In haar Parool-column van maandag 13 oktober 2025 schreef de werpt Natascha van Weezel zich opnieuw op als het ultieme slachtoffer van de genocidale aanvallen van de zelfbenoemde staat Israel en het verzet van Hamas. Daardoor "peinsde ik [ook] over Nederland. Hoe mensen elkaar zelfs hier in de haren begonnen te vliegen over dit heikele onderwerp. Ik dacht aan de hoop die mij vaker verliet dan ik wenste. Aan de vriendschappen die ik verloor. Aan de bedreigingen die mijn gezin kreeg. Aan het antisemitisme dat oplaaide. Aan de hardheid richting iedere pro-Palestinademonstrant. Aan het bagatelliseren van elkaars verdriet. Aan de ontmenselijking van iedereen met een andere mening. Aan de grofheid en de wanhoop. Aan het verdriet om een land waar ik ooit veel van hield, en waar ik me nu tegenover iedereen voor leek te moeten verantwoorden.Het stemde me allemaal niet vrolijk."
https://www.parool.nl/columns-opinie/ik-dacht-aan-de-hoop-die-mij-vaker-verliet-dan-ik-wenste-aan-de-vriendschappen-die-ik-verloor~b24f17a2/
Net als haar vader na zijn carrière als parlementair journalist moest toegeven geldt ook voor haar dat"zij te "dicht op" haar onderwerp zit "en dat is niet bevorderlijk voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten," zoals Max van Weezel dit verwoordde. Wanneer zij driekwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog schrijft over haar "verdriet om een land waar ik ooit veel van hield, en waar ik me nu tegenover iedereen voor leek te moeten verantwoorden," dan rijst bij mij als oude journalist de vragen op waarom zij al die jaren sinds de etnische zuivering van Palestina in 1948 van Israel had gehouden, terwijl toch driekwart miljoen Palestijnen door de massale zionistische terreur verdreven waren en de joodse militairen de helft van het gebied dat de Verenigde Naties aan de Palestijnse bevolking had toegewezen, illegaal veroverden, waardoor slechts 22 procent van het gebied was overgebleven voor de oorspronkelijke bewoners die daar al millennia-lang leefden. En van die 22 procent is nu nog ongeveer 10 procent over aangezien de zionistische extremisten grote delen van de Westbank in beslag blijven nemen. Waarom verbaast het sommige joodse Nederlanders dat de vervolgde Palestijnen, eindelijk een keer terugsloegen? Hoe is Natascha van Weezel's naïviteit te verklaren, wanneer zij zich 'zou er nu dan éindelijk een einde komen aan de grote catastrofe in Gaza? De BBC meldde vanochtend hoe het moorden van de Israelische troepen gewoon doorgaat, want de zionistische exxtremisten willen Eretz Israel, van de Nijl tot de Eufraat, zoals elke deskundige weet. Ik verbaas me over Van Weezel's stelling dat "elk beetje hoop helpt, hoe klein ook. Als het geweld nu stopt is dat alleen maar winst. Dus waarom kijken we steeds naar wat er potentieel mis kan gaan, in plaats van wat er wél mogelijk is?" terwijl zij weet dat de BBC heeft bericht dat "Opinion polls taken since the Israel Defence Forces (IDF) went back to war in Gaza in March, breaking the last ceasefire, suggest that a large majority of Jewish Israelis are not troubled by Palestinian suffering in Gaza.
A sample recorded in the last three days of July by the Israeli Democracy Institute says that 78% of Jewish Israelis, who make up four-fifths of the population, believe that given the restrictions of the fighting, Israel "is making substantial efforts to avoid causing unnecessary suffering to Palestinians in Gaza."
The pollsters also chose a more personal question, asking whether individuals were "troubled or not troubled by the reports of famine and suffering among the Palestinian population in Gaza?"
Some 79% of Jewish Israelis surveyed said they were not troubled. Meanwhile 86% of those in Israel's Palestinian Arab minority who were asked the same question said they were very or somewhat troubled.
https://www.bbc.com/news/articles/c3r441zyw27o
Haar inmiddels overleden vader Max van Weezel gaf in september 2014 als antwoord op de vraag van Volkskrant-interviewster Loes Reijmer wat hij al die decennia had gedaan ‘als u in Den Haag was’:
Vooral gezellige dingen. Boekpresentaties met een borrel na, symposia met een borrel na, conferenties met een borrel na — alles in Den Haag heeft een borrel na. Het draait om socializen: niet de hele dag op de perstribune zitten.
LR: ‘Op safari’ noemen sommige Haagse journalisten dat.
Inderdaad. Of even langs 'de bontkragen': de voorlichters, de bontkraag om politici heen. Die vraag je of er nog nieuws is. Politici en voorlichters proberen ook weer via journalisten informatie over andere partijen te weten te komen. 'Zullen we even een kopje koffie drinken, Max?,’ luidt het verzoek dan — vaak wordt er bier bedoeld. 'Wij hebben het gevoel dat Diederik (Samsom, red.) niet zo goed ligt bij zijn fractie, denk jij dat ook?,’ zegt iemand van D66 vervolgens.
LR: Wat zijn ze dan aan het doen?
Bedrijfsspionage, via jou. En daar doe je als Haags journalist weleens aan mee in de hoop er iets voor terug te krijgen. Een exclusief interview met Pechtold, bijvoorbeeld. Je moet investeren in je contacten en daarbij hoort dat journalisten ook veel vertellen.
In Den Haag zijn de rollen langzamerhand omgedraaid, merk ik. Vroeger liepen journalisten achter politici aan, nu lopen zij achter jou aan. Journalisten hebben een beter netwerk, die trekken de hele dag door de wandelgangen.
LR: Is het niet te knus?
Jazeker, het is heel knus.
Loes Reijmer: In 1993 zei u tegen dagblad Trouw dat verdere symbiose van voorlichters en journalisten een halt moest worden toegeroepen.
Nou, dan heb ik de oorlog verloren. In de jaren negentig was de schok groot. Plotseling stond rond Wim Kok een haag van ambitieuze jongetjes die de boel overnamen, dat had de PvdA weer afgekeken van de Amerikaanse en Britse politiek. Voor die tijd belden journalisten van NRC, de Volkskrant of Vrij Nederland een minister gewoon op en stelden eisen: 'We willen een interview. Drie ronden van elk drie uur. Niet op kantoor, we doen het alleen als het bij jou thuis kan.' Een gesprek met een voorlichter erbij was niet doorgegaan, no way.
Er zijn er nu veel meer voorlichters dan toen en journalisten zijn ook veel meer aan hen gewend. Het lijkt alsof zij ook in hun relatie met politici de regie naar zich hebben toegetrokken. Bij interviews krijg ik soms het idee dat een politicus nog wel even wil doorpraten, maar dan zegt de voorlichter: 'Helaas, het is tijd.'
Je zit dicht op elkaar en dat is niet bevorderlijk voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten… Veel loopt via voorlichters die dingen zeggen als: je moet mijn minister eens ontmoeten, hij is veel aardiger dan je denkt. Die gesprekken gaan zelden over de inhoud van het beleid. De parlementaire journalistiek is een veredelde vorm van sportjournalistiek geworden: wie is de winnaar van de dag? Wie is de verliezer? Zo gaan die interviews ook: 'U heeft verloren, hè? Wat ging er door u heen?’
Zonder enige schroom vertelde Max van Weezel bij zijn afscheid als parlementair verslaggever hoe journalistiek corrupt ook hij als ‘icoon’ van de ‘vrije pers’ was geworden. Toen de interviewster opmerkte dat de nauwe banden tussen pers en autoriteit gunstig zijn voor de voorlichters beaamde hij dit onmiddellijk, en voegde hieraan toe:
Ze zijn ook goed in het insteken van onderwerpen. Als voorlichters weten dat het ene dagblad met een negatief verhaal over de partij bezig is, proberen ze een ander dagblad op het idee te brengen een negatief verhaal over een andere partij te schrijven. Je wéét dat het afleidingsmanoeuvres zijn, maar als journalist ben je blij met de gouden tip. Je wilt je plek in de pikorde behouden.
Kortom, om zijn ‘plek in de pikorde’ te ‘behouden’ was de bij politici zo populaire Max van Weezel, volgens eigen zeggen, bereid om ‘bedrijfsspionage’ te verrichten, af te zien van ‘een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten,’ en zich als parlementair verslaggever te laten gebruiken door politici die hij had moeten controleren. Hij was dermate populair bij het establishment dat minister president Rutte hem een ‘instituut’ noemde, ‘en een man van groot gezag; dit gaan we nog lang voelen.’ Overigens betreft het hier dezelfde premier onder wiens gezag twee opeenvolgende Nederlandse kabinetten fundamentalistische terroristen in Syrië steunden, zonder dat het ‘instituut’ Van Weezel iets doorhad. Dat is niet zo vreemd, want zijn devies was ‘vooral gezellige dingen’ doen, te ‘socializen’ in plaats van afstand te houden door onder andere ‘op de perstribune’ de beleidsbepalers in de gaten te houden. Het is ook geenszins verwonderlijk dat de Tweede Kamer Van Weezel’s heengaan herdacht. Hij was voor een parlement, dat door het corrupte poldermodel de uitvoerende macht niet serieus controleert, een uiterst bruikbare pion.
Als ‘icoon’ van de parlementaire polderpers schaamteloos in zijn opportunisme en conformisme, zoals tevens blijkt uit Van Weezel’s reactie op de constatering van de interviewster Loes Reijmer dat hij ‘een cynisch verhaal over de Haagse wereld’ had verteld en hij daarop antwoordde:
Tja. Toch is het een leuke omgeving om je leven te slijten.
LR: Waarom?
Het is veel minder saai dan mensen denken: lang leve de recepties met glazen rode wijn en schalen bitterballen — vervolgens zit je om drie uur 's nachts in de nachttrein naar huis. Ik voel me wel aangetrokken tot een hedonistisch leven. Het is een soort verlengd studentenbestaan tot je 63ste.
Dit cynisme, waarbij alles een prijs heeft maar niets een waarde, werd het handelsmerk van het narcistische, zelfbenoemde ‘joodse jongentje,’ wiens column, volgens eigen zeggen ‘natuurlijk vol[stond]’ met ‘ditjes en datjes,’ die de dag daarop alweer vergeten waren. Het studentikoze bestaan van de mainstream-journalist bestaat uit de trivialisering en daarmee de dépolitisering van de politiek. Al in 1922 stelde de vooraanstaande Amerikaanse media-ideoloog Walter Lippmann, in zijn standaardwerk Public Opinion dat:
Publieke meningen georganiseerd [moeten worden voor de pers, niet door de pers, om gezond te zijn... Zonder enige vorm van censuur is propaganda in de strikte zin van het woord onmogelijk. Om propaganda te kunnen voeren, moet er een barrière zijn tussen het publiek en de gebeurtenis. De toegang tot de werkelijke omgeving moet beperkt worden, voordat iemand een pseudo-omgeving kan creëren die hij verstandig of wenselijk acht.
Welnu, Natascha van Weezel, volg niet de weg van jouw vader, die geëerd werd door de politici die hij had moeten controleren.
Max van Weezel en zijn Sycofanten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten