is natuurlijk vooral selecteren. Voor de Nederlandse
kwaliteitskranten geldt als norm dat
feiten en meningen apart worden gehouden.
Goede journalistiek is ook uitleggen, nieuws in
een context geven, in tijd en plaats; altijd kritisch
zijn; en vooral onderzoek doen. Het is
dankzij de kritische journalistiek dat veel aan
het licht is gekomen dat machthebbers liever
onder het tapijt hadden gelaten. Beroemdste
voorbeeld is ongetwijfeld de Watergate-affaire.
Maar ook in ons eigen land heeft de onderzoeksjournalistiek
een belangrijke staat van
dienst: de bouwfraude, de besluitvorming over
de oorlog in Irak, de misstanden in onderwijsland,
de Ahold-affaire en de faits et gestes bij de
belastingdienst om maar een paar voorbeelden
te noemen.
Hoe vanzelfsprekend bovenstaande ook
mag lijken, het is het niet. Te gast op
de School voor Journalistiek in Utrecht
had ik een aanvaring met een groot lokaal vol
met studenten. Mijn stelling was: een journalist
heeft een roeping: waarheidsvinding. Daar waren
veel studenten het niet mee eens. Ze vonden
dat overdreven. Journalist zijn had niets met
waarden en normen te maken. Bovendien, zo
zeiden de meeste critici: „wij worden broods
ch r ij v e r ”. Misschien ook maar beter. De vraag
is echter of deze houding niet ook doorsijpelt in
de journalistieke praktijk. Wordt op redacties
openlijk gesproken over de beroepseer en de bijbehorende
codes? Wordt er kritisch gekeken
naar de eigen verslagen, opinies en andere keuzes?
Ook die uit het verdere verleden?
Zoals zo vaak openbaren voor ons relevante
ontwikkelingen zich als eerste in de VS en Engeland.
We zien daar een kaalslag onder de krantentitels,
krantenkolommen die volstaan met
niet geverifieerde propaganda (voorbeeld), en
lezers die verstoken blijven van wezenlijke in-
formatie. Ook in Nederland lopen de oplages
van kranten terug. Ook hier zijn de afgelopen
jaren tientallen titels verdwenen. En ook hier
zijn veel redactielokalen ontruimd en is fors gesneden
in de bezetting van menige redactie. In
veel steden is tijdens een gemeenteraadsvergadering
geen journalist meer te bekennen. Zo
krijgt demacht vrij spel. Tot wat dat kan leiden
hebben we onlangs weer in Limburg kunnen
zien waar wethouders letterlijk voor Sinterklaas
konden spelen voor hun bevriende clubs.
Redacties klagen steen en been over de werkdruk
en de onderbezetting. Steeds meer wordt
ontleend aan derden; steeds minder is onderwerp
van nader onderzoek en kritische ondervraging.
Duiding, uitleg en reflectie leggen het
af tegen de hype en de s c o o p. Onderzoeksjournalistiek
verliest het in alle opzichten van het snelle
nieuws. Onlangs zag ik het volgende op het
avondnieuws van Omroep Brabant-TV. In
Vught zit een slijterij die door de Slijterunie is
uitgeroepen tot Slijter van het Jaar. Slijter van
het Jaar? Een klein onderzoekje leert dat de prijs
in het leven is geroepen ter promotie van de
branche. Het juryrapport: „Deze slijterij probeert
op een originele manier in te spelen op de
doelgroep van jong volwassenen van 18 tot 35
jaar. Ze organiseert zogenaamde ‘hypnotic’
proeverijen. Speciaal voor hen is er achter de
toonbank een assortiment van speciale, nieuwe
trendy drankjes.”
Een van de oorzaken van de teruglopende
oplagecijfers is de zogenaamde ‘ontlezing’.
Jongeren lezen nu eenmaal geen
‘dode bomen met inkt erop’, wordt vaak gedacht.
Dat mag zo zijn, maar dat is zeker niet
iets om trots op te zijn. Als jonge mensen vroeger
het ouderlijk huis verlieten, namen ze de
krant en de tv-gids mee. Die krant nam je uit
verantwoordelijkheidsgevoel. Er bestond een
algemeen besef dat je je had bezig te houden
met het algemeen belang. Dat besef wordt de
jeugd niet meer bijgebracht. In het boek Wi j
amuseren ons kapot van de Amerikaanse socioloog
Neil Postman wordt precies aangegeven hoe de
westerse cultuur meer en meer ten prooi is gevallen
aan leuk, snel en kort. Voor concentratie
en verdieping is steeds minder tijd en belangstelling.
