Lezers horen wantrouwend te zijn tegenover de media... De aandacht van de media [wordt] natuurlijk voor een belangrijk deel gestuurd… door de politieke machten… Dat geldt voor de nationale politiek, maar natuurlijk ook voor de internationale politiek… Het heeft voor een deel te maken met de vluchtigheid van het medium. Deels ook volgen de media elkaar, sommige zijn dominanter, en andere lijden aan kuddegedrag… Als je volgend bent, dan betekent dat als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen, zegt 'ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,' dat je dat ook bekijkt. De dingen waar hij het niet over heeft, die volg je dus minder… het werkt voor een deel reflexmatig. Reflexen zijn het, je bent daar geconditioneerd in.
https://stanvanhoucke.blogspot.com/search?q=frits+van+exter
Max van Weezel was een sprekend voorbeeld van deze reflexmatige conditionering. Voor hem gold, net als voor de andere journalisten rond het pleintje in Den Haag, dat ‘als een autoriteit, of iemand die gekozen is om een bepaald gezag uit te oefenen,’ zei 'ik vind dit een belangrijk onderwerp, daar gaan we nou es wat aan doen,' hij dit ook deed. Anders had hij het geen decennialang volgehouden op die paar vierkante meter politiek gekonkel. Nederland is te klein om journalistiek integer te kunnen functioneren, het poldermodel is te corrupt om trouw te blijven aan de regels van verantwoordelijke journalistiek. Dus verklaarde de conformist Frits van Exter na de dood van Max van Weezel, die hij bij VN de laan uit had gestuurd:
Was Van Weezel vooral een archetype, symbool van journalistiek vergane glorie? Of valt er ook nu van hem te leren?
Talloos waren de verwijzingen naar de verschijning van Max van Weezel: de flodderige regenjas, het bollende shirt, het in talloze wandelgangen versleten schoeisel en natuurlijk de leren tas uitpuilend met sigarenkistjes, knipsels, aantekenboekjes en de nodige snoeren en batterijen om de telefoon altijd paraat te laten zijn.
Het lijken de parafernalia van een verloren tijd. Een tijd waarin de journalist welhaast bivakkeerde op het Binnenhof, dag en nacht in touw was om achter de schermen van het politieke bedrijf te komen. Er was tijd, er was ruimte en er mocht wat gedeclareerd worden – alles voor de definitieve reconstructie, het onthullende interview, de scherpe column.
Bij zijn overlijden hebben veel collega’s liefdevol afscheid van hem genomen. Daarin klonk ook weemoed door. Max was immers ‘de laatste der Mohikanen’ (Lex Oomkes, Trouw), ‘wat mensen zich voorstellen bij een Haagse journalist’ (Ariejan Korteweg, Volkskrant) en ‘het archetype journalist’ (Roelf Jan Duin, Parool). En dus: ‘Dan mag het cliché opgaan dat zijn overlijden het einde van een tijdperk inhoudt’ (Mark Kranenburg, NRC).
Het risico van zo’n archetype is dat hij ook als archaïsch, als niet meer van deze tijd, wordt bijgezet in het Persmuseum. Dat zou jammer zijn, want ik denk dat we ook nu veel kunnen leren van de mores van Max.
Als hoofdredacteur van Vrij Nederland (2008-2016) heb ik intensief met hem samengewerkt. Wij hebben veel plezier gehad, maar zijn ook wel eens met elkaar in aanvaring gekomen, zoals dat kan gaan tussen verslaggever en hoofdredacteur, ieder in zijn rol met zijn eigen (on)hebbelijkheden en zijn eigen versie van de werkelijkheid (zo las ik in necrologieën ook weer de mythe dat de hoofdredactie van VN hem vijf jaar geleden pardoes per telefoon zou hebben bedankt).
https://www.villamedia.nl/artikel/frits-van-exter-over-de-lessen-van-max
Na het heengaan van Van Weezel was Van Exter’s conclusie 'Max is geen archetype, eerder een voorbeeld.'
Wees aardig. Elke journalist moet dit zelf weten, maar Max meende dat je meer bereikt door aardig te zijn. Hij trad zijn bronnen open tegemoet. Hij toonde empathie, ook bij de autorisatie. Sommige collega’s vinden dat een slechte eigenschap — een journalist moet hard zijn — maar hij bood bronnen zoveel ‘comfort’ dat ze daardoor soms meer loslieten dan ze van plan waren.
Typerend genoeg gaf Frits van Exter nu juist van dit laatste geen enkel voorbeeld, en ook ik kan mij er geen herinneren. De verklaring hiervoor gaf Van Weezel zelf toen hij bij zijn afscheid van Den Haag tegenover de Volkskrant moest bekennen dat:
Haagse journalisten het leuk [vinden] om dichtbij de macht te zitten, zonder die politieke macht zelf te ambiëren. Het geeft toch een kick als Mark Rutte je op de schouders slaat en zegt dat hij je artikel heeft gelezen. Dat werkt verslavend — de drive van mensen als Frits Wester en Ferry Mingelen zal zo te verklaren zijn. Ik merkte het afgelopen week weer: met journalistenvakbond NVJ waren we in Den Haag op bezoek bij burgemeester Jozias van Aartsen. Iedereen kreeg een handje, maar bij mij was het meteen: 'Hé Max, wat leuk dat je bent gekomen.' Je telt toch mee, zij het op Madurodamniveau.
Loes Reijmer: Wat zou Rob Wijnberg (journalist en oprichter van het journalistieke platform De Correspondent. svh) hiervan zeggen?
Alles wat hij vertelde tijdens dat interview was kritiek op wat ik mijn hele leven heb gedaan. Hij vindt het hyperig, nepnieuws, te veel gericht op de poppetjes. Joris Luyendijk heeft de parlementaire pers in 2010 dezelfde spiegel voorgehouden.
Ja, dat komt best hard aan. Er zit namelijk wel wat in. Ik heb me decennialang bezig gehouden met de dingen die op dat moment, op de vierkante meters van het Binnenhof, belangrijk werden gevonden. Als een staatssecretaris in de problemen kwam door een interview, kreeg ik complimenten van collega's. Terwijl nu, dertig jaar later, niemand meer weet wie die staatssecretaris was.
Loes Reijmer: Voor Luyendijk en Wijnberg had u daar nooit aan gedacht?
Nee. Toen Luyendijk met zijn boek Je hebt het niet van mij, maar... kwam, dacht ik eerst: waar heeft hij het over? Maar ja. Nu zie ik wel dat zij de Haagse journalistiek terecht een spiegel voorhouden en zeggen: waren dat nou wel zo'n heldendaden?
Ik me decennialang [heb] bezig gehouden met de dingen die op dat moment, op de vierkante meters van het Binnenhof, belangrijk werden gevonden. Als een staatssecretaris in de problemen kwam door een interview, kreeg ik complimenten van collega's. Terwijl nu, dertig jaar later, niemand meer weet wie die staatssecretaris was.
Het kwam voor dat Max midden in de nacht gebeld werd.
Hans (van Mierloo, geestelijk vader van D’66. svh) was ontevreden. Zo kon het niet. Hij wilde het interview intrekken.
Max maakte dan goedmoedig acceptabele aanpassingen. Net zo lang tot Van Mierlo zich senang (op zijn gemak gesteld. svh) voelde. Terwijl Max me dit vertelt besef ik: het feit dat hij die tijdrovende exercitie keer op keer toestond spreekt boekdelen over zijn nobele geduld en het belang dat hij hecht aan een aanvaardbare uitkomst. Hij gaat niet alleen voor het lekkere verhaal in het blad, maar ook voor de gemoedsrust van de politicus.
https://www.vn.nl/max-vrienden-het-liber-amicorum/
Het staat er echt allemaal, in het ‘liber amicorum’ voor Max van Weezel. In het Orwelliaanse wereldbeeld wordt uiteindelijk alles op zijn kop gezet. ‘Oorlog is Vrede. Vrijheid is Slavernij. Onwetendheid is Macht,’ en 'Journalistieke Corruptie' is ‘Nobel Geduld’ voor de‘Gemoedsrust van de Politicus.’ Een beter voorbeeld van het feit dat de ‘Leugen Regeert’ is nauwelijks denkbaar. Wat de gladde Pechtold verzweeg is dat dit parasitaire wereldje volledig afhankelijk is van elkaar. Ik geef een voorbeeld. Toen de VVD-er Frank de Grave rond de eeuwwisseling minister van Defensie was, werd hij uitgenodigd door het televisieprogramma NOVA om daar geïnterviewd te worden door Kees Driehuis. Hij stelde De Grave een vraag die, volgens afspraak, niet gesteld had mogen worden, waardoor Driehuis na afloop van de uitzending door de minister en zijn voorlichter werd uitgescholden en te horen kreeg dat De Grave nooit meer bij NOVA zou verschijnen. Zo werkt het in het kleine Nederland, waarin iedereen die meetelt ieder ander die meetelt te vriend moet houden. En de journalist die het corrupte spel niet meespeelt om ‘de gemoedsrust van de politicus’ te dienen, wordt voor straf gemarginaliseerd, zo weet ik uit langdurige ervaring.
Wanneer de voltallige Tweede Kamer, en de minister president de dood van een parlementaire journalist herdenkt, dan is dit in werkelijkheid geen eerbetoon, maar het uitreiken van een brevet van onvermogen. Toen ik het stukje van Frits van Exter las, moest ik opnieuw denken aan Joan Didion’s essay ‘On Self-Respect,’ opgenomen in haar bundel Sloughing Towards Bethlehem (1968). Daarin stelt zij dat:
Character — the willingness to accept responsibility for one’s own life — is the source from which self-respect springs.
To say that Waterloo was won on the playing fields of Eton is not to say that Napoleon might have been saved by a crash program in cricket; to give formal dinners in the rain forest would be pointless did not the candlelight flickering on the liana(lianen.svh) call forth deeper, stronger disciplines, values instilled long before. It is a kind of ritual, helping us to remember who and what we are. In order to remember it, one must have known it.
To have that sense of one's intrinsic worth which constitutes self-respect is potentially to have everything: the ability to discriminate, to love and to remain indifferent. To lack it is to be locked within oneself, paradoxically incapable of either love or indifference. If we do not respect ourselves, we are on the one hand forced to despise those who have so few resources as to consort (omgaan. svh) with us, so little perception as to remain blind to our fatal weaknesses. On the other, we are peculiarly in thrall to everyone we see, curiously determined to live out — since our self-image is untenable — their false notions of us. We flatter ourselves by thinking this compulsion to please others an attractive trait: a gist for imaginative empathy, evidence of our willingness to give… At the mercy of those we cannot but hold in contempt, we play roles doomed to failure before they are begun, each defeat generating fresh despair at the urgency of divining and meeting the next demand made upon us.
It is the phenomenon sometimes called ‘alienation from self.’ In its advanced stages, we no longer answer the telephone, because someone might want something; that we could say no without drowning in self-reproach is an idea alien to this game. Every encounter demands too much, tears the nerves, drains the will, and the specter of something as small as an unanswered letter rouses such disproportionate guilt that answering it becomes out if the question. To assign unanswered letters their proper weight, to free us from the expectations of others, to give us back to ourselves — there lies the great, the singular power of self-respect. Without it, one eventually discovers the final turn of the screw: one runs away to find oneself, and finds no one at home.
Ik heb het zelden beter geformuleerd gezien. Maar, helaas, de meest ambitieuzen van mijn Nederlandse generatiegenoten lazen niet meer dan ze van school moesten, en dan ook nog vooral de Hollandse auteurs. Zij kregen zodoende de kans onvolwassen te blijven, en provinciaals. Daarom kon Max van Weezel nog op 28 februari 2017 verontwaardigd blijven fulmineren tegen het internationaal recht door in het blad van de Wiardi Beckman Stichting, het Wetenschappelijk Bureau Voor De Sociaal Democratie, te schrijven:
Hoe kan in het conceptverkiezingsprogramma ‘Een verbonden samenleving’ staan dat als Israël niet stopt met de bouw van illegale nederzettingen het land onder druk moet worden gezet, ‘bijvoorbeeld door het heroverwegen van het Associatieverdrag van Israël met de EU’? Snapt de PvdA dan niet dat zo’n maatregel alleen maar kan bijdragen tot het ontkennen van de legitimiteit van Israël — precies wat de voorstanders van een boycot en sancties willen? Tijdens gesprekken die ik met enige regelmaat voer bij Broodje Meijer aan de Buitenveldertselaan en Italiaanse traiterie Gusto di Casto aan het Gelderlandplein wordt daar door de clientèle vaak aan toegevoegd: ‘De PvdA is nog alleen uit op de moslimstem, wij zijn zo’n kleine minderheid dat ze niets om ons geven.’
