woensdag 24 april 2024

Pankaj Mishra: Het Nihilistische Israel. A Must Read!!!


‘Het Westen heeft de wereld niet gewonnen door de superioriteit van zijn ideeën, waarden of religie, maar eerder door zijn superioriteit in het toepassen van georganiseerd geweld. Westerlingen vergeten dit feit vaak, niet-westerlingen nooit,’
aldus de Amerikaanse neoconservatieve politicoloog Samuel Huntington in zijn wereldwijde bestseller The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996). Dat de Westerling zich doorgaans niet bewust is van dit feit is het resultaat van de succesvolle, permanente propaganda van de ‘corporate press’ in zowel de VS als in zijn satellietlanden. Voor degene die de overal heersende simplificatie van de journalistiek wil ontsnappen is er alleen de complexiteit van de literatuur. In zijn roman Black Box (1989) analyseert de Israëlische auteur Amos Oz de huidige identiteitsloosheid van de heersende politieke, economische en ideologische fundamentalisten: 

‘Geloof uit on-geloof: hoe meer hij zijn geloof in zichzelf verliest, des te sterker wordt zijn fervente geloof in de verlossing, des te intenser zijn dringende behoefte verlost te worden,’ waardoor ‘in dezelfde mate waarin zijn zelfrespect, zijn bestaansgrond, ja de zin van zijn leven verloren gaan, de rechtvaardiging van zijn geloof, zijn volk, zijn ras, het ideaal dat hij aanhangt of de beweging waaraan hij trouw gezworen heeft, [wordt] verheven, vergroot, verheerlijkt en geheiligd.’


Hoewel het in deze roman over Joodse fundamentalisten lijkt te handelen, gelden de sociaal-psychologische processen voor alle religies, alle ideologieën en alle culturen, want zoals Oz stelt: 


‘De mens houdt zich bezig met persoonlijke zaken zolang hij zaken heeft en zolang hij een persoonlijkheid heeft. Als die afwezig zijn, gaat hij zich, uit angst voor de leegheid van zijn leven, vol vuur bezighouden met zaken van anderen: hij brengt hen op het rechte spoor. Tuchtigt hen. Probeert te onderrichten wie malende is en te verpletteren wie dwalende is. Schenkt anderen gunsten of vervolgt hen meedogenloos. Tussen de nobele fanaticus en de moordzuchtige fanaticus is uiteraard een verschil van morele gradaties, maar geen verschil in aard.’ 

Voor hen leeft Hitler nog steeds, en moeten de doden nog steeds vergolden worden. Elke dag weer, al was het maar om tegenover zichzelf te bewijzen dat hun leven nog zin heeft. Welke betekenis kan het bestaan nog hebben als Het Kwaad vernietigd is? Ooit beantwoordde de voormalige terrorist Menachem Begin, en latere premier van Israel zijn critici aldus: ‘Als Adolf Hitler zich in een gebouw zou verschuilen samen met twintig onschuldige burgers, zou u dat gebouw dan niet bombarderen?’ 


De gezaghebbende 55-jarige Indiase socialistische intellectueel en romanschrijver, Pankaj Mishra wiens non-fiction werk wordt gepubliceerd door onder andere The Guardian, The New York Times, The New Yorker and the New York Review of Books, schreef in de prestigieuze London Review of Books van 21 maart 2024 een even vernietigende als feitelijke kritiek op de Zionistische staat Israel, die begon met een verwijzing naar de grote Europese denker Jean Améry, die ‘in een geassimileerd, gemengd joods-katholiek gezin in Oostenrijk werd geboren. Zijn vader was evenwel geen praktiserende jood… Hij werd ten slotte op 23 juli 1943 gevat door de Gestapo onder zijn verzetsnaam Roger Lippens, wegens het verspreiden van antinazistische propaganda. Hij werd als communistische verzetsstrijder opgesloten in het Fort van Breendonk. Hij zat er drie maanden in een isolatiecel. Toen zijn ondervraging door de Gestapo uiteindelijk niets opleverde, werd hij door SS-Untersturmführer Arthur Prauss naar de folterkamer gebracht. Hier werd hij dan verschillende dagen zwaar gefolterd. Een vleeshaak werd aangebracht tussen de boeien die, achter zijn rug, zijn handen vastklonken. Daarna werd hij met een katrol omhoog gehesen tot een meter boven de grond. Zijn schouders schoten uit hun kom en werden totaal ontwricht. Ondertussen werd hij afgeranseld met de bullenpees. Af en toe liet men hem neervallen op grote driehoekige houten wiggen tot hij uiteindelijk bezwijmde. Die foltering heeft hem kleingekregen. Maar hij kon de Gestapo niets nuttigs vertellen, gewoonweg omdat hij niets wist behalve aliassen. Toen de Gestapo vernam dat hij een Jood was en geen politieke gevangene, werd hij op 15 januari 1944 naar Auschwitz gestuurd.


Die foltering zal hem zijn hele leven blijven achtervolgen. Hij schrijft: “Wie gefolterd wordt, blijft gefolterd. Tweeëntwintig jaar later bengel ik nog steeds aan mijn ontwrichte armen boven de vloer. Ik snak naar adem en beschuldig mezelf.”


‘Angst en wrok bleven hem zijn hele leven achtervolgen. Een deel hiervan kwam voort uit het feit dat de nazi-folteringen hem hebben kleingekregen.’ Hij beschouwde ‘de zelfgekozen dood als een privilege van de mens(elijkheid)… Beetje bij beetje gaf hij de moed op. Zijn machteloze toorn, treurnis en berusting blijken nog een laatste keer in zijn laatste roman In den Wind gesprochen (1978). In hetzelfde jaar pleegde hij zelfmoord met een overdosis slaappillen.’

https://nl.wikipedia.org/wiki/Jean_Améry 

In zijn briljante essay The Shoah after Gaza schrijft Pankaj Mishra dat voor Améry de ‘weliswaar onuitgewerkte’ berichten over martelingen in Israëlische gevangenissen aanleiding om na te denken over de grenzen van zijn solidariteit met de Joodse staat. In één van de laatste essays die Améry publiceerde, schreef hij: ‘Ik roep dringend alle joden op die mens willen zijn om zich bij mij aan te sluiten bij de radicale veroordeling van systematische marteling. Waar barbarij begint, moeten zelfs existentiële verplichtingen eindigen.’


Améry was vooral verontrust door de apotheose in 1977 van Menachem Begin als premier van Israël. Begin, die in 1946 het bombardement op het King David Hotel in Jeruzalem had georganiseerd, waarbij 91 mensen omkwamen, was de eerste van de openhartige exponenten van het joodse suprematie die Israël blijven regeren. Hij was ook de eerste die routinematig een beroep deed op Hitler, de Holocaust en de Bijbel terwijl hij Arabieren aanviel en nederzettingen bouwde in de Bezette Gebieden. In de beginjaren had de staat Israël een ambivalente relatie met de Shoah en zijn slachtoffers. De eerste premier van Israël, David Ben-Gurion, zag de overlevenden van de Shoah aanvankelijk als ‘menselijk puin’ en beweerde dat ze het alleen hadden overleefd omdat ze ‘slecht, hardvochtig en egoïstisch’ waren geweest. Het was Ben-Gurions rivaal Begin, een demagoog uit Polen, die de moord op zes miljoen Joden tot een intense nationale preoccupatie maakte, en een nieuwe basis voor de identiteit van Israël. Het Israëlische establishment begon een heel specifieke versie van de Shoah te produceren en te verspreiden, die gebruikt kon worden om een militant en expansionistisch Zionisme te legitimeren.


Améry nam nota van de nieuwe retoriek en was categorisch over de destructieve gevolgen ervan voor joden die buiten Israël wonen. Dat Begin, ‘met de Thora in zijn arm en toevlucht nemend tot bijbelse beloften,’ openlijk spreekt over het stelen van Palestijns land zou ‘alleen al reden genoeg zijn,’ schreef hij, ‘voor de joden in de diaspora om hun relatie met Israël te herzien.’ Améry smeekte de Israëlische leiders om ‘te erkennen dat uw vrijheid alleen kan worden bereikt met uw Palestijnse neef, en niet tegen hem.’


Vijf jaar later viel Begin Libanon aan, volhoudend dat de Arabieren de nieuwe nazi’s waren en Yasser Arafat de nieuwe Hitler. Tegen de tijd dat Ronald Reagan hem beschuldigde van het plegen van een ‘holocaust’ en Begin beval daar een einde aan te maken, had het Israëlische leger (IDF) tienduizenden Palestijnen en Libanezen gedood en grote delen van Beiroet vernietigd. In zijn roman Kapo (1993) legt de joods-Servische auteur Aleksandar Tišma de weerzin vast die veel overlevenden van de Shoah voelden bij de beelden die uit Libanon kwamen: 'Joden, zijn verwanten, de zonen en kleinzonen van zijn tijdgenoten, voormalige gevangenen van de kampen, stonden in tankkoepels en reden met zwaaiende vlaggen door onverdedigde nederzettingen, door mensenvlees, dat het uiteenreet met machinegeweerkogels, en de overlevenden bijeenbracht in kampen die waren omheind met prikkeldraad.'














Primo Levi, die tegelijk met Améry de verschrikkingen van Auschwitz had gekend en ook emotionele verwantschap voelde met de nieuwe Joodse staat, organiseerde vlug een open protestbrief en gaf een interview waarin hij zei dat ‘Israël snel in totaal isolement geraakt.’ Wij moeten de impulsen tot emotionele solidariteit met Israël onderdrukken om koel te kunnen redeneren over de fouten van de huidige heersende klasse van Israël. Weg met die heersende klasse.’ In verschillende fictie- en non-fictiewerken had Levi niet alleen gemediteerd over zijn tijd in het vernietigingskamp en de gekwelde en onoplosbare erfenis ervan, maar ook over de altijd aanwezige bedreigingen voor het menselijk fatsoen en de menselijke waardigheid. Hij was vooral verontwaardigd over Begins uitbuiting van de Shoah. Twee jaar later betoogde hij dat ‘het zwaartepunt van de Joodse wereld moet terugkeren, zich uit Israël moet terugtrekken en terug moet keren naar de diaspora.’


Twijfels van het soort dat door Améry en Levi wordt geuit, worden tegenwoordig als uitgesproken antisemitisch veroordeeld. Het is de moeite waard om te bedenken dat veel van dergelijke heronderzoeken van het Zionisme en de zorgen over de perceptie van de joden in de wereld onder de overlevenden en getuigen van de Shoah werden aangewakkerd door Israëls bezetting van Palestijns grondgebied en de manipulatieve nieuwe mythologie ervan. Yeshayahu Leibowitz, een theoloog die in 1993 de Israëlprijs won, waarschuwde al in 1969 tegen de ‘nazificatie’ van Israël. In 1980 beschreef de Israëlische columnist Boaz Evron zorgvuldig de stadia van deze morele corrosie: de tactiek om Palestijnen met nazi’s op één lijn te brengen en te schreeuwen dat een nieuwe Shoah op handen is, was, zo vreesde hij, de gewone Israëli’s te bevrijden van ‘elke morele beperking, aangezien iemand die in het gevaar van vernietiging zichzelf ziet vrijgesteld van alle morele overwegingen die zijn pogingen om zichzelf te redden zouden kunnen beperken.’ Joden, zo schreef Evron, zouden uiteindelijk ‘niet-Joden als onmenselijk’ kunnen behandelen en ‘racistische nazi-attitudes’ kunnen kopiëren.


Evron drong ook aan op voorzichtigheid tegenover de (toen nieuwe en fervente) aanhangers van Israël onder de Joods-Amerikaanse bevolking. Voor hen, zo betoogde hij, was het opkomen voor Israël ‘noodzakelijk geworden vanwege het verlies van enig ander brandpunt van hun Joodse identiteit’ – hun existentiële gebrek was zelfs zo groot, aldus Evron, dat ze niet wilden dat Israël vrij zou worden van Israël. de toenemende afhankelijkheid van Joods-Amerikaanse steun.


Ze moeten het gevoel hebben dat ze nodig zijn. Ze hebben ook de ‘Israëlische held’ nodig als sociale en emotionele compensatie in een samenleving waarin de Jood doorgaans niet wordt gezien als de belichaming van de kenmerken van de stoere mannelijke strijder. Zo voorziet de Israëliër de Amerikaanse Jood van een dubbel, tegenstrijdig beeld — de viriele superman en het potentiële slachtoffer van de Holocaust — waarvan beide componenten verre van de werkelijkheid zijn.


Zygmunt Bauman, de in Polen geboren joodse filosoof en vluchteling van het nazisme die in de jaren zeventig drie jaar in Israël doorbracht voordat hij de sfeer van oorlogszuchtige gerechtigheid ontvluchtte, wanhoopte aan wat hij zag als de ‘privatisering’ van de Shoah door Israël en zijn aanhangers. Het is in de herinnering gekomen, zo schreef hij in 1988, ‘als een persoonlijke ervaring van de Joden, als een zaak tussen de Joden en hun haters,’ zelfs toen de omstandigheden die dit mogelijk maakten zich opnieuw over de hele wereld manifesteerden. Dergelijke overlevenden van de Shoah, die van een sereen geloof in seculier humanisme in collectieve waanzin waren gestort, hadden intuïtief aangevoeld dat het geweld dat zij hadden overleefd — ongekend in zijn omvang — geen aberratie was in een in wezen gezonde moderne beschaving. Het kan ook niet geheel toegeschreven worden aan een vaag vooroordeel tegen de Joden. Technologie en de rationele arbeidsverdeling hadden gewone mensen in staat gesteld om met een zuiver geweten, zelfs met een gevoel van deugd, bij te dragen aan daden van massa-uitroeiing, en preventieve inspanningen tegen dergelijke onpersoonlijke en beschikbare moordmethoden vereisten meer dan waakzaamheid tegen antisemitisme.


Toen ik onlangs mijn boeken ter hand nam om dit stuk voor te bereiden, merkte ik dat ik veel van de passages die ik hier citeer al had onderstreept. In mijn dagboek staan regels gekopieerd van George Steiner (‘de natiestaat vol wapens is een bitter relikwie, een absurditeit in de eeuw van overvolle mannen’) en Abba Eban (‘Het wordt tijd dat we op eigen benen staan en niet op die van de zes miljoen doden'). De meeste van deze annotaties dateren uit mijn eerste bezoek aan Israël en zijn bezette gebieden, toen ik in mijn onschuld twee verbijsterende vragen probeerde te beantwoorden: hoe kwam Israël ertoe zo’n verschrikkelijke macht over leven en dood uit te oefenen over een bevolking van vluchtelingen; en hoe kan de westerse politieke en journalistieke mainstream haar duidelijk systematische wreedheden en onrechtvaardigheden negeren en zelfs rechtvaardigen?



Ik was opgegroeid met het eerbiedige Zionisme van mijn familie van hindoe-nationalisten uit de hogere kaste in India. Zowel het zionisme als het hindoe-nationalisme ontstonden aan het einde van de 19e eeuw uit een ervaring van vernedering; Veel van hun ideologen verlangden ernaar om wat zij zagen als een beschamend gebrek aan mannelijkheid onder joden en hindoes te overwinnen. En voor hindoe-nationalisten in de jaren zeventig leken de machteloze tegenstanders van de destijds regerende pro-Palestijnse Congrespartij, compromisloze Zionisten als Begin, Ariel Sharon en Yitzhak Shamir, de race naar een gespierde natie te hebben gewonnen. (De jaloezie is nu uit de kast: hindoe-trollen vormen de grootste fanclub van Benjamin Netanyahu ter wereld.) Ik herinner me dat ik een foto aan mijn muur had van Moshe Dayan, de stafchef van de IDF en minister van Defensie tijdens de Zesdaagse Oorlog; en zelfs lang nadat mijn kinderlijke verliefdheid op grove kracht was verdwenen, bleef ik Israël zien zoals zijn leiders het land vanaf de jaren zestig begonnen te presenteren, als verlossing voor de slachtoffers van de Shoah, en een onbreekbare garantie tegen een herhaling ervan.


Ik wist hoe weinig het lot van de joden die tot zondebok waren gemaakt tijdens de sociale en economische ineenstorting van Duitsland in de jaren twintig en dertig in het geweten van de West-Europese en Amerikaanse leiders was geregistreerd, dat zelfs de overlevenden van de Shoah met een koude schouder werden ontvangen, en in Oost-Europa met nieuwe pogroms. Hoewel ik overtuigd was van de rechtvaardigheid van de Palestijnse zaak, vond ik het moeilijk om weerstand te bieden aan de Zionistische logica: dat joden niet kunnen overleven in niet-joodse landen en een eigen staat moeten hebben. Ik vond het zelfs onrechtvaardig dat Israël als enige van alle landen in de wereld zijn bestaansrecht moest rechtvaardigen. 



Ik was nog steeds geschokt door de duistere betekenis die de Israëlische staat uit de Shoah had getrokken en vervolgens had geïnstitutionaliseerd in een machinerie van repressie. De gerichte moordpartijen op Palestijnen, controleposten, sloop van huizen, landdiefstallen, willekeurige en onbepaalde detenties en wijdverspreide martelingen in gevangenissen 


Ik was niet naïef genoeg om te denken dat lijden de slachtoffers van een grote gruweldaad veredelt of in staat stelt om op een moreel superieure manier te handelen. Dat de slachtoffers van gisteren zeer waarschijnlijk de slachtoffers van vandaag zullen worden, is de les van het georganiseerde geweld in voormalig Joegoslavië, Soedan, Congo, Rwanda, Sri Lanka, Afghanistan en te veel andere plaatsen. Ik was nog steeds geschokt door de duistere betekenis die de Israëlische staat uit de Shoah had getrokken en vervolgens had geïnstitutionaliseerd in een machinerie van repressie. De gerichte moordpartijen op Palestijnen, de controleposten, de sloop van huizen, de diefstal van land, de willekeurige detenties voor onbepaalde tijd en de wijdverbreide martelingen in gevangenissen leken een meedogenloos nationaal ethos te verkondigen: dat de mensheid is verdeeld in degenen die sterk zijn en degenen die zwak zijn, en dus degenen die slachtoffer zijn of verwachten slachtoffer te worden, moeten hun vermeende vijanden preventief verpletteren.


Hoewel ik Edward Said had gelezen, was ik nog steeds geschokt toen ik zelf ontdekte hoe verraderlijk de hooggeplaatste aanhangers van Israël in het Westen de nihilistische overleving-van-de-sterkste ideologie verbergen die door alle Israëlische regimes sinds dat van Begin is gereproduceerd. Het is in hun eigen belang om zich zorgen te maken over de misdaden van de bezetters, zo niet over het lijden van de onteigenden en ontmenselijkten; maar beide zijn zonder veel kritiek door de respectabele pers van de westerse wereld gekomen. Iedereen die de aandacht vestigt op het schouwspel van Washingtons blinde toewijding aan Israël wordt beschuldigd van antisemitisme en het negeren van de lessen van de Shoah. En een verwrongen bewustzijn van de Shoah zorgt ervoor dat wanneer de slachtoffers van Israël, die hun ellende niet langer kunnen verdragen, met voorspelbare wreedheid in opstand komen tegen hun onderdrukkers, ze worden bestempeld als nazi’s die vastbesloten zijn een nieuwe Shoah te plegen.


Bij het lezen en annoteren van de geschriften van Améry, Levi en anderen probeerde ik op de een of andere manier het beklemmende gevoel van onrechtvaardigheid te verzachten dat ik voelde nadat ik was blootgesteld aan Israëls sombere interpretatie van de Shoah, en aan de certificaten van hoge morele verdienste die het land door zijn westerse landen werd toegekend. bondgenoten. Ik zocht naar geruststelling van mensen die in hun eigen kwetsbare lichamen de monsterlijke terreur hadden gekend die een zogenaamd beschaafde Europese natiestaat over miljoenen mensen zou treffen, en die besloten hadden voortdurend op hun hoede te zijn voor de vervorming van de betekenis van de Shoah en de misbruik van zijn geheugen.



Ondanks haar toenemende bedenkingen ten aanzien van Israël heeft een politieke en mediaklasse in het Westen onophoudelijk de grimmige feiten van de militaire bezetting en de ongecontroleerde annexatie door etnisch-nationale demagogen geëufemiseerd: Israël, zo luidt het refrein, heeft het recht om, als de enige democratie in het Midden-Oosten, de democratie te verdedigen, vooral tegen genocidale bruten. Als gevolg hiervan kunnen de slachtoffers van de Israëlische barbaarsheid in Gaza vandaag de dag niet eens een rechtstreekse erkenning van hun beproeving door de westerse elites verkrijgen, laat staan verlichting. De afgelopen maanden zijn miljarden mensen over de hele wereld getuige geweest van een buitengewone aanval waarvan de slachtoffers, zoals Blinne Ní Ghrálaigh, een Ierse advocaat en vertegenwoordiger van Zuid-Afrika bij het Internationale Gerechtshof in Den Haag, het uitdrukte: ‘hun eigen vernietiging uitzenden,’ in realtime in de wanhopige, tot nu toe ijdele hoop dat de wereld iets zou kunnen doen.’


Maar de wereld, of meer specifiek het Westen, doet niets. Erger nog, de liquidatie van Gaza, hoewel geschetst en uitgezonden door de daders, wordt dagelijks verduisterd, zo niet ontkend, door de instrumenten van de militaire en culturele hegemonie van het Westen: van de Amerikaanse president die beweert dat de Palestijnen leugenaars zijn en Europese politici die beweren dat Israël een recht om zichzelf te verdedigen tegenover de prestigieuze nieuwsmedia die de passieve stem inzetten terwijl ze verslag doen van de bloedbaden die in Gaza zijn aangericht. We bevinden ons in een ongekende situatie. Nooit eerder zijn zovelen in realtime getuige geweest van een slachting op industriële schaal. Toch staan de heersende ongevoeligheid, verlegenheid en censuur onze shock en ons verdriet niet toe, zelfs geen spot. Velen van ons die enkele van de beelden en video’s uit Gaza hebben gezien – die visioenen van de hel van lijken die in elkaar zijn gedraaid en begraven in massagraven, de kleinere lijken die door rouwende ouders worden vastgehouden of in keurige rijen op de grond zijn gelegd — zijn de afgelopen maanden stilletjes gek geworden. Elke dag wordt vergiftigd door het besef dat terwijl wij ons leven leiden, honderden gewone mensen zoals wij worden vermoord, of gedwongen worden getuige te zijn van de moord op hun kinderen.


Aldus de beschrijving van de niet-Westerse Pankaj Mishra, die beter dan welke witte westerse intellectueel de vinger op de open en etterende wond legt. Waar dit op uit is gedraaid de volgende keer. Maar in elk geval is nu al duidelijk hoe sprakeloos de westerse elite is geworden. Dermate sprakeloos dat dat zij niet meer in staat is Mishra’s analyse te evenaren, laat staan te overtreffen.

Volgende keer meer over het westerse morele failliet.

Biden is deeply concerned about Israel's behavior in Gaza, says the media with This video was produced in partnership between MintPress News and Behind the Headlines.

1 opmerking:

Anoniem zei

Inheriting resistence https://www.instagram.com/redstreamnet/reel/C40pb6wogIi/

"Israel is burning children alive"

Khalissee @Kahlissee "Israel is burning children alive" "You are destroying this country shame on all of you" Ex U.S. ...