In het pamflet Onbehagen (2016), verschenen in de serie ‘Nieuw Licht op de beschaafde mens,’ vertelt literator Bas Heijne, vooral bekend als NRC-columnist, het volgende over zichzelf:
De aanslagen in Parijs bevestigden bij mij een in de loop der jaren langzaam gegroeide gewaarwording, namelijk dat het wereldbeeld waarmee ik opgroeide op een fundamentele manier achterhaald is. En niet alleen het wereldbeeld — ook mijn beeld van de mens… Kort geschetst kun je zeggen dat ik volwassen werd in een tijd van vertrouwen en verwachtingen —verwachtingen over groei en gelijkheid, een almaar rationelere ordening van de wereld, geïnspireerd door de ideeën van de Verlichting, zoals die na de Tweede Wereldoorlog in West-Europa hun beslag kregen… Het ging niet om een diep doorvoelde heilsverwachting, geen grote ideologische overtuiging. Het sprak gewoon vanzelf.
Maar na zijn adolescentie begon Heijne, mede door het lezen van het werk van Dostojevski en Conrad, te beseffen dat
de verlangens en emoties die het naoorlogse verlichtingsdenken in mijn jeugd permanent ongeldig had verklaard — nationalisme, groepsdenken, cultuur als een unieke, superieure bedding voor gemeenschapsgevoel — intussen steeds onverbloemder hun plaats in de samenleving terugeisten. Na 2001 schreef ik over weinig anders, vaak tot verbazing of onbegrip van een maatschappelijke, intellectuele en artistieke klasse die zich ferm gecommitteerd had aan het progressieve optimisme en die alle krachten die dat optimisme dreigden te ondermijnen, afdeden als oprispingen die uit het niets tevoorschijn waren gekomen — of een vreselijke terugval betekenden naar vooroorlogse, reactionaire fantasieën.
Heijne vroeg zich gaandeweg af: ‘is oprecht optimisme mogelijk in een door pessimisme gekleurd wereldbeeld? In mijzelf bleef die ambivalentie lang onopgehelderd,’ want ‘Wat je met de paplepel ingegoten hebt gekregen, laat zich niet zomaar ongeldig verklaren. Dat was waarschijnlijk de reden dat er iets stierf in mij, die winterse januaridag in Parijs.’
De NRC-columnist verbond hieraan de conclusie:
Zo werd de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo door de broers Kouachi, en de moordpartij in de koosjere supermarkt die erop volgde, voor mij tot symbool van een wereldbeeld dat aan alle kanten onder vuur ligt.
Heijne is intelligent genoeg te beseffen dat de ‘slachtpartij’ in Parijs
niet alleen in het niet [valt] bij talloze andere bloederige aanslagen — meestal op een oneindig veel grotere schaal. ook de betekenis ervan laat zich, in een breder perspectief, gemakkelijk relativeren. Lees er maar een willekeurige geschiedenis van terrorisme op na. En in zijn roman The Secret Agent schetste Joseph Conrad een eeuw geleden al een genadeloos portret van de nihilistische vernietigingsdrang die achter een hand naar radicale zuiverheid schuilgaat.
Hier ontmaskert Heijne zichzelf. In het bewustzijn van de mainstream-journalistiek kan terrorisme louter en alleen door substatelijke groeperingen worden gepleegd. Niet voor niets schreef een recensent van The New York Times op 11 september 2005, precies vier jaar na de 2001-aanslagen in New York en Washington dat The Secret Agent de ‘most brilliant novelistic study of terrorism’ is. Ook Heijne gaat er impliciet vanuit dat ‘nihilistische vernietigingsdrang,’ dus ‘terrorisme,’ nooit door staten wordt gepleegd. Auschwitz en Hiroshima, de Vietnamese oorlog, de ‘agressieoorlog’ tegen Irak, en het vermoorden van 500.000 Iraakse kinderen onder de vijf jaar ‘de prijs waard’ vinden om de Amerikaanse politieke doeleinden te verwezenlijken, al deze betrekkelijk willekeurig gekozen voorbeelden uit de moderne tijd behoren ook in zijn optiek niet tot de categorie ‘terrorisme.’ Dit is voor Heijne en de zelfbenoemde ‘politiek-literaire elite’ in de polder zo vanzelfsprekend dat hij deze veronderstelling geen enkele toelichting geeft, laat staan een verklaring. Een terrorist is altijd De Ander; in naam van ons wordt nooit ergens op aarde terreur gepleegd. Op die manier kan Heijne’s ‘beschaafde mens’ zich altijd ‘beschaafd’ blijven voelen. Hij kan slechts het slachtoffer zijn van ‘het terrorisme,’ een slachtoffer die nu gedwongen is te constateren dat ‘het wereldbeeld waarmee ik opgroeide op een fundamentele manier achterhaald is. En niet alleen het wereldbeeld — ook mijn beeld van de mens.’
Ziehier het demasqué van de kleinburger die al die tijd in mindere of meerdere mate, bewust dan wel onbewust, er vanuit is gegaan dat zijn westerse wereld de ‘beschaving’ vertegenwoordigde, en als zodanig exemplarisch is voor de rest van de mensheid, het toppunt van rationalisme en goede smaak. Vijf eeuwen westerse veroveringen, uitbuiting, genocide, Auschwitz, Hiroshima, Vietnam, Afghanistan, Irak, Libië, Syrië, zijn alle voor hem geen voorbeelden van massaal terrorisme, waarbij de aanslag in Parijs, die volgens Heijne ‘de reden [was] dat er iets stierf in mij,’ amateurswerk was. Sterker nog, de illegale agressieoorlog tegen Irak kwalificeert de NRC-columnist als ‘de mislukte poging om in Irak democratie af te dwingen.’ Dit is geen onwetendheid meer, maar propaganda. Dat zijn krant op 20 maart 2003 opriep om de agressieoorlog tegen Irak diplomatiek en militair te steunen is voor hem geen oorlogsmisdaad, maar steun aan het verspreiden van 'democratie.' Dertien jaar later beweert hij dan ook met een adembenemende zelfverzekerdheid dat ‘we slachtpartijen en uitingen van menselijke ontaarding steeds minder vanzelfsprekend zijn gaan vinden.’ Even onzinnig is het feit dat hij de volgende ontwikkeling niet nader verklaart:
Kijk om je heen: in de politiek bloeit het populisme, dat een universalistisch mensbeeld verwerpt en assertief en vaak agressief de nadruk legt op een door vijandige krachten bedreigde eigenheid, op afkomst, cultuur, geschiedenis — de kleine wereld tegenover de grote wereld, de eigen groep tegenover de rest. Overal waar gepeild wordt, maken mensen zich het meest zorgen over vreemdelingen, vluchtelingen, terrorisme.
De mainstream-media waarvoor Heijne werkt zijn mede verantwoordelijk voor dit resultaat door voortdurend op angsten in te spelen en een verkeerde voorstelling van zaken te geven, én door daarnaast ook nog eens de bredere context van de ontwikkelingen te verzwijgen. De bewust gecreëerde culturele deprivatie van zowel de onderklasse als delen van de middenklasse heeft de massa weerloos gemaakt tegen de bangmakerij, de hetze, de propaganda van de commerciële pers. Ook Heijne zelf blijkt hiervan het slachtoffer te zijn geworden, wanneer hij stelt dat ‘er iets stierf in mij, die winterse januaridag in Parijs.’ In hem stierf het laatste restje geloof in het vooruitgangsdenken, hetgeen hem weerloos maakt tegenover de realiteit. Behalve eindeloze relativering heeft hij niets meer om op terug te vallen. Het opmerkelijke is in dit verband dat hij Conrad’s The Secret Agent (1907) aanhaalt, een novelle over terroristische anarchisten, maar niet Conrad's klassieker Heart of Darkness (1899) dat notabene door Bas Heijne werd vertaald en dat over de westerse terreur handelt. In een nawoord uit 1994 stelt de vertaler dat deze ‘parabel over de van binnen uitgeholde moderne mens,’ oftewel ‘de totale desintegratie van de westerling, Kurtz’ Conrad’s ‘niets ontziende aanval op het kolonialisme’ is, met zijn ‘monsterlijke hebzucht en wreedheid.’ Heijne benadrukt dat de witte Europese protagonist ‘Marlow niet van de zwarte krijgers [schrikt] omdat ze anders zijn dan hij, maar omdat ze op hem lijken; hij ontdekt een verwantschap tussen zichzelf en de primitieve stammen.’ Marlow, die gebaseerd is op op Joseph Conrad zelf, ‘ontdekt,’ aldus nog steeds Bas Heijne,
algauw dat de inboorlingen een naakte, verschrikkelijke waarheid vertegenwoordigen. ‘Nee, ze waren niet onmenselijk. Tja, weten jullie, dat was het ergste — dat vermoeden dat ze niet onmenselijk waren. Het drong maar langzaam tot je door. Ze krijsten en sprongen en draaiden wild rond en trokken afschuwelijke gezichten, maar wat je deed huiveren was enkel en alleen de gedachte aan je verre verwantschap met dit woeste en uitgelaten rumoer. Afstotelijk. Ja, het was afstotelijk genoeg, maar als je een kerel was zou je jezelf bekennen dat er in jou een zweem van gevoeligheid was voor de gruwelijke vrijmoedigheid van dat kabaal, een vaag vermoeden dat het een betekenis bevatte die jij — zo ver verwijderd van de nacht der vroegste tijden — toch kon begrijpen. En waarom niet? De geest van de mens is tot alles in staat — omdat hij alles bevat, het hele verleden zowel als de hele toekomst.'
De al eerder genoemde Kurtz, naar wie Marlow/Conrad op zoek is,
lijkt zijn morele desintegratie niet te beseffen. Vol van morele zelfgenoegzaamheid overhandigt hij Marlow tijdens een van hun gesprekken het rapport dat hij schreef ten behoeve van het Internationale Genootschap ter Onderdrukking van Barbaarse Praktijken. Het is een hoogdravend, verlicht rapport, vol 'vurige, nobele woorden,’ dat echter geen praktische voorstellen bevat. Onderaan staat de oplossing van Kurtz' onderbewustzijn gekrabbeld, 'als een bliksemschicht bij heldere hemel': 'Uitroeien die beesten!'
Het opmerkelijke is dat hoewel Heijne deze tekst 22 jaar geleden vertaalde hij anno 2016 nog steeds niet door heeft dat wanneer hij over ‘het terrorisme’ schrijft, hij absoluut niet over de westerse terreur kan blijven zwijgen. Ook hij lijkt de 'morele desintegratie' de westerse cultuur, die hem vormde, 'niet te beseffen.' Iemand die zichzelf rekent tot de Nederlandse ‘politiek-literaire elite,’ en die bovendien Heart of Darkness vertaalde, verraadt zodoende niet alleen zijn publiek maar allereerst zichzelf wanneer hij in een pamflet dat een ‘Nieuw Licht’ moet werpen ‘op de beschaafde mens’ geen woord wijdt aan het massale westerse ‘terrorisme,’ dat na vijf eeuwen ‘kolonialisme’ en ‘imperialisme’ nu onvermijdelijk ‘contraterreur’ heeft opgeroepen. Het onvermogen om historische paralellen te trekken is telkens weer verbijsterend, maar wel typisch Nederlands. Alleen in een naar binnen gekeerde, provinciale cultuur, kan een vertaler van Heart of Darkness, en opiniemaker van een ‘kwaliteitskrant,’ stellen dat pas in 2016 ‘er iets stierf’ in hem als gevolg van een — vergeleken met de omvang van de westerse terreur — kleinschalige terroristische aanslag ‘in Parijs.’ Niet de nazi-terreur in Auschwitz en het Amerikaanse terrorisme in Hiroshima, Vietnam, Afghanistan, Irak, Libië en Syrië, vernietigde zijn geloof in de Vooruitgangsgedachte, maar een kleinschalige terroristische aanslag op redactieleden van Charlie Hebdo en een joodse supermarkt in de Franse hoofdstad. Pas wanneer ‘het terrorisme’ zijn kop opsteekt in een omgeving waar Heijne verblijft, dringt tot hem door dat de Verlichtingsidealen niet hebben gewerkt. Hoe autistisch kan een Nederlandse intellectueel zijn? Het betreft hier immers iemand die over de uitroep van de ivoorhandelaar Kurtz ‘exterminate all the brutes!’ wist te schrijven:
Die wilde krabbel onder aan het rapport van Kurtz mag dienen als Conrads dodelijke voetnoot bij de idealen van de Verlichting. In de gapende discrepantie tussen Kurtz’ verheven ideeën over het welzijn van de inheemse volkeren en ordelijk koloniaal bestuur en, anderzijds, de verschrikking van die drie woorden, bevindt zich voor mij de essentie van Conrads novelle…
Het is diezelfde stuitende discrepantie die veel schrijvers en cultuurcritici bezighoudt: wanneer de greep van de samenleving op het individu verslapt, wanneer de collectieve identiteit wordt afgeschaft en de mens op zichzelf is teruggeworpen, in Afrika en New York, in Joegoslavië en Engeland, valt bij veel mensen de bodem uit hun persoonlijkheid. Wie helemaal alleen staat, zegt Conrad, moet het hebben van restraint, zelfbeheersing, terughoudendheid, beperking. Maar zelfs een verlichte, idealistische geest als Kurtz gaat voor de bijl, of, zoals Conrad waarschijnlijk bedoelt, juist een verlichte, idealistische geest.
Dit wist Bas Heijne dus al 22 jaar geleden, maar het bleef bij hem, bij gebrek aan verbeeldingskracht, niet doorleefde kennis; de feiten bleven betekenisloos. Dit is opmerkelijk aangezien anderen dit wel kunnen, zoals de Zweedse journalist/schrijver Sven Lindqvist dit in zijn werk aantoont. Hij realiseert zich dat het westerse superioriteitsgevoel vanaf het allereerste begin op geweld is gebaseerd. In zijn boek Exterminate all the Brutes. One Man’s Odyssey into the Heart of Darkness and the Origins of European Genocide (1997) zet hij uiteen dat:
Auschwitz de moderne industriële toepassing [was] van een uitroeiingspolitiek waarop de Europese overheersing van de wereld […] lang heeft gesteund
en dat
toen hetgeen was gebeurd in het hart der duisternis werd herhaald in het hart van Europa, niemand het [herkende]. Niemand wilde toegeven wat iedereen wist.
Overal in de wereld waar kennis wordt onderdrukt, kennis die als ze bekend zou worden gemaakt ons beeld van de wereld aan gruzelementen zou slaan en ons zou dwingen om onszelf ter discussie te stellen – daar wordt overal het Hart der Duisternis opgevoerd.
U weet dat al. Net als ik. Het is geen kennis die ons ontbreekt. Wat gemist wordt is de moed om te begrijpen wat we weten en daaruit conclusies te trekken.
Het is dezelfde 'moed' die volgens Geert Mak 'wij, als elite, in deze tijd nodig [hebben],' omdat de vraag nu is of:
wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid,’ serieus genoeg [nemen]. Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.
De wrange ironie is dat de populaire ‘chroniqueur van Amsterdam, Nederland, Europa en de VS’ publiekelijk bekent dat hij en zijn ‘chroniqueurs’ hun publiek bedriegen door 'het uitbannen van onwaarheid' niet 'serieus genoeg' te 'nemen.' Het is juist intellectuele 'moed' die hen ontbreekt, omdat 'moed' een ogenblikkelijk einde zal maken aan hun privileges, hun imago en inkomen. En dus blijven ze bewust in een leugen leven, zoals altijd gebeurd in culturen die in verval zijn. Ook Bas Heijne blijft de westerse terreur verzwijgen, kennelijk nog steeds in de hoop dat de geschiedenis aan zijn voordeur voorbij zal gaan. Zijn intellectuele integriteit is in dit opzicht zero. De erfgenamen van de huidige spraakmakende gemeente zullen zich later verbijsterd afvragen hoe het mogelijk is geweest dat 'wij, als elite' niet in staat waren onze kennis te gebruiken. Waarom zijn de mainstream-media nog steeds niet bij machte om zichzelf fundamentele vragen te stellen, als bijvoorbeeld: waarom meent het Westen nog steeds dat het al ‘het gespuis’ moet ‘verdelgen’? Lindqvist gaat de confrontatie met onze cultuur aan door de vraag op te werpen waarom ‘Kurtz zijn rapport over de beschavingstaak van de witte man in Afrika met deze woorden eindigt?’ Als antwoord geeft hij:
Ik las Conrad als een profetische auteur die alle gruwelijkheden die in het verschiet lagen, voorzien had. Hannah Arendt wist beter. Zij zag dat Conrad over de genocides van zijn eigen tijd schreef. In haar eigen boek ‘The Origins of Totalitarianism (1951),’ toonde ze hoe imperialisme racisme noodzakelijk maakte als het enig mogelijke excuus voor zijn daden […] Haar these dat nazisme en communisme van dezelfde stam komen is algemeen bekend. Maar velen vergeten dat zij ook de 'verschrikkelijke slachtpartijen' en het 'barbaarse moorden' van Europese imperialisten verantwoordelijk hield voor 'de zegevierende introductie van dergelijke pacificatie-middelen in de alledaagse, respectabele buitenlandse politiek,' waarmee zij totalitarisme en zijn genocides mogelijk maakte.
Lindqvist ontdekt gaandeweg dat de
Europese vernietiging van de 'inferieure rassen' van vier continenten de grond voorbereidde voor Hitlers vernietiging van zes miljoen joden in Europa […] Het Europese expansionisme, vergezeld als het was door een schaamteloze verdediging van het uitroeien, schiep manieren van denken en politieke precedenten die de weg baanden voor nieuwe wandaden, die uiteindelijk culmineerden in de gruwelijkste van alle: de Holocaust.
Ook Lindqvist's getuigt in het Nederlands vertaalde boek Een reis door niemandsland. Hoe de Aboriginals Australië verloren (2007), van een on-Nederlandse intellectuele integriteit die noodzakelijk is voor het tonen van de ‘moed,' en die niet alleen in het werk van de alom geprezen ‘populairste geschiedenisleraar van het land’ zo pijnlijk ontbreekt, maar ook in Bas Heijne’s pamflet Onbehagen. Sven Lindqvist wijst erop dat:
De meeste blanken ervan overtuigd [waren] dat de mensen die vermoord waren toch tot een lager ras behoorden, dat tot de ondergang gedoemd was. Hierbij konden ze zich beroepen op de indertijd hoogste autoriteit op het gebied van de biologie: Charles Darwin. Hij beweert in de hoofdstukken 5 en 6 van ‘The Descent of Man (1871)’ dat de uitroeiing van inheemse volken een natuurlijk evolutionair proces is. Diersoorten hebben elkaar altijd uitgemoord, wilde volken hebben elkaar altijd uitgeroeid, en nu er geciviliseerde volkeren zijn zullen de wilde volken voorgoed worden uitgeroeid: 'Overal waar de geciviliseerde naties met barbaren in contact komen zal de strijd van korte duur zijn, behalve daar waar een dodelijk klimaat het inheemse ras bijstaat.'
Desondanks meent de ‘politiek-literaire elite’ hier vanuit haar onwankelbaar superioriteitsgevoel, te beschikken over ‘[w]esterse waarden en westerse manieren van denken,' die, zo beweert mijn oude vriend Mak, voor 'ons' van het 'opperste belang' zijn, maar bijvoorbeeld niet voor de Russen. Mak's minachting voor De Ander en zijn beschamende onwetendheid over de Russische bevolking, die ten koste van 27 miljoen burgers het grootste offer brachten in het verslaan van de nazi’s, is ronduit misdadig. Deze wijd verspreide minachting voor niet-westerlingen is één van de meest gevaarlijke kenmerken van de Nederlandse mainstream-opiniemakers. Het ontbreekt hen aan het vermogen om een 'samenleving op zichzelf te bestuderen, niet als 'voorstadium' van Europa, maar als een van de vele mogelijke antwoorden op algemeen menselijke basisproblemen,’ zoals Lindqvist constateert. Als Geert Mak's christelijke geloofsgenoten dit hadden gedaan dan zou er alleen al op het Amerikaanse continent geen genocide hebben plaatsgevonden, waarbij volgens de laatste wetenschappelijke schattingen 70 miljoen 'Indianen' zijn omgekomen. Er zouden bovendien geen half miljoen Irakese kinderen onder de vijf jaar zijn vermoord als gevolg van wat de Nederlandse oud-diplomaat Peter van Walsum — de toenmalige voorzitter van de 'UN Sanctions Committee' inzake Irak — definieerde als een 'curative measure,' letterlijk vertaald een 'heilzame, geneeskrachtige maatregel,' waaraan hij kil toevoegde dat 'obviously they hurt. They are like a military measure.' Met andere woorden, 'militaire maatregelen' gericht tegen de allerzwaksten onder de burgerbevolking, kinderen jonger dan vijf jaar. Toen de Australische onderzoeksjournalist John Pilger de 'topdiplomaat' vroeg 'what is the difference in principle between human rights violations committed by the regime and those caused by your committee?' antwoordde Van Walsum: 'It's a very complex issue Mr Pilger.’ Op de vraag: 'Aren't the deaths of half a million children mass destruction?' was zijn reactie: 'I don't think you can use that argument to convince me.' Typerend voor de collaborerende houding van de mainstream-pers in de polder is dat Robert van de Roer als 'diplomatiek redacteur van de NRC' Peter van Walsum prees als 'het beste dat Nederland in huis heeft,' een ‘topdiplomaat’ die 'zijn naam als eigenzinnig denker met scherpe tong waar[maakte].' Illustrerend is tevens dat mijn collega Van de Roer die over 'de VN en de NAVO' schreef, toch volhield dat voor 'hem engagement (in de zin van politieke kleur) in het werk vreemd,' was en dat hij 'de professionele distantie en objectiviteit [verkiest].' Van de Roer beweerde tevens met een lachwekkende pedanterie dat hij
als journalist kennis haalt uit verschillende bronnen. Je moet je als journalist breed informeren zodat je de voors en tegens tegen elkaar kunt afwegen. Je moet als het ware vermijden dat je 'emotionele aandelen' bij een van de partijen in een onderwerp krijgt. Want dan ben je als journalist weg.
Dus krijgt een Schreibtischmörder, die volgens twee hoog geplaatste VN-functionarissen een genocidaal beleid uitvoerde, de kwalificatie van 'eigenzinnige denker,' terwijl de huidige NRC-correspondent in Zuidelijk Afrika, Peter Vermaas, in De Groene Amsterdammer dezelfde Peter van Walsum uitriep tot 'voorzitter van de wereld' die 'twee jaar lang het visitekaartje in het buitenland' was ‘geweest.’ Ten koste van honderduizenden kinderen, maar dit laatste verzwegen de Nederlandse exponenten van de ‘vrije pers,’ omdat de slachtoffertjes kennelijk gerekend werden tot de onvermijdelijke 'collateral damage.' Waren het daarentegen christelijke, witte kinderen geweest, of ‘Joodse’ kinderen in Israel dan waren de Nederlandse mainstream-media (overigens terecht) maandenlang, zelfs jarenlang hierover doorgegaan, hetgeen nog eens onderstreept hoe racistisch het ontbreken van 'normen en waarden' kan uitwerken. Ik herinner de lezer aan Mak's woorden in de NRC dat 'Wij, de elites van nu, noblesse oblige [missen],' aangezien de 'politiek-literaire elite' in de polder, tot wie hij zichzelf rekent, 'kwaliteit, empathie en courage,’ zouden moeten tonen, 'ja, dat hebben wij, als elite, in deze tijd nodig. Maar de grootste van deze drie is courage.'
In het ‘nawoord’ bij Joseph Conrad’s verhaal Hart der duisternis stelt Bas Heijne:
Het is alleen Kurtz die op het allerlaatste moment in de afgrond van zijn eigen geest durft te kijken, en zijn verslag van wat hij ziet blijft beperkt tot een kreet: ‘Afgrijselijk! Zo afgrijselijk!’
Wat ziet Kurtz? Net als Marlow weten we het niet. Het is een duisternis, een verschrikking: woorden schieten te kort. Maar aan het einde van Hart der duisternis, wanneer Marlow zijn verhaal zijn verhaal besluit, heeft de duisternis zich verplaatst van het verleden naar het heden, van Afrika naar Londen. En hoe ondoordringbaar die ook is, hoe vaag en ongrijpbaar, het is Conrad geweest die haar voelbaar gemaakt heeft. Als hij ons in Hart der duisternis iets verteld heeft, is het dat ze diep in onszelf ligt.
Nogmaals, Bas Heijne wist dit al 22 jaar geleden, maar nog steeds weigert hij de eigen westerse terreur te noemen in zijn pamflet Onbehagen, en verzwijgt hij de collaborerende rol van de westerse mainstream-intelligentsia. Achter de hermetisch gesloten deuren geldt: 'L'Enfer, c'est les autres.' De hel, dat zijn de anderen. En dit geeft Heijne de ruimte om zonder ook maar een spoortje zelfkritiek het volgende beweren:
de werkelijkheid laat zich niet ontkennen, dat besef knaagt altijd, zelfs bij degene die zich verliest in dagdromen en dwingende verlangens. De mensen die op die koude februaridag naar Donald Trump kwamen luisteren, voelden zich speelbal in een complexe wereld die zich steeds minder van hen aan leek te trekken. De krachten waarmee zij geconfronteerd werden — economisch, sociaal en wetenschappelijk — lagen ver buiten hun bereik. Vandaar de verleiding om die krachten een-twee-drie ongeldig te verklaren, het realiteitsprincipe overboord te gooien en zich uit te leven in een fantasie van herwonnen autonomie en beheersing.
Uitgaande van zijn eigen beschrijvingen in zowel het nawoord bij Hart der duisternis als in het pamflet Onbehagen blijkt echter dat ‘de werkelijkheid zich’ juist wel ‘laat ontkennen.’ Heijne zelf wist al lang dat datgene wat zo ‘afgrijselijk’ is dat ‘woorden te kort [schieten]’ heel ‘diep in onszelf ligt,’ in de diepste lagen van ons onderbewustzijn, daar waar de driften heersen, waar eros en thanatos met elkaar strijden. En toch blijft hij zijn publiek en zichzelf verzekeren dat de agressieoorlog tegen Irak een ‘mislukte poging’ was om daar de ‘democratie af te dwingen,’ weliswaar ‘door de loop van een geweer,’ maar toch, het motief was en bleef in zijn ogen nobel, terwijl het hier in werkelijkheid alleen ging om de hegemonie van de zwaarst bewapende natie in de geschiedenis af te dwingen. De realiteit weerhoudt Heijne en de ‘vrije pers’ evenwel niet om zich te verliezen ‘in dagdromen en dwingende verlangens,’ over ‘democratie’ en ‘mensenrechten’ en ‘humanitaire missies,’ etcetera. Zo presenteren de media-intellectuelen het terrorisme van Abu Ghraib, Guantanamo Bay, Bagram, en de chaos in elk land waar het Westen meent recht te hebben om massaal geweld te gebruiken in de ‘verwachting van onomkeerbare vooruitgang.’ Heijne’s ‘vooruitgang’ heeft 64 individuen zo rijk gemaakt dat ze nu evenveel bezitten als de helft van de hele mensheid. Tegelijkertijd beschrijft hij degenen die de dupe zijn van deze neoliberale ideologie als onwetenden die bezweken zijn voor ‘de verleiding’ om de neoliberale ‘krachten een-twee-drie ongeldig te verklaren, het realiteitsprincipe overboord te gooien en zich uit te leven in een fantasie van herwonnen autonomie en beheersing.’ In deze woorden manifesteert zich het heersende mens- en wereldbeeld dat gebaseerd is op ‘rationality without reason,’ zoals de Amerikaanse socioloog C. Wright Mills al in de jaren vijftig opmerkte. Heijne’s ‘realiteitsprincipe’ vloeit als het ware organisch voort uit neoliberale 'natuur-wetten,' waarbij een zeer kleine elite het lot van de hele mensheid bepaalt, en die lokaal als internationaal verkocht worden als ‘democratie’ en 'mensenrechten.' Verzet tegen deze doctrine, die in permanente staat van oorlog verkeert met zowel de mens als de natuur, is volgens het huidige totalitaire wereldbeeld niets anders dan het ‘zich uit[leven] in een fantasie van herwonnen autonomie en beheersing.’ Tegen het einde van zijn pamflet stelt Heijne zichzelf de vraag:
Wat leerde ik nu eigenlijk, die tragische, winterse dag op de Parijse boulevard? De slachtpartij die de broers Kouachi aanrichtten was ook een symbolische misdaad, het door geweld opheffen van de grens tussen binnen- en buitenwereld, het wegvagen van wat als beledigend en bedreigend werd ervaren. Het was zowel gruwelijk narcistisch als pijnlijk hopeloos, haat en zelfhaat tegelijk. Het was zuivere doods- en vernietigingsdrift, uit naam van een kosmisch gevoel van gekrenktheid.
Hier toont Bas Heijne opnieuw het onvermogen van de massamedia zichzelf te analyseren. Om dit duidelijk te maken moet ik een stapje in de tijd terug doen. Zaterdag 18 oktober 1986 zette de auteur Frans Kellendonk tijdens een lezing uiteen dat ‘[d]e journalistieke media allemaal verpolitiekt [zijn],’ en dat hun ideologie ‘de wereld van het uitgeschakelde denken en de volautomatische moraal’ vertegenwoordigt. ‘Er zijn maar twee partijen: wij, die goed zijn, en de anderen, die niet deugen.’ Hij wees erop dat ‘[i]n Nederland zich het gekke verschijnsel voor[doet] dat de ideologie meer greep op het denken krijgt naarmate haar praktische toepassing in de politiek geringer wordt. De politiek is bij ons in treurig verval,’ waardoor onvermijdelijk ook het niveau van de journalistiek blijft dalen, met als gevolg dat ‘[d]e ideologie weemoedig los[raakt] van deze wereld, ze wordt transcendentaal.’ De politiek is godsdienst geworden, met zijn eigen opportunistische moraliteit. Kellendonk besefte dan ook dat ‘de opengevallen plaats van de religie… bij ons allang bezet is door de ideologie.’ Het grote probleem is nu dat ‘[u]it het debat met anderen, retoriek’ ontstaat, terwijl ‘[u]it het debat met jezelf poezië’ voortkomt, hetgeen Kellendonk tot de volgende beschrijving voerde,
Voor de schrijver is ethiek iets persoonlijks. De journalist preekt een publieke moraal.
Ethiek betekent voor het 'ik': het kwaad in zichzelf onderkennen. Zonder die twijfel zou zijn denken geautomatiseerd en dus niet meer creatief zijn. De eerste impuls tot een verhaal krijgt een schrijver wanneer hij het met zichzelf oneens is. Twijfel en geloof zijn voor hem complementaire tegengestelden…
De publieke opinie kent geen 'ik.' Twijfel en geloof zijn haar beide wezensvreemd. Ze is extravert. Zelfkritiek is in haar ogen ziekelijke zelfkwellerij. Ze doet aan zelfrechtvaardiging. Om haar eigen voortreffelijkheid aan te tonen zoekt ze een tegenstander die ze met modder kan bekogelen. Kritiek is voor haar etikettering, nooit discussie. Een idee is voor haar een dogma of een ketterij…
Kamerleden, actievoerders, journalisten, al die doe-mensen hebben van het denken alleen maar last en vroeg of laat zullen ze proberen om het te beknotten.
De jong gestorven, uiterst scherpzinnige Kellendonk zag tegelijkertijd een ander wezenlijke karaktertrek van de mainstream-journalistiek. Hij benadrukte dat
Het realisme een weerspiegeling van de werkelijkheid [veinst] te zijn, maar stiekem gaat het afbeelden precies andersom: aan de werkelijkheid wordt door het realisme een beeld opgedrongen.
Dat is des te gevaarlijker omdat dit vertekend 'realisme,' aldus Kellendonk 'oppermachtig heerst' in 'de journalistiek. Die geeft zich zonder voorbehoud uit voor naakte werkelijkheid… Niets is zo levend, of deze geestdodende vervreemdingsmachine weet het onverwijld op maat te snijden.’ Dit is nu precies wat Bas Heijne doet in zijn pamflet, door ondermeer ‘het terrorisme’ te beperken tot substatelijke groeperingen. In dit verband is zijn reactie op de laatste woorden van de stervende Kurtz: ‘The horror! The horror!’ onthullend. Hij schrijft: ‘Wat ziet Kurtz? Net als Marlow weten we het niet.’ Maar ‘we’ weten het juist wel! ‘We’ weten het maar al te goed, maar het ontbreekt de ‘politiek-literaire elite’ in de polder domweg aan ‘moed’ on de werkelijkheid onder ogen te zien. Zij blijft zich vastklampen aan de mythe van de ‘vooruitgang.’ En als er al sprake is van achteruitgang dan is het alleen die, veroorzaakt door ‘het populisme.’ Als Heijne eerlijk zou zijn geweest dan had hij de lezers er juist op gewezen dat de ‘horror!’ hen elke dag weer toe geschreeuwd wordt via de kranten, radio en televisie. Zo publiceerde NRC Handelsblad op 22 september 2015 onder de kop: ‘NAVO’s kernwapens houden Kremlin koest,’ een opiniestuk waarin werd verkondigd dat
Het handhaven van de Nederlandse nucleaire NAVO-taken nauw verweven [is] met de verdediging van de Westerse orde, meent Elmar Hellendoorn.
Kernwapens zijn opnieuw van belang in de strijd tussen democratieën en dictaturen. De Baltische staten en Polen voelen zich ernstig bedreigd door Rusland. Zij moeten kunnen rekenen op hun NAVO-bondgenoten, waaronder Nederland. Echter, zullen Nederlandse F-16 piloten klaarstaan om tactische kernwapens op oprukkende Russische tankbrigades af te werpen? En, is Nederland bereid om een Russische nucleaire tegenaanval te incasseren? Om deze wezensvragen te beantwoorden moet Nederland nagaan hoeveel het bereid is op te offeren voor zijn Westerse waarden.
De Kamer debatteert binnenkort over een verbod op kernwapens in Nederland. Het is noodzakelijk dat er wordt gesproken over de nucleaire gevaren. Echter, het kernwapendebat dreigt voorbij te gaan aan de Nederlandse verantwoordelijkheden en de Westerse belangen: het voorkomen van verdere geopolitieke instabiliteit. Die instabiliteit bedreigt de Westerse waarden: individuele vrijheden, mensenrechten en democratie. Het handhaven van de Nederlandse nucleaire NAVO-taken is nauw verweven met de verdediging van de Westerse orde.
Is het echt waar? ‘Weten we niet,’ wat ‘Kurtz’ zag? Beseffen Heijne en zijn ‘politiek-literaire elite’ nog steeds niet welke ‘horror!’ zal voortvloeien uit een nucleaire holocaust? ‘NAVO's kernwapens’ die het ‘Kremlin’ moeten ‘koest’ houden, omdat ze anders worden ingezet? Vanwaar ook dit barbaarse taalgebruik? Waarom ziet de NRC de beleidsbepalers in Moskou als honden die met een nucleair armageddon bedreigd moeten worden omdat ze zich anders niet ‘koest’ houden? Wat voor mentaliteit spreekt hieruit? En deze hufters (een ander woord is er niet voor hen) voelen zich ‘de elite’? Wie is nu ‘gruwelijk narcistisch,’ en ‘pijnlijk hopeloos’ vervuld van ‘haat en zelfhaat tegelijk’? Heijne focust zich op de ‘broers Kouachi,’ wier aanslagen voor hem het ‘symbool’ werden ‘van een wereldbeeld dat aan alle kanten onder vuur ligt?’ Waarom werden niet die 500.000 Iraakse kinderen, die onder politieke druk van het Westen de dood vonden, het ‘symbool’ bij uitstek voor de ondergang van het ‘Verlichtingsdenken’? Omdat het Arabische kinderen waren? Zo nee, wat dan wel? Vanwaar die onverschilligheid? Waarom ‘stierf’ er pas ‘iets in’ Heijne nadat begin 2015 de Parijse aanslagen een fractie van het aantal Iraakse kinderdoden hadden veroorzaakt? Welke ‘normen en waarden’ bezit de 'beschaving' van het westerse establisment dat bereid is de mensheid in haar geheel uit te roeien en de beschaving te vernietigen? Wat mankeert de ‘elite’? ‘Narcisme, haat, zelfhaat?’ De Amerikaanse vijf sterren generaal Omar Nelson Bradley, tijdens de Tweede Wereldoorlog opperbevelhebber van het Amerikaanse 1e Leger en 12e Legergroep, vatte de geïnstitutionaliseerde waanzin als volgt samen:
Ours is a world of nuclear giants and ethical infants. We know more about war than we know about peace, more about killing than we know about living. We have grasped the mystery of the atom and rejected the Sermon on the Mount.
Maar dit inzicht van een man die de 'fog of war' van binnenuit kende moet het vandaag de dag afleggen tegen de waanzin van een jonge ambitieuze universitair docent, zonder enige oorlogservaring, die onweersproken in NRC Handelsblad kan beweren dat het ‘kernwapendebat over de keuze [gaat] tussen naar binnen gericht idealisme of internationaal realisme,’ waarbij het ‘realisme’ bepaald wordt door ‘mutual assured destruction,’ de wederzijdse totale vernietiging, terwijl de weigering dit risico te lopen wordt gecriminaliseerd als eenzelvig ‘idealisme.’
Wat stelt de taal nog voor wanneer in de kwaliteitskrant van opiniemaker Bas Heijne de keuze voor collectieve zelfmoord wordt voorgesteld als ‘internationaal realisme.’ Waarom is deze vernietigingsdrang van de macht en haar pleitbezorgers in de massamedia geen onderwerp van mijn mainstream-collega’s? Heijne mag dan wel zijn pamflet eindigen met de waarschuwing ‘[h]oed je voor de overmoed van de rede, het idee dat de wereld zich een kant op laat sturen, dat beschaving een blijvende garantie is tegen menselijke agressie en vernietigingsdrang,’ maar dit tamelijk recentelijk bij hem gegroeide besef laat de doodsdrift van de eigen ‘politiek-literaire elite’ buiten beschouwing. Dit is absurd, want juist ook voor deze 'elite' geldt Heijne's beschuldiging aan het adres van de populisten: 'Als de wereld zich niet aan jouw verlangens aanpast, moet die wereld worden vernietigd.' Meer hierover de volgende keer.
Het feit dat een politicus wervende woorden schrijft says it all. Nu de werkelijkheid:
Mistah Kurtz—he dead.
A penny for the Old Guy
I
We are the hollow men
We are the stuffed men
Leaning together
Headpiece filled with straw. Alas!
Our dried voices, when
We whisper together
Are quiet and meaningless
As wind in dry grass
Or rats' feet over broken glass
In our dry cellar
Shape without form, shade without colour,
Paralysed force, gesture without motion;
Those who have crossed
With direct eyes, to death's other Kingdom
Remember us—if at all—not as lost
Violent souls, but only
As the hollow men
The stuffed men.
II
Eyes I dare not meet in dreams
In death's dream kingdom
These do not appear:
There, the eyes are
Sunlight on a broken column
There, is a tree swinging
And voices are
In the wind's singing
More distant and more solemn
Than a fading star.
Let me be no nearer
In death's dream kingdom
Let me also wear
Such deliberate disguises
Rat's coat, crowskin, crossed staves
In a field
Behaving as the wind behaves
No nearer—
Not that final meeting
In the twilight kingdom
III
This is the dead land
This is cactus land
Here the stone images
Are raised, here they receive
The supplication of a dead man's hand
Under the twinkle of a fading star.
Is it like this
In death's other kingdom
Waking alone
At the hour when we are
Trembling with tenderness
Lips that would kiss
Form prayers to broken stone.
IV
The eyes are not here
There are no eyes here
In this valley of dying stars
In this hollow valley
This broken jaw of our lost kingdoms
In this last of meeting places
We grope together
And avoid speech
Gathered on this beach of the tumid river
Sightless, unless
The eyes reappear
As the perpetual star
Multifoliate rose
Of death's twilight kingdom
The hope only
Of empty men.
V
Here we go round the prickly pear
Prickly pear prickly pear
Here we go round the prickly pear
At five o'clock in the morning.
Between the idea
And the reality
Between the motion
And the act
Falls the Shadow
For Thine is the Kingdom
Between the conception
And the creation
Between the emotion
And the response
Falls the Shadow
Life is very long
Between the desire
And the spasm
Between the potency
And the existence
Between the essence
And the descent
Falls the Shadow
For Thine is the Kingdom
For Thine is
Life is
For Thine is the
This is the way the world ends
This is the way the world ends
This is the way the world ends
Not with a bang but a whimper.
--T.S. Eliot
4 opmerkingen:
Goed stuk.
Bas Heijne een literator noemen is al te veel eer voor deze onbenullige quasi-intellectueel die het met mooie woorden"'t establishment naar de mond praten" als beroep heeft gekozen....
Amsterdamse stroom ten koste van duizenden Colombiaanse gezinnen? Bloedkolen? Wat zijn dat?
In Colombia zijn duizenden mensen vermoord en uit hun huis verjaagd in het mijnbouwgebied waar steenkool wordt gewonnen.
Nuon, E.ON, Engie en Essent gebruiken deze bloedkolen voor het opwekken van onze stroom. Gebruikt jouw energieleverancier bloedkolen?
Stap over! of ga naar 'stopbloedkolen.nl'
(Anderen de kolen uit het vuur laten halen kan ook maar dat te doen is vooralsnog voorbehouden aan de shapeshifters, een gezelschap onder aanvoering van een select gezelschap van
uitgelezen persmuskieten, ambitieuze cariërerende politici het keihard hardwerkend bedrijfsleven en de politiek literaire elite die
tesamen in hun maskerade het witwassen en groenwassen niet alleen steeds een nieuw gezicht geven maar er een competitieve sport van maken te desinformeren, misleiden en bruskeren' - mijn woorden)
Wie er groene stroom afneemt is het hardst genaaid in z'n kont waar het sop van de kool van de leverancier uitkomt. Niks tegen homo's, in je muil genomen worden of in je oor of om het even welk openstaand gat volstaat ook gestrekt genomen.
Laten we zeggen, het klimaat is toch al naar de klote... Opstoken? Haha ga jij ze uit het vuur halen?
Op je sloffen? Haha, op-nieuw barman, haha mooi hè ja, hier 'n kleinigheidje, voor jou makker, red jezelf! Dat doen we allemaal. Je bent toch geen dief van je eigen portemonee, kom op zeg!
Carmiggelmee unfairytales
Goed artikel, ga ik later nog eens lezen.
Een reactie posten