Natuurlijk, de commercie heeft er alles
aan gedaan om dit voor elkaar te krijgen, maar
de vraag dringt zich op: waartoe voeden wij eigenlijk
op? De ontlezing heeft minder te maken
met weerzin tegen lezen of het tot je nemen van
kennis, dan met de algemene individualisering
en de ieder-voor-zich-mentaliteit die jong én
oud in zijn greep heeft gekregen.
Veel journalisten werkzaam bij kwaliteitskranten,
hebben het hoofd al in de schoot geworpen.
Zij denken dat de nieuwe media de toekomst
hebben en dat de kranten zullen afsterven.
De toekomst is aan de ‘gratis’ kranten, op
papier en elektronisch. Er is geen reden zich
zorgen te maken over internet. Integendeel, het
is een welkome verrijking van de middelen die
ons ten dienste staan. Internet is een medium,
net als het papier van de krant, net als de geluidsgolven.
Het gaat om de inhoud, om de content,
zoals je tegenwoordig schijnt te moeten
zeggen.
De centrale vraag is ‘wat is de toekomst van de
kritische journalistiek?’ Oftewel, hoe houden
we de infrastructuur van de kritische journalistiek
in stand? Gratis nieuws bestaat niet. De gratis
kranten zijn een speelbal van de adverteerders,
of kunnen bestaan bij de gratie van een
maecenas. En het nieuws op het gratis internet
dan? De nieuwssites en de bloggers parasiteren
op wat de schrijvende journalistiek produceert.
Valt die laatste weg, dan droogt de eerste op. De
meest bezochte gratis nieuwssite is NU.NL. Ik
heb op één dag eens nagekeken wat de herkomst
is van hun nieuwsberichten: vijftien
maal was dat het ANP, er stond één bewerkt
persbericht, en één overgenomen bericht uit
The Sunday Times. Geen eigen nieuwsgaring,
geen achtergronden, geen verdieping. Vormen
de bloggers dan de substantiële bedreiging voor
de kwaliteitsjournalistiek? Nee, ook zij drijven
helemaal op wat de kranten en andere media
brengen. Waar dat niet het geval is, gaat het
vooral om meningen, heel veel meningen. Ik
heb zelf jarenlang een weblog bijgehouden, als
middel om de bezoekers (dagelijks gemiddeld
zo’n 14.000) te informeren over mijn bezigheden,
gedachten en…meningen.
Zoals gezegd, de kwaliteitsjournalistiek is
een steunpilaar van de democratie, net
zo belangrijk als de vrijheid van meningsuiting
en de vrijheid van vereniging. Verdwijnt
die dan verdwijnt ook de democratie en
worden we een machteloze prooi voor de macht.
We zien demacht van de voorlichters, de marketeers
en de reclamejongens onrustbarend snel
toenemen. Zij zijn de hulptroepen van de macht
en permanent bereid om mensen op het verkeerde
been te zetten en burgers pootje te lichten
wanneer die op zoek willen naar de waarheid.
Terwijl het aantal frontsoldaten van de
waarheid steeds verder wordt uitgedund, groeit
het leger van slippendragers van de macht.
Geen minister, staatssecretaris, wethouder of
burgemeester die nog zonder een voorlichter
kan. Het gaat wat ver alle voorlichters oplichters
te noemen, maar de eufemistische benaming
‘v o o r l i ch t e r ’ nodigt daar wel toe uit. Immers,
voorlichters lichten niet voor. Ze proberen
vooral toe te dekken, om hun baas uit de
wind te houden. Naarmate de kritische journalistiek
aan kracht en omvang verliest, winnen
zij ten behoeve van ‘de macht’ terrein. Daarom
is het voor de democratie een drama wanneer de
infrastructuur van de journalistiek instort.
En toch is dat wat staat te gebeuren als we
niets doen. Hier wreekt zich dat zo iets wezenlijks
als de onafhankelijke, kritische journalistiek
speelbal is van commerciële belangen. Ook
in deze sector winnen de bedrijfsbelangen –
meestal verengd tot winstmaximalisatie – het
steeds weer van de oorspronkelijke doelstelling
van de organisatie, in dit geval kwaliteitsjournalistiek.
In de wereld van de journalistiek wordt vaak
met jaloerse blikken gekeken naar de publieke
omroep. Die wordt immers (voornamelijk) gefinancierdmet
publiek geld. In plaats van de publieke
omroep en daarmee de luisteraar en kijker
die behandeling te misgunnen, is het beter
te zoeken naar een gelijksoortige formule voor
‘systeem’kranten.
In oktober van het vorig jaar kwamen in Oudewater
een aantal gezaghebbende mensen uit
de wereld van de journalistiek bij elkaar. Zij waren
daar op uitnodiging van Tony van der Meulen,
voormalig hoofdredacteur van het Brabants
Dagblad en mij. Het onderwerp was ‘de toekomst
van de krant’. Op het eind van de bijeenkomst
bleek niemand het ei van Columbus bij
zich te hebben.
Er bestaat ook geen eenvoudige oplossing in
deze, al staat voor mij inmiddels vast dat het taboe
op steun door de gemeenschap doorbroken
moet worden. Natuurlijk, onmiddellijk dringen
zich vragen op als: welke kranten krijgen
steun en welke niet? Komt de neutraliteit tegenover
de overheid niet gevaar? Hoe verhoudt
steun zich met de commerciële doelen van de
onderneming? Allemaal terechte vragen, maar
net als bij de publieke omroep moet er een toelatingssysteem
bedacht worden, moet er een garantie
voor non-interventie en journalistieke
onafhankelijkheid afgegeven worden, en moet
door middel van het stellen van voorwaarden
aan de steunverlening de zekerheid gegeven
worden dat de gelden niet weglekken naar het
b e d r ij f s r e s u l t a a t .
Er is geen keus. Op straffe van het totaal verdwijnen
van de controle op de macht en de voorlichting
aan de burgers, moet daar steun worden
gezocht waar dat tot op heden niet zo voor
de hand lag.'
Daardoor wordt de ruggengraat
van de kritische journalistiek in zijn
voortbestaan bedreigd. En dat is ernstig. Democratie
veronderstelt goed geïnformeerde burgers.
Zij kunnen niet zonder de verslaggever, en
ook niet zonder de explicateur. En dat geldt in
nog hogere mate voor de volksvertegenwoordigers.
Toekijken nu kan desastreuze gevolgen
hebben op termijn. Daarom moet de patstelling
worden opgeheven, en moet het taboe op overheidssteun
worden doorbroken.
„Oho, mijnheer Marijnissen leest het Handelsblad”,
zei de burgemeester, toen ik begin jaren
tachtig tijdens een raadsdebat in Oss een
keer uit NRC Handelsblad citeerde. „M ij n h e e r
Marijnissen, u weet toch wel dat dit een krant
voor ondernemers is?”
„Ja, dat weet ik, en daarom lees ik ’m. Ondernemers
hebben niks aan flauwekul, die willen
weten hoe het écht zit, die willen de feiten kennen.
Ik ook.”
Wat is een politicus zonder krant? Hij is als
een journalist zonder telecommunicatie. De
krant vormt voor hem een – vaak dé – lifeline
naar het echte leven (althans een deel daarvan),
in binnen- en buitenland. Meer dan negentig
procent van de vragen die door Kamerleden –
schriftelijk én mondeling –worden gesteld, zijn
naar aanleiding van nieuws, gebracht door een
krant of een radio- of tv-uitzending. In mijn
fractie wordt veel aandacht besteed aan eigen
onderzoek door middel van gesprekken, bezoeken
en enquêtes, maar de interesse in wat de
nieuwsmedia brengen is er niet minder om. Tijdens
de vaak lange voorbereiding op een belangrijk
Kamerdebat worden door medewerkers
alle relevante krantenberichten in een map
opgeslagen: nieuws, achtergrondverhalen,
commentaren, opiniestukken. Het Kamerlid
bestudeert de inhoud van demap en de bijgeleverde
b r i e f i n g. Ik kan u verzekeren: dat neemt
vele malenmeer tijd in beslag dan het doorworstelen
van de, meestal in onverbeterlijke kromtaal
gestelde, beleidsnotities van het kabinet.
Er zijn 150 Tweede Kamerleden en 75 senatoren.
Zij hebben tot taak de regering te controleren.
Dat kunnen ze natuurlijk niet zonder
steun. Daaromhebben zemedewerkers, gemiddeld
één, twee per Kamerlid. Verder hebben ze,
als het goed is, een partij achter zich staan. Die
kan –wederom, als het goed is – vrijwilligers organiseren
om zaken te doen of uit te zoeken.
Maar dan nog kan een fractie, groot of klein,
nooit voldoende menskracht mobiliseren om
op te kunnen tegen een ambtelijk apparaat van
vele tienduizenden mensen. En de fracties zijn
al helemaal niet in staat om zelfstandig overal
en op elk terrein permanent een vinger aan de
pols te houden in de samenleving. Politici zijn
om twee redenen ten zeerste verbonden met de
journalistiek. Ze hebben de journalistiek nodig
om via de verslaggever de burger kond te doen
van hun opvattingen. En ze zijn afhankelijk van
goede journalistiek als intermediair tussen de
samenleving en henzelf.
Macht leidt tot machtsmisbruik en slecht bestuur
als er geen sprake is van een effectieve controle
en verantwoording. De controle op de
macht is alleen mogelijk als de machtsstructuren
en de besluiten die genomen worden doorzichtig
zijn. In onze parlementaire democratie
kiezen de burgers niet ‘de macht’. Zij kiezen de
controleurs van de macht die – al of niet uit hun
midden – de mensen kiezen die tijdelijk de
macht mogen uitoefenen.
Een democratie kan niet zonder goed geïnformeerde
burgers. Op hun beurt kunnen zij
niet zonder kwaliteitsjournalistiek. Want de
controle op de macht is niet alleen voorbehouden
aan politici in het parlement of de gemeenteraad.
Ook de burgers hebben het recht te weten
wat er speelt binnen en rond de macht. Bij
verkiezingen en tussendoor door middel van
demonstraties, handtekeningenacties en het
zogeheten ‘burgerinitiatief’ kunnen ze laten
weten wat ze ervan vinden. Wat voor politici
geldt, geldt dus ook voor de burger: ze zijn voor
hun informatievoorziening en standpuntbepaling
sterk afhankelijk van goede journalistieke
media.
Goede journalistiek is verslag doen. Naar eer
en geweten, gebruikmakend van hoor en wederhoor
opschrijven wat er is gebeurd. Verslag
doen is natuurlijk vooral selecteren. Voor de Nederlandse
kwaliteitskranten geldt als norm dat
feiten en meningen apart worden gehouden.
Goede journalistiek is ook uitleggen, nieuws in
een context geven, in tijd en plaats; altijd kritisch
zijn; en vooral onderzoek doen. Het is
dankzij de kritische journalistiek dat veel aan
het licht is gekomen dat machthebbers liever
onder het tapijt hadden gelaten. Beroemdste
voorbeeld is ongetwijfeld de Watergate-affaire.
Maar ook in ons eigen land heeft de onderzoeksjournalistiek
een belangrijke staat van
dienst: de bouwfraude, de besluitvorming over
de oorlog in Irak, de misstanden in onderwijsland,
de Ahold-affaire en de faits et gestes bij de
belastingdienst om maar een paar voorbeelden
te noemen.
Hoe vanzelfsprekend bovenstaande ook
mag lijken, het is het niet. Te gast op
de School voor Journalistiek in Utrecht
had ik een aanvaring met een groot lokaal vol
met studenten. Mijn stelling was: een journalist
heeft een roeping: waarheidsvinding. Daar waren
veel studenten het niet mee eens. Ze vonden
dat overdreven. Journalist zijn had niets met
waarden en normen te maken. Bovendien, zo
zeiden de meeste critici: „wij worden broods
ch r ij v e r ”. Misschien ook maar beter. De vraag
is echter of deze houding niet ook doorsijpelt in
de journalistieke praktijk. Wordt op redacties
openlijk gesproken over de beroepseer en de bijbehorende
codes? Wordt er kritisch gekeken
naar de eigen verslagen, opinies en andere keuzes?
Ook die uit het verdere verleden?
Zoals zo vaak openbaren voor ons relevante
ontwikkelingen zich als eerste in de VS en Engeland.
We zien daar een kaalslag onder de krantentitels,
krantenkolommen die volstaan met
niet geverifieerde propaganda (voorbeeld), en
lezers die verstoken blijven van wezenlijke in-
formatie. Ook in Nederland lopen de oplages
van kranten terug. Ook hier zijn de afgelopen
jaren tientallen titels verdwenen. En ook hier
zijn veel redactielokalen ontruimd en is fors gesneden
in de bezetting van menige redactie. In
veel steden is tijdens een gemeenteraadsvergadering
geen journalist meer te bekennen. Zo
krijgt demacht vrij spel. Tot wat dat kan leiden
hebben we onlangs weer in Limburg kunnen
zien waar wethouders letterlijk voor Sinterklaas
konden spelen voor hun bevriende clubs.
Redacties klagen steen en been over de werkdruk
en de onderbezetting. Steeds meer wordt
ontleend aan derden; steeds minder is onderwerp
van nader onderzoek en kritische ondervraging.
Duiding, uitleg en reflectie leggen het
af tegen de hype en de s c o o p. Onderzoeksjournalistiek
verliest het in alle opzichten van het snelle
nieuws. Onlangs zag ik het volgende op het
avondnieuws van Omroep Brabant-TV. In
Vught zit een slijterij die door de Slijterunie is
uitgeroepen tot Slijter van het Jaar. Slijter van
het Jaar? Een klein onderzoekje leert dat de prijs
in het leven is geroepen ter promotie van de
branche. Het juryrapport: „Deze slijterij probeert
op een originele manier in te spelen op de
doelgroep van jong volwassenen van 18 tot 35
jaar. Ze organiseert zogenaamde ‘hypnotic’
proeverijen. Speciaal voor hen is er achter de
toonbank een assortiment van speciale, nieuwe
trendy drankjes.”
Een van de oorzaken van de teruglopende
oplagecijfers is de zogenaamde ‘ontlezing’.
Jongeren lezen nu eenmaal geen
‘dode bomen met inkt erop’, wordt vaak gedacht.
Dat mag zo zijn, maar dat is zeker niet
iets om trots op te zijn. Als jonge mensen vroeger
het ouderlijk huis verlieten, namen ze de
krant en de tv-gids mee. Die krant nam je uit
verantwoordelijkheidsgevoel. Er bestond een
algemeen besef dat je je had bezig te houden
met het algemeen belang. Dat besef wordt de
jeugd niet meer bijgebracht. In het boek Wi j
amuseren ons kapot van de Amerikaanse socioloog
Neil Postman wordt precies aangegeven hoe de
westerse cultuur meer en meer ten prooi is gevallen
aan leuk, snel en kort. Voor concentratie
en verdieping is steeds minder tijd en belangstelling.
Natuurlijk, de commercie heeft er alles
aan gedaan om dit voor elkaar te krijgen, maar
de vraag dringt zich op: waartoe voeden wij eigenlijk
op? De ontlezing heeft minder te maken
met weerzin tegen lezen of het tot je nemen van
kennis, dan met de algemene individualisering
en de ieder-voor-zich-mentaliteit die jong én
oud in zijn greep heeft gekregen.
Veel journalisten werkzaam bij kwaliteitskranten,
hebben het hoofd al in de schoot geworpen.
Zij denken dat de nieuwe media de toekomst
hebben en dat de kranten zullen afsterven.
De toekomst is aan de ‘gratis’ kranten, op
papier en elektronisch. Er is geen reden zich
zorgen te maken over internet. Integendeel, het
is een welkome verrijking van de middelen die
ons ten dienste staan. Internet is een medium,
net als het papier van de krant, net als de geluidsgolven.
Het gaat om de inhoud, om de content,
zoals je tegenwoordig schijnt te moeten
zeggen.
De centrale vraag is ‘wat is de toekomst van de
kritische journalistiek?’ Oftewel, hoe houden
we de infrastructuur van de kritische journalistiek
in stand? Gratis nieuws bestaat niet. De gratis
kranten zijn een speelbal van de adverteerders,
of kunnen bestaan bij de gratie van een
maecenas. En het nieuws op het gratis internet
dan? De nieuwssites en de bloggers parasiteren
op wat de schrijvende journalistiek produceert.
Valt die laatste weg, dan droogt de eerste op. De
meest bezochte gratis nieuwssite is NU.NL. Ik
heb op één dag eens nagekeken wat de herkomst
is van hun nieuwsberichten: vijftien
maal was dat het ANP, er stond één bewerkt
persbericht, en één overgenomen bericht uit
The Sunday Times. Geen eigen nieuwsgaring,
geen achtergronden, geen verdieping. Vormen
de bloggers dan de substantiële bedreiging voor
de kwaliteitsjournalistiek? Nee, ook zij drijven
helemaal op wat de kranten en andere media
brengen. Waar dat niet het geval is, gaat het
vooral om meningen, heel veel meningen. Ik
heb zelf jarenlang een weblog bijgehouden, als
middel om de bezoekers (dagelijks gemiddeld
zo’n 14.000) te informeren over mijn bezigheden,
gedachten en…meningen.
Zoals gezegd, de kwaliteitsjournalistiek is
een steunpilaar van de democratie, net
zo belangrijk als de vrijheid van meningsuiting
en de vrijheid van vereniging. Verdwijnt
die dan verdwijnt ook de democratie en
worden we een machteloze prooi voor de macht.
We zien demacht van de voorlichters, de marketeers
en de reclamejongens onrustbarend snel
toenemen. Zij zijn de hulptroepen van de macht
en permanent bereid om mensen op het verkeerde
been te zetten en burgers pootje te lichten
wanneer die op zoek willen naar de waarheid.
Terwijl het aantal frontsoldaten van de
waarheid steeds verder wordt uitgedund, groeit
het leger van slippendragers van de macht.
Geen minister, staatssecretaris, wethouder of
burgemeester die nog zonder een voorlichter
kan. Het gaat wat ver alle voorlichters oplichters
te noemen, maar de eufemistische benaming
‘v o o r l i ch t e r ’ nodigt daar wel toe uit. Immers,
voorlichters lichten niet voor. Ze proberen
vooral toe te dekken, om hun baas uit de
wind te houden. Naarmate de kritische journalistiek
aan kracht en omvang verliest, winnen
zij ten behoeve van ‘de macht’ terrein. Daarom
is het voor de democratie een drama wanneer de
infrastructuur van de journalistiek instort.
En toch is dat wat staat te gebeuren als we
niets doen. Hier wreekt zich dat zo iets wezenlijks
als de onafhankelijke, kritische journalistiek
speelbal is van commerciële belangen. Ook
in deze sector winnen de bedrijfsbelangen –
meestal verengd tot winstmaximalisatie – het
steeds weer van de oorspronkelijke doelstelling
van de organisatie, in dit geval kwaliteitsjournalistiek.
In de wereld van de journalistiek wordt vaak
met jaloerse blikken gekeken naar de publieke
omroep. Die wordt immers (voornamelijk) gefinancierdmet
publiek geld. In plaats van de publieke
omroep en daarmee de luisteraar en kijker
die behandeling te misgunnen, is het beter
te zoeken naar een gelijksoortige formule voor
‘systeem’kranten.
In oktober van het vorig jaar kwamen in Oudewater
een aantal gezaghebbende mensen uit
de wereld van de journalistiek bij elkaar. Zij waren
daar op uitnodiging van Tony van der Meulen,
voormalig hoofdredacteur van het Brabants
Dagblad en mij. Het onderwerp was ‘de toekomst
van de krant’. Op het eind van de bijeenkomst
bleek niemand het ei van Columbus bij
zich te hebben.
Er bestaat ook geen eenvoudige oplossing in
deze, al staat voor mij inmiddels vast dat het taboe
op steun door de gemeenschap doorbroken
moet worden. Natuurlijk, onmiddellijk dringen
zich vragen op als: welke kranten krijgen
steun en welke niet? Komt de neutraliteit tegenover
de overheid niet gevaar? Hoe verhoudt
steun zich met de commerciële doelen van de
onderneming? Allemaal terechte vragen, maar
net als bij de publieke omroep moet er een toelatingssysteem
bedacht worden, moet er een garantie
voor non-interventie en journalistieke
onafhankelijkheid afgegeven worden, en moet
door middel van het stellen van voorwaarden
aan de steunverlening de zekerheid gegeven
worden dat de gelden niet weglekken naar het
b e d r ij f s r e s u l t a a t .
Er is geen keus. Op straffe van het totaal verdwijnen
van de controle op de macht en de voorlichting
aan de burgers, moet daar steun worden
gezocht waar dat tot op heden niet zo voor
de hand lag.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten