Holodomor: hoe grondig geïnformeerd zijn de Vlaamse Parlementsleden?
Terwijl de volgens de VN grootste humanitaire catastrofe van de XXI-ste eeuw zich nu op dit ogenblik al zeven jaar afspeelt in Jemen, mét westerse wapens en goedkeurende logistieke ondersteuning, maakt het Vlaams Parlement tijd vrij om zich te verontwaardigen over een humanitaire catastrofe van honderd jaar geleden. Charles Ducal zet een en ander in historisch perspectief.
–
Onlangs heeft het Vlaams Parlement de hongersnood die in de Sovjet-Unie plaatsvond in de jaren dertig van vorige eeuw en miljoenen slachtoffers eiste, erkend als genocide. Die hongersnood heeft in de media en de publieke opinie de naam van Holodomor gekregen, wat betekent “uitroeiing door hongersnood”.
De bewuste uithongering zou toen gericht geweest zijn tegen Oekraïne, dat toen deel uitmaakte van de Sovjet-Unie. In zijn recent verschenen boek Koude Oorlogsbuit wijdt Charles Ducal een volledig hoofdstuk aan deze mythe die opgeld maakte in de Koude Oorlog, maar door onderzoek van archiefmateriaal meer dan twijfelachtig is geworden. Dit zijn enkele fragmenten daaruit.
…/…
De versie van de hongersnood als moedwillige uithongering is ontstaan begin jaren vijftig in kringen van de Oekraïense diaspora, onder invloed van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten en Veteranen van de 14de Waffen SS-divisie ‘Galicië’ en het met Hitler collaborerende Oekraïense verzetsleger, de OUN-UPA, die naar het Westen waren gevlucht bij het terugtrekken van het nazi-leger.
Hun versie, vastgelegd in geschriften als The Golgotha of the Ukraine (1953), The Black Deeds of the Kremlin (1953) en Communism the Enemy of Mankind (1955), werd overgenomen door Robert Conquest in Harvest of Sorrow (1986).
Dit boek werd bij verschijnen meteen naar de prullenmand verwezen door verschillende (veelal anticommunistische) onderzoekers van de Sovjetgeschiedenis als Alexander Dallen (‘it makes no sense’), Moshe Lewin (‘this is crap, rubbish’), Lynn Viola (‘I absolutely reject it’), Roberta Manning (‘he misuses sources, he twists everything’) en J. Arch Getty. Deze laatste besloot zijn kritiek met de droge opmerking: ‘I’m sure that the book will be very popular’.1
Davies & Wheatcroft
In 2004 publiceren historici R.W. Davies & S.G. Wheatcroft The Years of Hunger: Soviet Agriculture 1931-1933.2Daarin geven ze, op basis van uitgebreid archiefmateriaal, een concreet beeld van het ontstaan en de evolutie van de hongersnood:
- het verloop van de collectivisering en de repressie tegen de koelakken;
- de campagnes van het zaaien, ploegen en oogsten;
- concrete cijfers van de geplande, verwachte en gerealiseerde oogstopbrengsten;
- de evolutie van de graancollectes;
- de invloed van het weer en andere natuurlijke oorzaken;
- de communicatie tussen lokale en regionale partijverantwoordelijken, de kolchozen en de boeren;
- de rapporten aan de centrale leiding in Moskou en de reacties van het Politbureau op de niet-gerealiseerde quota;
- de protesten tegen onrealistische graanquota van zowel boeren als lokale partijafdelingen;
- de repressie tegen diefstal, zwarte markthandel en andere illegale praktijken;
- het periodiek verminderen van de quota;
- maatregelen om de hongersnood te bestrijden, enz.
Hun onderzoek leidt hen tot volgende conclusies:
- De hongersnood ontstond door een veelvuldigheid aan oorzaken, maar de belangrijkste was het gebrek aan realisme en de gewelddadigheid waarmee de collectivisering van de landbouw werd doorgevoerd;
- een juist inzicht in de omvang van de oogst in 1931 en 1932 en de gevolgen daarvan drong veel te laat door tot het Politbureau, omdat die met politieke hardnekkigheid een overdreven gewicht toekende aan sabotage van tegenstanders van het regime en aan een gebrek aan efficiënt en kordaat optreden van lokale besturen;
- die hardnekkigheid leidde ertoe dat quota aanvankelijk zo zuinig mogelijk werden gereduceerd en drastische repressiemaatregelen3 werden genomen in de hoop de quota alsnog te realiseren;
- voor het regime was het realiseren van de graanquota van levensbelang omdat het de steden en het leger te voeden had, fondsen moest werven voor de industrie en de buitenlandse staatsschuld binnen de perken moest houden4;
- de hongersnood werd door de centrale leiding pas laat erkend als prioritair probleem, maar eenmaal zover was haar politiek wel degelijk gericht op het bestrijden ervan ten koste van de export en de graanreserves;
- de hongersnood was het ergst in de graanregio’s, maar er was hongersnood in heel de Sovjet-Unie.
In het voorwoord van de herziene uitgave in 2009 nemen de auteurs scherp stelling tegen de voorstelling van de hongersnood als een ‘act of genocide’, gericht tegen Oekraïne. Zij citeren in die context de directeur van het Russisch Federaal Agentschap voor de Archieven, V.P. Kozlov, die in de inleiding van een eerste volume van 188 archiefdocumenten schrijft:
‘Er is niet één document gevonden dat het concept van een ‘Holodomor-genocide’ in Oekraïne bevestigt of zelfs maar een verwijzing bevat naar etnische motieven voor wat er in Oekraïne en elders gebeurde. De volledige massa documenten toont ontegensprekelijk aan dat de belangrijkste vijand van de Sovjet-Unie niet een vijand op basis van etniciteit was, maar een vijand op basis van klasse.’5
‘We ontslaan Stalin geenszins van zijn verantwoordelijkheid voor de hongersnood. Zijn beleid tegenover de boeren was meedogenloos en wreed. Maar het verhaal dat in dit boek naar voren komt is dat van een Sovjet-leiderschap dat worstelde met een hongercrisis die deels veroorzaakt was door hun verkeerde beleid, maar die niet verwacht was en ook niet gewenst’
Waar Davies en Wheatcroft aan toevoegen: ‘Net als V.P. Kozlov hebben ook wij in ons onderzoek geen enkel bewijs gevonden dat de Sovjetautoriteiten een programma van genocide tegen Oekraïne uitvoerden.’
Op het einde van hun boek komen ze ook even terug op Harvest of Sorrow van Robert Conquest, de ‘vader’ zeg maar van de genocidetheorie, die beweerde dat Stalin ‘een hongersnood wilde’, dat ‘de Sovjets niet wilden dat de hongersnood met succes zou worden bestreden’, dat de Oekraïense hongersnood ‘opzettelijk was veroorzaakt, als een doel op zich’ en dat de belangrijkste les leek te zijn ‘dat de communistische ideologie de motivatie vormde voor een ongekende massamoord op mannen, vrouwen en kinderen’.6‘Ons onderzoek,’ aldus de auteurs, ‘leidt tot heel andere conclusies.’
‘We ontslaan Stalin geenszins van zijn verantwoordelijkheid voor de hongersnood. Zijn beleid tegenover de boeren was meedogenloos en wreed. Maar het verhaal dat in dit boek naar voren komt is dat van een Sovjet-leiderschap dat worstelde met een hongercrisis die deels veroorzaakt was door hun verkeerde beleid, maar die niet verwacht was en ook niet gewenst.’7
Mark Tauger
Een belangrijke stem in het debat over de hongersnood is Mark Tauger. Deze Amerikaanse historicus doceert aan de universiteit van West Virginia en wijdde een groot deel van zijn professionele loopbaan aan dit onderwerp: landbouw en hongersnoden. Over de hongersnoden in Rusland en de Sovjet-Unie publiceerde hij een hele resem artikels en boeken, verspreid over meer dan twintig jaar.
Davies en Wheatcroft, aldus Tauger, slagen er niet in een cruciale vraag bevredigend te beantwoorden: hoe komt het dat de hongersnood net dan, in 1932, plaatsvond en vooral, waardoor kwam er een einde aan?
Verschillende objectieve factoren die zij aanvoeren om het voedseltekort in 1932 te verklaren, bestonden in 1933 immers nog altijd, sommige zelfs in ergere mate. De boeren waren uitgeput door de honger, hun werkdierenbestand was uitgedund, de uitputting van de grond door gebrek aan teeltrotatie was niet opgelost en toch slaagden ze erin in 1933 een goede oogst binnen te halen die een einde maakte aan de hongersnood.
Als men de ontwrichting van het platteland door de collectivisering als de hoofdoorzaak ziet van de hongersnood, hoe zijn dan de grote verschillen van jaar tot jaar te verklaren? Volgens Tauger is er daarvoor maar één mogelijke verklaring en dat is ‘dat de oogstopbrengsten in de jaren dertig in de eerste plaats door milieufactoren werden bepaald.
Ernstige droogte verminderde de opbrengst drastisch in 1931 en 1936 […] en eerder beperkt in 1934 en 1938 en een combinatie van natuurrampen maakte de oogst van 1932 tot de laagste van het decennium en dat was de hoofdoorzaak van de hongersnood van 1932-1933.’8
De interpretatie van de collectivisering als een oorlog tégen de boeren, een ‘tweede lijfeigenschap’ of een bewuste hongerpolitiek om het Oekraïens verzet te smoren, houdt volgens Tauger geen steek. De collectivisering startte in de jaren twintig niet op de grond van de boeren, maar op braakliggende terreinen, met zes grote proefboerderijen van de staat, sovchozen dus.
Het experiment was expliciet gebaseerd op Thomas Campbells volledig gemechaniseerde farm van meer dan 25 000 hectaren in Montana (VS) en het vooropgestelde doel was een graanproductie van 1,5 miljoen ton. Het succes ervan overtuigde de leiding dat dit type moderne landbouw in de Sovjet-Unie kon werken. Het proefproject leverde het dubbele op van het beoogde rendement en de staat pompte vervolgens tientallen miljarden roebels in de landbouw.9
De collectivisering van het platteland leverde volgens Tauger niet alleen de fondsen voor de industrialisering, ze beëindigde ook de periodiek terugkerende hongersnoden. Na 1933 vond er nog één keer een drastische hongersnood plaats, in 1946-1947, als gevolg van uitzonderlijke droogte gecombineerd met de verwoestingen door de oorlog.
De collectivisering werd doorgevoerd met dwangmaatregelen, grondonteigening van 200.000 families en hun verbanning naar andere streken, schending van het principe van de vrijwillige toetreding tot de kolchozen op grote schaal, dwingende vorderingen van graan en andere levensmiddelen en een foute inschatting van de gevolgen van het doorbreken van eeuwenoude plattelandsstructuren.
Maar toen men in 1933, tijdens de hongersnood, in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden erin slaagde om de nodige middelen en mankracht te mobiliseren om een goede oogst binnen te halen, was dat niettemin dankzij en niet ondanks de collectivisering.
Verzet en noodhulp
Laten we ook even stilstaan bij het verzet van de boeren tegen de collectivisering, verzet dat zich uitte in de weigering het land te bezaaien, het slachten van paarden en vee, het saboteren van tractoren en machines, diefstal van voorraden en materiaal, het mishandelen en soms doden van functionarissen, tot gewapend verzet toe.
Hoe groot was dat verzet? Zo groot dat het mee de hongersnood kan verklaren? Een echte boerenopstand van het platteland tegen de aanval op hun bezit en hun tradities?10Als dat zo is, hoe slaagde het systeem er dan in het volk ondanks zoveel tegenstand toch aan het werk te krijgen? Alleen maar door genadeloze repressie?
Het verhaal is iets genuanceerder, zoals blijkt uit Soviet Peasants and Collectivization, 1930-1939: Resistance and Adaptation, waarin Tauger archiefmateriaal onder de loep neemt en in discussie gaat met de wijd verspreide thesis dat het boerenprotest vrij algemeen was. Uit zijn onderzoek blijkt dat het verzet aanzienlijk was, maar niet meer dan 5 procent van de boeren betrof.
Het overgrote deel van de boeren verzette zich niet tegen de opgelegde maatregelen, wat natuurlijk niet wil zeggen dat ze ermee instemden. Lynn Viola, die een van de belangrijkste studies over het boerenverzet schreef, stelt vast dat verzet ‘slechts een deel, wellicht een klein deel, was van het brede continuüm aan maatschappelijke reacties op de stalinistische staat, een continuüm van zowel meegaandheid, aanpassing, apathie, interne migratie, opportunisme als steun’.11
Uit het onderzochte materiaal kan Tauger ook afleiden dat in negentig procent van de gevallen de conflicten tussen boeren en functionarissen kleinschalig en geweldloos waren, en de meeste door te praten werden opgelost, vaak in het voordeel van de protesterende boeren.12
De Sovjetleiding schroefde, toen de catastrofale omvang van de hongersnood eenmaal duidelijk werd, de graanexport drastisch terug: van 5,2 miljoen ton in 1931 naar 1,73 miljoen ton in 1932 en 1,68 miljoen ton in 1933.13
De 354 000 ton die werd uitgevoerd in de eerste helft van 1933 had gedurende zes maanden ongeveer twee miljoen mensen van een dagelijks rantsoen van 1 kg kunnen voorzien. Maar de Sovjetleiding vreesde de economische en financiële gevolgen van het totaal opschorten van de export.
Tegelijk met het terugschroeven van de export bouwde de Sovjetleiding een reserve van 3 miljoen ton op, waarvan ze 2 miljoen omzette in noodhulp. De sterkst bedreigde gebieden (waaronder Oekraïne) kregen 5,76 miljoen ton hulp in de vorm van voedsel en zaaigoed. Zo blijkt uit door Tauger bestudeerde archiefbronnen. De op deze wijze geleverde noodhulp was aanzienlijk groter dan de hoeveelheid graan bestemd voor de export.
De overheid reorganiseerde al even drastisch de werking van de kolchozen en sovchozen, die werden gezuiverd van tegenwerkende krachten en een draconische arbeidsdiscipline kregen opgelegd. Een belangrijke rol speelden de politotdeli, de politieke afdelingen die door de overheid waren gecreëerd in de sovchozen en de tractorstations.
Tauger citeert een lokaal rapport van december 1933 uit een zwaar getroffen regio ten noorden van Oekraïne, dat beschrijft welke ellendige toestand ze in sommige kolchozen aantroffen: moedeloosheid, verwaarlozing, werkweigering, gebrek aan collectieve inzet, en hoe ze door enerzijds overtuigingswerk, initiatief en organisatie, anderzijds door harde maatregelen tegen al wie dwars lag, erin slaagden vroeger te zaaien, meer te zaaien, rijker te bemesten, het gezaaide beter te beschermen tegen ziekten en een goede oogst binnen te halen.
De cijfers uit het rapport spreken voor zich: het zaaien werd 15 dagen eerder beëindigd dan in 1932, de bezaaide oppervlakte bedroeg 3,4 miljoen hectaren tegenover 2,85 miljoen in 1932. In november 1933 was het graanquotum vervuld, waren de leningen voor zaaigoed afbetaald, de noodzakelijke interne investeringen gedaan en werden de kolchoziki 24 procent meer betaald voor hun werk dan in 1932, wat een einde maakte aan de hongersnood.14
Uit archiefmateriaal blijkt dat de quota van de graanleveringen door collectieve boerderijen en individuele boeren verschillende keren werden teruggeschroefd en dat een deel van het geleverde terug vloeide naar de dorpen in de vorm van noodhulp.
Het zijn vooral die graanleveringen die als bewijs van bewuste uithongering worden aangevoerd, maar volgens Tauger ging het erom de schaarste zo rationeel mogelijk te verdelen. De veertig miljoen inwoners van steden en industriegebieden, waar evengoed honger werd geleden, werden via die graanleveringen gevoed.
De conclusie die Tauger uit zijn onderzoek haalt is dat de rampzalige oogst van 1932 hongersnood onvermijdelijk maakte. Er was eenvoudig niet genoeg voor iedereen. De harde wijze waarop de boeren werden aangepakt en gedwongen zich in te schakelen in een planmatig systeem van quota en dwingende arbeidsdiscipline was noodzakelijk om ervoor te zorgen dat een verzwakte, uitgeputte bevolking niettemin keihard bleef werken om de oogst van 1933 tot een succes te maken. Een oogst die ook effectief een einde maakte aan de hongersnood.
In ‘Natural Disaster and Human Actions in the Soviet Famine of 1931-1933’, gepubliceerd in 2001 in The Carl Beck Papers in Russian & East European Studies,15vergelijkt hij de officiële oogstcijfers met die van individuele kolchozen en sovchozen, haalt hij uit rapporten de geschatte schade aan de oogst door weersomstandigheden, plantenziekten, overwoekering door onkruid, muizenplagen, slechte teeltrotatie, het gebrek aan lastdieren en tractoren, de gevolgen voor de beschikbaarheid van arbeidskrachten van de campagne tegen de koelakken en het verzet van boeren tegen de collectivisering, het gebrek aan competentie van lokale besturen, de geringe agronomische kennis en aanvankelijk verkeerde inschatting van de oogst door het centraal bestuur en de beslissingen van dat bestuur toen de dramatische toestand duidelijk werd.
De massale hoeveelheid concreet landbouwkundig materiaal, tegelijk met de vele getuigenissen, verslagen en rapporten over hoe mensen zich in die omstandigheden gedroegen, hoe ze zich inzetten of in verzet kwamen, beslissingen namen of herriepen, leiden tot de conclusie dat ‘elke studie die beweert dat de oogstopbrengst niet buitengewoon laag was en de hongersnood een politieke maatregel was, doelbewust opgelegd door excessieve graanvordering, duidelijk gebaseerd is op ontoereikend bronnenmateriaal en een onkritische benadering van de officiële bronnen’.16
Anne Applebaum
De thesis van de bewuste uithongering is vrij recent nieuw leven ingeblazen door de Amerikaanse historica Anne Applebaum in Rode honger, Stalins oorlog tegen Oekraïne(2017). Tauger las het boek en schreef er een uitgebreide recensie over waarin hij de lacunes en fouten in dat boek onder de loep neemt.
De belangrijkste van die fouten betreft de oogstopbrengst. Applebaum geeft de volgende cijfers voor de graanopbrengst in heel de Sovjet-Unie: 69,5 miljoen ton in 1931-1932, 69,9 miljoen ton in 1932-1933, 68,4 miljoen ton in 1933-1934.17
Cijfers die haar gelijk geven als ze beweert dat de extreme hongersnood in 1932-1933 niets met misoogst had te maken. De oogst was immers even goed als de voorafgaande en volgende jaren. In werkelijkheid was de oogst allesbehalve zo goed.
Het cijfer dat Applebaum geeft is een schatting vooraf, de werkelijke opbrengst lag dramatisch veel lager, wat blijkt uit Taugers eerder aangehaalde onderzoek naar de jaarrapporten van de kolchozen: 67 miljoen ton in 1930, 54 miljoen ton in 1931 en 48 miljoen ton in 1932 (dat laatste cijfer gebaseerd op jaarverslagen van 77 000 collectieve boerderijen). Ook Davies & Wheatcroft, nochtans een van haar bronnen, geven in Years of Hunger veel lagere cijfers voor 1931 en 1932.18
Problematisch voor haar stelling van een bewuste hongerpolitiek is ook het herhaaldelijk verminderen van het te behalen leveringsquotum voor Oekraïne, in antwoord op de noodtoestand. Het geplande quotum van ‘de onrealistische, onmogelijke 5,8 miljoen ton’ voor 1932, schrijft Applebaum, wilde Stalin volgens een schrijven van 25 juli 1932 aan Kaganovitsj hooguit met een schamele 655 000 ton verminderen.19
Die cijfers kloppen, maar ze zijn hoogst onvolledig. Die 5,8 miljoen was al een verlaging van het geplande quotum van 7,1 miljoen ton. Die 5,8 werden vervolgens – zo blijkt uit Applebaums eigen bronnen20 – nog vier maal herzien: in mei 1932 met 1,3 miljoen ton, in juli met 656 000 ton, in oktober met nog eens 1,15 miljoen ton en in januari 1933 met 459 000 ton.
De Sovjetregering verminderde het quotum (7,1 miljoen ton) dus niet met 655 000 ton, zoals Applebaum laat uitschijnen, maar met 3,57 miljoen ton, de helft dus. In al deze gevallen was het verlagen van het quotum een gevolg van verzoekschriften uit Oekraïne om tegemoet te komen aan de noodtoestand daar, een verlaging die trouwens alleen voor Oekraïne gold en niet voor de andere provincies, iets wat Applebaum wijselijk verzwijgt.
Aangezien de hongersnood volgens Applebaum veroorzaakt werd door het met geweld weghalen van voedsel uit de mensen hun huizen, wegblokkades die mensen beletten op zoek te gaan naar werk of voedsel, genadeloze maatregelen voor boerderijen en dorpen op zwarte lijsten en even genadeloze restricties op handel en ruilhandel, kan de voedselhulp door de overheid niet ernstig gemeend zijn. Applebaum minimaliseert ze dan ook voortdurend.
Volgens haar gaf Stalin in de winter van 1933 geen bijkomende voedselhulp en besliste hij pas in mei 1933 eindelijk op significante wijze noodhulp te geven, ‘maar deze hulp was vooral gericht op grensregio’s (waar de vrees voor invloed van buitenaf het grootst was) en in gebieden met onvoldoende gezonde mensen om de oogst binnen te halen’.21
Maar haar eigen bronnen22 tonen aan dat vanaf 5 februari 1933, toen de graanvorderingen werden stopgezet, verantwoordelijken op alle niveaus werden ingezet om voedsel uit te delen aan mensen die de hongerdood riskeerden, en vooral kinderen. Deze hulp betrof miljoenen ton graan die na de vorderingen terugvloeiden naar Oekraïne of uit de op dat ogenblik beperkte reserves werden gehaald.
Ook februari 1933 is natuurlijk erg laat en is ongetwijfeld een aanduiding dat de centrale leiding de oogstopbrengst lange tijd overschatte en daardoor ook sabotage van de graanleveringen overschatte, maar kunnen de maatregelen die dan werden getroffen anders geïnterpreteerd worden dan de wil om de noodtoestand te verhelpen?
‘Applebaums geschrift simplificeert de waarheid niet, maar verduistert ze.’ Dat is het eindoordeel van Tauger over Rode hongersnood. ‘Het laat te veel belangrijke informatie achterwege, bevat foute beweringen op essentiële punten en komt tot onterechte conclusies over belangrijke onderwerpen door selectief gebruik van bronnen, waardoor het boek het niveau van geloofwaardig onderzoek niet eens benadert.’
Charles Ducal. Koude Oorlogsbuit – Totalitarisme – over Stalin, archieven en Hannah Arendt. Vrijdag, Antwerpen, 2023, 312 pp. ISBN 9768 9464 3416 38
Notes:
1 De nummers van de voetnoten in dit uittreksel komen niet overeen met die in het boek (nvdr). Furr, id, resp. blz. 62 en 45-46.
2 R.W. Davies & S.W. Wheatcroft, The Years Of Hunger: Soviet Agriculture, 1931-1933 (The Industrialisation of Soviet Russia volume 5), Palgrave MacMillan, London, 2004, 2009.
3 Een wet van 7 augustus 1932 gaf alle eigendommen van de kolchozen (gewassen, veestapel, materiaal, enzovoort) het statuut van staatseigendom en bestrafte de diefstal daarvan met de doodstraf met confiscatie van alle eigendom of tien jaar gevangenis met confiscatie van eigendom, naargelang al of niet verzachtende omstandigheden. Zie Davies & Wheatcroft, id., blz. 165.
4 De economische crisis in de rest van de wereld had bijzonder nadelige gevolgen voor de handelsvoorwaarden van de Sovjet landbouw- en andere producten. In 1931 oversteeg de invoer de export aanzienlijk, en de buitenlandse schuld steeg met 50 procent in dat ene jaar. Zie Davies & Wheatcroft, id., preface to revised edition, p. xvii.
5 Davies & Wheatcroft, id., preface to revised edition, p. xiv.
6 Davies & Wheatcroft, id., blz. 441. In een correspondentie met Wheatcroft in 2003 zag Conquest zich overigens gedwongen zijn genocidestelling af te zwakken: ‘In correspondence Dr Conquest has stated that it is not his opinion that “Stalin purposely inflicted the 1933 famine. No. What I argue is that with resulting famine imminent, he could have prevented it, but put ‘Soviet interest’ other than feeding the starving first – thus consciously abetting it.”’
7 Davies & Wheatcroft, id., blz. 441.
8 Mark Tauger, Soviet Peasants and Collectivization, 1930-1939; Resistance and Adaptation, in Stephen K. Wegren, Rural Adaptation in Russia, 2005, London/New York, blz. 77. In een tabel op blz. 76 geeft hij volgende (afgeronde) getallen voor de oogstopbrengst (in miljoenen ton): 67 in 1930, 54 in 1931, 48 in 1932, 68 in 1933, 67 in 1934, 75 in 1935, 56 in 1936, 97 in 1937 en 73 in 1938. Voor de jaren 1932, 1933 en 1937 baseerde hij zich op de jaarverslagen van meer dan 77 000 collectieve boerderijen in 1932 (40 procent), meer dan 154 000 in 1933 (60 procent) en meer dan 235 000 in 1937 (98 procent). Het artikel is te vinden op: https://www.researchgate.net/publication/233074192.
9 Mark Tauger, Soviet Peasants and Collectivization, blz. 70.
10 Tauger, id., blz. 66.
11 Tauger, id., blz. 66 verwijst naar Lynne Viola, Peasant Rebels Under Stalin – Collectivization and the Culture of Peasant Resistance (Oxford University Press, Oxford, 1996).
12 Het belangrijkste archiefmateriaal voor deze kwestie is een rapport van de OGPOE (de Staatsveiligheid) van maart 1931 dat de conflicten met boeren in 1930 opsomt. Het bevat politieverslagen over 13 754 incidenten, waarbij 3,3 miljoen mensen waren betrokken. Een aantal dat neerkomt op ongeveer 5 procent van de volwassen landelijke bevolking. Een schatting die wordt bevestigd door een onderzoek van Tracy McDonald over de zogenaamde Pitelinrevolte in de okroeg (een districtsaanduiding) Riazan in hetzelfde jaar, een revolte die neerkwam op 34 grote ordeverstoringen waarbij 175 dorpen op een totaal van 6350 dorpen waren betrokken, iets minder dan 3 procent. Die acties waren voor het merendeel gericht tegen lokale functionarissen die boeren dwongen zich bij de kolchozen aan te sluiten en kwamen neer op het terugeisen of terughalen van vee, oogsten en werktuigen. In minstens een kwart van de gevallen ging het om alleen of hoofdzakelijk vrouwen en vrouwen waren ook in de andere een ruime minderheid. Van gegevens beschikbaar over 303 protesten van vrouwen, werden er 213 opgelost door te praten, in 57 gaven de verantwoordelijken toe aan de ontevredenen en in 7 gevallen werd geweld gebruikt tegen de protesterenden.
13 Gegevens en cijfermateriaal van Mark Tauger in deze alinea: Furr, id., blz. 68.
14 Tauger, Soviet Peasants and Collectivization, blz. 84.
16 Mark Tauger, ‘Natural Disaster and Human Actions in the Soviet Famine of 1931-1933’, in The Carl Beck Papers in Russian & East European Studies, 2001, blz. 46.
17 Anne Applebaum, Rode hongersnood, Stalins oorlog tegen Oekraïne, 2018, Ambo|Anthos. Amsterdam, blz. 192.
18 Voor 1931 57-65 miljoen ton en voor 1932 55-60 miljoen ton. Davies & Wheatcroft, Years of Hunger, blz. 446.
19 Applebaum, id., blz. 182.
20 De bedoelde bron is: Ruslan Pyrih, ed., Holodomor 1932-1933 rokiv v Ukraini: dokumenty I materialy, Kyiv, 2007, 290-303, 355-360, 597-601 (noten Tauger).
21 Applebaum, id., blz. 275.
22 De bedoelde bronnen zijn: Holodomor, 2007, 641, 663; Holod … Ochyma, 1990, 349, 374 (noten Tauger).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten