Sterke opwarming Atlantische Oceaan werpt licht op tekortkomingen meetsysteem
Er zijn meer en betere thermometers nodig in de Atlantische Oceaan om de opwarming van de oceaan te kunnen monitoren. Het weer in Nederland en andere West-Europese landen wordt sterk bepaald door de Warme Golfstroom in die oceaan. Sinds begin maart laten de oceanen, en met name de Atlantische Oceaan, totaal onverwacht zeer hoge oppervlaktetemperaturen zien. Ten westen van Ierland is het water aan de oppervlakte vier tot vijf graden warmer dan ooit gemeten.
Deze warmte is "abnormaal", "heel bijzonder" en "voorheen nooit met vakgenoten besproken als mogelijkheid", zeggen klimaatwetenschappers tegen de NOS. Met de natuurlijke schommeling El Niño heeft het maar weinig te maken, denken ze. Onderzoekers hebben nog geen sluitende verklaring voor de huidige ontwikkeling en ook de mogelijke gevolgen zijn onbekend.
De ongewoon hoge oppervlaktetemperatuur van de Atlantische Oceaan werpt licht op het huidige systeem waarmee de oceaantemperatuur gemeten wordt, en vooral ook op de tekortkomingen ervan. De wens tot meer meetinstrumenten in zee wordt breed gedeeld. "Er is altijd veel aandacht voor de opwarming van de atmosfeer, maar eigenlijk is de oceaan belangrijker. Want 90 procent van de extra warmte door de toename van broeikasgassen verdwijnt in zee", zegt hoogleraar Caroline Katsman van de TU Delft.
Argo-floats
Als dat niet zo zou zijn, zou het op aarde inmiddels tientallen graden warmer zijn. De temperatuur in de oceanen wordt gemeten met satellieten en zogenoemde Argo-floats. De satellieten meten alleen aan de oppervlakte, terwijl de floats de diepte in gaan. Er zijn ongeveer 4000 van die floats wereldwijd, robotachtige drijvers, die op een bepaalde diepte meedrijven met de stroming. Elke tien dagen ongeveer duiken en stijgen ze door het water en registreren de temperatuur en het zoutgehalte in de bovenste twee kilometer.
Als zo'n drijver de oppervlakte bereikt, stuurt hij zijn gegevens via de satelliet naar wetenschappers en daalt dan opnieuw onder het wateroppervlak. Volgens de man die de Nederlandse bijdrage aan dit wereldwijde meetsysteem met openbare data coördineert, Andreas Sterl van het KNMI, zijn er gedeeltes in de oceaan waar er eigenlijk te weinig metingen worden gedaan.
"In de Warme Golfstroom bijvoorbeeld zijn de variaties groot. Dus daar zouden we meer van die floats willen hebben. Nederland zou daar een grotere bijdrage voor kunnen doen", zegt Sterl. Katsman beaamt dat: "Er zijn de afgelopen maand drie van zulke boeien actief geweest in dat hele nu zo warme gebied, en samen deden ze tien metingen." Veranderingen in de Warme Golfstroom kunnen het Nederlandse weer mogelijk flink beïnvloeden, nog bovenop de wereldwijde opwarming.
Ook willen wetenschappers graag weten of er nu extra warmte via de oceaan naar het noorden gaat, wat gevolgen zou kunnen hebben voor het ijs in het Arctische gebied. Katsman: "Dat hangt heel erg af van de vraag of het alleen om oppervlaktewater gaat, of dat het een symptoom is van meer warmer water over honderden meters diep. In het laatste geval zou er veel extra warmte naar het noorden kunnen gaan, maar als het alleen maar het bovenlaagje is valt het erg mee."
Daarom zouden wetenschappers ook graag beter willen onderzoeken wat de impact is van zeestromingen. Bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, het NIOZ op Texel, hebben ze recent een nieuw instrument aangeschaft: de glider. Die kan vanaf de kant worden bestuurd, om specifieke stromingen te onderzoeken. In juni zijn deze gliders voor het eerst ingezet op de Noordzee.
Toch waarschuwt NIOZ-onderzoeker Femke de Jong voor te veel optimisme over de glider. "Het zijn moderne instrumenten, maar ze kunnen niet dieper dan één kilometer, terwijl we juist ook meer zouden willen weten over de diepere oceaan. Ook gaan gliders maar 25 centimeter per seconde, en dat is te langzaam om echt grootschalig onderzoek te kunnen doen." Ook zij hoopt op meer en betere Argo-floats en andere meetinstrumenten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten