Oud CIDI-directeur, tevens oud-voorzitter van het Centraal Joods Overleg, Ronny Naftaniel, schreef op 29 november 2024 in Het Parool dat veel joden na de Maccabi-rellen geen zin meer hebben in een dialoog. Hij wil niet in gesprek met mensen die Israël als een apartheidsstaat beschouwen. Hoewel oud-president Jimmy Carter al ‘in december 2006 voor een Israëlische radiozender’ opmerkte ‘dat Israëls politiek op de bezette Westoever voorbeelden laat zien die zelfs nog erger zijn dan de apartheid in Zuid-Afrika,’ een opvatting die hij had uitgewerkt in zijn eerder verschenen boek Palestine: Peace Not Apartheid (2006), tevens een kwalificatie die wordt gedeeld door zowel mensenrechtenorganisaties als internationale organisaties, is dit feit nog steeds niet tot de in Nederland geboren Ronny Naftaniel is doorgedrongen. De normen en waarden van de westerse rechtstaat zijn niet in zijn joodse identiteit geïntegreerd, als gevolg van zijn tribale reflexen.
Naftaniel’s ontboezeming was een antwoord op een betoog van de vijfentwintigjarige Boaz Cahn, één van de initiatiefnemers van Deel de Duif, waarbij jonge joden en moslims onder andere scholen bezoeken en met leerlingen in gesprek gaan. Cahn schreef dat hij sinds de Maccabi-rellen gemotiveerder dan ooit is om juist wél met andersdenkenden te gaan praten. Maar dat kan de woordvoerder van het ook het huidige Israelische terreur-regime domweg niet accepteren, neet zo mijn als Netanyahu en alle andere joodse en christelijke extremisten dit niet kunnen. En zij schamen zich niet eens voor hun barbaarse meningen. Aan het internationaal recht heeft Naftaniel ronduit schijt, excusez le mot. Wat is er in zijn milieu fout gegaan? Ja, natuurlijk de Tweede Wereldoorlog, maar die is 80 jaar geleden afgelopen na de nederlaag van de nazi’s, de fascisten en het keizerlijke Japan. Die nederlaag laat tevens zien dat het toenmalige Westen de ideologie van zowel de nazi’s als de fascisten en de kamikaze Japanners verafschuwden. Een toch probeert het CIDI en Naftaniel in het bijzonder de Joods-Israelische genocide van de Palestijnse bevolking te vergoelijken, dan wel te rechtvaardigen met zijn opmerkingen alsof de Palestijnse bevolking het grote kwaad is. Maar zijn vaak verhulde steun aan het zionistisch extremisme begint onder geschoolde joden steeds meer te haperen. In De Groene Amsterdammer van 7 december 2024 schreef de joods-Nederlandse journaliste Margalith Kleijwegt:
‘Het lijkt of “de joodse gemeenschap” zich uit frustratie, verdriet en angst steeds meer naar binnen keert, boos is op de buitenwereld en bij alles risjes (antisemitisme) vermoedt. Dat is heel droevig, maar het brengt ons nergens.
Een bemoedigend voorbeeld van een wijze, empathische rabbijn stond onlangs in Het Parool. Rabbijn Hans Groenewoudt beschreef de parallel tussen antisemitisme en de discriminatie die moslims ervaren, helemaal onder dit kabinet. Zowel de joodse als de moslimgemeenschap gaan op dit moment door eenzelfde moeilijke tijd, zei hij. Mechanismen van haat en uitsluiting moeten altijd bestreden worden, ging hij verder. Bij de joodse gemeenschap was volgens hem op dit moment alleen nog geen ruimte om daar wat mee te doen. ‘Maar het zou wel moeten.’
Als joodse Amsterdamse zou ik de vertegenwoordigers van de ‘joodse gemeenschap’ willen vragen te luisteren naar de woorden van rabbijn Groenewoudt en wat minder defensief en naar binnen gekeerd te zijn. Verman jezelf. Koester de openheid van iemand als Boaz Cahn, ondersteun zijn en andere initiatieven.
Heb er begrip voor dat veel joden zich niet langer (of in ieder geval minder) met Israël verbonden voelen sinds de destructieve oorlog in Gaza. Verplaats je in moslims die door dit kabinet vooral als ‘probleem’ worden gezien. Probeer, hoe moeilijk ook, om kritiek op Israël niet als vanzelfsprekend als antisemitisme te beschouwen.
https://www.groene.nl/artikel/niet-namens-mij
De situatie is ernstig wanneer een joodse journaliste de ‘joodse gemeenschap’ moet verzoeken ‘begrip’ op te brengen voor het gegeven ‘dat veel joden zich niet langer (of in ieder geval minder) met Israël verbonden voelen sinds de destructieve oorlog in Gaza.’
Kleijwegt’s eufemisme ‘destructieve oorlog,’ voor de genocidale aanval op de Palestijnse bevolking, waarbij volgens de Verenigde Naties ’44 percent of the victims were children; the youngest was a day-old boy and the oldest was a 97-year-old woman,’ terwijl 70 procent van alle vermoorde Palestijnen vrouwen en kinderen zijn, spreekt in dit verband boekdelen. Een VN-rapport waarschuwde op november 2024 dat “wijdverspreide of systematische” aanvallen op burgers “misdaden tegen de menselijkheid” zijn, en ‘genocide’ vormen aangezien de intentie is om de burgerbevolking te treffen. De volkerenmoord van de Joodse Staat, wordt door westerse politici en de NAVO mogelijk gemaakt, zelfs nadat in het Westen massale protest-demonstraties waren begonnen. Let wel, wij allen zijn dagelijks getuige van slechts de proloog van een gruwelijk drama dat zich wereldwijd gaat voltrekken nu de Amerikaanse elite en haar deep state zich opmaakt een slachtpartij van ongekende omvang in Azië te beginnen. Net als voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog gaan de meeste al dan niet joodse Nederlanders slaapwandelend hun eigen vernietiging tegemoet. In De Groene Amsterdammer bekende Margalith Kleijwegt:
‘Inmiddels zijn mijn oogkleppen dus af en die nieuwe staat van zijn maakt het leven er niet makkelijker op. Het doet mij pijn om hardop te moeten zeggen dat wat Israël doet vreselijk is en dat ik weinig hoop heb op een goede afloop. De situatie lijkt alleen maar erger te worden, nu de kritische kwaliteitskrant Haaretz is geboycot, wordt ook de persvrijheid aan banden gelegd.
Antisemitisme is, mede als gevolg van wat Israël in Gaza en op de Westbank aanricht, aan een opmars bezig. Wat opvalt is de steeds vaker voorkomende begripsverwarring tussen joods en Israëlisch. Er wordt terecht op gehamerd dat het om twee verschillende zaken gaat en dat een jood hier niet verantwoordelijk is voor de politiek daar. Hou die twee goed van elkaar gescheiden, wordt er met klem geroepen. Maar in de praktijk blijkt dat nog niet zo makkelijk.
Recent werd er bij de Stopera een demonstratie tegen antisemitisme gehouden, mede georganiseerd door het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) en het Centraal Joods Overleg (CJO), de officiële koepel en belangenbehartiger van joodse organisaties in Nederland. Toen ik er een kijkje ging nemen leek het meer een pro-Israël bijeenkomst dan een manifestatie tegen antisemitisme; dit werd mede veroorzaakt door de zee aan Israëlische vlaggen die de betogers hadden meegebracht en de gevoelige Israëlische muziek die werd uitgevoerd.
Er waren honderden christenen voor Israël bij de Stopera aanwezig en er spraken zowel rabbijnen als dominees die allemaal in de bres sprongen voor ‘onze joden’. Eigenlijk miste alleen Geert Wilders als belangrijke hoeder van de staat Israël; de man die zegt joden te zullen beschermen en die al jarenlang nauwe banden met de Israëlische premier Netanyahu onderhoudt.
“Wilders en de zijnen zetten joden in als instrument tegen de islam,” schreef historica Evelien Gans al in 2015 in de Volkskrant. In zijn strijd tegen de islam paste het toen al in zijn agenda om joden als slachtoffer van een islamitische ‘pogrom’ te zien. Bij antisemitische uitingen door jongens met een Marokkaanse achtergrond is Wilders tegenwoordig van plan de daders bij kop en kont het land uit te zetten, ook al zijn ze hier geboren en getogen en ook al hebben ze een Nederlands paspoort. Nogal logisch dat zijn absurde voornemens grote onrust veroorzaakten in gezinnen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond.
Hoewel ik zeer tegen antisemitisme ben, werd de demonstatie bij de Stopera duidelijk niet in mijn naam gehouden en ik vermoed ook niet in naam van duizenden andere ongebonden joden die sinds de oorlog in Gaza zich krachtig van het Israëlische beleid willen distantiëren. Maar die wél met antisemitisme te maken krijgen en lang niet altijd uit islamitische hoek waar de joodse organisaties nu vooral op tamboereren.
Ik kreeg zelfs last van plaatsvervangende schaamte toen oud-wethouder Rob Oudkerk tijdens diezelfde demonstratie bij de Stopera tekeer ging tegen onze verstandige, empathische en krachtige burgemeester Halsema. Oudkerk riep met ingehouden emotie dat het de schuld van Halsema was dat ze niet met al die Israëlische vlaggen op de Dam stonden. (De driehoek had dat verboden in verband met de veiligheid op een zeer drukke koopavond.)
‘We staan op de verkeerde plek,’ riep Oudkerk met gevoel voor theater. ‘We hadden op De Dam moeten staan, daar bezweren we het kwaad.’ Er zat een zekere verlekkerdheid in zijn optreden, alsof hij een nieuwe rol had gevonden, namelijk die van de bedreigde, slecht behandelde joodse Amsterdammer. ‘Nooit weer, werd ooit weer’, vervolgde hij op gedragen toon. ‘Het gaat met kleine stapjes… hou je maar gedeisd… duik maar even onder… ga maar niet naar de Dam.’ Waarom zo venijnig en tegelijk ook melodramatisch?
Ik vind het buitengewoon vervelend dat de indruk kan worden gewekt dat er ook namens mij wordt gesproken wanneer voorzitter Chanan Hertzberger op de site van het CJO laat weten dat er “op universiteiten, stations en op straat wordt opgeroepen tot een wereldwijde intifada en we weten allemaal wat dat betekent: het uitmoorden van alle joden waar ook ter wereld dus ook in Nederland.”
Het CJO zegt op te komen voor de belangen van alle joden, maar van dit alarmisme word ik zeer ongemakkelijk, sterker nog, ik distantieer me ervan. Het is niet alleen overdreven, maar ook zo contraproductief.
Het CIDI, dat zich fel uitsprak tegen het arrestatiebevel van de Israëlische premier Netanyahu door het Internationaal Strafhof, was ook aanwezig bij de demonstratie. Directeur Naomi Mestrum riep bij de Stopera dat er “moed” voor nodig is om joden in Nederland een veilige toekomst te geven.
Vanwaar deze bangmakerij? Wat wilde het CIDI hiermee bereiken? Ik ben als gezegd de eerste die het probleem van een eeuwenoud antisemitisme onderkent, maar waarom zo diep wegzakken in de slachtofferrol? Liever niet namens mij.’
De vraag is nu: wie zal de epiloog schrijven van de Derde Wereldoorlog. Of beter nog: wie zal daarin geïnteresseerd zijn. Wat valt er nog toe te voegen. We weten immers alles al. En voor degenen die het nog niet weten citeer ik hier tenslotte een artikel van John F. Sopko, de speciale inspecteur generaal voor de Afghaanse reconstructie sinds 2012. In The New York Times van 2 januari 2025 stelde hij onomwonden:
‘De val van de door de VS gesteunde regering in Afghanistan op 15 augustus 2021 onthulde wat weinig Amerikaanse levens en geld in 20 jaar daar hadden gekocht. Het legde ook een gapende kloof bloot tussen de realiteit en wat hoge Amerikaanse functionarissen Amerikanen al tientallen jaren vertelden: dat succes om de hoek lag.
Als speciale inspecteur-generaal voor de wederopbouw van Afghanistan sinds 2012 heb ik met mijn staf de Amerikaanse programma's en uitgaven voor de wederopbouw van Afghanistan gecontroleerd en onderzocht - een missie waarvan werd gehoopt dat deze het theocratische, op stammen gebaseerde "Graveyard of Empires" zou veranderen in een moderne liberale democratie.
In honderden rapporten van de afgelopen 12 jaar hebben we een lange lijst met systemische problemen beschreven: de Amerikaanse regering had moeite om een coherente strategie uit te voeren, koesterde te ambitieuze verwachtingen, startte onhoudbare projecten en begreep het land of zijn bevolking niet. Amerikaanse instanties maten succes niet aan wat ze bereikten, maar aan uitgegeven dollars of checklists van voltooide taken.
Terwijl ons eigen agentschap ten einde loopt en we ons voorbereiden om dit jaar ons eindrapport te publiceren, stellen we een fundamentele en te zelden gestelde vraag: waarom vertelden zoveel hoge functionarissen het Congres en het publiek jaar na jaar dat succes in het verschiet lag, terwijl ze wisten dat het anders was? Twintig jaar lang beweerden functionarissen publiekelijk dat het voortzetten van de missie in Afghanistan essentieel was voor de nationale belangen, totdat uiteindelijk twee presidenten — Donald Trump en Joe Biden — concludeerden dat dit niet het geval was.
De binnenkomende Trump-regering, het Congres en de lang lijdende Amerikaanse belastingbetaler moeten zich afvragen hoe dit is gebeurd, zodat de Verenigde Staten soortgelijke resultaten in Oekraïne, Gaza, Syrië en andere oorlogsgebieden kunnen voorkomen.
We moeten beginnen met wat "succes" in Afghanistan ooit heeft moeten betekenen. Ik geloof dat veel Amerikanen die er in de loop der jaren hebben gewerkt, niet alleen belangrijke Amerikaanse strategische belangen wilden verwezenlijken — zoals het elimineren van een toevluchtsoord voor terroristen — maar ook een betere toekomst voor het Afghaanse volk wilden veiligstellen.
We moeten beginnen met wat 'succes' in Afghanistan ooit zou moeten betekenen. Ik geloof dat veel Amerikanen die er in de loop der jaren hebben gewerkt, niet alleen belangrijke Amerikaanse strategische belangen wilden verwezenlijken - zoals het elimineren van een toevluchtsoord voor terroristen - maar ook een betere toekomst voor het Afghaanse volk wilden veiligstellen.
Maar een perverse prikkel dreef ons systeem. Om promoties en hogere salarissen te winnen, hadden militaire en civiele leiders het gevoel dat ze hun dienstreizen, uitzendingen, programma's en projecten als successen moesten verkopen - zelfs als ze dat niet waren. Leiders hadden de neiging om gunstige informatie te rapporteren en te benadrukken, terwijl ze datgene wat wees op mislukking verdoezelden. Mislukkingen leiden immers niet tot een ambassadeurschap of een promotie tot generaal.
Ze zijn ook niet goed voor de contractanten waarop de Amerikaanse missie vertrouwde om programma's en projecten te beheren en te ondersteunen. Voor contractanten was het claimen van succes, of het nu echt of denkbeeldig was, van vitaal belang om toekomstige zaken te verkrijgen. Dus uitgaven werden de maatstaf voor succes. (Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor Washington, waar niet-besteedde toewijzingen gelijk staan aan falen, wat leidt tot bezuinigingen.) De verantwoording voor hoe geld werd uitgegeven was slecht. Een generaal vertelde ons dat hij voor een uitdaging stond: hoe kon hij de resterende $ 1 miljard van zijn jaarlijkse budget in iets meer dan een maand uitgeven? Het geld teruggeven was geen optie. Een andere functionaris met wie we spraken, zei dat hij weigerde een miljoenenproject voor een bouwproject te annuleren dat de veldcommandanten niet wilden, omdat de financiering moest worden uitgegeven. Het gebouw werd nooit gebruikt.
Zoals een voormalig Amerikaans militair adviseur tegen mijn kantoor zei, werd het hele systeem een zichzelf aflikkend ijshoorntje: er werd altijd meer geld uitgegeven om eerdere uitgaven te rechtvaardigen. Oude staf vertrok, nieuwe staf kwam met “betere” ideeën en nieuwe iteraties van dezelfde oude oplossingen werden jarenlang herhaald. Tegelijkertijd waren veel van de problemen waarmee de Amerikaanse programma’s kampten simpelweg buiten onze controle. De plotselinge val van de Afghaanse regering en de opkomst van de Taliban lieten zien dat de Verenigde Staten de gunstige Afghaanse percepties van de corrupte leiders en regering van het land, of van de Amerikaanse bedoelingen, niet konden kopen.
Toch kan ik me niet herinneren dat een hoge functionaris het Congres of het Amerikaanse volk in de afgelopen twee decennia — en zelfs toen de Afghaanse provincies in de zomer van 2021 als dominostenen omvielen — heeft verteld dat falen een reële mogelijkheid was.
Ons eindrapport zal gedetailleerd beschrijven wat veel experts en hoge overheidsfunctionarissen ons nu, met de kennis van nu, vertellen: dat deze diepgewortelde, fundamentele uitdagingen elke reële mogelijkheid van succes op de lange termijn onmogelijk maakten. Sommigen betoogden dat beslissingen die al in 2002 werden genomen — zoals samenwerken met krijgsheren en weigeren de Taliban te betrekken bij discussies over de toekomst van Afghanistan — een koers uitzetten voor onvermijdelijk falen. Anderen gaven de schuld aan slechte coördinatie tussen agentschappen, wijdverbreide Afghaanse corruptie, onwetendheid over de lokale cultuur en de afstand tussen de doelen van de VS en de realiteit van Afghanistan.
Er waren belangrijke momenten waarop Amerikaanse functionarissen eerlijk hadden kunnen zijn. Voordat de Verenigde Staten in 2014 begonnen met het overdragen van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid aan de Afghanen, deden een reeks Amerikaanse generaals en functionarissen optimistische beweringen dat Afghaanse troepen effectief zouden zijn in de strijd tegen de Taliban, dat corruptie en mensenrechtenschendingen werden ingedamd en dat Afghaanse verkiezingen democratisch en eerlijk waren - beoordelingen die niet overeenkwamen met de rapportage van mijn agentschap aan het Congres of de basisrealiteit. In 2013 suggereerde een hoge functionaris zelfs dat Afghanistan wel eens de meest succesvolle wederopbouwpoging van de afgelopen kwart eeuw zou kunnen blijken te zijn.
De val van Kunduz in 2015 — de eerste keer sinds 2001 dat de Taliban de controle over een grote stad herwon — had de illusie moeten doorprikken dat Afghaanse troepen zich staande konden houden. Maar het opbouwen van die troepen was de hoeksteen van de Amerikaanse wederopbouwpoging, waarvan het succes de weg zou vrijmaken voor de uiteindelijke terugtrekking van de VS. Het rooskleurige verhaal moest worden volgehouden.
De realiteit was dat Talibanstrijders met geweren en crossmotoren uit de Koude Oorlog vaak beter presteerden dan Afghaanse regeringstroepen met ultramoderne apparatuur en steun van Amerikaanse luchtmacht. De Taliban waren religieus gemotiveerd om het land te ontdoen van buitenlandse indringers en wat zij zagen als een marionettenregering die door Washington was geïnstalleerd. De leden van het Afghaanse leger — geplaagd door een laag moreel, chronische logistieke problemen en wijdverbreide corruptie — werden vaak alleen gemotiveerd door hun salarissen, hoewel zij natuurlijk ook enorm leden in de strijd.
Officiële verklaringen van opeenvolgende Amerikaanse presidentiële regeringen waren, naar mijn mening, vaak gewoon onwaar. Slechts zes dagen voordat de Afghaanse regering viel, verklaarde de woordvoerder van het Pentagon dat Afghanistan meer dan 300.000 soldaten en politieagenten had, ook al waarschuwde het kantoor van de speciale inspecteur-generaal al jaren dat niemand echt wist hoeveel soldaten en politieagenten beschikbaar waren of wat hun operationele capaciteiten waren. Al in 2015 informeerde ik het Congres dat corrupte Afghaanse functionarissen spooksoldaten en politieagenten op hun roosters zetten en de salarissen in eigen zak staken.
Belangrijke informatie voor het meten van het succes van initiatieven werd — soms opzettelijk — verborgen gehouden voor het Congres en het Amerikaanse publiek, inclusief door USAID gefinancierde beoordelingen die concludeerden dat Afghaanse ministeries niet in staat waren om rechtstreekse Amerikaanse financiële hulp te beheren. Ondanks krachtige pogingen van de Amerikaanse bureaucratie om ons te stoppen, maakte mijn kantoor dergelijk materiaal openbaar.
Speciale belangen vormen een groot deel van het probleem. President Dwight Eisenhower waarschuwde ooit voor de groeiende invloed van een "militair-industrieel complex". Tegenwoordig zijn er meerdere complexen: ontwikkeling en humanitaire hulp, anti-corruptie en transparantie, bescherming voor vrouwen en gemarginaliseerde mensen en vele anderen. Dit zijn allemaal goede en nobele doelen, dat is zeker. Maar als het om Afghanistan ging, droegen organisaties onder deze paraplu's, of het nu vanwege altruïsme of meer egoïstische motieven was, bij aan de overdreven optimistische beoordelingen van de situatie om de fondsen te laten stromen. Zelfzuchtige waanvoorstellingen waren Amerika's meest geduchte vijand.
Die waanvoorstellingen duren voort. Volgens gegevens die het ministerie van Financiën aan mijn kantoor heeft verstrekt, heeft de Verenigde Staten sinds 2021 $ 3,3 miljard naar Afghanistan gesluisd via openbare internationale organisaties, voornamelijk kantoren van de Verenigde Naties, voor humanitaire doeleinden. Een deel van dit geld helpt het Afghaanse volk en een deel gaat naar de Taliban. In reactie op een verzoek van het Congres meldde mijn kantoor vorig jaar dat tussen de Amerikaanse terugtrekking in augustus 2021 en afgelopen mei, door de VS gefinancierde partners ten minste $ 10,9 miljoen aan belastingen en heffingen aan de Taliban-autoriteiten betaalden. In juli meldden we dat twee van de vijf bureaus van het ministerie van Buitenlandse Zaken niet konden aantonen dat hun contractanten die in 2022 in Afghanistan werkten, voldoende waren gescreend om ervoor te zorgen dat hun werk geen terroristische organisaties ten goede kwam.
Tegenwoordig stroomt de meeste hulp aan Afghanistan en andere door oorlog verscheurde landen via kantoren van de Verenigde Naties die mijn agentschap heeft geïdentificeerd als zwak toezichthoudend. Als we belastinggeld willen blijven verstrekken aan deze organisaties, moet dit afhankelijk worden gesteld van de volledige toegang van Amerikaanse toezichthoudende instanties tot hun projecten en gegevens om ervoor te zorgen dat de financiering de mensen bereikt die het moet helpen.
In Afghanistan was het kantoor van de speciale inspecteur-generaal vaak het enige overheidsagentschap dat betrouwbaar rapporteerde over de situatie ter plaatse, en we kregen te maken met stevige tegenstand van ambtenaren van de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken, USAID en de organisaties die hun programma's ondersteunden. We konden ons werk alleen doen omdat het Congres ons de vrijheid gaf om onafhankelijk te opereren. Inspecteurs-generaal voor het leger, het ministerie van Buitenlandse Zaken en USAID genieten echter niet van een dergelijke autonomie. Als we een kapot systeem willen repareren dat bureaucraten en speciale belangen boven belastingbetalers stelt, is de eerste stap om alle federale inspecteurs-generaal net zo volledig onafhankelijk te maken als mijn kantoor is geweest.
Uiteindelijk, als we de prikkels in onze overheid die het vertellen van de waarheid belemmeren niet aanpakken, zullen we doorgaan met het nastreven van projecten in binnen- en buitenland die niet werken, waarbij we degenen belonen die falen rationaliseren terwijl ze succes melden en ontelbare miljarden dollars verbranden. Amerikaanse belastingbetalers verdienen beter.’
En voor hen die nog niet snappen dat de dwazen van de Europese Unie zich op het sleeptouw laten nemen door het biljoenen verslindende Amerikaans militair-industrieel complex om van de wereld één groot Gaza te maken, God zij Me U, of de Duivel, dat maakt in de toekomst niets meer uit.
Ursula von der Leyen: Ons lot, Europa's lot, hangt af van onze wereldwijde reikwijdte... De oorlog in Oekraïne heeft het Transatlantisch Verbond sterker dan ooit gemaakt. Nooit tevoren heb ik op een cruciaal moment zo'n intense samenwerking gezien als dit jaar... Er is sprake van een tectonische verschuiving.' Oktober 2022
Geen opmerkingen:
Een reactie posten