D E _ O N E I N D I G E _ O O R L O G
d o o r _ S t a n _ v a n _ H o u c k e
Interview met Jack Shaheen
“In de huidige cartoons heeft de Arabier de gelaatstrekken van de jood van vroeger, ze zijn identiek.”
Jack G. Shaheen, emeritus hoogleraar van de faculteit Massa Communicatie van de Universiteit van Southern Illinois, voormalig adviseur van CBS News, en auteur van Reel Bad Arabs. How Hollywood Vilifies a People.
Uit Reel Bad Arabs: “Wat is een Arabier? In ontelbare films beweert Hollywood het antwoord te weten: Arabieren zijn wrede moordenaars, gore verkrachters, religieuze fanatici, olierijke domoren, en aanranders van vrouwen... Vanwege het onmetelijke Amerikaanse culturele bereik via televisie en film – zijn wij ’s werelds grootste exporteur van filmbeelden – de alles doordringende Arabische stereotype heeft vandaag de dag een veel negatievere invloed op kijkers dan het dertig of veertig jaar geleden had.” Jack Shaheen: ‘Hollywood erfde de stigmatiserende beelden van semieten hoofdzakelijk van Europa en al meer dan een eeuw worden die via films verspreid. Het beeld van de Arabier is gefundeerd op geslepen Bedouienen bandieten in de woestijn die de helden van de beschaving de soldaten van het Vreemdelingen Legioen overvallen. Alle clichés zijn erin verwerkt: de doortrapte barbaren uit de wildernis tegen de cultureel superieure vertegenwoordigers van recht en orde. De blanke Europeaan was de held, de gekleurde Arabier de schurk. Dat beeld veranderde geleidelijk aan in vooral de tweede helft van de jaren zestig. De Arabieren en met name de Palestijnen werden voorgesteld als figuren uit een cultureel volledig andere wereld, lui die gevreesd moesten worden. Palestijnen werden zeker niet afgebeeld als burgers die onteigend waren, en uit hun eigen land waren verdreven of bezet werden door een vreemde macht. De filmindustrie koos voor de Israelische versie van het conflict en portretteerde de Palestijnen als terroristen, als daders en niet als slachtoffers. Mensen zoals u en ik, zestigers, zijn opgegroeid met het beeld van Hollywood dat de Palestijnen terroristen zijn en niet een volk dat al vele jaren lijdt onder een bezetting en slachtoffer is van etnische zuiveringen. Die ééndimensionale beelden zijn een ramp. Het ontnemen van iemands menselijkheid, het brandmerken van een heel volk is levensgevaarlijk. In onze beeldcultuur worden Arabieren met beelden gedemoniseerd en we weten uit de geschiedenis dat het ontmenselijken aan het moorden vooraf gaat. Hollywood heeft de Arabieren vanaf het begin gecriminaliseerd, tot het absurde toe. Egyptenaren werden opgevoerd in de vorm van herlevende mummies die Amerikaanse vrouwen proberen te veroveren. In de jaren zeventig werden sjeiks afgebeeld als een bedreiging omdat ze met hun oliegeld de westerse samenlevingen begonnen te infiltreren. Ze kochten in Londen en de Verenigde Staten onroerend goed, de kreet was: “De Arabieren komen er aan,” terwijl iedere multimiljonair op aarde in de VS en Europa investeert. Maar omdat het Arabisch geld was, was het gekleurd en moest men bang zijn. Begin jaren negentig was er de Tweede Golfoorlog met alle voorafgaande propaganda om de strijd te rechtvaardigen. Ik herinner me nog levendig hoe een jonge vrouw uit Koeweit in het Amerikaanse Congres getuigde dat Irakese soldaten op de kraamafdeling van een ziekenhuis in Koeweit Stad baby’s uit hun couveuses trokken en op de grond smeten om ze daar te laten sterven. Geen enkele journalist, geen enkel Congreslid onderzocht destijds de identiteit van deze jonge vrouw. Was zij echt in Koeweit geweest? Had zij daadwerkelijk Irakese soldaten deze gruweldaden zien verrichten? Pas later ontdekte het publiek dat de officiële getuige de 15-jarige dochter was van de Koeweitse ambassadeur in de Verenigde Staten die speciaal hiervoor getraind was door het al eerder in opspraak geraakte Public Relations kantoor Hill & Knowlton. Alle betrokken journalisten en volksvertegenwoordigers gingen er blind vanuit dat zij de waarheid sprak. De pers en de politiek waren daartoe ook bereid. Ze vonden het kennelijk aannemelijk dat Arabieren dit doen. En dan hebben we natuurlijk in 2003 de invasie en bezetting van Irak. Het was niet moeilijk voor een groot deel van het Amerikaanse publiek het geweld te steunen, omdat al meer dan een eeuw de Arabieren in alle media, van stripverhalen tot romans, videospelletjes en persberichten, beschuldigd worden van het kwaad in de wereld en daarom afgebeeld worden als onze vijand.’ Uit Reel Bad Arabs: ‘Vooral de islam wordt uitgekozen voor een onrechtvaardige behandeling. De huidige beeldenmakers verbinden het islamitische geloof regelmatig met mannelijke suprematie, heilige oorlog, en terreurdaden, Arabische moslims worden geportretteerd als vijandige vreemde binnendringers, en als hitsige olie sjeiks die van plan zijn nucleaire wapens in te zetten. Wanneer moskeeën op het beeldscherm worden vertoond, dan draait de camera onvermijdelijk naar biddende Arabieren, en vervolgens naar het met kogels neermaaien van burgers. Dergelijke scenario’s zijn gebruikelijke kost.” Jack Shaheen: ‘In de beginjaren van de filmindustrie was iedereen een zondebok die niet blank en protestants was, de Afrikanen waren barbaren in het oerwoud, de Indianen waren wilden uit de open prairies, de Chinezen leefden in hutten van modder, en de Mexicanen waren zuipschuiten die op straat hun roes uitsliepen. Al die groepen waren destijds perfecte types om de rol van bedreigende wilden te spelen, vooral tijdens de periode van de stomme film. Na 1945, toen de Verenigde Staten zich als een wereldmacht was gaan gedragen, leerden we geleidelijk aan deze vooroordelen af te zweren. Het zijn alleen nog de Arabieren die worden gediscrimineerd, gestereotypeerd en gestigmatiseerd. Zij vertegenwoordigen de ander, de buitenstaander, de bedreiging, het gevaar. Het stigmatiseren versterkt ook de behoefte van sommige westerlingen om zich superieur te voelen aan anderen. Wanneer we ons niet langer meer als beter mogen beschouwen dan Aziaten, joden, Latino’s of zwarten, dan kunnen we ons tenminste nog superieur voelen aan die verachtelijke Arabieren. Bovendien moet iemand de rol van de slechterik spelen, zoals Sidney Furie verklaarde, de scenarioschrijver van Iron Eagle. “En dus creëer je er één… een aanvaardbare slechterik. Iemand moet het kwaad vertegenwoordigen.” En die iemand is dus de Arabier, zoals het vroeger de jood was. Een van de producenten gaf als verklaring “Jack, sommigen van ons willen geen goede Arabieren afbeelden, zelfs niet goede Arabische Amerikanen, omdat we dan als pro-Arabisch worden bestempeld.” Op dit alles wordt ingespeeld door de westerse berichtgeving van het Israelisch-Arabisch conflict. Waren de joden in Israel en de Palestijnen tot een vergelijk gekomen en was er vrede geweest dan zou de filmindustrie de Arabieren niet zo negatief afbeelden als nu het geval is. Politiek speelt een sleutelrol in dit hele ontmenselijkingsproces. Daarnaast voeden christelijke fundamentalisten de angst voor de islam. Zij winden zich al op over andere christenen die niet precies hetzelfde denken. Nu in deze tijd van globalisering de moslims net als alle andere groepen verspreid over de wereld raken, zien ze hen als bedreigend. De christelijke fundamentalisten begrijpen de islam niet en willen die ook niet begrijpen. Ze hebben hun eigen benarde visie van de wereld en alles dat daarin niet past, wordt onmiddellijk als vijandig beschouwd. Daar komt nog een zekere jaloezie bij over het feit dat de Arabische wereld nog een gemeenschap van mensen lijkt, bijeengehouden door een traditioneel mensbeeld, door een bepaalde geborgenheid, warmte, gastvrijheid, vriendelijkheid en een duidelijk decorum. Iedere buitenstaander die de regio bezoekt valt dat onmiddellijk op zodra ze met de gewone mensen in contact komen. Die gedeeltelijk nog organische wereld met zijn hechte familiebanden wordt doorgaans niet in films en nieuwsverslagen belicht, maar zodra Amerikanen het merken, worden ze herinnerd aan hun eigen jeugd toen diezelfde samenhang nog in de Verenigde Staten bestond. Voor de kolonisten van de vorige eeuw betekende de familie alles, en de Arabieren bezitten die familiecultuur nog. En tenslotte moeten we niet vergeten dat de