vrijdag 20 juni 2025

Geert Mak's karakterloosheid deed hem in de Buik van de Walvis belanden

Hoeveel walging kan een mens verdragen voordat hij zichzelf vernietigt? Het is de meest actuele vraag van het bestaan op aarde. Zeker vandaag de dag, nu wij allen geconfronteerd worden door wereldwijde staatsterreur van totalitaire regimes, alle voortkomend uit de 20ste eeuwse neoliberale ideologie en de 21ste eeuwse absurdistische technocratie. Hoeveel walging kunnen wij verdragen nu ‘het uitverkoren volk’ van de Judeo-Christelijke ideologie de niet ‘uitverkorenen’ blijven afslachten, met enthousiaste steun van de witte westerse Christenen die na 1945 ineens de slogan ‘Nooit meer Auschwitz’ rondbazuinden, tot twee jaar geleden God’s uitverkoren volkje zelf met een exemplarisch fanatisme een genocide in Gaza begonnen, die zelfs bij nazi’s bewondering afdwong. De Joodse Zionisten werden daarbij volmondig gesteund door westerse oud-kolonialistische machthebbers en nakomelingen van voormalige nazi-autoriteiten als de voorzitter van de Europese Commissie, Frau Ursula von der Leyen. De gezaghebbende Italiaanse intellectueel Thomas Fazi wees er in september 2024 op het volgende fragment uit zijn recente ‘MCC Brussel-rapport, De stille staatsgreep: de machtsgreep van de Europese Commissie,’ hier beschikbaar (https://brussels.mcc.hu/publication/the-silent-coup-the-european-commissions-power-grab-1?utm_source=substack&utm_medium=email):

‘Het is geen verrassing dat Von der Leyen bij het uitbreken van de oorlog tussen Israël en Gaza opnieuw de behoefte voelde om namens het hele blok te spreken (en te handelen). Een week na de aanval van 7 oktober maakte ze bijvoorbeeld een ongeplande reis naar Israël, waarvan ze naar verluidt niemand op de hoogte had gesteld, waar ze de onwrikbare steun van de EU aan Israël bevestigde. Niet alleen had ze voorafgaand aan de reis geen overleg gepleegd met EU-leiders – of hen er zelfs maar over verteld – maar ze gaf daar zelfs niet het standpunt weer van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken die Israël opriepen het internationaal recht te respecteren. Dit leidde tot scherpe kritiek van verschillende EU-leiders en -functionarissen. "Ik begrijp niet wat de voorzitter van de Commissie te maken heeft met buitenlands beleid, dat niet haar mandaat is,” schreef Nathalie Loiseau, Europees parlementslid en senior lid van de Renew Europe-groep van de Franse president Emmanuel Macron, op X.


Zelfs Josep Borrell, formeel hoofd buitenlands beleid van de EU, gaf een zeldzame publieke berisping aan Von der Leyen. Hij zei dat zij niet bevoegd is om de standpunten van de EU over buitenlands beleid te vertegenwoordigen, die normaal gesproken tussen de lidstaten worden gecoördineerd. Buitenlands beleid wordt bepaald door de leiders van de 27 EU-landen tijdens internationale topconferenties en besproken door ministers van Buitenlandse Zaken in vergaderingen "onder mijn voorzitterschap,” vertelde Borrell aan journalisten. EU-Raadsvoorzitter Charles Michel gaf ook uiting aan de frustratie van staatsleiders toen hij zei dat de EU "de prijs had betaald" voor Von der Leyens aanpak van de Gazacrisis. Hij verwees daarbij naar de schade aan het imago van de EU in het Midden-Oosten en betreurde dat de Commissie "zonder enige legitimiteit" uitspraken deed.


Dat zou best wel eens zo kunnen zijn, maar de meeste EU-leiders dragen een grote verantwoordelijkheid voor deze situatie. Door Von der Leyen en de Commissie toe te staan ​​hun bevoegdheden meedogenloos uit te breiden, de ene stille staatsgreep na de andere – eerst tijdens de pandemie, daarna rond de oorlog in Oekraïne – hebben ze bijgedragen aan het ontstaan ​​van deze nieuwe realiteit. En door Von der Leyen te herkiezen, hebben ze ervoor gezorgd dat dit proces van sluipende supranationalisering de komende jaren zal voortduren.’

https://brussels.mcc.hu/publication/the-silent-coup-the-european-commissions-power-grab-1?utm_source=substack&utm_medium=email

De sociaal-democraat Borrell is inmiddels vertrokken, maar de christelijke Von der Leyen is herkozen, en kan in wezen ongestoord doorgaan met haar oorlogszuchtige politiek, die onder andere wordt gesteund door de zelfbenoemde wedergeboren christen van gereformeerde huize, Geert Mak. Zoals zijn vader, dominee Catrinus Mak, in 1936, het ‘uitverkoren volk’ van zijn judeo-christelijke God verraadde  door in het publiekelijk te stellen dat het verbannen van God’s uitverkoren volk, de Joden, uit het openbare leven ‘staatkundig tolerabel’ was. zijn zoon Geert Mak concludeerde in zijn in Nederland best verkochte boek De eeuw van mijn vader (1999) dat in het interbellum onder de gereformeerden ‘de meningen flink heen en weer zwalkten,’ waarmee hij bedoelt dat de meningen fundamenteel uiteen liepen, een deel waardeerde het gedachtengoed van het fascisme en nazisme, een ander deel wees de totalitaire ideologieën resoluut af, terwijl weer anderen, ‘hun mening nog [moesten] vormen.’ De laatste stroming voelde wel ‘enig onbehagen’ maar tegelijkertijd bezat voor hen het ‘moderne autoritaire wel een zekere aantrekkingskracht.’ Het is een opmerkelijke voorstelling van zaken wanneer Mak beweert dat ‘Achteraf aan Adolf Hitler en zijn nazi’s alle kwaads [kan] worden toegeschreven, maar degenen die hen in de jaren dertig zagen opkomen, moesten hun mening nog vormen.’ Mak’s eigen beschrijving toont aan dat slechts een deel van de gereformeerden zich nog geen definitieve mening had gevormd, maar de rest had wel degelijk een oordeel. Desondanks stelt de populaire bestseller-auteur:


Opiniepeilingen bestonden in die tijd nog niet, maar met name de opvattingen van De Standaard kunnen als redelijk betrouwbare graadmeter worden gezien. Zeker voor de gereformeerden, maar indirect ook voor de Nederlandse burgerij in het algemeen, met uitzondering van de socialisten en de communisten.


Als ik de radiolezing van mijn vader over dit onderwerp doorneem — ik vond haar terug in een doos met oude preken — is het duidelijk dat hij en zijn collega’s zich vooral druk maakten om de zondagsrust van het Europese personeel. Dat zag door deze regeling namelijk steeds minder de kerk van binnen, en steeds vaker de sociëteit.


En waarom was Mak senior blind voor zijn eigen racisme dat hij als lid van de gevestigde ‘orde’ diende en zelfs als kapitein van het KNIL militair verdedigde? Zijn zoon Geert zwijgt er over. Wel merkte hij op in De eeuw van mijn vader:


Veel later, toen hij zijn herinneringen opschreef, sprak mijn vader van een ‘schuldige tijdgebondenheid.’ Achteraf schaamde hij zich diep over deze periode. Ik maakte me, schreef hij, enkel druk over de handhaving van het sabbatsgebod. De andere negen geboden – ‘Gij zult niet stelen. Gij zult niet begeren. Gij zult uw naaste liefhebben als uzelve’ – leken niet te bestaan ten aanzien van de Indiërs  ‘Hebben wij – de kerkeraad en onze gemeenteleden – ons solidair verklaard met hen, die vochten voor vrijmaking van onze koloniale overheersing? Ik moet eerlijk bekennen: nee, geen sprake van.’ Bij excessen ergerde men zich, zeker, ‘maar voor de rest hadden we met de maatschappelijke structuur geen moeite.’ ‘Was er bij ons enige pijnlijke gedachte of ongerustheid, dat wij ondanks de zegeningen van ons bewind, in feite hun overheersers waren en vaak hun uitbuiters? In het minst niet!’ Vlak na de oorlog vonden bijna alle Nederlanders het nog vanzelfsprekend dat de oude posities zonder slag of stoot weer zouden worden ingenomen. ‘Zelf was ik ook zo naïef.’ Pas daarna zou hij wakker worden.


Wat wist links wat rechts niet kon weten? Zoals bekend bestreden socialisten en communisten al vanaf het begin de fascistische en nationaal-socialistische ideologie. Met andere woorden, volgens Geert Mak, moesten de meeste gereformeerden hun mening over Hitler en de verbanning van ‘het Joodse volk’ nog vormen. Het geloof van zijn vader was dus te zwak om als leidraad te kunnen dienen in het dagelijks bestaan. Dat is opmerkelijk, aangezien Catrinus Mak in 1935 in ‘een ingezonden stuk in De Sumatra Post’ over het nationaal-socialisme had laten weten dat ‘Elk stelsel dat het religieuze leven een afgebakend terrein toewijst, noch het wezen, noch de kracht van het geloof [heeft] begrepen.’ Kortom, tussen Gods woord en de dagelijkse werkelijkheid mocht geen verschil bestaan. En daarom is de vraag gerechtvaardigd waarom Mak senior niet ogenblikkelijke zijn mening kon opmaken over nazisme en fascisme.  Mak junior zwijgt er nog steeds in alles talen over. 


Bovendien is er sprake van een ander merkwaardig aspect. Waarom gold voor dominee Mak dat het ‘staatkundig tolerabel' was dat Joden werden gediscrimineerd en Christenen niet. Volgens zoon Geert was ‘Slechts één aspect voor’ zijn vader ‘direct duidelijk: het gevaar voor de eigen, christelijke levensfeer,’ maar dit verklaart niet waarom een evangelisatie predikant in de kolonie Nederlands-Indië een onderscheid maakte tussen Joden en Goyim, allen volgens zijn eigen diepste overtuiging 'kinderen van God.' En aangezien, zoals ook de titel De eeuw van mijn vader aangeeft, Geert Mak’s vader en de gereformeerden staan voor de ‘Nederlandse burgerij in het algemeen, met uitzondering van de socialisten en communisten,’ zoals de  auteur zelf benadrukt, blijft de vraag waarom Mak junior hierover verder zwijgt. Wat wel duidelijk blijft, is het feit dat zijn Nederlandse lezers zich herkennen in de beschrijving van de ‘neutrale’ houding van Catrinus Mak, waarbij men niet precies weet wat goed en kwaad is, en men zolang mogelijk probeert geen stelling te nemen, om op die manier de eigen verantwoordelijkheid te ontvluchten Kortom, ook hier is sprake van het typerende gedraai en opportunisme van het poldermodel. Wat dat betreft had de grote Johannes Huizinga gelijk toen hij in de jaren twintig van de twintigste eeuw over Nederlandse ‘volksaard’ schreef: ‘Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! waardoor het niet ‘valt te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.’  

Van diezelfde mentaliteit getuigt Geert Mak’s poging om de houding van zijn vader vrij te pleiten door te stellen dat hij, net als ‘de Nederlandse burgerij in het algemeen,’ nog geen mening had kunnen vormen, omdat ‘Het fenomeen’ nationaal-socialisme ‘totaal nieuw [was]. Niemand had ooit zoiets gezien.’ Dat Mak junior een bestseller-auteur is onderstreept andermaal het feit dat Huizinga’s typering nog steeds van kracht is. Door te beweren dat zelfs een geestelijk leider als zijn vader niet ogenblikkelijk het intens verwerpelijke van het ‘moderne autoritaire’ van het nazisme en fascisme doorzag, pleit hij indirect zijn mainstream-lezers vrij voor het gebrek aan geloof in hun eigen gekoesterde beginselen, de eigen normen en waarden, de christelijke geloofsartikelen.  Mak verzwijgt of vergoelijkt het feit dat de mainstr eam altijd en overal te onverschillig of te ‘onheroïsch’ is, zoals Huizinga het noemt, te laf is om op te komen voor andere belangen dan de eigen. Zeker de Nederlandse kleinburger weigert verantwoordelijkheid te nemen voor het welzijn van iemand anders,' ook al vertelt het geloof hen dat men zijn 'broeders hoeder' is. Geert Mak , de ‘populairste geschiedenisleraar van Nederland’ is het prototype van de Nederlandse lafheid.


Dat verzwijgen en vergoelijken maakt Mak's boeken zo populair. ‘Het toenemende antisemitisme stoorde slechts weinigen’ in Nederland, schreef Mak, waaraan hij toevoegde dat ‘Neerzien op joden in  het toenmalige Nederland een vrij algemeen verschijnsel [was],’ en gelijk heeft hij, net zoals vandaag de dag de haat tegen islamitische Nederlanders slechts weinigen stoort, en de minachting voor islamieten nu een ‘vrij algemeen verschijnsel’ is. Dit alles heeft niets te maken met Mak’s bewering dat de doorsnee Nederlander moest ‘zoeken naar een standpunt,’ ten aanzien van totalitaire opvattingen, maar alles met wat Huizinga het ‘burgerlijk karakter’ van Nederland noemt, een ingeboren houding gekenmerkt door een ‘overwegende handelsgeest.’  Het is juist deze mentaliteit die in de beschrijvingen van Geert Mak telkens weer terugkeert. 

Ter overbrugging het voorbeeld van een ware intellectueel. In zijn briljante beschrijving van De Wereld Na Gaza (2025) stelt Pankaj Mishra:


Het is veelzeggend dat de tegenstelling tussen het verlichte Westen en het onverlichte Oosten ooit werd gebruikt om de nazi-missie naar meer Lebensraum te rechtvaardigen en vervolgens werd aangepast om de beleidsagenda's van de Koude Oorlog te dienen, vandaag de dag de valuta vormt van extreemrechtse nationalisten in Israël, Europa en de VS. Tijdens Israëls aanval op Gaza kondigde Netanyahu aan dat hij de 'nieuwe nazi's' in Gaza bestrijdt om de 'westerse beschaving' te redden, terwijl anderen in zijn cohort van Joodse supremacisten een ondersteunend koor ophielden dat de bevolking van Gaza veroordeelde als ‘Untermenschen,' 'beesten' en 'nazi's'. Hitler zelf was ervan overtuigd, toen Joden werden opgevat als ‘Untermenschen’ en beesten, dat het lot van de westerse beschaving op zijn schouders rustte, op zijn vermogen om de vijand van binnenuit te vernietigen. En er was veel in westerse democratieën, met name hun fundamenten in blanke suprematie en culturen van racisme en antisemitisme, dat Hitler deed geloven dat ze zijn uitroeiing van Joden zouden verwelkomen. Duitslands naoorlogse zoektocht naar normalisatie, of het nu via filosemitisme en Westfilie is, of via Staatsräson en trotse en ostentatieve zelfverwijten, is, misschien wel te voorspelbaar, in een doodlopende straat beland. Het leek altijd onwaarschijnlijk dat een collectieve morele opvoeding een stabiele, homogene houding over de generaties heen zou kunnen bewerkstelligen. Er zijn te veel andere factoren die bepalen wat herinnerd wordt en wat vergeten wordt, en het Duitse nationale onderbewustzijn wordt belast door een eeuw van geheimhouding, misdaden en doofpotaffaires. Het zou ons dan ook niet moeten verbazen dat, terwijl het Völkisch-autoritaire racisme in eigen land toenam, Duitsland opnieuw medeplichtig werd, door zijn onvoorwaardelijke solidariteit met Netanyahu, Smotrich, Gallant en Ben Gvir, aan moorddadig etnonationalisme. Zoals Günter Grass schreef in Crabwalk (2002): 'De geschiedenis, of, preciezer gezegd, de geschiedenis die wij Duitsers herhaaldelijk hebben verpest, is een verstopt toilet. We trekken door en door, maar de stront blijft omhoogkomen.’


In plaats de werkelijkheid te beschrijven blijft Mak zich verschuilen achter de pseudo-realiteit die van alles een leugen maakt. Een uiterst recent voorbeeld is de volgende informatie die ik eergisteren in NRC las: ‘Nederlandse schrijvers én medewerkers van uitgeverijen worstelen met hun eigenaar KKR, die ook investeert in Israël. Mark Lievisse Adriaanse A M ST E R DA M 


Schrijvers en medewerkers van uitgeverijen Atlas Contact en Ambo Anthos, zegt Geert Mak, „zitten in de buik van de walvis.” Die walvis is niet alleen het Nederlandse uitgeefconcern VBK, eigenaar van de twee grote uitgeverijen. Het is ook niet alleen Simon and Schuster, de Amerikaanse uit- geefreus die vorig jaar VBK overnam. Het is vooral KKR, het grote private equityfonds (in totaal goed voor ruim 700 miljard dollar aan investeringen) dat dáár weer achter zit. Een „financieringsmonster,” noemt Mak het. Wat de zeker vijftig schrijvers en medewerkers maandagavond in een Amsterdams zaaltje over KKR te zeggen hadden, was volgens Mak, zelf ook aanwezig, dan ook als het „ge p i e p van kleine muisjes.” Zo’n „m o l o c h,” zegt hij, „krijg je voor geen meter in beweging, dat voelt ongelooflijk machteloos.” 


Nu zijn collaboratie met de macht publiekelijk niet meer te ontkennen valt, grijpt de betrapte Geert Mak als journalist terug naar een religieus begrip: Jona en de Wallevis, zoals zijn vader Catrinus Mak in het interbellum als dominee teruggreep op zijn staatkundig verraad van God’s ‘Uitverkoren Volk.’ Volgende keer meer hierover. 

https://stanvanhoucke.blogspot.com/2025/06/noam-chomsky-israels-turning-point.html













  

Geen opmerkingen: