Israelische beschietingen van de Palestijnse bevolking.
November 2012 schreef de Amerikaanse emeritus hoogleraar sociologie, James Petras over The Logic of Public Flogging, het permanent publiekelijk vernederen en collectief bestraffen van de Palestijnse bevolking:
This obscene Israeli-Jewish behavior is intentionally open and flagrant: Flaunting Jewish military superiority over the defenseless Arab is vital part of the psychological war reinforcing the idea of Arab inferiority and of Palestinians as aliens in their own country. Israel ’s underlying slogan 'Arab Raus!' (Arabs Get Out!) echoes the Nazi screed, 'Juden Rauss' (Jews Get Out!). The message is clear: 'If you are not a Jew then you do not exist! Your very alien presence is an abomination in the eyes of the Zionist God. So if you won’t leave politely we will hasten your departure with a few thousand bombs, missiles and a rain of white phosphorous.' That is the deeper meaning of Israel ’s rape of Gaza .
Het opvallende aan het zionistisch regime is dat het zowel door een superioriteitsgevoel wordt gevoed, als door een minderwaardigheidscomplex. Beide psychische stoornissen zijn historisch verklaarbaar. Het superioriteitsgevoel is, naast de financiële en militaire steun van het Westen, gebaseerd op de veronderstelling een 'uitverkoren volk' te zijn dat met geen enkel ander volk te vergelijken is. Het minderwaardigheidscomplex is het resultaat van het eeuwenoude christelijke antisemitisme in Europa en de VS. Het antisemitisme eindigde, zoals bekend, in het christelijk Europa in de nazi-holocaust, terwijl ook de situatie in de christelijke VS voor de joodse burgers alles behalve rooskleurig was:
During and after World War I, American Jewry became the target of anti-Semitism by a variety of social groups, including the Ku Klux Klan and various immigration restriction advocates. Ivy League universities were no exception, and several of these venerable schools moved to restrict Jewish enrollment during the 1920s. Some Jewish students at Harvard, the bellwether in American education, did not take admission restrictions lying down.
Nativism and intolerance among segments of the white Protestant population were aimed at both Eastern European Jews and Southern European Catholics. In higher education, Jews were particularly resented. By 1919, about 80% of the students at New York's Hunter and City colleges were Jews, and 40% at Columbia. Jews at Harvard tripled to 21% of the freshman class in 1922 from about 7% in 1900. Ivy League Jews won a disproportionate share of academic prizes and election to Phi Beta Kappa but were widely regarded as competitive, eager to excel academically and less interested in extra-curricular activities such as organized sports. Non-Jews accused them of being clannish, socially unskilled and either unwilling or unable to 'fit in.'
In 1922, Harvard's president, A. Lawrence Lowell, proposed a quota on the number of Jews gaining admission to the university. Lowell was convinced that Harvard could only survive if the majority of its students came from old American stock.
Lowell argued that cutting the number of Jews at Harvard to a maximum of 15% would be good for the Jews, because limits would prevent further anti-Semitism. Lowell reasoned, 'The anti-Semitic feeling among the students is increasing, and it grows in proportion to the increase in the number of Jews. If their number should become 40% of the student body, the race feeling would become intense.'
Deze situatie duurde in de VS voort tot zelfs na de Tweede Wereldoorlog, zoals ik ondermeer weet uit de ervaringen van mijn 'aangetrouwde' joodse familieleden. Het is geenszins onverklaarbaar dat de haat en het wantrouwen tegen de 'gentiles' onder de joodse Amerikanen en Europeanen groot was, en in sommige gevallen nog steeds is. In een interview met Ischa Meijer verklaarde de auteur Leon de Winter over zijn ouders:
De sfeer bij ons thuis werd gekenmerkt door geborgenheid en een ontzagwekkende angst voor de buitenwereld. Er stond een enorme muur tussen ons en de rest van alle mensen in.
Tegenover mij vertelde de joods-Nederlandse auteur en vredesactivist Hajo Meijer, die Auschwits overleefde:
Ik citeer Leon de Winter omdat zijn beschrijving zo treffend is, hij geeft het beeld van het getto met een muur eromheen, een beeld dat veel joden niet van zich af kunnen schudden. Hij zegt afkomstig te zijn uit
'een verloren geraakt clubje joden, daar aan de rand van Den Bosch. Er werd bij ons thuis veel, wat zeg ik, constant over de joden en hun lot gepraat… onderduikverhalen… Met dat soort verhalen ben ik grootgebracht… Ik heb van jongs af aan het gevoel gehad dat ik mijn ouders moest beschermen – typische houding van die tweede generatie oorlogsslachtoffers.'
Zo benoemt hij zichzelf. Die jongen is getekend door
'aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Ik was een verschrikkelijk jongetje. En doodsbang.
'aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Ik was een verschrikkelijk jongetje. En doodsbang.
Het is volkomen verklaarbaar waarom de identiteit van mensen als Leon de Winter, gevangen in een sfeer van angst en haat zich nooit vrij kon ontwikkelen. Hetzelfde gaat op voor Israel als zelfbenoemde 'Joodse staat.' Het regime daar zoekt zijn identiteit eveneens in het zorgvuldig gecultiveerde slachtofferschap en handelt daardoor ontoerekeningsvatbaar. Het wordt niet gedreven door rationaliteit, maar door irrationele driften, voortkomend uit een opmerkelijke combinatie van superioriteits- en inferioriteitsgevoel. Als huurlingenstaat van het Westen wordt deze stoornis voortdurend gevoed door zowel Washington als Brussel, en wel omdat de Joden in Israel de economische en geopolitieke belangen van de christelijke VS en van Europa dienen. Het is een uiterst gevaarlijke politiek aangezien de zionisten over massavernietigingswapens beschikken, zowel nucleaire, biologische als chemische, en gedreigd hebben die te zullen inzetten, zodra het hen uitkomt.
Palestijnse kinderen tijdens Israelische aanval.
Het grote probleem is dat de cultus van het slachtofferisme een evenwichtige ontwikkeling van de persoonlijkheid onmogelijk maakt. Daar is al geruime tijd uitgebreid en gedocumenteerd over geschreven door onder andere mijn vrouw, de juriste Heikelien Verrijn Stuart. Al 22 jaar geleden waarschuwde zij voor het gegeven dat het cultiveren van het slachtofferschap uiteindelijk in een modern fascisme zou eindigen. Ze schreef dat:
slachtofferisten via erkenning of genoegdoening uit [zijn] op macht. Een macht die zij menen te hebben verdiend door een onschuld, die is geconstrueerd door hun slachtofferschap.
Ze waarschuwde voor
het excuus dat het slachtofferschap bood om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen.
Een paar jaar later wees de Duitse filosoof Peter Sloterdijk erop dat:
Verantwoordelijkheid steeds lager [wordt] ingeschat, terwijl het slachtofferschap steeds hoger wordt gewaardeerd. Het is een ontwikkeling die buitengewoon gevaarlijk is voor onze samenleving. Deze slachtofferistische manier van denken is de belangrijkste vorm van ressentiment geworden… Het slachtofferisme, het verleidelijke gevoel slachtoffer te zijn, kan men overal om ons heen waarnemen, en is een extreem morele kracht geworden.
En de in asiel levende joods-Russische dichter Joseph Brodsky adviseerde vlak voor zijn dood in zijn laatste essaybundel On Grief and Reason:
Probeer ten koste van alles te vermijden dat je jezelf de status van slachtoffer toestaat… probeer te onthouden dat menselijke waardigheid een absoluut begrip is… Bedenk tenminste, als dat andere je te hoogdravend in de oren klinkt, dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen.
Het fundamentele probleem is dat de slachtofferist er voetstoots van uitgaat dat hij (of zij) nooit zelf handelt, dus per definitie meent altijd onschuldig te zijn. En juist naar die onschuld is het slachtoffer op zoek. Het gevoel onschuldig te zijn vormt de kern van zijn identiteit. Vandaar dat hij niet anders kan dan zich fanatiek vastklampen aan zijn slachtofferrol. Schuldig is altijd de ander. De slachtofferist kent geen relativering, geen nuance, geen scepsis, geen ironie, geen satire. Hij kent alleen zijn eigen, alles overstemmende, weeklacht en zo verandert hij/zij geleidelijk aan in een fascist/terrorist, hoe u het maar noemen wil. Als een wereldvreemd kind weigert de slachtofferist de onvermijdelijke schaduwkant van het moderne bestaan te accepteren: de vervreemding, het isolement, de eenzaamheid, de anonimiteit, de melancholie en de talloze negatieve manifestaties die onlosmakelijk daaraan verbonden zijn. Hij/zij is te vol van zichzelf en bezit te weinig verbeeldingskracht om een innerlijk proces op gang te brengen waarover Albert Camus eens schreef:
De eerste stap van een geest die vervuld is van vervreemding is het besef dat hij dat gevoel van vervreemding deelt met alle mensen en dat de mensheid als geheel lijdt onder deze distantie ten opzichte van zichzelf en de wereld,
hetgeen bij een betrokken individu leidt tot een 'solidariteit van de ketenen' die ieder mens van nature aan de ander bindt. De slachtoffferist is evenwel alleen solidair met zichzelf, omdat hij weigert zijn gecultiveerd slachtofferschap op te geven. In een razendsnel veranderende wereld en temidden van de multiculturele verwarring zoekt de slachtofferist een houvast dat hij niet kan vinden in zijn rol van consument. Die vult de existentiële leegte niet; hoeveel hij ook verteert, de honger blijft. Zoals Heikelien Verrijn Stuart schreef is de slachtofferist op zoek naar zijn/haar onschuld. Het gebrek aan een eigen identiteit dwingt hem/haar daartoe. Hij/zij is en blijft de eeuwige onschuldige, hoe moordzuchtig hij/zij ook te werk mag gaan. De slachtofferist voelt zich het veiligst in zijn/haar rol als vermeend slachtoffer. Het is ook niet vreemd dat mijn zwager zich als het ware van de ene op de andere dag ontpopt als een verspreider van zionistische propaganda. De Israelische terreur, het zionistisch fascisme, dwingt degenen die zich joods voelen of het daadwerkelijk ook zijn om stelling te nemen. Hij/zij kan zich niet langer meer verschuilen achter zijn/haar onschuld die zo kenmerkend is voor het slachtofferisme.
Het slachtofferisme is een van de gevaarlijkste politieke wapens in de moderne tijd geworden, waarmee allerlei vormen van chantage en terreur wordt gerechtvaardigd. Tegelijkertijd wordt de tegenstander met kwalificaties als 'antisemiet' en 'terroristenvriend' gestigmatiseerd en zodoende vogelvrij verklaard. Ondertussen blijft natuurlijk de slachtofferist onverzadigbaar. Noch de samenleving en zelfs ook niet de dader kan de slachtofferist genoegdoening geven om de simpele reden dat de slachtofferist alleen door het cultiveren van zijn slachtofferschap kan bestaan. Hij/zij heeft er geen enkel belang bij om zijn/haar slachtofferschap op te geven. Juist door het slachtofferschap voelt hij/zij zich kosjer, krijgt hij/zij alle aandacht waarop hij of zij meent recht te hebben. Het probleem in deze is dat de slachtofferist steeds radicaler wordt om dezelfde kick te kunnen krijgen uit zijn verslaving, zoals een junkie steeds meer van zijn drug moet hebben om nog high te kunnen worden.
De slachtofferist is onbehandelbaar, alleen hijzelf/zijzelf kan zich redden. Problematisch daarbij is dat slachtofferisten, net als junkies hun verslaving niet makkelijk zullen opgeven, want die verslaving is nu juist hun raison d'être geworden. Ze zitten gevangen in een vicieuze cirkel waar alleen zijzelf kunnen doorbreken. Net als met heroine geeft het slachtofferschap een roes, het is een deel geworden van de eigen identiteit, zonder de verslaving ontstaat er een beangstigende leegte. Vandaar de agressie van de verslaafde zodra een buitenstaander hem aanspreekt op zijn verslaving. De verslaafde probeert op allerlei manieren zijn verslaving te rechtvaardigen, allereerst door degene die hem direct of indirect confronteert met zijn stoornis van alle denkbare ellende te beschuldigen. Dit neemt op den duur absurde vormen aan. Zo betichtte het joods Nederlandse echtpaar Ron en Rosa van der Wieken andere joodse Nederlanders die Israel bekritiseren van 'antisemitisme.' Op die manier hoeven ze hun eigen slachtofferisme niet onder ogen te zien.
Het is allemaal zo helder beschreven door de joods-Canadese Bernice Eisenstein in haar boek Ik was een kind van holocaust overlevers:
Zonder dat mijn familie het wist of zelfs maar vermoedde, heeft hun verleden mijn eenzaamheid en boosheid gevormd en gestalte gegeven aan wat ik onder liefde en verlies versta. Ik heb de ondraaglijke lichtheid geërfd van een bestaan als kind van Holocaust-overlevers. Vervloekt en gezegend. Zwart, wit, en overschaduwd... Ik heb het verdwijnpunt van de Holocaust nooit kunnen vinden, nooit precies geweten waar mijn plaats aan zijn horizon was.
Terwijl Bernice tegelijkertijd exact weet dat ze
met een probleem [zit]: niet het opgroeien in het gezin van mijn ouders was tragisch, maar hun verleden. Niet mijn leven was verdoemd, maar het hunne…
De Holocaust is een drug en ik ben in een opiumkit terechtgekomen. Mijn eerste roes heb ik gratis, argeloos, toegediend gekregen, van iedereen hier. Van de kracht ervan heb ik zojuist een glimp opgevangen, doordat ik mijn ogen liet gaan over de sporen van de naalden op elke linker onderarm in deze kamer. En vanaf dat moment ben ik verslaafd. Ik zal erachter komen dat er geen eind is aan de dealers die ik weet te vinden voor nog één shot, nog één keer toegang tot die hallucinerende spookwereld. Mijn ouders beseffen niet eens dat ze drugsdealers zijn. Ze zouden zich nooit het soort roes kunnen voorstellen dat H teweegbrengt. Hoe ik ernaar verlang onder te duiken in zijn eindeloze diepte, hoe hij me het huis uit jaagt om in mijn eentje naar de bioscoop te gaan, naar de bibliotheek, waar ik elke film kan zien en elk boek kan lezen dat me aan Holocaust kan helpen. Ik zou hele rollen film, samen met bedrukte boekpagina's, tot een fijn poeder kunnen vermalen, in lijntjes achter elkaar neerleggen en opsnuiven. Toen ik in de twintig was heb ik de roman De laatste der rechtvaardigen van Andre Shwarz-Bart drie keer geïnhaleerd, alleen maar om steeds weer dezelfde dosis toegediend te krijgen. Hij leidde me naar de ultieme, onovertroffen superioriteit van Primo Levi, die me in een roes achterliet, onder mijn bed, opgekruld als een foetus, nog steeds bibberend om meer...
Er zijn geen grenzen aan hoe ver een geobsedeerde fantasie kan gaan met dit soort dingen. Maar om van die verslaving, die dwang, af te komen, zou ik mezelf moeten blinddoeken, mijn oren moeten dichtstoppen, mijn mond afplakken en de waarheid dat ik zonder de Holocaust niet zou zijn wie ik ben, moeten uitvlakken. Hij heeft me gestigmatiseerd en gebrandmerkt met zijn gestippelde kenteken op mijn onderarm, me onherroepelijk zijn wereld binnengetrokken als zijn nakomeling. Het collectieve geheugen van een generatie spreekt en ik ben gedwongen te luisteren, zijn verschrikkingen te zien en zijn verontwaardiging te voelen.
Dit proces van 'geobsedeerde fantasie' is het logische gevolg van hetgeen Hannah Arendt al 65 jaar geleden voorspelde toen ze constateerde
dat vele zionisten er inderdaad van overtuigd waren dat zij joden waren door de vijanden van het joodse volk. Hieruit concludeerden de zionisten dat het joodse volk zonder het anti-semitisme in de landen van de diaspora niet overleefd zou hebben; en daarom waren zij tegen elke poging om anti-semitisme op grote schaal te vernietigen. Integendeel, ze verklaarden dat onze vijanden, de anti-semieten, ‘onze betrouwbaarste vrienden zijn, de anti-semitische landen onze bondgenoten.’ (Herzl).
En zo is een paranoïde levenshouding ontstaan die men als volgt zou kunnen typeren: des te sterker en veiliger de joden zijn, des te angstiger en agressiever de zionisten zich opstellen. En die angst en dat geweld slaat natuurlijk op den duur naar binnen, dit mechanisme is een kenmerkend onderdeel van sektarisme. Vandaar dat Ron en Rosa in het Nieuw Israelitisch Weekblad fel uithaalden naar degenen die zij zelf zien als 'Joden' behorend tot hun 'eigen volk.' Het criminaliseren van de 'eigen' mensen is meestal de laatste stap voordat de rekening wordt vereffend. De vijand moet eerst benoemd worden, de externe druk moet opgevoerd worden om interne cohesie af te dwingen, de 'verrader' moet aangewezen worden en ontmenselijkt. Dus 'een hedendaags voorbeeld van een overtuiging die een jood buiten de grenzen van het Jodendom plaatst is anti-Israelisme,' zo laat het echtpaar Van der Wieken weten. Kritiek op Israel betekent antisemitisme, want
zonder een joodse staat zijn joden weer in een situatie zoals vóór WOII, waarbij uiteindelijk elke jood vogelvrij kan zijn. Dat betekent dat iedere jood die een bijl aan het bestaan van de staat Israel probeert te slaan, bereid is het voortbestaan van het Joodse volk op het spel te zetten.
Hij is daarmee per definitie een 'antisemiet.' Deze redenering toont een gesloten wereldbeeld, en is een betoog dat zichzelf in zijn staart bijt.
Joden in Israel die genieten van de life-bombardementen op Gaza. Hieronder het resultaat van het zionistisch fascisme. De vraag is: waarom gedragen de Joden hierboven zich als nazi's?
Wat is tenslotte, volgens Ron en Rosa, de oorzaak van het feit dat er joden zijn die kritiek hebben op Israel? Welnu, dat komt niet door de Israelische schendingen van de internationale rechtsregels en van alle fatsoensnormen, maar dat komt, let op, doordat 'Joden met een laag zelfgevoel en een zwakke band met joodse cultuur en religie die negatieve beelden [kunnen ervaren] als behorend bij hen zelf.' Niet Israel pleegt terreur, maar de joden die Israel bekritiseren, zij zwichten voor de druk van buitenaf. Dus van Hannah Arendt en Martin Buber tot Noam Chomsky, Tony Judt en Avraham Burg hebben we, in de ogen van het zionistisch Amsterdamse echtpaar, te maken met 'rabiate antisemieten.' Wat moet er nu gebeuren met het slag 'verraderlijke zelfhaters' dat gebukt gaat onder 'een laag zelfgevoel'? Immers, waar verraad wordt gepleegd moet handelend worden opgetreden.
De joods-Hongaarse Nobelprijswinnaar Imre Kertesz, die de vernietigingskampen overleefde, schrijft over datgene wat zijn leven heeft bepaald:
Ik begreep dat ik, als ik mijn vergankelijke zelf en de veranderende tonelen wilde trotseren, me op mijn scheppende herinnering moest verlaten en zelf alles moest herscheppen.
Een mens is veel meer dan een al dan niet zelfbenoemd slachtoffer. Maar hoe vertel ik dit mijn 'joodse' zwager? Angstvallig beschermt hij net als de fanatieke zionisten zijn eeuwigdurende onschuld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten