The poor overworked, browbeaten, henpecked
Dagwood Bumstead… was to become the classic example of the downtrodden male,
bolstering his wounded ego with his notorious sky-high sandwiches, yet still
helpless against the machinations of his implacable wife. An object of contempt
to his spouse, his offspring, his employer, and even his dog Daisy… and somehow
his family and their relationships have become something of a national ideal.
The correspondence between his lifestyle and that of his actual counterparts among
the breadwinners of the United States is difficult to define explicitly, but it
seems unfortunate at best that the most popular representation of the person
who is at once the backbone of the family and the economy should be as a
helpless buffoon.
Les Daniels. Comix. A History of
Comic Books in America. 1971
God appointed America to save the
world in any way that suits America. God appointed Israel to be the nexus of
America’s Middle Eastern policy and anyone who wants to mess with that idea is
(a) anti-Semitic, (b) anti-American, (c) with the enemy, and (d) a terrorist.
John le Carré. The
Times. 15 januari 2003
Well, this is real sociable. A
billionaire and a pauper going around in the same circle.
Donald tegen Oom Dagobert. How to Read Donald Duck. 1975
Niemand die ooit een Amerikaanse verkiezingscampagne van nabij heeft meegemaakt… zal licht denken over het vitale karakter van de Amerikaanse democratie.
Geert Mak. Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika. 2012
We live in a time of deep foreboding,
one that haunts any discourse about justice, democracy and the future. Not only
have the points of reference that provided a sense of certainty and collective
hope in the past largely evaporated, but the only referents available are
increasingly supplied by a hyper-market-driven society, megacorporations and a
corrupt financial service industry. The commanding economic and cultural
institutions of American society have taken on what David Theo Goldberg calls a
‘militarizing social logic.’ Market discipline now regulates all aspects of
social life, and the regressive economic rationality that drives it sacrifices
the public good, public values and social responsibility to a tawdry
consumerist dream while simultaneously creating a throwaway society of goods, resources
and individuals now considered disposable. This militarizing logic is also
creeping into public schools and colleges with the former increasingly
resembling the culture of prison and the latter opening their classrooms to the
national intelligence agencies…
Armed guards are now joined by armed
knowledge. Corruption, commodification and repressive state apparatuses
have become the central features of a predatory society in which it is presumed
irrationally ‘that market should dominate and determine all choices and
outcomes to the occlusion of any other considerations.’
Henry A. Giroux. The Politics of Disimagination and the
Pathology of Power. 27 februari 2013
Amerika… een gratis Donald Duck
die op een herfstdag opeens in de bus viel, en waarbij duizend horloges –
omgerekend naar de huidige jeugdeconomie: duizend iPads – werden verloot. En
dan de inhoud van het nummer: ‘Donald Duck als schoolmeester’, de neefjes wagen
het zelfs om een ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken! Zomaar
een ijsje kapotduwen!
Geert Mak. Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika. 2012
Geert Mak. Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika. 2012
Aan de daad gaat het woord vooraf. In het voorwoord van de Engelse vertaling van How To Read Donald Duck -- volgens John Berger ‘a handbook of de-colonisation’ -- schreven de auteurs Dorfman en Mattelart in 1975:
To say that this book was burnt
in Chile should not come as a surprise to anyone. Hundreds of books were
destroyed, and thousands more prohibited and censored.
Wat dat betreft was zowel de boekverbranding onder het fascistisch
regime van Pinochet als de steun van Washington voor het om zeep helpen van de Chileense democratie inderdaad niets bijzonders. Wat wel opmerkelijk was, is het
feit dat een geillustreerd boek over de ideologische lading achter Walt
Disney’s werk gecensureerd werd door een Zuid-Amerikaanse militaire junta.
Kennelijk hadden de auteurs een gevoelige zenuw geraakt. How to Read Donald Duck verscheen in 1971, op het moment dat onder
leiding van de toenmalige Nationale
Veiligheidsadviseur Henry Kissinger in het geheim ‘een strategie van
destabilisatie, ontvoering en moord,’ werd ontwikkeld ‘met het doel een
militaire staatsgreep uit te lokken,’ waarbij het democratisch gekozen
bewind van president Allende met geweld uit de weg zou worden geruimd, zo
blijkt uit vrijgekomen ‘sanetized’ Amerikaanse documenten. Hoewel het een
universeel recht is dat autonome staten hun eigen beleid bepalen, instigeerde
de Amerikaanse president Nixon een economische boycott nadat de regering
Allende de kopermijnen had genationaliseerd. Toen bleek dat Nixon’s opdracht ‘make
the economy scream’ niet onmiddellijk het gewenste resultaat had, adviseerde
Kissinger de Chileense democratie via een staatsgreep om zeep te werpen,
aangezien in de woorden van Kissinger, ‘the issues are much too important for the Chilean voters to be left to
decide for themselves.’ En zo vond op 11 september 1973, de dag dat de Senaat Kissinger’s benoeming als minister van Buitenlandse Zaken goedkeurde, in Chili een militaire staatsgreep plaats.
Omdat hier net als in het geval
van onder andere Iran in 1953, Guatemala in ’54, Kongo in 1961, etc. sprake was
van een grove schending van de internationale rechtsorde verklaarde minister
Kissinger tegenover de Senaatscommissie voor Buitenlandse Betrekkingen dat de
Amerikaanse regering geen enkele rol had gespeeld in die militaire coup. Maar op
zijn beurt beschreef de Amerikaanse marineattaché in Chili, Patrick Ryan, in een
intern rapport de dag van de staatsgreep, als ‘onze D-day’ om
vervolgens in krom Frans te concluderen dat ‘Chili’s coup de etat (sic) bijna
perfect’ was. Onmiddellijk nadat de wettige en democratisch gekozen
regering van Chili was uitgeschakeld, kreeg het militaire regime aanzienlijke
economische en militaire steun van de VS. Dat in Chili intussen op grote schaal
de mensenrechten ernstig werden geschonden, speelde daarbij geen enkele rol.
Integendeel, zo valt te lezen in een in 1999 vrijgegeven Amerikaans memorandum,
waarin een gesprek tussen Kissinger en juntaleider Pinochet te lezen is. Het
onderhoud vond plaats op 8 juni 1976, op de dag dat Henry Kissinger een
toespraak zou houden voor de Organisatie
van Amerikaanse Staten over het onderwerp mensenrechten. Gedwongen door de
publieke opinie en het Congres moest hij als Amerikaanse minister van
Buitenlandse Zaken in het openbaar enkele kritische opmerkingen maken over de massale
martelingen en verdwijningen van politieke tegenstanders in Chili, onder wie
zelfs enkele progressieve Amerikaanse burgers. Voorafgaand aan dit optreden zei
Kissinger in een gesprek onder vier ogen
tegen de despoot Pinochet:
De toespraak is niet tegen Chili gericht. Dat wilde ik u zeggen. Naar mijn oordeel bent u een slachtoffer van alle linkse groeperingen ter wereld en bestaat uw grootste zonde erin dat u een regering omver hebt geworpen die bezig was communistisch te worden… We hebben de omverwerping van de pro-communistische regering hier met instemming begroet. We zijn er niet op uit uw positie te verzwakken… Ik wil graag onze betrekkingen en vriendschap bevorderen.’
Desondanks de Amerikaanse steun aan geweld en onderdrukking blijven de westerse opiniemakers van de mainstream een ‘geheime liefde’ koesteren voor het ‘droomland’ van hun jeugd, waar ‘de neefjes het [wagen] zelfs om een ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken!
De toespraak is niet tegen Chili gericht. Dat wilde ik u zeggen. Naar mijn oordeel bent u een slachtoffer van alle linkse groeperingen ter wereld en bestaat uw grootste zonde erin dat u een regering omver hebt geworpen die bezig was communistisch te worden… We hebben de omverwerping van de pro-communistische regering hier met instemming begroet. We zijn er niet op uit uw positie te verzwakken… Ik wil graag onze betrekkingen en vriendschap bevorderen.’
Desondanks de Amerikaanse steun aan geweld en onderdrukking blijven de westerse opiniemakers van de mainstream een ‘geheime liefde’ koesteren voor het ‘droomland’ van hun jeugd, waar ‘de neefjes het [wagen] zelfs om een ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken!
‘Zomaar een ijsje kapotduwen’ was inderdaad een ongehoorde daad in de polder van de jaren vijftig, maar lang niet zo ongehoord als de Amerikaanse terreur in de rest van de wereld waar autonome staten een zelfstandige koers probeerden uit te stippelen. Een terreur die door het Europa van de NAVO al sinds de oprichting van dit bondgenootschap in 1949 gehoorzaam werd gesteund. En nog steeds wordt gesteund ondanks het feit dat de VS weigert lid te worden van het in 2002 opgerichte International Criminal Court, ‘a permanent tribunal to prosecute individuals for genocide, crimes against humanity, war crimes, and the crime of aggression (although it cannot, until at least 2017, exercise jurisdiction over the crime of aggression).’ De redenen van die weigering zijn voor de hand liggend, de VS zou dan zijn buitenlandse politiek fundamenteel moeten herzien en zou niet langer meer straffeloos overal op aarde geweldadig kunnen ingrijpen om de eigen belangen veilig te stellen. Een juridisch argument dat Henry Kissinger voor die weigering aanvoerde was dat het ICC de ‘sovereign immunity’ teniet doet, evenals ‘the sacrosanct nature of national frontiers,’ die de VS zelf permanent schendt, maar dat onmogelijk zou worden zodra de ICC de bevoegdheid krijgt ‘to submit international politics to judicial procedures.’ De van oorlogsmisdaden beschuldigde Henry Kissinger stelde dat door de oprichting van het International Criminal Court ‘The danger lies in pushing the effort to extremes that risk substituting the tyranny of judges for that of governments; historically, the dictatorship of the virtuous has often led to inquisitions and even witch-hunts.’ En een dergelijke juridische ‘tiranny’ of zelfs ‘witch-hunts,’ zoals die kennelijk tijdens de nazi-processen in Neurenberg plaatsvonden, moeten zich niet herhalen volgens Kissinger, die als joodse Duitser de nazi’s moest ontvluchten. Het door de Amerikaanse strijdkrachten liquideren van ontelbare Aziaten, Afrikanen en Latijns Amerikaanse burgers is kennelijk iets fundamenteel anders dan het vermoorden van joodse burgers. Kissinger is tegenstander van ‘The doctrine of universal jurisdiction,’ die ‘asserts that some crimes are so heinous that their perpetrators should not escape justice by invoking doctrines of sovereign immunity or the sacrosanct nature of national frontiers.’ Het gevolg van de Amerikaanse weigering om zich bij het internationaal recht neer te leggen leidt tot ‘the doctrine of universal self-interest as a justifiable sovereign disposition (even as it is used by Kissinger and others to justify attacks against universal jurisdiction)’ en die leerstelling ‘is grounded in some of the worst aspects of Western political philosophy,’ zoals het westerse imperialisme en het nationaal socialisme hebben aangetoond.
Die geschiedenis
wordt door de mainstream nagenoeg altijd verzwegen en zeker niet in een actuele context geplaatst. ‘De klanken vanuit de verte,’ die ‘wij,
Europese kinderen van de jaren vijftig’ hoorden waren niet pikzwart maar ‘lichtblauw’
en ‘alles ruimt vreemd en rozig: Amerika!’ en de ‘neefjes‘
van de ‘vermoeide’ Donald Duck durven zelfs ‘een ijsje’ op zijn ‘hoofd…
uit te drukken! Zomaar een ijsje kapotduwen.’ Het was zo'n ingrijpend beeld dat Mak het een halve eeuw later als een uitgangspunt neemt voor een
reisboek waarin hij ‘op zoek naar Amerika’ gaat. Illustrerend
hieraan is niet dat het ‘zomaar
een ijsje kapotduwen’ grote hilariteit veroorzaakte in huize Mak, maar
dat Geert Mak precies 50 jaar later nog na kan na gnuiven over het feit dat de
anti-held Donald Duck, de ‘born loser,’ de eeuwige schlemiel die
het goed bedoelt maar altijd achter het net blijft vissen, ‘zomaar,’ zonder eigen
toedoen, een ‘ijsje’ op zijn ‘vermoeide’ eendenhoofd krijgt
uitgedrukt. In al die tijd is de bestseller-auteur, die als ‘Amerikadeskundige’ een boek schreef voor een zo groot mogelijk publiek, niet op de gedachte
gekomen om de kinderlijke archetypische beelden eens nader te onderzoeken,
zoals onder andere intellectuelen als Dorfman & Mattelart deden In How To Read Donald Duck. Imperialist
Ideology in the Disney Comic. Kennelijk is voor hem alleen het uiterlijk
vertoon, het kinderlijke leedvermaak over oom Donald, het zogeheten onschuldige vermaak, relevant, en schuilt er voor hem niets
meer achter. Net zoals voor hem de oorzaak van de obesitas epedimie in de VS
alleen maar toe te schrijven is aan
teveel vet en zout in het eten. Waarom er teveel vet en zout wordt ingestopt blijft voor Mak onbelangrijk, net als de vraag waarom juist deze
stripfiguren Disney tot een miljardenconcern hebben laten uitgroeien. Bovendien,
waarom zou het Pinochet-regime How to Read Donald Duck op de brandstapel hebben
laten gooien? Wat is er voor fascisten die door de VS aan de macht werden
geholpen zo opruiend in dat geillustreerde boek? Toch niet het optreden van kwik,
kwek en kwak? Waarom mocht Geert Mak’s Donald Duck in een ontwikkelingsland
niet bekritiseerd worden? Dorfman en Mattelart schreven in 1975, na uit
Chili te zijn gevlucht:
It was written in the
middle of 1971, in the middle of the Chilean revolutionary process. Copper had
been rescued, the land was being returned to the peasantry, the whole Chilean
people were recovering the industries that during the twentieth century had
been the means of enrichment for Mr. Rockefeller, Grace, Guggenheim, and
Morgan. Because this process was intolerable to the United States government
and its multinational corporations, it had to be stopped… To realize their
objective, an ‘invisible blockade’ was imposed: credits were denied, spare
parts purchased for industrial machinery were not sent, and later, the Chilean
State Bank accounts in the U.S. were blocked, and an embargo preventing the
sale of Chilean copper throughout the world was organized.
There were, however,
two items which were not blocked: planes, tanks, ships and technical assistance
for the Chilean armed forces; and magazines, TV serials, advertising, and
public opinion polls for the Chilean mass media, which continued, for the most
part, to be in the hands of the small group which was losing its privileges. To
maintain them, with those of the U.S., their media prepared the climate for the
bourgeois insurrection which finally materialized some years later on the 11th
of September 1973. Each day, with expert U.S. advice, in each newspaper, each
weekly, each monthly magazine, each news dispatch, each movie, and each comic
book, their arsenal of psychological warfare was fortified. In the words of
General Pinochet, the point was to ‘conquer the minds,’ while in the words
of Donald Duck (in the magazine Disneylandia published in December 1971,
coinciding with the first mass rallies of native fascism, the so called ‘march
of the empty pots and pans’) the point was to ‘restore the king.’
But the people did
not want the restoration of the king nor of the businessman. The popular
Chilean cultural offensive, which accompanied the social and economic
liberation, took multiple forms: wall paintings, popular papers, TV programs, motion
pictures, theater, songs, literature. In all areas of human activity, with
different degrees of intensity, the people expressed their will. Perhaps the
most important arm of this offensive, was the work of the State Publishing
House ‘Quimantú,’ a word meaning ‘Sunshine of Knowledge’ in the language of the
native Chilean Mapuche Indians. In two and a half years it published five
million books; twice the amount which had been published in all of Chile during
the past seventy years.
Maar deze, in de terminologie
van Geert Mak, ‘soft power’ die aansloot op wat de Chileense bevolking zelf
wilde, werd door Washington gevreesd omdat het de ‘man
in the street’ bewust maakte van zijn eigen macht en van de wijze
waarop hij zijn rol kon veranderen. Het feit dat de geschiedenis door gewone
mensen te beinvloeden is, wordt door Washington, overigens terecht, als een
revolutionaire en dus gezag ondermijnende ontwikkeling gezien. Om Mak te citeren:
De Amerikaanse soft
power is dan ook… nog altijd sterk aanwezig… Soft power is, in de kern, de
overtuigingskracht van een staat, de kracht om het debat naar zich toe te
trekken, om de agenda van de wereldpolitiek te bepalen.
Omdat Geert Mak het boek van de grote expert op het gebied van 'soft power' niet gelezen heeft, weet hij niet wat de gerenommeerde Amerikaanse emeritus hoogleraar Joseph Nye over dit begrip heeft geschreven en beseft hij niet hoe dit fenomeen daadwerkelijk in de praktijk werkt. 'Soft power' staat nooit los van militair geweld, zoals ondermeer blijkt uit het feit dat toen de Amerikaanse generaal Wesley Clark sprak over 'soft power' hij opmerkte 'it gave us an influence far beyond the hard edge of traditional balance-of-power politics.' Mak's ‘geheime liefde’ voor ‘Amerika’ belet hem te beseffen dat de ‘Amerikaanse soft power’ direct gekoppeld is aan het Amerikaanse geweld zodra die ‘soft power’ niet leidt tot de mogelijkheid ‘om de agenda van de wereldpolitiek’ te bepalen. Omdat de democratisch gekozen Allende-regering in de ogen van Kissinger cum suis letterlijk als een ‘virus’ werd gezien, moest de Chileense ‘soft power’ vernietigd worden door de ‘hard power.’ Nadat de kapitalistisch macht met massale arrestaties, martelingen en moord orde op zaken had gesteld kon de ‘soft power,’ net als vóór Allende, de zaak weer overnemen. David Kunzle, hoogleraar Kunstgeschiedenis, schreef in de introductie van de Engelstalige editie van How To Read Donald Duck dat dit geillustreerde boek ‘a most potent instrument’ was geworden in Latijns Amerika 'for the interpretation of bourgeois media in the Third World.’ Kunzle merkte op over het cultureel imperialisme:
Until 1970, Chili was
completely in pawn to U.S. corporate interests; its foreign debt was the second
highest per capita in the world. And even under the Popular Unity governement (met Allende als president svh), which initiated a peaceful road to
socialism, it proved easier to nationalize copper than to free the mass media
from the U.S. influence. The most popular TV channel in Chile imported about
half its material from the U.S. (including FBI, Mission Impossible, Disneyland,
etc.), and until June 1972, eighty percent of the films shown in the cinemas
(Chile had virtually no native film industry) came from the U.S. The major
chain of newspapers and magazines, including El Mercurio, was owned by Agustin
Edwards, a Vice-President of Pepsi Cola, who also controlled many of the
largest industrial corporations in Chile, while he was resident in Miami. With
so much of the mass media serving conservative interests, the government of the
Popular Unity tried to reach the people through certain alternative media, such
as the poster, the mural and a new kind of comic book.
Over het Chileens dagblad El Mercurio, in bezit van de in de VS wonende Agustin Edwards, is het volgende bekend:
Role in 1973 coup d'état. El Mercurio received funds from the CIA in the early 1970s to undermine the
Socialist government of Salvador Allende,
acting as a mouthpiece for anti-Allende propaganda. The paper
played ‘a significant role in setting the stage for the military coup’
which took place on 11 September 1973, bringing General Pinochet to power.
Declassified documents that
detail US interventions in Chile revealed the paper's role, and the extent of
the paper’s cooperation with the CIA:
‘Throughout the 1960s, the
CIA poured funds into Chile’s largest—and staunchly right-wing—newspaper, El Mercurio, putting reporters and
editors on the payroll, writing articles and columns for placement and
providing additional funds for operating expenses. After the paper’s owner,
Agustín Edwards came to Washington in September 1970 to lobby Nixon for action
against Allende, the CIA used El
Mercurio as a key outlet for a massive propaganda campaign... Throughout
Allende’s aborted tenure, the paper continued an unyielding campaign, running
countless virulent, inflammatory articles and editorials exhorting opposition
against—and at times even calling for the overthrow of—the Popular Unity
government.‘
Support reached to the
highest levels of the US government. When the paper requested significant funds
for covert support in September 1971, ‘...in a rare example of presidential
micromanagement of a covert operation, Nixon personally authorized the
$700,000—and more if necessary—in covert funds to El Mercurio.’
Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/El_Mercurio
Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/El_Mercurio
Hoe belangrijk de
beinvloeding van kinderen wordt beschouwd door de rechtse media blijkt uit het
feit dat elke wezenlijk andere voorstelling van zaken dan de kapitalistische
weergave ogenblikkelijk als een gevaarlijke bedreiging wordt gezien. Op 13
augustus 1971 gaf het hierboven genoemde conservatieve El Mercurio het volgende
commentaar op de verschijning van How To Read Donald Duck en
soortgelijke publicaties.
Among the the
objectives pursued by the Popular Unity government appears to be the creation
of a new mentality in the younger generation. In order to achieve this purpose,
typical of all Marxist societies, the authorities are intervening in education
and the advertising media and resorting to various expedients.
Persons responsible in
the Government maintain that education shall be one of the means calculated to
achieve this purpose. A severe critique is thus being instituted at this level
against teaching methods, textbooks…
We register no
surprise at the emphasis placed upon changing the mentality of school children,
who in their immaturity can not detect the subtle ideological contraband to
which they are being subject.
There are… other
lines of access being forged to the juvenile mind, notably the magazines and
publications which the State publishing house has just launched, under literary
mentors both Chilean and foreign…
Deze concurrentie, die een ander beeld gaf van de kapitalistische werkelijkheid, was volstrekt onacceptabel voor de economische macht in Chili en de VS en moest zo snel mogelijk met geweld de kop in worden gedrukt. De ‘soft power,’ in de terminologie van onze mainstream-opiniemaker ‘de overtuigingskracht om het debat naar zich toe te trekken, om de agenda van de wereldpolitiek te bepalen,’ moest in handen blijven van het kapitalistische ‘Amerika.’ En om te voorkomen dat die ‘Amerikaanse soft power,’ die volgens Mak ‘nog altijd sterk aanwezig [is]’ serieus wordt geanalyseerd in de neerslag van zijn zoektocht ‘naar Amerika,’ beperkt hij zich tot zijn eigen jaren vijftig ervaring. Zijn lezers hoeven alleen maar zijn persoonlijke reactie te weten op ‘de neefjes,' die het ‘[zelfs] wagen om een ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit te drukken! Zomaar een ijsje kapotduwen!’ De miljardenindustrie van Disney is niet dan kinderlijk leedvermaak over die onnozele eend die ‘by definition clumsy and careless is,’ en die ‘always [is] getting the boot,’ zoals Dorfman en Mattelart terecht opmerken. De westerse mainstream is niet in staat meer te zien dan de eigen navel. Geen enkel moment zal Mak zich afvragen waarom in bijvoorbeeld 1971 het door de CIA gefinancierde Chileense dagblad El Mercurio in een comentaar liet weten dat:
It should be stressed
that not even the vehicles of juvenile recreation and amusement are exempt from
this process, which aims to diminish the popularity of consecrated characters
of world literature, and at the same time replace them with new models cooked
up by the Popular Unity propaganda experts,
waarbij ik voor alle
duidelijkheid vermeld dat de ‘consecrated characters of world literature,’
naar wie El Mercurio verwijst, Donald
Duck, Mickey Mouse en al die andere stripfiguren van Disney’s ‘world
literature’ zijn. Bovendien suggereert El
Mercurio dat Disney's ‘juvenile recreation and amusement’ geen propaganda zijn voor
een bepaald en wereldbeeld, maar alleen ‘onschuldig vermaak’ is dat hooguit
een gnuivende reactie kan oproepen wanneer kwik, kwek en kwak weer eens ‘een
ijsje op het hoofd van hun vermoeide oom uit drukken!’ met
uitroepteken. ‘Zomaar een ijsje kapotduwen.’ Morgen
meer daarover.
1 opmerking:
En ook een link naar deze dus... de rol van de VS bij de staatsgreep in Chili mag ook wel weer eens onder de aandacht worden gebracht!
Een reactie posten