John Steinbeck met hond Charley in Sag Harbor, Verenigde Staten, rond 1962© Rolls Press / Popperfoto via Getty Images

Het heeft iets pathetisch, om van iemand te zeggen dat hij slecht tegen onrecht kon. Opkomen voor de minderbedeelden in de samenleving, een licht schijnen op hen die zich – in de woorden van Bertolt Brecht – in het duister bevinden. Het zijn van die dooddoeners waarmee een politicus zijn missie zou omschrijven, of een geëngageerde journalist. Maar een schrijver? Die behoort toch tot het domein van de kunsten, waar de verbeeldingskracht altijd voorrang zou moeten krijgen boven de moraal en juist de schemerzone tussen goed en kwaad verkend mag worden. Een romanschrijver onderscheidt zich van een verhalenverteller door zijn gevoel voor ambiguïteit. Wie door zo’n lens naar de boeken van John Steinbeck kijkt, is wellicht geneigd om te zeggen: dit is geen hoogstaande literatuur.

Er zijn weinig hedendaagse schrijvers die Steinbeck als inspiratiebron zullen noemen. Te sentimenteel. Te belegen. En ook tijdens zijn leven keken veel collega’s een beetje op hem neer. Hij was populair, zeker, maar juist die brede aantrekkingskracht wekte argwaan. Toen Steinbeck in 1962 de Nobelprijs voor Literatuur kreeg, schamperden de literaire fijnproevers dat de jury kennelijk meer waarde hechtte aan een idealistische boodschap dan aan stilistische kwaliteiten. Dit ‘roept vragen op over het selectiemechanisme’ van het Nobelcomité, schreef The New York Times na de bekendmaking in een commentaar. De literair criticus van de krant vroeg zich retorisch af of de ‘Morele Visie van de jaren dertig’ werkelijk een Nobelprijs verdient. Was het soms omdat die sociaal-democratische Europeanen zwijmelen bij het ‘sentimentele humanitarisme’ van deze ‘ongeneeslijke amateurfilosoof’?

In zijn toespraak tijdens de uitreiking gaf Steinbeck toe dat hij ‘in zijn hart’ ook twijfelde of hij zo’n onderscheiding wel waardig was. Hij had zichzelf nooit gezien als een exceptioneel talent en dat hij toch was uitgegroeid tot een vakman kwam door toewijding en doorzettingsvermogen. Of zoals Steinbeck-kenner Robert DeMott het verwoordt in een introductie bij The Grapes of Wrath: ‘Hij schreef zijn boeken methodologisch, zoals andere mensen huizen bouwen – woord voor woord, zin voor zin.’

Het zou raar zijn om te beweren dat John Steinbeck vandaag opnieuw ontdekt wordt. Ondanks alle kritiek is hij nooit verdwenen van de leeslijsten voor Amerikaanse scholieren. Talloze academici zijn afgestudeerd op zijn oeuvre en een trits aan film- en toneelmakers heeft zijn klassiekers naar het toneel en het witte doek gebracht. Maar wat je wel kunt zeggen is dat zijn ‘Morele Visie van de jaren dertig’ resoneert nu de wereldeconomie wankelt en ‘ongehoorde’ burgers in opstand komen. In een tijd dat meer mensen dan ooit op drift raken en xenofobie oplaait is het ergens een verademing om romans te lezen waarin de weerzin tegen onrecht zo nadrukkelijk doorklinkt. Wellicht is dat de reden dat er bij uitgeverij Van Oorschot de afgelopen jaren fraaie nieuwe vertalingen verschenen van Muizen en mensen, Ten oosten van Eden, Tortilla Flat en Cannery Row.

Zonder de Grote Depressie, de economische crisis die miljoenen Amerikanen in de jaren dertig werkloos maakte en in armoede stortte, had Steinbeck nooit de iconische status gekregen die hij nu heeft. Hij had oog voor de mensen in de marges, de vrijbuiters en de verschoppelingen die niet kunnen of willen meedraaien in de burgermaatschappij, de arbeidsmigranten die van boerderij naar boerderij trokken op zoek naar werk. Een populist zou zeggen dat hij aan de kant stond van het ‘gewone volk’ dat zelden een stem kreeg in de literatuur. Steinbeck wist te vangen hoe ze met elkaar praatten en kende hun leefwereld. ‘Te lang verschilde de taal in boeken van de taal van mensen’, zou hij later in een brief schrijven. ‘Voor de mensen waar ik over schrijf zijn grove woorden versieringen en ornamenten en niet vulgair. Zo probeer ik het op te schrijven.’

Niet dat hij zelf opgroeide in een arbeidersmilieu. John Steinbeck werd in 1902 geboren in Salinas, een landbouwvallei in Californië; zijn moeder werkte als onderwijzeres en na het faillissement van zijn eigen veevoerzaak kreeg zijn vader een betrouwbare baan als penningmeester bij de provincie. Keurige middenklasse, kortom. Aan boeken had de jonge John een hekel, liever speelde hij in de bossen met zijn jongere zusje Mary. Leren lezen was een martelgang geweest, zou hij later memoreren. Dat veranderde toen een tante hem op zijn negende The Boy’s King Arthur cadeau deed, een kinderversie van Thomas Malory’s Le Morte d'Arthur. Tot aan zijn dood zou Steinbeck geobsedeerd blijven van Malory’s vertelling van de Arthurverhalen.

Na een paar jaar aan Stanford gaf Steinbeck de brui aan zijn studie Engels; hij wilde schrijver worden. Zijn ouders stopten hem zo nu en dan geld toe, maar om rond te komen moest hij allerlei baantjes aannemen. Hij werkte in de bouw, op de boerderij en in een suikerbietenfabriek. ‘Hij kon altijd goed overweg met arbeiders’, schrijft William Souder in de biografie Mad at the World: A Life of John Steinbeck. ‘Hij raakte nooit moe om zijn collega’s te observeren.’ Een van zijn bekendste personages, Lennie, de simpele maar goedaardige rouwdouwer uit Of Mice and Men, was volgens Steinbeck gebaseerd op een man met wie hij wekenlang zij aan zij had gewerkt in het veld.

Pas toen hij een baantje kreeg als winteropzichter in een vakantiehuis bij Lake Tahoe, vond hij de tijd en de rust om zich echt aan het schrijven te zetten en een paar maanden voor de beurskrach debuteerde hij in 1929 met Cup of Gold. Afgezien van een paar welwillende recensies werd de historische roman over een zeventiende-eeuwse admiraal en kaper niet de doorbraak waar hij op hoopte.

Die kwam pas nadat hij begon te schrijven over de mensen die het hardst geraakt werden door de economische malaise. Aanvankelijk weigerde Steinbeck partij te kiezen. Hij wilde te werk gaan als een journalist. Voor de stakingsroman In Dubious Battle interviewde hij communisten, om te begrijpen wat ze nu precies bedoelden met al dat gepraat over revolutie. Steinbeck portretteert de zelfverklaarde beschermers van de arbeidersklasse niet als helden. ‘Jim’ en ‘Mac’ infiltreren de kampen van fruitplukkers om een staking te organiseren. Voor de arbeiders is het doel duidelijk: zij willen beter betaald krijgen. Maar voor de communistische opruiers is zo’n staking slechts een dominosteentje in de keten die uiteindelijk moet leiden tot de val van het Kapitaal. Stiekem weten ze dat de staking gedoemd is te mislukken, maar toch zetten ze door voor het hogere doel. Als zij strijdend ten onder gaan, slaat dat vonkje misschien over op de katoenplukkers even verderop.

© Bettmann / Getty Images
In 1935© Dorothea Lange / Library of Congress

Hoewel de ontvangst anders deed vermoeden was In Dubious Battle volgens Steinbeck geen boek met een moraal. Het was een roman, geen politiek statement. ‘Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in tirades over gerechtigheid en onderdrukking’, schreef hij aan een collega. ‘Ik wilde enkel een registrerend bewustzijn zijn, geen oordeel vellen, alleen maar dingen vastleggen.’

Die onthechte positie kon hij niet volhouden toen hij in 1936 door The San Francisco Newswerd gevraagd om verslag te doen van de Dust Bowl-migratie: boerenfamilies uit Oklahoma en andere staten in de Great Plains die hun dorre land noodgedwongen achterlieten en westwaarts trokken. Steinbeck schrok van wat hij zag in de tentenkampen: uitgeputte, ondervoede mensen die als ongedierte werden behandeld en wier pogingen zich te verenigen met bruut geweld werden neergeslagen. Hun ervaringen verwerkte hij in het verhaal van de familie Joad, die vanuit Oklahoma naar Californië trekt in de hoop daar een nieuw bestaan op te bouwen – een tocht van oudtestamentische proporties. ‘Toen ik The Grapes of Wrath schreef was ik vervuld met een zekere woede’, zou Steinbeck later vertellen in een radio-interview. ‘Over mensen die andere mensen onrechtvaardig behandelen.’

Het verhaal van de Joads wordt afgewisseld met korte tussenhoofdstukken, waarin Steinbeck met essayistische pen zijn verontwaardiging laat doorklinken. Voor hem was het helder wie de slachtoffers waren – de berooide landarbeiders – en wie de schurken: de agro-industrie en de banken. De bank was ‘een monster’, gecreëerd door mensen maar uitgegroeid tot een kracht die ze niet meer konden beheersen. Dat monster had boeren gedwongen om zich in de schulden te steken voor de aanschaf van dure machines. Zolang de oogsten niet tegenvielen, konden ze hun lening plus rente afbetalen, maar dat vergde zo’n intensieve productie dat het land langzaamaan uitgeput raakte. En toen de regen langer uitbleef dan normaal, kon de wind vat krijgen op de droge aarde en raasden er stofstormen over de akkers. De oogsten mislukten en de banken hadden geen mededogen, want een bank is geen mens. Banken ‘ademen winst; ze eten rente’, schreef Steinbeck, en boeren die het geld niet konden ophoesten werden met het hele gezin van het land gejaagd dat hun familie generaties lang had bewerkt.

Zulk onverholen engagement maakte John Steinbeck ook verdacht bij de patriotten die achter elke steen het ‘rode gevaar’ ontwaarden. The Grapes of Wrath werd op verschillende plekken verbannen of zelfs verbrand. Steinbeck zou een leugenaar zijn die zijn vaderland doelbewust in een kwaad daglicht stelde. In die lezing was hij op z’n best een sensatiebeluste schrijver, en op z’n slechtst een radar in de Russische propagandamachine. Om te onderstrepen dat hij wel degelijk van Amerika hield, liet Steinbeck de bladmuziek van The Battle Hymn of the Republic, waaraan hij de boektitel had ontleend, op de openingspagina’s drukken.

Terwijl mccarthyisten avant la lettre hem zagen als een gevaar voor de vrijheid, hekelden socialisten hem omdat hij niets begrepen zou hebben van Marx. Waarschijnlijk hadden ze een punt. Steinbeck was geen ideoloog. Anders dan zijn eerste vrouw Carol, die lid was van de Amerikaanse Communistische Partij, kon hij zich nooit helemaal vereenzelvigen met de geharnaste marxisten. Voor Steinbeck waren arbeiders geen historisch subject dat de revolutie van het proletariaat moest realiseren, het waren mensen die werden uitgebuit. Hij had geen diepgravende analyse nodig om te zien wat armoede met mensen deed, of hoe de machtige landeigenaren hun positie gebruikten om anderen uit te buiten. ‘Ik houd ook niet van communisten’, schreef hij aan een vriend, kort na de publicatie van In Dubious Battle.‘Ik bedoel: ze staan me tegen als mensen.’

Het personage waarmee hij zich waarschijnlijk nog het meest verwant voelde was ‘Doc Burton’ uit In Dubious Battle. Doc kijkt met verwondering naar de communisten met hun rotsvaste overtuigingen. Het enige wat hij als dokter probeert is het menselijk lijden iets te verzachten: ‘Ik wil het hele plaatje zien – zo goed als ik kan. Ik wil niet de oogkleppen van “goed” en “slecht” opzetten en mijn zicht beperken. Als ik de term “goed” op iets zou plakken, zou ik mijn bevoegdheid om het te inspecteren verliezen, omdat er misschien iets slechts in zit. Snap je het niet? Ik wil het geheel kunnen zien.’

Dat personage, net als de Doc uit Cannery Row en Jim Casy uit The Grapes of Wrath, was gebaseerd op zijn vriend Ed Ricketts, een zeebioloog met een laboratorium in Monterey. Behalve een plek om kustdieren te bestuderen was dat lab een soort buurthuis voor de plaatselijke buitenbeentjes. Hele dagen bracht Steinbeck er door, hij achter zijn typemachine, Ricketts achter zijn microscoop, terwijl ze filosofeerden over het leven. ’s Avonds ging de kurk van de fles en de naald in de groef en niet zelden liepen de feesten gierend uit de hand.

Steinbeck was al geïnteresseerd in zeebiologie voordat hij Ricketts had leren kennen. Hij had een zomercursus gevolgd aan Hopkins Marine Station waar hij in aanraking was gekomen met de ideeën van pionierende biologen die spraken over ‘de eenheid van het leven’ en ‘superorganismen’. In Monterey vergezelde hij Ricketts bij zijn uitjes naar de getijdenpoelen en raakte gefascineerd door al dat leven in het ondiepe water. Het zette hem aan het denken over de plek van de menselijke soort in het grotere geheel. Hoe de mens, net als al die krabbetjes, zeesterren en zandwormen, onlosmakelijk verbonden was met zijn leefomgeving.

In veel van zijn romans speelt het landschap van zijn jeugd een belangrijke rol: de heuvels met fruitgaarden rondom de Salinas Valley of de kust langs de Golf van Californië. Voor sommige Steinbeck-haters was het reden om die boeken af te doen als veredelde streekromans. Zelf zag Steinbeck zijn romans als door en door Amerikaans, al bewees zijn internationale succes dat de Great American Novel minstens zozeer in de smaak viel bij het Europese publiek. Ook op plekken waar er geen Dust Bowl was, waren er gezinnen zoals de familie Joad, vertrapt door the powers that be en je hoefde geen socialist te zijn om daar schande van te spreken.

Naast een FBI-dossier had The Grapes of Wrath Steinbeck het soort faam opgeleverd dat hij altijd had verafschuwd. Nadat het boek in 1940 een verfilming kreeg, met Henry Fonda in de hoofdrol, waren de dagen dat Steinbeck moest bijbeunen om de rekeningen te kunnen betalen voorbij. In plaats daarvan hing hij rond op cocktailparty’s in Hollywood, waar men wegliep met zijn epische verhalen. Op een van die feestjes ontmoette hij de negentienjarige zangeres Gwendolyn Conger en zoals het cliché betaamt verruilde de beroemde schrijver zijn eerste vrouw Carol, die zijn boeken nauwgezet redigeerde en de huishoudpot vulde toen hij nog sappelende was, voor de jongere en flitsendere minnares.

Het is niet moeilijk te bedenken waarom Steinbeck een hit was in Hollywood. Zijn beroemdste verhalen hebben een heldere plot. Zijn personages verspillen niet te veel tijd aan introspectief gemijmer en worden gedreven door een simpel verlangen: een stukje land met wat konijnen of een huisje in Californië, waar de fruitbomen tot in de hemel groeien. Voor zijn verhalen over kleine luyden liet Steinbeck zich graag inspireren door grote verhalen: de bijbel, Shakespeare, de verhalen van koning Arthur.

De aantrekkingskracht daarvan is nog altijd niet uitgewerkt. Literatuurcriticus Harold Bloom schreef ooit over In Dubious Battle, Steinbecks stakingsroman uit 1936, dat het vooral een mooi tijdsbeeld gaf en daarom interessanter was voor ‘sociale historici dan voor literatuurcritici’. Daar dacht James Franco anders over toen hij besloot het boek zeventig jaar na publicatie te verfilmen. ‘De thema’s zijn zowel actueel als tijdloos’, verklaarde de acteur annex regisseur. ‘Het gaat over een staking van arbeiders, over de haves and have nots. Ik vond dit een belangrijk verhaal om te vertellen.’

Op 11 maart 1940 vertrok vissersboot de Western Flyer uit de haven van Monterey. Zes weken lang gingen Ed Ricketts en John Steinbeck op expeditie, een tocht van meer dan zesduizend kilometer over de Golf van Californië. Terwijl in Europa de bommen vielen en de bemanning op de scheepsradio luisterde naar berichten over de opmars van Hitler, trok de Western Flyer van verzamelplek naar verzamelplek, schepnetten en weckpotten in de aanslag. Meer dan door avontuur werden Steinbeck en Ricketts gedreven door nieuwsgierigheid. Kennis begint met observeren en de maritieme wereld was nagenoeg onontgonnen terrein: het zou nog tien jaar duren voordat Rachel Carson de wonderen van het kustleven voor het brede publiek zou ontsluiten in The Sea Around Us.

De reis van Ricketts en Steinbeck is vereeuwigd in Sea of Cortez, een eigenaardig boek waarvan het eerste deel bestaat uit een reisverslag doorspekt met wijsgerige overpeinzingen en het tweede deel uit een uitgebreide catalogus van alle zeedieren. (In 1951 zou Steinbeck een nieuwe uitgave uitbrengen als The Log from the Sea of Cortez, dat nog steeds in druk is, waarbij de wetenschappelijke soortenlijst sneuvelde.) ‘Dezelfde impuls die de een naar poëzie trekt, trekt de ander naar een getijdenpoel, om verslag te doen van wat hij daar aantreft’, schrijven Ricketts en Steinbeck op de eerste pagina’s.

In de romans van Steinbeck zijn de personages die gebaseerd zijn op Ricketts levensgenietende eigenheimers. Ze vormen het middelpunt van een groep, hebben geen gebrek aan vrouwelijke aandacht, maar op een wezenlijke manier blijven ze altijd eenzaam. Ricketts was een buitenstaander die zijn sociale kring met liefde observeerde, zonder ooit helemaal in de groep op te gaan. ‘Niemand kan de kracht en invloed van Ed Ricketts ontkennen’, zou Steinbeck na de dood van zijn vriend over hem schrijven. ‘Iedereen om hem heen werd door hem beïnvloed, diep en indringend.’

Dat gold zeker voor Steinbeck zelf. Hij was de poëet met een interesse in de wetenschap, en in Ricketts trof hij een wetenschapper met een poëtische inborst. Ricketts’ denken had een zweem van oosterse mystiek, hij wilde breken met het teleologische denken: het idee dat alle dingen een doel hebben. Dieren, planten of dingen bestaan niet om een reden, ze bestaan gewoon. ‘Het is vreemd dat veel van de gevoelens die we religieus noemen, veel van de mystieke uitroepen – een van de meest gewaardeerde, gebruikte en begeerde reacties van onze soort –, in werkelijkheid pogingen zijn om uit te drukken dat de mens verbonden is met het grote geheel, onlosmakelijk verknoopt met de totale realiteit, zowel bekend als onbekend.’ Bedenk: dit was ruim twintig jaar voor de hoogtijdagen van de hippies.

Zelfs de grootste Steinbeck-bewonderaar kan moeilijk beweren dat we hier te maken hebben met baanbrekende metafysica. De ideeën die twee vrienden ontwikkelden over de wereld, de mens en de natuur, ontstegen amper het niveau van twee filosofiestudenten die een avondje diepzinnige kroeggesprekken voeren, en ademen vooral intellectuele levenslust.

Het dichtst in de buurt van een coherente theorie kwam Steinbeck met zijn idee van de ‘falanx’, de Griekse naam voor een infanterie-eenheid waarbij de troepen schouder aan schouder staan. Wat Steinbeck ermee wilde uitdrukken was het inzicht dat groepen zich gedragen als een apart superorganisme. Dat de massa meer is dan een optelsom van de individuen. Eenmaal verenigd in een massa zijn mensen in staat tot zowel grootse als wrede daden. Zonder oog te hebben voor de falanx, kunnen we de menselijke conditie nooit doorgronden, geloofde Steinbeck.

Sommige steinbeckologen beschouwen Sea of Cortez als een soort Steen van Rosetta waarmee de achterliggende betekenis van zijn romans ontsleuteld kan worden. De familie Joad uit The Grapes of Wrath is een ‘falanx’, een gezin als een organisme, op zoek naar een nieuw thuisoord. De sociale cirkel rondom het biologielab die hij heerlijk beschrijft in Cannery Row moeten we zien als een biotoop, met Doc als sleutelsoort. Het is vanwege de ideeën in Sea of Cortez dat zijn biograaf Jay Parini het aandurfde om te stellen dat Steinbeck ‘in sommige opzichten een grondlegger is van het moderne ecologische denken’.

Dat is wat veel eer, maar het is waar dat Steinbecks ecologische sensitiviteit zijn boeken een hernieuwde relevantie geven. Nu de term ‘klimaatvluchteling’ vaker opduikt in krantenkoppen, wordt ook The Grapes of Wrath weer herontdekt. Beter dan veel hedendaagse ‘cli-fi’ beschrijft dat boek wat er gebeurt als het landschap waar hele gemeenschappen van afhankelijk zijn opeens onherbergzaam wordt. Net als de klimaatrampen vandaag, was de Dust Bowl geen zuiver natuurfenomeen, maar een catastrofe die werd versterkt door menselijk handelen. Zonder de schrijnende economische ongelijkheid had de aanhoudende droogte geen humanitaire ramp veroorzaakt.

© Ed Ricketts 
Bij Checkpoint Charlie in Berlijn, 1963© Berlin-Bild / ullstein bild via Getty Images

Steven Spielberg staat al een tijdje te trappelen om een remake te regisseren van The Grapes of Wrath. De enige reden dat het er niet van komt, is dat Steinbecks erfgenamen dwarsliggen. Daar is wat op te verzinnen, zou je denken: maak een hedendaagse interpretatie. Het onderzoek dat ProPublica en The New York Times in 2020 deden naar klimaatmigratie kan dienen als basis voor een script. De openingsalinea leest alsof het geschreven is door een hedendaagse Steinbeck:

‘Begin 2019, een jaar voordat de grenzen compleet op slot gingen, wist Jorge A. dat hij weg moest komen uit Guatemala. Het land begon zich tegen hem te keren. Vijf jaar lang had het amper geregend. Toen het even wel regende plantte Jorge snel zijn laatste zaadjes in de grond. De mais schoot omhoog in gezonde groene stengels en even was er hoop – totdat, zonder waarschuwing, de rivier overstroomde. Jorge waadde tot aan zijn borst over de akkers, vergeefs op zoek naar maiskolven die hij nog kon eten. Kort daarna waagde hij een laatste gok, hij ruilde de hut met tinnen dak waar hij woonde met zijn vrouw en drie kinderen voor een voorschot van vijftienhonderd dollar in okrazaad. Maar na de overstroming stopte de regen weer en alles ging dood. Jorge wist toen dat als hij niet weg zou komen uit Guatemala, zijn familie het misschien niet zou overleven.’

Wat zo’n film, in de geest van Steinbecks boek, zou laten zien is de veerkracht van mensen onder onmenselijke omstandigheden. Zelfs als het beloofde land buiten bereik blijft, weten mensen zich op een bijna heroïsche manier staande te houden in een vijandige wereld.

Zijn hele carrière bleef The Grapes of Wrath de meetlat waarlangs iedere nieuwe Steinbeck-roman werd gelegd. Critici raakten gefrustreerd dat Steinbeck nooit meer terugkeerde naar het sociaal geëngageerde proza van zijn Grote Depressie-werk. Zijn familie-epos East of Eden (1952), dat hij zelf beschouwde als zijn magnum opus, werd door veel recensenten de grond in geboord. ‘Ik heb me altijd afgevraagd waarom geen enkele schrijver een bestseller heeft overleefd’, zei hij in een interview kort na het verschijnen van The Grapes of Wrath.‘Nu weet ik het. De publiciteit en de fanfare zijn net zo slecht voor een schrijver als voor een bokser. Het maakt je zelfbewust en dat betekent het einde van je schrijven.’

De controverse rond zijn Nobelprijs was een teken dat John Steinbeck begin jaren zestig uit de mode was geraakt. Stilistisch was hij voorbijgestreefd door de beatniks, thematisch liep hij niet meer in de pas met de tijdgeest – de emancipatiebeweging van de sixties was eerder cultureel dan sociaal-economisch van aard. Ook zijn status als held van de onderdrukten had een knauw gekregen door zijn steun voor de Vietnamoorlog en zijn vriendschap met Lyndon B. Johnson (zijn derde vrouw, de actrice Elaine Anderson, had op school gezeten bij de first lady). Aangespoord door de president reisde hij naar het front om verslag te doen voor de Long Island Daily en zijn artikelen waren kritischer op de anti-oorlogsdemonstranten dan op het Amerikaanse leger.

Met zijn laatste boek, Travels with Charley: In Search of America, dat uitkwam in het jaar dat hij de Nobelprijs won, wilde Steinbeck laten zien dat hij nog steeds in contact stond met de gewone Amerikaan. Samen met Charley, de Franse poedel van zijn vrouw, doorkruiste hij in een camperbusje veertig staten om via gesprekken met pompbediendes of passanten de veranderende ziel van zijn vaderland te doorgronden. Hoewel het werd uitgegeven als een non-fictie reisverslag, hintte Steinbeck er in het begin van het boek al op dat hij misschien niet de meest betrouwbare verslaggever was. ‘Ik heb het gevoel dat er te veel werkelijkheden zijn’, schreef hij. ‘Wat ik hier vastleg is waar, totdat iemand anders dezelfde weg aflegt en de wereld in zijn eigen stijl herschikt.’

Het bleek een cryptische manier van zeggen dat hij behoorlijk wat uit zijn duim had gezogen, ontdekte journalist Bill Steigerwald toen hij in 2010 het spoor van Steinbeck volgde. Een flinke scoop, zou je denken, maar een mediarel bleef uit. Stiekem vermoedden de meeste Steinbeck-adepten al wel dat hun held het niet zo nauw had genomen met de spelregels van de journalistiek. In het voorwoord van nieuwe edities werd voortaan vermeld dat Steinbeck zich een ‘vrije’ omgang met de feiten had gepermitteerd en daarmee was de kous wel zo’n beetje af.

Zijn zoektocht naar het ‘echte’ Amerika was misschien niet helemaal waarheidsgetrouw, maar maakte dat zijn werk minder authentiek? ‘Wij waren er altijd al van overtuigd dat hij nooit met die mensen in Travels with Charley heeft gesproken’, zegt een van zijn zoons in de biografie van Souder. ‘Hij zat gewoon in zijn campertje al die shit te schrijven. Hij was te verlegen. Hij was als de dood voor mensen die hem zouden doorzien. Zoveel interactie kon hij helemaal niet aan. Dus eigenlijk is dat boek gewoon een goede roman.’

De romans van Steinbeck heten ‘sociaal-realistisch’ te zijn, omdat ze erin slagen de alledaagse werkelijkheid van de eenvoudige Amerikaan te vangen, maar Steinbeck zelf geloofde dat er juist verbeeldingskracht nodig was om de werkelijkheid te benaderen. ‘Ik ben er nog steeds van overtuigd dat het meest “realistische” schrijven verder van de realiteit staat dan de eerlijkste fantasie’, noteerde hij in een brief aan een vriend. Waarachtigheid vond hij belangrijker dan ‘de’ waarheid.

Het is om die reden dat Steinbeck ruim zestig jaar na zijn dood nog steeds nieuwe lezers bereikt. Hij schreef geen droge verslagen of politieke traktaten. Hij was een romanschrijver die met zijn eerlijke fantasie, zoals de beste kunstenaars, tijdloze waarheden onthulde over het menselijk bestaan. ‘Literatuur is zo oud als de taal’, sprak Steinbeck bij het ontvangen van de Nobelprijs. ‘Het is voortgekomen uit een menselijke noodzaak en daar is niets aan veranderd, behalve dan dat die noodzaak alleen maar is gegroeid.’


https://www.groene.nl/artikel/tijdloze-waarheden?utm_source=De+Groene+Amsterdammer&utm_campaign=429d4daa22-Wekelijks-2025-04-20&utm_medium=email&utm_term=0_853cea572a-429d4daa22-84798354