https://www.wbs.nl/publicaties/de-pvda-israel-en-de-palestijnen
Een stedenband met Tel Aviv-Yaffa, zoals de voormalige havenplaats van Palestina tegenwoordig officieel heet. De stad die in 1948 etnisch werd gezuiverd en de Palestijnse bevolking nu nog steeds wordt verdreven, ditmaal door omroerend-goed speculanten, met hun appartementen die alleen door rijke zionisten kunnen worden bekostigd, waardoor de omgeving van de oude haven ‘Palästinenser Frei’ wordt gemaakt. Het kan een zionistische propagandist als Anet Bleich niet zoveel schelen. In de Volkskrant van 9 mei 2008 wierp zij de retorische vraag op: ‘Moet Israël zich schamen dat het een onafhankelijkheidsoorlog heeft gevoerd en gewonnen?’ Haar antwoord was vanzelfsprekend: nee. Maar dat het hier geen ‘onafhankelijkheidsoorlog’ betrof, maar een geplande etnische zuivering van tenminste 750.000 Palestijnse burgers, die nooit voor het verlies van al hun bezittingen, van land tot bibliotheken, zijn gecompenseerd, verzwijgt Bleich net zo hard als wijlen haar echtgenoot, die tegen het einde van zijn leven liet weten waar hij van droomde:
Ergens denk ik: je had ook wel met een kalasjnikov op een heuveltop mogen staan om ons de vijand van het lijf te houden. Er zit toch ook een Leon-de-Winterachtige Max in me, zo van: timmer erop los als ze met hun poten aan ons lijf of goed komen.
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/een-geschiedenis-van-moed-misdaden~b782e563/
Maar niet elke zionist koestert dergelijke extremistische opvattingen. De Joods-Amerikaanse senator Bernie Sanders gaf op 19 mei 2021 in de Senaat een toespraak waarin hij ondermeer het volgende zei:
Gaza is the home to about 2 million inhabitants. Its population density is among the highest in the world. Just a huge amount of people squeezed into a very small area. More than a half of a population of Gaza, some, 56% live below the poverty line. 70% of the population is receiving aid according to estimates by the United Nations. Food rations constitute most of that aid. Unemployment in Gaza is around 45%. 48% of the population is under the age of 18 and 70%, let me repeat, 70% of the young people in Gaza are unemployed with no hope for the future. And because of this war, the bombardment from Israeli planes, the situation has gotten even worse.
Today’s New York Times reports that the Israeli bombardment has and I quote, this is from the New York Times, 'Damaged 17 hospitals and clinics in Gaza.' 17 hospitals and clinics have been damaged. 'The bombardment has wrecked its only coronavirus test laboratory, sent fetid wastewater into the streets, and broke water pipes serving at least 800,000 people. Sewage systems inside Gaza have been destroyed. A desalination plant that helped provide fresh water to a quarter of a million people in the territory is offline. Dozens of schools have been damaged or closed, forcing some 600,000 students to miss classes. Some 72,000 Gazans have been forced to flee their homes.' End quote. That’s from the New York Times...
And I want everybody to think for a moment what it means to be living in a very small territory with dozens and dozens of planes attacking and bombing. What does it mean in particular to the children of Gaza? Jess Ghannam, a professor of psychiatry at the University of California San Francisco, who specializes in the psychological effects of armed conflict on children, told USA Today, and I quote, 'What children in Gaza are exposed to on a regular basis exceeds anything, anything that any children, anywhere else in the world experience. There’s basically no place to go for these children. They are unable to escape.' End of quote...
When you put people under this sort of continued intense pressure with no hope for a better future, you cannot be surprised when violence erupts. Indeed three years ago in May of 2018, I wrote a letter with 12 of my colleagues urging the Trump administration to do more to alleviate the ongoing humanitarian crisis in Gaza. In that letter, we cited Israeli defense officials, Israeli defense officials, who were wanting that if the crisis was not addressed, it could lead to yet another eruption of violence. Why didn’t we take notice then? And when this latest war ends, will the United States, once again, turn away? Will we consign those children, once again, to the horrible conditions they are forced to live under today? And I would hope that my colleagues appreciate that we must not do that...
We, Congress, must understand that in more than a decade of his right wing rule in Israel, Benjamin Netanyahu has cultivated an increasingly intolerant and authoritarian type of racist nationalism. In his frantic effort to stay in power and avoid prosecution for corruption, Netanyahu has legitimized extremist forces, such as the Jewish Power Party, by bringing them into the government.
Moreover, we should understand that these dangerous trends on not unique to Israel. What was going on, what is going on in Israel, in my view as a political tragedy, but it is part of a trend that is going on around the world, including here in the United States, where we are seeing the rise of authoritarian nationalist movements. These movements exploit ethnic and racial hatreds in order to build power for a corrupt view rather than prosperity, justice, and peace for the many. For the last four years, these movements have had a friend in the Trump White House and on January 6th, those forces attacked this very chamber.
Laat aan de sympathie voor zionistische terreur zo snel mogelijk een eind komen. Maar ik vrees het ergste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten