woensdag 12 januari 2022

Jan van Loenen en de 'Journalistiek' van Nieuwsuur

Hoog tijd om enige aandacht te besteden aan het NPO-programma Nieuwsuur dat: 

wordt gemaakt door de taakomroepen NTR en NOS en onafhankelijk, onpartijdig en ongebonden achtergronden bij het nieuws [brengt]. Nieuwsuur onderzoekt, analyseert en is de hele dag door op verschillende platforms te vinden: via de website, sociale media en iedere avond om 21.30 uur op NPO 2.


Nieuwsuur plaatst het dagelijkse nieuws in perspectief en heeft veel aandacht voor eigen onderzoek. Vaste pijlers zijn verder de buitenlandberichtgeving en aandacht voor politiek, bestuur, economie en de achtergronden van de sport. Nieuwsuur heeft daarnaast bepalende mensen uit het nieuws in de studio, waar ze respectvol maar kritisch worden ondervraagd.


Het programma volgt de instituties kritisch, maar is via haar verslaggevers en correspondenten ook aanwezig in de straten en buurten van Nederland, Europa en de wereld. Nieuwsuur brengt, op televisie en het web, filmische reportages, maar ook bijzondere series, een prikkelend studiodebat of — interview en incidenteel uitzendingen vanaf locatie.


Nieuwsuur wordt nu niet meer door ledengebonden omroepen gemaakt, maar door de publieke taakomroepen NTR en NOS, zoals vastgelegd in de Mediawet.

https://nos.nl/nieuwsuur/over


Ter verduidelijking: wanneer Nieuwsuur stelt dat het onderdeel is van de ‘publieke taakomroepen’ dan bedoelt de redactie en hoofdredactie in feite dat het een staatsomroep is dat door belastinggeld wordt gefinancierd. Welnu, na alle hierboven staande wervende woorden van Nieuwsuur zelf is van belang de werkelijkheid te beschrijven. En hoe kan dit beter dan mainstream-journalisten, onafhankelijke wetenschappers, en niet partij gebonden waarnemers aan het woord te laten. Laat ik beginnen met mijn 65-jarige collega, de Nieuwsuur-verslaggever Jan van Loenen, die al 45 jaar televisiereportages maakt, eerst voor de VARA en daarna voor de NOS. Naar aanleiding van de Netflix-speelfilm Don’t Look Up (2021) over het onvermogen van politici en massamedia om adequaat te reageren op een bedreiging van het leven op aarde — in dit geval  een omvangrijke komeet die op aarde zal botsen — schreef  Jan van Loenen:


Eerlijk gezegd viel deze (te lange) film mij flink tegen. Hinkte op te veel gedachten: voor een parodie is ie niet grappig genoeg en voor een kritische film niet subtiel genoeg. En kritiek op 'de media' is het ook niet. Alleen de talkshow is het mikpunt. En heel even de krant. 


De thematiek verdient een betere film. Sterkste voorbeeld: ‘Network,' uit 1976. En misschien zijn er tussen Network en Don't look up wel betere kritische mediafilms verschenen. Ik zie ook niet alles. Maar Don't look up, nee. Zonde van de tijd.


Aangezien Van Loenen reageerde op een verwijzing van mij naar deze film, schreef ik hem ondermeer dat het onderwerp van de film het gegeven was dat:


de mens in een technocratie niet langer meer in staat [is] de ontwikkelingen te beheersen, maar — net als de generaals in Tolstoj's Oorlog en Vrede — doet alsof ze de touwtjes nog steeds in handen hebben. Mijn generatiegenoten, die zich hebben laten meeslepen door het neoliberaal geweld, zijn ondanks al hun praatjes medeverantwoordelijk voor deze gang van zaken. Ondanks een film als 'Network' van bijna een halve eeuw geleden, bleven ze de macht verdedigen, zeker de luitjes van de Hilversumse omroepen, op de VPRO na, maar ook die is inmiddels gecorrumpeerd geraakt.’


Collega Van Loenen die ik sinds begin jaren tachtig ken reageerde met het bekende, zelfgenoegzame toontje dat bij de Hilversumse omroepen courant is zodra er sprake is van kritiek. Hij schreef: ‘het is me wat Stan. Ik probeer positief te blijven.’ Omdat Jan normaal geen onaardig mens is, gaf ik hem een kans alsnog serieus op het onderwerp in te gaan, te weten de in het oog lopende collaboratie van de polderpers met de macht, zoals tevens blijkt uit de toenemende kritiek van kijkers en luisteraars. Ik vroeg hem dan ook:


waarom zou je niet gewoon kunnen registreren? Waarom willen veel journalisten toch 'positief' blijven? Ik meen die vraag serieus. Wat drijft hen toch? Niet de beschrijving van de werkelijkheid. Maar een versiering ervan? Hoe is dit probleem ontstaan?


Nadat ook anderen hun opvattingen over het functioneren van de polderpers begonnen te uiten, reageerde Jan van Loenen aldus:


Wat een bombardement aan oordelen. Mijn hemel, hou eens op zeg. ‘Cognitieve dissonantie’ en ‘cultuurloze middenklasse,’ ‘Conformistische kleinburgers.’ Hahaha, nemen jullie jezelf niet iets te serieus. Kom op zeg.

Volhardend in zijn neerbuigendheid, weigerde hij in te gaan op concrete kritiek. Omdat 45 jaar lang de rol van televisie-verslaggever te hebben gespeeld hem kennelijk ontoegankelijk heeft gemaakt voor kritiek, antwoordde hij op de reactie van een lezer: ‘Jan van Loenen Schaam je’ met de woorden: ‘Ik zou niet weten waarom. Omdat ik een andere opvatting heb? En een beetje moet lachen om die pretentieuze begrippen? Ik ken je niet Hans, maar kom op. Ook jij. Goed weekend!’ Ook deze reactie verraadt het Hilversumse autisme. Van Loenen beseft niet dat het ongepast is om volwassen burgers, die zijn salaris betalen, te behandelen als een stel malloten die  ‘hahaha,’ zichzelf ‘te serieus’ nemen aangezien zij ‘pretentieuze begrippen’ gebruiken. Omdat zijn reacties dermate ontwijkend bleven, probeerde ik hem wakker te schudden. Vergeefs, want voor hem bleef het ‘te algemeen. Ik mis de feiten.’ Ik stelde het volgende voor:


Jan, ter zake, laten wij als twee senior journalisten op een volwassen manier met elkaar over ons vak praten, ik begin. De meest invloedrijke Amerikaanse mediadeskundige van de twintigste eeuw stelde dat de mainstream-pers in een massamaatschappij de bevolking moet dwingen ‘to take sides.’ Journalisten ‘must step out of the audience on to the stage, and wrestle as the hero for the victory of good over evil,’ waarbij hij tegelijkertijd waarschuwde dat voor alle zekerheid ‘public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press,’ want zonder:

'some form of censorship, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable.’


Om te voorkomen dat het grote publiek in een 'democratie' — in de woorden van Lippmann 'een verbijsterde kudde' — op hol slaat, moeten de beelden en verbale suggesties die de massa krijgt toegediend, streng geselecteerd worden, zodat de juiste opvattingen ontstaan, aangezien 'the real environment is altogether too big, too complex, and too fleeting for direct acquaintance.' De massamens is namelijk:


'not equipped to deal with so much subtlety, so much variety, so many permutations (mutaties. svh) and combinations. And although we have to act in that environment, we have to reconstruct it on a simpler model before we can manage it.'


De ‘wij’ vormen de ‘gespecialiseerde klasse’ — de journalisten — die volgens Lippmann tot taak heeft de ‘gemeenschappelijke belangen’ welke ‘voor het overgrote deel de publieke opinie ontgaan’ zodanig te simplificeren dat ze door het grote publiek als zoete koek worden geslikt, zodat de ‘gemeenschappelijke belangen’ allereerst en bovenal de rijke elite dienen. In de praktijk komt dit neer op het drastisch beperken van de werkelijkheid tot zwart-wit beelden. Kortom, de media moeten de visie van de machtigen propageren. Ik verwacht een reactie hierop van je.


Van Loenen’s reactie was ‘Ik geloof dat ik nog nooit een kritisch boek over mijn vak heb gelezen,’ en dat terwijl hij toch als televisie-verslaggever de Nederlandse bevolking al 45 jaar informeert. ‘Het is me te wijdlopig Stan, niet bondig genoeg. Ik sla het over,’ en wat het overige betreft, naar aanleiding van Walter Lippmann stelde hij: ‘Je begint met “de meest invloedrijke Amerikaanse mediadeskundige.” Dan ben ik al weg. Sorry Stan.’ Omdat ik hieruit opmaakte dat hij deze fameuze media-ideoloog niet kende, schreef ik Jan: 


Lippmann was decennialang een door het Amerikaans establishment uiterst gerespecteerde commentator, en ‘an informal adviser to several presidents. On September 14, 1964, President Lyndon Johnson presented Lippmann with the Presidential Medal of Freedom,’ de ‘hoogste onderscheiding die aan burgers wordt gegeven door de regering van de Verenigde Staten.' Bovendien ontving hij:


a special Pulitzer Prize for journalism in 1958, as a nationally syndicated columnist, citing ‘the wisdom, perception and high sense of responsibility with which he has commented for many years on national and international affairs.’ Four years later he won the annual Pulitzer Prize for International Reporting citing ‘his 1961 interview with Soviet Premier Khrushchev, as illustrative of Lippmann's long and distinguished contribution to American journalism.’


Zonder enige overdrijving kan Walter Lippmann gezien worden als de stem van de Amerikaanse gevestigde orde in Washington en op Wall Street. Het rijke en machtige establishment hechtte ook toen vanzelfsprekend weinig geloof aan een ware democratie, waarbij beroepspolitici de wil van de bevolking tot uitdrukking zouden kunnen brengen. Daarom meende Lippmann dat een voortdurende propaganda-campagne noodzakelijk was. ‘But what is propaganda,’ zo stelde hij als woordvoerder van de elite ‘if not the effort to alter the picture to which men respond, to substitute one social pattern for another?’ Het feit dat je lippmann niet kent, is voor mij voldoende om maar niet aan te dringen op een publieke discussie over ons vak. Ik vind je als mens te aardig om je en plein publique een lesje te leren over ons vak. Wat ik constateer is dat je inderdaad te lang in de bubbel van Hilversum hebt geleefd, en dat je te weinig buiten die bubbel bent geweest. Zoek via internet eens op wie Lippmann was, begin hier: https://en.wikipedia.org/wiki/Walter_Lippmann en als je boeken van hem wilt lezen, ik heb ze bij mij thuis.


Nadat ik hem had laten weten dat hij zich moest schamen nooit een kritisch boek over de journalistiek te hebben gelezen, en dat ‘zelfs een loodgieter boeken over zijn vak leest, anders zou hij zijn vak niet kunnen uitoefenen,’ reageerde Jan van Loenen met ‘niet zo streng Stan. Een beetje relativeren en wat zelfspot kan geen kwaad.’ Het is in Hilversum altijd de Ander die moet ‘relativeren’ en die ‘zelfspot’ moet tonen, ook al heeft de overgrote meerderheid van de omroep-journalisten, zoals ik uit ervaring weet, nooit een ‘kritisch boek over’ hun ‘vak’ gelezen. Waarom zouden ze ook? Eenmaal in Hilversum kun je er een heel werkzaam leven moeiteloos en kritiekloos doorbrengen. En aan het einde ervan krijg je, net als over twee jaar onze Jan, een mooi pensioen voor alle bewezen diensten. Meer over Jan van Loenen de volgende keer. 






3 opmerkingen:

Rene Westermann zei

U schrijft op uw weblog:

'Zoek via internet eens op wie Lippmann was, begin hier: https://en.wikipedia.org/wiki/Walter_Lippmann en als je boeken van hem wilt lezen, ik heb ze bij mij thuis'

Volgende het advies van de schrijver van deze weblog, vond ik zeer snel de titels van de boeken, die Walter Lippmann geschreven heeft. Nu binnenkort naar de boekhandelaar gaan om ze te bestellen.

Na uitvoering van deze actie verbaast mij de reactie van mijnheer J. van Loenen een beetje. Iemand die vijf en veertig jaar in de journalistiek werkzaam is, zou, lijkt mij, toch in staat moeten zijn ZELFSTANDIG literatuur moeten kunnen raadplegen, en zeker iemand van zijn generatie, die dat toch al op de H.B.S., of het gymnasium, dat geleerd zou moeten hebben. Anders wel op de school voor de journalistiek of in de praktijk. Hij kan die boeken toch zelf op internet opzoeken, en mocht hij, net als ik moeite hebben om literatuur 'online' te bestellen, kan hij even naar een boekhandel lopen of fietsen en de titel en schrijver opgeven. De beheerder / eigenaar van de boekenzaak maakt het voor hem in orde, moet je in Nederland alles uitleggen? Volgende deze gedachten, kom ik tot vier [4] gevolgtrekkingen:

(1) Men is bij de N.P.O te lui om zelf iets uit te zoeken, om [zelf]kritiek te ontwikkelen..

(2) Om eerlijk te zijn: ik ben geen journalist: vandaar mijn verbazing over de houding van
mijnheer J. van Loenen...

(3) Bij bestudering van de stukken, geschreven door ene Dr. P. Roberts, die vaak het woord
'PRESSTITUTES' gebruikt, vrees ik, dat ook in de vaderlandse journalistiek
[ of 'hoernalistiek' {W.F. Hermans}] het schip met geld lonkt

(4) Ik begrijp helemaal niets van Nederland

Welke van deze 4 geformuleerde conclusies is de juiste of de meest waarschijnlijke?

Hans zei

Ik denk dat ze hun vak niet serieus nemen, en ons adviseren alles ook maar met een korreltje zout te nemen, maar wel een abonnement te nemen en niet ergens anders te shoppen. Helaas.

Sjuul van Dissel zei

Zouden ze zo'n programma als De tranen van Tito wel bekijken? Het is even moeilijk zoeken en dan in te loggen want het staat niet lekker gemakkelijk op Youtube. Ze zouden de tranen van schaamte uit hun eigen ogen moeten wrijven als daar überhaupt aanleiding voor zou zijn vanuit hun a-sociopathie. Leer mij dat tuig kennen. Je kan er niks mee. Je vind ze in alle lagen van de bevolking maar in de bovenste laag waar via controle op eventueel inlevingsvermogen, dat daar als misdadig wordt gekwalificeerd, het meest. Daar liggen de prijzen en waarden het verst uit elkaar. Wie niets te verliezen heeft heeft gemakkelijk schijt aan alles, dus ook aan wat dat tuig verkondigt, maar zij die hun hele bestaan gekoppeld hebben aan het verkondigen en in stand houden van leugens en bedrog om hun aardsluie en laffe weerzin tegen waarheidsvinding te camoufleren, komen daar het gemakkelijkst mee weg want dit is precies wat hun opdrachtgevers willen zien. Een domme massa die geen mogelijkheden ziet wijzer te worden en demagogen die nog beroerder zijn en al zeker niets zien in het hun opdrachtgevers de waarheid voorhouden. Ze hebben een ziekte die geld en roem opbrengt. Totdat blijkt dat dit consequenties heeft die alle menselijkheid vernietigend een heel land in de afgrond stort. In de jaren vijftig begin zestig van de vorige eeuw had ik al discussies met mijn stalinistische Pa en zijn in filosofie en astronomie geïnteresseerde huisvriend over de mogelijkheden van kunstmatige intelligentie om al deze menseigen problemen eventueel op te kunnen lossen. Ik zeg nu zestig jaar later met nadruk eventueel, want de techniek heeft ook niet stil gestaan en heeft het geld en de roem geroken welke rijp is om te oogsten in ruil voor doen of je achterlijk bent. Weer een illusie minder en een oplossing armer. Het is steeds de demagogische propaganda die steeds tot dezelfde uitkomsten leidt. Men zou toch wijzer moeten wezen.

Pankaj Mishra: The Shoah after Gaza