Arabieren op de rijkste olievoorraden ter wereld zitten, en almaar rijker lijken te worden van ons geld, terwijl dit in de praktijk helemaal niet waar is, de meeste mensen zijn er arm. In dat gevoel zit natuurlijk een racistisch element, want we zouden niet zo snel een blank, christelijke Europees volk met olie, zoals de Noren, net zo criminaliseren als we met de Arabieren doen. De oliemaatschappijen maken momenteel recordwinsten, en geen enkel serieus debat bestaat hierover in de media, maar als de Arabieren al dit geld zouden opstrijken dan zou er een geweldig publiek kabaal ontstaan en zouden er demonstraties volgen. Daarentegen mogen onze eigen oliemaatschappijen doen wat ze willen. En dit complex van factoren wordt nog eens versterkt door de Israelische propaganda, die buitengewoon effectief is.’ |
De vooraanstaande filmcriticus Anthony Lane van The New Yorker schreef in zijn weekblad: ‘Tenslotte is er het Arabische vraagstuk. De Arabische bevolking heeft altijd de meest wrange en onbegrijpelijke behandeling gekregen van Hollywood, maar met het einde van de Koude Oorlog is de stereotype zelfs nog verachtelijker geworden. In The Mummy (1999) kon ik nauwelijks geloven wat ik zag… Dus, ziehier een gezelschapsspelletje voor elke filmproducent die denkt aan een Midden Oosterse plaats van handeling; probeer de ene semitische groep te vervangen door een andere – joden in plaats van Arabieren – en luister DAN of er gelachen wordt.” En de prominente Amerikaanse politieke journalist William Greider schreef: “Joden werden veracht als exemplaren van het modernisme,” terwijl de huidige “Arabieren geportretteerd worden als de verspreiders van het primitivisme – beiden zouden onze behaaglijke moderne wereld bedreigen met hun vreemde gebruiken en begeertes.”
Jack Shaheen: ‘De twee grote machtscentra in de Verenigde Staten zijn Washington, waar de politiek wordt gemaakt, en Hollywood waar die politiek verkocht wordt. De massacultuur en de massamedia volgen de officiële politiek, net zolang tot er onder grote groepen mensen een bewustzijnsverandering optreedt en de commerciële media gedwongen zijn daarop te reageren, zoals tijdens de Vietnamoorlog gebeurde. Bijna alle journalisten en alle studio’s stonden achter de oorlog, en het handjevol tegenstanders werd als verraders beschouwd. Wat we nu zien is een eindeloze cyclus nieuws- en filmbeelden van Palestijnen die op een selectieve wijze worden gepresenteerd als terroristische daders en nooit, zoals in de werkelijkheid, als treurende slachtoffers van Israelische wreedheden. Al die beelden bijeen stellen het westerse beleid niet ter discussie maar versterken dat juist. Terwijl dus de laatste drie decennia vele raciale en etnische stereotypen van het filmdoek zijn verdwenen, blijft Hollywood’s stigmatisering van de Arabieren onverminderd doorgaan en is zelfs in omvang en kwaadaardigheid gegroeid. Twee decennialang heb ik de beeldvorming bestudeerd en geanalyseerd, ik heb meer dan 900 films gezien en de overgrote meerderheid ervan portretteert de Arabieren op een volstrekt verwrongen manier, die geen enkel verband houdt met de werkelijkheid. Zoals ik in mijn boek schrijf is er sprake van een systematische, permanente, wijd verspreide ontmenselijking van ongeveer 300 miljoen individuen die in 22 Arabische staten en elders wonen. Alleen al sinds 1970 heeft een hele industrie meer dan 350 films geproduceerd waarin de Arabieren worden afgebeeld als verraderlijke, gewelddadige extremisten. Het paradoxale is dat wijzelf de vijand worden wanneer we de ander zwart maken, wij verwonden onszelf wanneer we anderen haten en voor criminelen uitmaken. We ontnemen onszelf daarmee onze menselijkheid. Dat hebben we gezien onder andere bij de nazi’s en we zien het nu weer. Weet u, toen ik met mijn onderzoek van dit onderwerp begon, was over de Arabieren in de media nog niets geschreven, dus om de essentie van de stereotypering te begrijpen werd ik genoodzaakt om de beelden van andere groepen te bestuderen, joden, zwarten, Aziaten, Latino’s, vrouwen, homo’s, lesbiennes. En gaandeweg raakte ik steeds meer geïnteresseerd in de propagandabeelden van de jood, die vooral in tsaristisch Rusland en nazi Duitsland afgebeeld werden als lui die met hun bankgeld een economische bedreiging vormden, onbetrouwbare types met een God die wezenlijk anders zou zijn dan de christelijke God, en van wie de wellustige lippen en ogen het verlangen uitdrukten om arische maagden te bezitten. Die beelden vergeleek ik met de huidige cartoons over Arabieren en ontdekte dat ze hetzelfde zijn. Er bestaan zoveel overeenkomsten! Ook de Arabieren worden als een economische bedreiging afgebeeld, bij hen niet door bankgeld, maar door hun olie. Daarnaast zitten ze achter westerse vrouwen aan, en ook de religie speelt een voorname rol. Frappant zijn eveneens de gelaatstrekken. In de huidige cartoons heeft de Arabier de gelaatstrekken van de jood van vroeger, ze zijn identiek. Welke westerse cartoon men ook neemt, de Arabier lijkt sprekend op een verklede jood uit de antisemitische lectuur, verwijder het gewaad en de hoofddoek van de Arabier op die afbeeldingen, vervang die kledingstukken door een keppeltje en een zwarte jas en u ziet een jood, de gelaatstrekken zijn exact hetzelfde, het enige onderscheid is dat ze van een andere semitische tak zijn. De Shylock van vroeger is de huidige sjeik met zijn kromme neus, die voor de westerling het angstige beeld van de ander oproept. En laten we niet vergeten dat die stigmatiserende tekeningen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de holocaust. Daarvan zouden we bewust moeten zijn, en er iets tegen moeten ondernemen, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Sommige mensen voelen zich ongemakkelijk wanneer ze mij deze analogie horen maken. Ze willen het niet horen, omdat ze daardoor aangesproken worden op hun eigen vooroordelen. Die zouden ze moeten afzweren en dat willen ze niet. Het beeld van een Arabier is een cliché, dat bijna alle journalisten gebruiken omdat zijn/haar collega’s het ook doen. Bovendien zitten die stereotypen zo diep in het bewustzijn. Ik ken een uitstekende Amerikaanse journalist, Donald Neff, die bureauchef in Israel was van Time Magazine. Zijn verslagen waren evenwichtig, maar toch verklaarde Neff dat hij al die tijd in Israel er niet in was geslaagd zich te bevrijden van de stereotypen van Arabieren. Zelfs wanneer hij Palestijnen zag lijden kon hij de clichés niet van zich afschudden, zo sterk waren de propagandabeelden geweest waaraan hij als jong mens blootgesteld was, zoals trouwens wij allemaal. Hij schreef letterlijk dat ‘’het nagenoeg onmogelijk was deze stereotypen te vernietigen. Dit bleef zelfs het geval ondanks het feit dat mijn ogen me elke dag opnieuw bevestigden dat ze spotprenten van de werkelijkheid waren. Toch kon ik de stereotypen niet volledig kwijtraken, niet in mijn eigen denken en nog veel minder in de verhalen die geschikt waren om afgedrukt te worden.” Voor Neff was het onmogelijk geweest om de Arabieren niet in een kwaad daglicht te stellen, terwijl hij zich toch zo bewust was van die neiging. Uit onafhankelijke onderzoeken blijkt dat vooroordelen de westerse berichtgeving kleuren. Ik las een paar dagen geleden in de International Herald Tribune een analyse van de impact die de Israelische inval in Libanon had op de Israelische regering. Absoluut niets werd bericht over de ingrijpende gevolgen van al dat geweld op de Libanese bevolking en de vernietiging van de infrastructuur in dat land. Geen woord over de onschuldige burgerslachtoffers, alsof er helemaal niemand om het leven was gekomen en geen woord over de onvoorstelbare schade. Voor de Herald Tribune was alleen de impact op de Israelische regering belangrijk. Als ik hoofdredacteur van een krant zou zijn en een verslaggever was met deze onevenwichtige rotzooi aangekomen dan zou ik het artikel, ongeacht de status van de journalist, direct hebben afgewezen. Het is maar de helft van de werkelijkheid en daardoor een groteske vertekening van de realiteit. Ik zou hem of haar hebben gevraagd waarom de Libanese doden en de Libanese verwoesting geen deel van het verhaal waren? De Herald Tribune verdiepte zich alleen in de belevingswereld van het Israelische kabinet dat de grote fout had begaan Libanon binnen te vallen. De rest was kennelijk oninteressant en dat is een onvergeeflijke omissie.’ Uit Reel Bad Arabs: ‘’Al in vroege tijden besefte Plato de macht van verzonnen verhalen. In zijn Republiek stelde hij: ‘Degenen die de verhalen vertellen heersen ook over de maatschappij.’ Als visuele lesprogramma’s blijven films, net als verzonnen verhalen, voor altijd bestaan. ‘Het wordt tijd ons te realiseren dat de ware mentoren van onze kinderen niet de onderwijzers zijn of universitaire hoogleraren maar filmmakers,’ schrijft Benjamin R. Barber in The Nation.” Jack Shaheen: ‘In de massamedia functioneren woorden en beelden als wapens. Ze leren ons wie we moeten liefhebben en wie we moeten haten. Al heel lang vertellen ze ons dat we de Arabieren moeten haten. Maar op die manier werken we ons in een onmogelijke positie waarbij de kans op terrorisme almaar toeneemt in plaats van afneemt. Wij kunnen ons niet veroorloven onszelf en andere onschuldige mensen overal ter wereld in gevaar te brengen. Het polariseren en criminaliseren van anderen leidt onherroepelijk tot massaal geweld, die iedereen zal treffen. Het Westen moet ophouden het terrorisme te stimuleren zoals de Verenigde Staten heeft gedaan door Irak illegaal binnen te vallen. Als we op deze weg doorgaan zal onze situatie alleen maar verslechteren. Ik heb mijn land als militair gediend en was 3 jaar lang in Europa gestationeerd. In die tijd omarmden, respecteerden, bewonderden en koesterden de meeste mensen op aarde de Amerikaanse verworvenheden. Het grootste deel van mijn leven waren wij een voorbeeld voor de mensheid, maar dat is de afgelopen jaren dramatisch veranderd, niet alleen in het Midden Oosten, maar in de gehele wereld. Er is een grote vijandigheid ontstaan als gevolg van de buitenlandse politiek van Washington. Als wij als land het respect van de rest van de mensheid willen terug krijgen, wat veel belangrijker is dan de meeste Amerikanen beseffen, dan zullen we moeten veranderen. We zullen moeten beginnen met een drastische verandering in ons bewustzijn, we moeten onze beelden en vooroordelen fundamenteel ter discussie stellen. Lang voordat we in 1991 Irak aanvielen werden er veel films gemaakt waarin onze militairen Arabieren om zeep hielpen. Toen Washington besloot Irak aan te pakken waren de meeste Amerikanen en trouwens ook veel film- en tv-kijkers overal ter wereld volledig geconditioneerd. Na al die beelden leek er maar één alternatief te zijn: oorlog, de Arabieren waren de vijanden die verslagen moesten worden. En dat terwijl we vóór 1991 nooit in oorlog waren geweest met een Arabisch land. Hollywood heeft dus al die jaren een vijand gecreëerd met wie we nooit een gewapend conflict hadden. Volgens de Amerikaanse regering waren 19 Arabische moslim terroristen verantwoordelijk voor de aanslagen van 11 september. 15 van hen zouden uit Saoedi Arabië afkomstig zijn, en we verklaarden de oorlog aan Irak dat niets te maken heeft gehad met deze terreuraanslagen, zoals onlangs officieel is komen vast te staan. De Bush-regering heeft stelselmatig tegen de Amerikaanse bevolking gelogen en dat beleid werd vergemakkelijkt door de propagandistische beelden die onophoudelijk via films, tv-series, boeken, nieuwsberichten op het Amerikaanse publiek zijn afgevuurd. We krijgen voortdurend een stroom selectieve beelden van protesterende Arabieren te zien die in het openbaar ‘Allah O Akbar’ gillen en ‘Dood aan Amerika.’ Het zijn uiterst selectieve geweldsbeelden waarin Arabieren niet als gewone mensen worden afgebeeld maar als fanatieke irrationele vijanden van het Westen. De ongeveer 300 miljoen gewone Arabische burgers zijn volledig achter die propagandabeelden verdwenen, en onzichtbaar gemaakt. In hen zijn de westerse massamedia ook niet wezenlijk geïnteresseerd. Neem bijvoorbeeld het zogeheten Israelisch-Palestijns conflict, waarbij de Israelische overheid land van Palestijnen al vier decennia bezet en grote delen daarvan in beslag heeft genomen. Begin maart 2008 werden bij Israelische militaire aanvallen op bevolkingscentra rond de 120 Palestijnen gedood, van wie de helft burgers waren die niet aan de strijd deel hadden genomen, een kwart van de doden was nog kinder volgens de cijfers van de Israelische mensenrechtenorganisatie B’tselem. In de westerse media werd het aantal terloops gemeld, alsof het een te verwaarlozen detail was. Maar toen in diezelfde tijd een Palestijnse schutter 8 joodse studenten van een religieuze school doodschoot, was dit in het Westen het nieuws waarmee prominent geopend werd. In tegenstelling tot de Palestijnse nabestaanden van de slachtoffers zagen en hoorden we hier rouwende familieleden en vrienden, en vernamen we hun standpunten. Daardoor konden we met de getroffenen meeleven, maar met de Palestijnen mogen we kennelijk niet meeleven. Zij worden bij voorkeur negatief afgebeeld of genegeerd, dus geen interviews met hun rouwende vrienden en familie, geen beelden van hun leed, behalve wat wilde beelden van chaotische begrafenisstoeten, die voor westerlingen bedreigend overkomen. Wij krijgen hun visie niet genuanceerd te horen. We zien bijna nooit een evenwichtig verslag, bijna nooit. Waarom niet? Het leven van een joods Israëli is voor de westerse massamedia altijd waardevoller dan dat van een Arabier, en dat geldt zelfs voor het leven van kinderen. En vooral dat laatste is zo verbazingwekkend, want alle kinderen zijn onschuldig en bijzonder kwetsbaar. Waarom maken doorgaans fatsoenlijke westerse journalisten een onderscheid tussen een joods en een Palestijns gedood kind? Op wat voor een gedachte berust dit? Op wat voor een beeld? Vanwaar die inhumane discriminatie? En toch gebeurt het dagelijks, en wordt dit gedaan door mensen die zich rationeel, democratisch, verlicht, en humaan voelen, vaak ook zelf moeder of vader zijn. Zo krachtig zijn de stigmatiserende beelden waarmee de Europeanen en Amerikanen zijn opgevoed dat ze het leven van een joods kind waardevoller vinden dan dat van een Palestijns kind. Er bestaan voor hen waardevolle en onwaardige slachtoffers. En die ontmenselijking is griezelig.’ |
Jack Shaheen: ‘Hollywood geeft het stempel van goedkeuring aan de overheidspolitiek. Regeringen kunnen natuurlijk niet al te duidelijk in het openbaar stigmatiseren, dat doet Hollywood, want het is toch alleen maar een film, nietwaar? We kunnen stellen dat als gevolg van de beschadigende beelden en onze foute buitenlandse politiek veel onschuldige mensen om het leven komen. Een voorbeeld van hoe de geesten worden rijp gemaakt voor geweld tegen burgers is de film Rules of Engagement van William Friedkin. Het is een angstaanjagende film, pure fictie, het scenario speelt zich af in een bestaand Arabisch land, Jemen, waar de Amerikaanse ambassade wordt aangevallen. Mariniers arriveren om de ambassadeur en Amerikaanse burgers te evacueren. Het plein op het terrein van de ambassade staat vol met Jemenieten die tot op de laatste man, vrouw en kind door de Amerikaanse militairen worden doodgeschoten. Er volgt een officieel Leger onderzoek waarbij tenslotte komt vast te staan dat alle Jemenitische burgers geweren hadden en op de mariniers schoten. Een rechtvaardiging van het bloedbad. Het publiek wordt duidelijk gemaakt dat het moreel acceptabel en rechtvaardig is om al deze mensen af te slachten. De film werd mogelijk gemaakt dankzij de samenwerking met het Amerikaanse ministerie van Defensie. Dat heeft eerst het filmscript goedgekeurd voordat het technische ondersteuning kan geven. Het verhaal waarop de film zich baseert is geschreven door senator James Webb, de voormalige minister van Marine. Volgens zijn eigen website heeft hij “uitgebreid gewerkt als scenarioschrijver en producer in Hollywood.” Een duidelijk voorbeeld van het huwelijk tussen Washington en Hollywood. Deze film zal waarschijnlijk de geschiedenis ingaan, samen met Triumph des Willens van Leni Riefenstahl en The Birth of a Nation van D. W. Griffith als een van de meest racistische films ooit. Dit is dus een product van de samenwerking tussen Washington en Hollywood. Het zou eigenlijk samen met andere racistische films getoond moet worden, zodat kijkers de propagandatechnieken kunnen vergelijken. Het is een gruwelijke film, heeft veel geld opgebracht, de mariniers winnen, dus dat verkoopt, zeker op DVD en video en via de vertoningen in het Amerikaanse tv-circuit met zijn 600 kanalen. In de Verenigde Staten kan men elke week zeker 20 films zien die ik in mijn boek heb beschreven. Elke dag weer tenminste drie films waarin Arabieren als onbetrouwbare misdadigers worden afgebeeld. En dan heb ik het nog niet eens over de talloze herhalingen van oude tv-shows waarin Arabieren worden gecriminaliseerd en de nieuwe tv-programma’s waarin hetzelfde gebeurt. Dat is een gigantische hoeveelheid aan visuele propaganda en die wordt gereflecteerd in de opvattingen van veel mensen. Ongeveer 50 procent van de Amerikaanse bevolking is van mening dat de burgerrechten van Arabische Amerikanen beperkt mogen worden. Een ander effect is dat vandaag de dag de staat dossiers mag aanleggen van gewone burgers, hen lastig mag vallen, gevangen mag nemen zonder een fatsoenlijk proces, en dat de meerderheid van de mensen hiermee akkoord is gegaan. Als dit proces doorgaat zullen nog meer onschuldige individuen de dupe worden. Onlangs vond er een buitengewoon tragische gebeurtenis plaats op een universiteit in Virginia, een Koreaans Amerikaanse student schoot 32 mensen dood. Toen ik de eerste berichten daarover hoorde ben ik de actualiteit angstvallig blijven volgen uit vrees dat een Arabische of islamitische Amerikaan verantwoordelijk was. Wat zou er gebeurt zijn als het een islamitische of Arabische Amerikaan was geweest? Hoe zou de pers hebben gereageerd? Was het sentiment dan geweest: we sturen ze collectief terug naar het Midden Oosten? En wat als de dader tijdens het moorden Allah O Akbar had geroepen? Gelukkig werden niet onmiddellijk alle Koreanen in de VS beschuldigd of alle bewoners van Zuid Korea. Maar ik verzeker u dat als hij een Arabische- of islamitische Amerikaan was geweest er een volkomen andere reactie was gevolgd. Dat geeft het gevaar aan van het stereotyperen. Iemand zei me onlangs dat alleen als het erger wordt de stigmatiserende beelden zullen veranderen. Het moet eerst slechter worden voordat het beter wordt. Ik vroeg hem waarom? En hij antwoordde: “Kijk maar eens naar alle andere gestigmatiseerde groepen. Hoeveel zijn er niet om het leven gekomen voordat men zich schuldig begon te voelen over het onrecht. Kijk naar de zwarte slaven, kijk naar de holocaust. Pas na Auschwitz stopten de westerse christenen met hun vervolgingen van de joden. Zolang er geen massaslachting heeft plaatsgevonden zullen de stereotypen niet veranderen. Het is een cirkel, zo was zijn mening. Dit nieuwe antisemitisme tegen de Arabieren bestaat al meer dan een eeuw in onze beeldcultuur. Er bestaat natuurlijk nog steeds een antisemitisme dat tegen de joden is gericht, het is alleen veel verholener, het wordt niet hardop uitgesproken zoals bij de Arabieren, maar binnenskamers gefluisterd. Iedereen in Hollywood, of men nu joods, katholiek of protestant is heeft de Arabier in een kwaad daglicht gesteld. Het klopt dat er veel joden in de Amerikaanse filmindustrie werkzaam zijn, maar zij denken niet allemaal hetzelfde, voelen niet allemaal hetzelfde en handelen niet allemaal hetzelfde. Om hen aan te wijzen als de kwade genius achter de stereotypering is ronduit verwerpelijk. Het is moreel fout, want dan stereotypeer je zelf een hele gemeenschap, en daar verzet ik me fel tegen. Ik denk wel dat er iets zal veranderen als meer Arabische of islamitische Amerikanen films zouden gaan maken over zichzelf en over hun milieu. Er zal dan een ander, veel waarheidsgetrouwer beeld ontstaan. Dat zou moeten gebeuren maar het is nog niet zover. De eerste persoon die ooit de criminalisering van Arabieren blootlegde was mijn inmiddels overleden joodse vriend de journalist Arthur Lord, die daarover een tweedelige tv-serie maakte. Hij kreeg daarop veel haatbrieven, maar toch, hij was de eerste die het durfde te laten zien. Twee van de producenten met wie ik als adviseur heb samengewerkt voor de films Three Kings en Syriana zijn uiterst attente, invoelende, beschaafde mensen, beiden zijn joods. Als fatsoenlijk mens kun je niemand stereotyperen.’
Uit Reel Bad Arabs: “Vraag een invloedrijke persoon, een directeur, of schrijver in de filmindustrie of het ethisch verantwoord is om etnische of raciale stereotypen te handhaven en u kunt snel een negatief antwoord verwachten. Hoe is dan te verklaren dat sinds 1970, deze zelfde individuen meer dan 350 films hebben geproduceerd, geregisseerd, of het scenario voor hebben geschreven waarin Arabieren als verraderlijke culturele ‘anderen’ werden afgebeeld?’’
Bill Durodie, directeur van het International Centre for Security Analysis van het Londense Kings College verklaarde in The Power of Nightmares – The Politics of Fear, een driedelige televisiedocumentaire van de BBC: ‘In een maatschappij die nergens in geloofd wordt angst het enige agendapunt… en een maatschappij die in niets geloofd wordt vooral bang gemaakt door mensen die in van alles geloven.
De serie, die in oktober 2004 werd uitgezonden en in januari 2005 werd herhaald, wordt met de volgende tekst ingeluid: ‘'In het verleden beloofden politici een betere wereld te scheppen. Ze hadden verschillende manieren om dit tot stand te brengen, maar hun macht en autoriteit kwam voort uit de optimistische visie die ze hun aanhangers boden. Die dromen zijn niet uitgekomen en vandaag de dag hebben de mensen hun geloof in ideologieën verloren. In toenemende mate worden politici slechts gezien als managers van het openbare leven. Maar nu hebben ze een nieuwe rol ontdekt die hun macht en autoriteit herstelt. In plaats van het verschaffen van dromen beloven politici ons nu te beschermen tegen het leven. Ze zeggen dat ze ons zullen redden van verschrikkelijke gevaren die we niet kunnen zien en niet begrijpen. En het grootste gevaar van alles is internationaal terrorisme, een machtig en sinister netwerk, de slapende cellen in landen verspreid over de hele wereld. Een dreiging die bestreden moet worden door een oorlog tegen terreur. Maar een groot deel van deze dreiging is een verzinsel dat overdreven en vertekend is door politici. Het is een duister waandenkbeeld dat zich onweersproken verspreid onder regeringen in de gehele wereld, veiligheidsdiensten en de internationale media. Dit is een serie films over hoe en waarom deze fantasie was gecreëerd en wie er het meest van profiteerde. Centraal in het verhaal staan twee groepen, de Amerikaanse neoconservatieven en de radicale islam. Beide waren idealisten die voortkwamen uit het falen van de liberale droom om een betere wereld op te bouwen en beide hadden een in hoge mate vergelijkbare verklaring van wat deze mislukking had veroorzaakt. Deze twee groepen hebben de wereld veranderd, maar niet op de manier die ze beoogden. Samen schiepen ze het huidige nachtmerrieachtige visioen van een in het geheim georganiseerd kwaad dat de wereld bedreigt. Een fantasie die - zo ontdekten de politici - hun macht en autoriteit in een gedesillusioneerd tijdperk herstelde. En degenen met de ergste angsten werden het machtigst.’’
“In de huidige cartoons heeft de Arabier de gelaatstrekken van de jood van vroeger, ze zijn identiek.”
“In de huidige cartoons heeft de Arabier de gelaatstrekken van de jood van vroeger, ze zijn identiek.”
Trailer op YouTube (5 min.)
Hele documentaire (50 min.)