The Ignorant Elite
Het is donderdag 6 januari 2022. Ik word al een week volledig in beslag genomen door het lezen van wetenschappelijke artikelen en het schrijven van de pleitnota voor het Hoger Beroep tegen de Staat om het ingevoerde coronatoegangsbewijs van tafel te krijgen.
Gaan we dit Hoger Beroep winnen? Zeer waarschijnlijk niet. Maar het is een waarschuwing. Zoals er steeds meer waarschuwingen komen. En nog zullen komen.
Waarschuwingen aan de elite, wat betreft de gevaarlijke en explosieve situatie waar we door haar toedoen in terechtgekomen zijn.
Maar de waarschuwingen zijn aan dovemansoren gericht. De elite die zich hoog verheven voelt boven de massa, struikelt van verontwaardiging over elkaar als er een politiepost voor de deur van Hugo de Jonge moet worden gezet om hem te beveiligen. Een 52-jarige man die opgepakt wordt omdat hij ‘sterk opruiende uitlatingen’ zou hebben gedaan en doodsbedreigingen zou hebben geuit aan het adres van Mark Rutte. Sigrid Kaag die haar afschuw uitspreekt over een man die met een brandende fakkel voor haar deur staat, en zich niet realiseert dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de fakkel bij haar naar binnen wordt geworpen.
En Nederland in brand zet.
Men is gewaarschuwd. Maar de elite luistert niet. Horende doof en ziende blind, gespeend van ieder besef welke rol zij zelf in deze ontwikkelingen speelt, vanuit hun comfortabele en warme ivoren toren.
Daarom laat ik de geesten uit het verleden herleven.
Zoals door Pieter Waterdrinker werd vastgelegd in zijn boek “Tjaikovskistraat 40”. Zoals waarvoor gewaarschuwd werd door Hannah Ahrendt in haar boek “The Origins of Totalitarism”.
De geesten die verontstemd wakker zijn geworden door toedoen van deze elite. Ik weet het, ik heb er al heel vaak voor gewaarschuwd. Maar de elite ziet het niet, herkent het niet, erkent het niet en wijst met haar beschuldigende vinger naar het in haar ogen minderwaardige gepeupel.
Maar beter één keer te veel gewaarschuwd, dan één keer te weinig.
Met mijn grote dank aan, en diepe respect voor Pieter Waterdrinker en Hannah Ahrendt.
Zij deden mij opnieuw inzien dat er niets donkerder is dan de menselijke geest.
“Gezellige volgers heb je trouwens. Soort online knokploeg. Misschien kan je een motorclub beginnen of zoiets.”
Rosanne Hertzberger, Twitter, 31 december 2021
“Zijn (Thierry Baudet) woorden verdienen het niet om beluisterd te worden”
Hugo de Jonge, 23 september 2021
“De hele manier waarop Forum voor Democratie z’n woorden kiest is niet zonder gevaar. Mensen voelen zich daardoor gelegitimeerd om over te gaan tot gedrag tegen politici, dat ver over de grens gaat. Zoals intimidatie en bedreiging.”
Hugo de Jonge, 6 januari 2021
“Kiezers van coalitiepartijen VVD en D66 blijken hoogst tevreden met hun eigen leven en vinden dat het ook met Nederland de goede kant opgaat. Cuperus: „Heel anders dan een grote meerderheid van de rest van de burgers. Maar zij regeren wel het land.
”Met name ouderen en lager- en middelbaar opgeleiden, die zich niet herkennen in het verhaal van die hoogopgeleide bestuurselite, dreigen af te haken of zijn allang afgehaakt.
“Je vindt die mensen niet alleen bij de onderklasse in de stedelijke achterstandswijken of op het platteland van Oost-Groningen, wat het gangbare beeld is. Maar juist ook onder de kwetsbare lagere middengroepen in middelgrote gemeenten als Helmond, Almelo of Roosendaal.”
“Er heeft een clash plaats over de toekomst van Nederland. Grote delen van laag- en middelbaar opgeleid Nederland vragen zich af: is hier voor mij straks nog wel plaats? Wat we zien is een beschavingsoffensief van de hoger opgeleiden tegen de levensstijl van de lagere klassen, die in hun ogen de verkeerde keuzes maken: ze roken en drinken, eten vlees, sporten niet, hun CO2-afdruk is te groot, ze steken vuurwerk af en laten zich niet vaccineren én ze houden van Zwarte Piet. Die onderkant moet worden gedisciplineerd, vindt de elite. Niet uit overwegingen van emancipatie, zoals vroeger, maar omdat die mensen te veel geld kosten, vooral aan zorg.” De Voogd: „Het is geen ouderwetse verheffing, het lijkt eerder voort te komen uit afkeer.” Cuperus: „Dat ze geen rol spelen in het dominante toekomstbeeld van academisch grootstedelijk Nederland voelen de buitenstaanders, met name de boeren, heel goed.
”Dit alles lijkt, zeker nu grote groepen ’buitenstaanders’ de straat opgaan uit protest tegen de coronamaatregelen, een potentieel explosieve ontwikkeling. Cuperus: „We verkeren in een diepe politieke crisis, met een enorm laag vertrouwen in de prestaties van de overheid…”
“Ik vrees ook dat dit ooit uit de hand gaat lopen. In Frankrijk zie je met de opkomst van de extremist Zemmour hoe hoog anti-establishment emoties kunnen oplopen.”
De Telegraaf, 6 januari 2022
“Het succes van de totalitaire bewegingen onder de massa’s betekende het einde van twee illusies van democratisch geregeerde landen in het algemeen en van Europese natiestaten en hun partijenstelsel in het bijzonder. De eerste was dat het volk in meerderheid actief had deelgenomen aan het bestuur en dat ieder individu sympathiseerde met zijn eigen of andermans partij. Integendeel, de bewegingen toonden aan dat de politiek neutrale en onverschillige massa gemakkelijk de meerderheid kon vormen in een democratisch geregeerd land, dat een democratie dus kon functioneren volgens regels die slechts door een minderheid actief werden erkend.”
“Geen van de oude partijen was voorbereid om deze massa’s op te vangen, noch hadden zij het groeiende belang van hun aantal en de groeiende politieke invloed van hun leiders juist ingeschat. Deze inschattingsfout van de oudere partijen kan worden verklaard uit het feit dat zij zich door hun veilige positie in het parlement en hun veilige vertegenwoordiging in de ambten en instellingen van de staat veel dichter bij de bronnen van de macht voelden dan bij de massa’s; zij dachten dat de staat voor altijd de onbetwiste meester zou blijven van alle geweldsmiddelen en dat het leger, dat hoogste instituut van de natiestaat, het beslissende element zou blijven in alle binnenlandse crises. Zij voelden zich daarom vrij om de talrijke paramilitaire formaties, die zonder enige officieel erkende hulp waren ontstaan, belachelijk te maken. Want hoe zwakker het partijsysteem werd onder de druk van bewegingen buiten het parlement en de klassen, des te sneller verdween alle vroegere vijandigheid van de partijen tegenover de staat. De partijen, zwoegend in de illusie van een “staat boven de partijen”, interpreteerden deze harmonie verkeerd als een bron van kracht, als een wonderbaarlijke relatie tot iets van een hogere orde.”
Hanna Ahrendt, The Origins of Totalitarism
“Na de eerste staking in februari 1917 in de Poetilov-munitiefabriek werd ook door de arbeiders in de noordelijk gelegen Viborgzijde en Petrogradzijde het werk neergelegd, waarna de hongerige hordes, mannen, vrouwen, kinderen, aangevoerd door linkse volksmenners, inderdaad het ijs waren op gegaan, richting de stad, nadat ze door politiekordons en kozakken op de brug waren tegengehouden. De eeuwenlange opgekropte volkswoede en haat werden als eerste gericht op de leden van de gevreesde tsaristische politie, die vanwege hun scheerkwastachtige hoofddeksels ‘farao’s’ werden genoemd, en vanaf hun zwarte hengsten met hun sabels tot op het laatst genadeloos op de opstandige mensenmassa’s hadden ingehakt. Er werden klopjachten op hen georganiseerd. Met bajonetten werden ze van de bevroren daken af gewerkt, waar ze zich hadden verschanst en op de demonstranten hadden geschoten. Onder gejuich vielen ze in de sneeuw te pletter. Anderen werden als ratten in gaten in het kanaalijs verzopen. Hoofden van afgeslachte farao’s werden als trofeeën op stokken over straat meegevoerd, onder triomfantelijk geschreeuw. De oproerlingen trokken langs de gevels van de elegante winkels (On parle français, Man spricht Deutsch, English spoken), de begeerde plekken met luxe geïmporteerde waren waar kort ervoor nog de leden van de buitenlandse gemeenschap en de adel hun inkopen hadden gedaan, begroet door portiers in frak die gedienstig de deuren openhielden, de clientèle met een hoofdbuiging nodend over koningsblauwe lopers naar binnen te gaan, die nu met planken en schotten waren gebarricadeerd. Onstuimig trok de meute langs de huizen van de gegoede burgers, van wie het gros geen werkelijk idee had van de collectieve sociale ondergang die hen, als vertegenwoordigers van de boerzjoei, spoedig erna te wachten stond. Uit het roodbakstenen fort van de Kresti-gevangenis aan de Neva-oever werden de gedetineerden door de bolsjewieken bevrijd, niet alleen politieke gevangenen maar ook criminelen – dieven, verkrachters, moordenaars. Vrijwel meteen gingen ze over tot wederom roven, plunderen, moorden en verkrachten, ditmaal met de zegen van de socialistische opstand die was uitgeroepen uit naam van de humaniteit, soms verkleed als soldaten of revolutionairen. Van de ene lichtflits op de andere waren ze van de gevangenishel beland in de hemel van de totale anarchie, waarbij niet langer de wetten van de mensen bestonden, noch die van God, maar men zich kon overgeven aan het zalig pulseren van het bloed, opgezweept door alcohol, cocaïne en hormonen of alle drie tegelijk. Zij die behoorden tot de oude keizerlijke garde, de cadetten die zich na de inname door de bolsjewieken van het Winterpaleis niet hadden overgegeven of door de op hol geslagen mensenroedel waren gepakt, probeerden in hun schuilplaatsen wanhopig de tsaristische epauletten van de schouders te rukken. Ze waren bereid al hun bezittingen weg te geven in ruil voor de simpele buis, de lekke schoenen en de gescheurde werkbroek van een arbeider. Maar doorgaans werden hun smeekbedes niet verhoord en vielen ze alsnog ten prooi aan de Rode Gardes.
In de eerste dagen van de revolutie van 1917, toen het in die koude en bloedige februaridagen al snel duidelijk was geworden dat de tsaristische wereld definitief voorbij was, dat men op de rand stond van iets nieuws, enkelen niettemin hoopten op een terugkeer naar de oude orde, anderen zich opmaakten voor de totale historische afrekening, gaven sommige leden van de hoofdstedelijke adel hun koetsiers in allerijl opdracht hun privérijtuigen en sleden te bespannen met rode teugels. De gevels van hun neoclassicistische stadspaleizen werd door hun lakeien behangen met rode vlagen en banieren: eveneens als bewijs van hun warme steunbetuiging aan de revolutie. Hier woonde dan wel adel, maar goede adel, met het hart op de juiste plaats. Natuurlijk omarmden ze de bolsjewistische omwenteling! Hadden ze niet hun leven lang een rechtvaardiger samenleving bepleit? Meer rechten en kansen voor de armen? Een eerlijker verdeling van de aardse genoegens en rijkdommen? Hadden ze niet in hun jonge jaren, als leden van de bevoorrechte, intellectuele, heersende klasse, heimelijk geflirt met het gedachtegoed van de revolutie? Aldoor de juiste boeken, kranten en periodieken gelezen? O ja, ze hadden het geheimgehouden, een mens liep nu eenmaal met zijn goedheid niet te koop, maar ze hadden de Narodnaja Volja, de Volkswil-beweging die uit was op de omverwerping van de tsaar, niet alleen moreel, maar ook financieel gesteund, al bestonden daarvan geen kwitanties. Maar de rode teugels, waarmee ze inmiddels hun koetsen hadden laten bespannen, waren het bewijs! Het rood moest hen nu het leven redden. De opstand van 1905, uitgebroken nadat tsaar Nicolaas II de petitie van het volk had genegeerd en op zijn onderdanen had laten schieten, de straten ineens bezaaid lagen met lijken van de rijken en de einders van het platteland oranjerood opgloeiden van door boeren in brand gestoken landgoederen, belust op wraak op hun landheren, had de abstracte liefde van de bevoorrechten voor de arme medemens weliswaar een knauw gegeven, hun de ogen geopend voor de lelijkheid van het volk, maar de wroeging en het schuldgevoel over de uitbuiting van de verschoppelingen zaten nog altijd diep, ook al waren ze na het rampjaar 1905 als drugsverslaafden, die hun existentiële pijn slechts konden vergeten in de roes, doorgegaan met feesten, met het teren op de rente van de familievermogens die ze hadden geërfd, reizend naar kuuroorden en riviera’s, terwijl ze ’s avonds als voorheen werden bediend, voedsel en wijnen aangedragen kregen door personeel uit hun keukens waar ze vaak zelf nooit waren geweest.
‘Waren we dan allemaal, de hele bovenlaag van de Russische maatschappij, zo volkomen ongevoelig, zo verschrikkelijk vervreemd, dat we niet in de gaten hadden dat het heerlijke leventje dat we leidden op zichzelf al onrechtvaardig was en dat het onmogelijk zo kon blijven doorgaan?’ vroeg Nicolas Nabokov, een neef van de schrijver, zich in zijn memoires af, nadat ook hij uit de sprookjeswereld was verdreven.
Pieter Waterdrinker, Tsjaikovskistraat 40
Aan de vrede komt altijd een eind. Macht duurt niet eeuwig.
Hoogmoed komt altijd voor de val.
De elite zij gewaarschuwd. Wie de geschiedenis hooghartig de rug toekeert, krijgt vroeg of laat haar mes in de rug gestoken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten