woensdag 4 juni 2008

Salomon Bouman 17


In zijn column in het Nieuw Israelitisch Weekblad schrijft de oud NRC-correspondent in Israel, Salomon Bouman, onder andere het volgende over de Palestijnse intellectueel Omar Barghouti met wie hij onlangs bij het ISS in debat ging:
''Volgens Barghouti moet Israel evenals intertijd Zuid-Afrika door een economische en intellectuele boycot op de knieën worden gebracht. Hij gelooft in zijn onmogelijke missie en reist door Europa om dit nieuwe Palestijnse evangelie te prediken."
Voor een juiste weergave van het debat zie: http://videotheek.surfnet.nl/play_proxy/mmc/42617/Debate.WMV
Opvallend is dat de oproep tot boycot voor Bouman kennelijk nieuw is, terwijl de Palestijnse burgersamenleving al geruime tijd het Westen verzoekt om Israel via een boycot vreedzaam te dwingen zich aan het internationaal recht te houden en zich terug te trekken uit bezet gebied en zoals het Internationaal Gerechts Hof bepleit de illegale Muur af te breken en de illegale joodse nederzettingen te ontruimen. Dit zijn juridische eisen die alom gerespecteerd worden door beschaafde naties, maar al zeer lang genegeerd worden door de Israelische overheid. Misschien is Barghouti's beroep op het inernationaal recht een "onmogelijke missie", maar er is niet veel anders. Het recht dient de zwakke te beschermen tegen de barbarij van de sterke. Zo niet dan volgt er geweld om de terreur van een bezetting en landroof te stoppen. Zo is de geschiedenis. Met andere woorden: dit is geen "nieuwe Palestijnse evangelie", maar een eeuwenoud streven van geciviliseerde mensen om de willekeur en terreur van het geweld te stoppen. Aan het bouwwerk van het internationaal recht is vele honderden jaren gewerkt door de knapste denkers. Kennelijk wil Bouman dat dit bouwwerk vernietigd wordt, en moet het recht van de sterkste gelden. De reden daarvan blijft in zijn schrijven onduidelijk, behalve dan dat hij zich "zeer verbonden voelt" met de zionistische staat, die al zijn niet-joodse ingezetenen discrimineert op racistische gronden.
Bouman die zelf in Israel woont ontkent dat de 'joodse staat' racistisch is en vindt het schandelijk dat Barghouti dit wel vindt. Gelukkig zijn het niet alleen Palestijnen, maar ook sommige joods-Israeli's van oordeel dat Israel gebaseerd is racisme.
Nurit Peled-Elhanan, hoogleraar Taalonderwijs aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, moeder van een dochter die op 13-jarige leeftijd bij een Palestijnse bomaanslag om het leven kwam, een joods-Israelische vredesactiviste, die verklaarde dat niet de aanslagpleger, maar de Israelische onderdrukking van de Palestijnen tot de dood van haar dochter heeft geleid. “Mijn kleine meid werd vermoord omdat ze een Israelische was voor een jonge man, die louter en alleen omdat hij een Palestijn was zo vernederd, onderdrukt en wanhopig was dat hij zelfmoord pleegde en moord en onmenselijk handelde… Er bestaat geen wezenlijk moreel verschil tussen de soldaat bij de controlepost die een vrouw die op het punt staat te bevallen verhindert te passeren, en zo een misgeboorte veroorzaakt, en de man die mijn dochter heeft vermoord. En net zoals mijn dochter een slachtoffer was [van de bezetting], zo was hij dat.” In 2001 kreeg Nurit Peled de Sacharov Prijs voor Mensenrechten en Vrijheid van Meningsuiting, uitgereikt door het Europese Parlement. Ze is de dochter van de befaamde generaal en progressieve politicus wijlen Mattityahu Peled, die al op 26 oktober 1953 tegenover een groep Amerikaanse zionistische leiders uiteenzette waar het zionistisch extremisme op zou uitlopen, aangezien “het leger de huidige grens met Jordanië absoluut onacceptabel beschouwt” en “dat het leger een oorlog voorbereidt om de rest van het westelijk deel van Eretz Israel te bezetten,” zoals Moshe Sharett in zijn dagboek schreef. Een bezetting die tenslotte in 1967 plaatsvond en tot op de dag van vandaag voortduurt. Nurit Peled heeft drie zoons die in verschillende organisaties met Palestijnen samenwerken. Een dag voor de zestigste verjaardag van de Nakba en de stichting van de Israelische staat hield ze in Amsterdam een toespraak tijdens een bijeenkomst georganiseerd door Een Ander Joodse Geluid en het Steuncomité Israelische Vredes- en Mensenrechtenorganisaties. Naar aanleiding van de uitspraak van de Israelische minister van Buitenlandse Zaken Zipi Livni dat “ik zou verwachten dat wanneer Israelische burgers letsel wordt toegebracht door doelbewust Palestijns terrorisme men geen vergelijking zal maken tussen hen en Palestijnse burgers die letsel wordt toegebracht tijdens Israel’s defensie operaties,” zei Nurit Peled over het bewust vermoorden van Palestijnse kinderen: “En de moordenaars? Hoe zit het met hen? Weten zij dat ze een misdaad hebben gepleegd? Liggen zij ‘s nachts onrustig te woelen in hun bedden? Worden zij gekweld door de beelden van de kleine lichamen die stuiptrekkend sterven door hun geweervuur, bommen en granaten? Waarschijnlijk niet. Wij kennen geen enkel voorbeeld van een Israelische of welke andere soldaat dan ook die zichzelf heeft aangegeven en berouw heeft getoond voor zijn daden. Dit is het grootste succes van het Israëlisch onderwijs: het onderscheid in bloed en bloed, tussen een joods dood kind en een Arabisch dood kind, en het erin hameren van de overtuiging dat de moord op Palestijnen en hun kinderen geen misdaad is. Iedereen die in het Israelische leger dienst neemt weet dat en wordt tijdens 12 jaar onderwijs daarvoor voorbereid. De jongemannen die de Al-Maatak familie vermoorden (bij een Israelische militaire aanslag svh) werden niet slecht geboren, ze waren net als degenen die het Centrum voor Remedial Onderwijs in Gaza met de grond gelijk maakten, en degenen die bij de controleposten mensen martelen en oude vrouwen bevelen onder bedreiging van de loop van een geweer zich uit te kleden, die treiteren en vernietigen en iedereen terroriseren. Zij allen zijn het product van onderwijs. De wreedheid die niet in woorden kan worden uitgedrukt, de methodische, vernuftige mishandeling, waarvoor de beste joodse hersenen worden ingezet om het te plannen en te perfectioneren, kwam niet uit een leegte voort. Het is het resultaat van een systematisch, diep, totalitair onderwijs. Israel’s kinderen worden opgevoed binnen een compromisloos racistisch discours. Een racistische lezing die niet stopt bij de controleposten, maar alle menselijke relaties in dit land beheerst. Israel’s kinderen zijn opgeleid om het kwaad dat ze onmiddellijk na hun scholing geacht zijn toe te passen, te zien als een noodzakelijke realiteit waarin ze hun rol moeten vervullen. Al zestig jaar lang hebben racisme, angst voor de ander en grootheidswaan onze levens gedicteerd. Zestig jaar waarin Israelische kinderen opgevoed worden met racisme van het type dat in de beschaafde wereld decennialang niet heeft bestaan. Zestig jaar waarin zij hebben geleerd hun buren te haten louter en alleen omdat ze buren zijn, hen te vrezen zonder hen te kennen, om hen te vergelijken met nazi’s, om bijna een kwart van de staatsburgers te beschouwen als een demografisch gevaar en een interne vijand, en om de inwoners van de getto’s die door de bezettingspolitiek zijn gecreëerd te zien als een probleem dat ‘opgelost’ moet worden. Slechts zestig jaar geleden waren joden de inwoners van getto’s en werden in de ogen van de onderdrukkers gezien als een probleem dat ‘opgelost’ diende te worden. Slechts zestig jaar geleden waren de joden ingesloten achter lelijke betonnen muren met elektrisch draad en wachttorens bemand met gewapende figuren, en waren ze beroofd van de mogelijkheid in hun levensonderhoud te voorzien of hun kinderen in waardigheid op te voeden. Slechts zestig jaar geleden eiste het racisme een prijs van het joodse volk. Vandaag de dag heerst het racisme in de joodse staat, vertrapt de menselijke waardigheid en ontneemt anderen de vrijheid, veroordeelt ons allen tot een leven in de hel. Veertig jaar lang heeft het joodse hoofd nu onophoudelijk gebogen voor de aanbidding van het racisme terwijl de joodse geest de meest creatieve manieren ontwerpt om het heilige land dat een onbewoonbaar gebied is geworden te verwoesten en te vernietigen. Dat is wat er is overgebleven van het joodse genie, zodra het eenmaal Israëlisch wordt. Joods medeleven, joodse barmhartigheid, de joodse kosmopolitische vitaliteit, liefde voor de mensheid en respect voor de ander zijn al lang vergeten. Hun plaats werd opgeëist door haat en achterdocht en racisme. Het was alleen maar racisme dat de soldaten motiveerden om in Gaza onschuldige kinderen en hun ouders te vermoorden. Het is alleen maar racisme dat bestuurders van bulldozers motiveert om huizen te verwoesten met de bewoners er nog in, om wijngaarden en akkers te vernietigen en eeuwenoude olijfbomen uit de grond te rukken. Alleen maar racisme kan wegen bedenken waarvan het gebruik is toegestaan op basis van ras, en het is alleen maar racisme dat onze kinderen drijft om vrouwen te vernederen die hun moeders zouden kunnen zijn en om oude mensen te beschimpen bij die vreselijke controleposten, om jonge mensen van hun eigen leeftijd te slaan die net zoals zij met hun families een dagje naar zee zouden willen, en om onbewogen toe te kijken terwijl vrouwen op straat bevallen. Het is alleen maar puur racisme dat onze beste piloten motiveert om bommen van 1000 kilo te werpen op flatgebouwen in Gaza en het is alleen maar racisme dat deze criminelen in staat stelt om ’s nachts onbekommerd te slapen. Dit racisme heeft voor zichzelf een monument naar zijn eigen gelijkenis opgericht – het monument van een lelijke, onbuigzame, bedreigende en inbreuk makende betonnen muur. Een monument dat de hele wereld laat weten dat schaamte en compassie uit het heilige land zijn verbannen. En wel omdat racisme schaamte elimineert. Deze muur is onze muur van schaamte, het is een getuigenis van het feit dat we van een licht onder de naties ‘een voorwerp van schande zijn geworden voor de naties en een aanfluiting voor alle landen’,” aldus Nurit Peled-Elhanan in haar toespraak in Amsterdam. Dat racisme doordrenkt de Israelische samenleving en richt zich ook tegen de joodse Arabieren, de Mizrahi, die naar Israel werden gelokt, vaak onder valse voorwendselen. Een van hen, een oude joodse vrouw die in Tunesië werd geboren en daar wel weer naar terug wil, verklaart in de prachtige documentaireserie van Michel Khleifi en Eyal Sivan: “Israel heeft alles, het is een prachtig land. Het is niet zo dat we hier iets materieels te kort komen. Maar er is geen ‘joie de vivre’. Niemand geniet van het leven. We kunnen in vrede leven, net als in Tunesië, joden en Arabieren samen, in Marokko, in andere Arabische landen leefden we samen. Onze buren waren Arabieren. We dronken samen thee, het was een eenvoudig, vreedzaam leven. Hier, zelfs als je alles hebt, heb je niets. Hier geniet niemand van het leven. Het is helemaal geen leven. Het Joodse Agentschap was een vergissing. Wij waren jong, als ik weer jong zou zijn zou ik naar Canada gaan of terug naar Tunesië. De Duitsers wilden ons vermoorden en in greppels begraven, maar de Arabieren gaven ons onderdak. Ze hebben de joden gered.”
Meer over Salomon Bouman morgen.

Geen opmerkingen: