GEORGE FRIEDMAN: ‘MIGRATIECRISIS
TOONT TOENEMENDE IRRELEVANTIE EU’
De vluchtelingencrisis toont aan dat de Europese Unie steeds minder belangrijk wordt. Zelfs het bedrijfsleven en Europese diplomaten delen deze mening van de Amerikaanse politicoloog George Friedman.
Begin januari sprak de oprichter van Stratfor in Amsterdam voor een groep CEO’s en diplomaten. Tot zijn verbazing was dit ‘zwaartepunt van het Europese establishment’ het voor het eerst met hem eens dat de Europese Unie met problemen wordt geconfronteerd die zij alleen kan oplossen als de lidstaten bij elkaar blijven – wat onmogelijk lijkt geworden. In deze 'brief uit Amsterdam' toont Friedman aan de hand van de vluchtelingencrisis de toenemende irrelevantie van de EU aan.
Een brief uit Amsterdam
Op 12 januari jl. in Amsterdam bracht ik, tijdens een lezing voor een groep managers uit het bedrijfsleven en (enkele) diplomaten, mijn visie op de huidige situatie in de wereld naar voren. Ik stelde drie dingen vast. Ten eerste, de Euraziatische regio maakt turbulente tijden door en dat is een uiterst verontrustend gegeven, aangezien in deze regio vijf miljard mensen wonen (oftewel zo’n 70 procent van de wereldbevolking). Ten tweede beginnen de toch al instabiele verhoudingen tussen Europa en het Midden-Oosten; Rusland en het Midden-Oosten; en Rusland en Europa op elkaar in te werken, en worden die verhoudingen ook nog eens beïnvloed door de huidige economische crisis in China. Een aanwakkerende storm, zo noemde ik het.
Onhoudbare positie
Als derde punt sneed ik de toekomst van de Europese Unie aan. De positie van de EU is onhoudbaar geworden. De Unie is gebaseerd op een verdrag – het is geen federatie. Op elk onderwerp wordt zij tussen lidstaten heen geslingerd. Griekenland wordt door Duitsland verketterd; en Duitsland op zijn beurt door Griekenland – het is een zich steeds herhalende cyclus. Dát er binnen de EU meningsverschillen bestaan, is niet het punt, maar het is de verbittering die met die meningsverschillen gepaard gaat, die zorgen baart. De EU wordt met problemen geconfronteerd die zij alleen kan oplossen als de lidstaten bij elkaar blijven – en dat lijkt onmogelijk geworden.
Als voorbeeld stipte ik de migratie van moslims aan; zelfs als het totale aantal migranten uiteindelijk op 3 miljoen uit zou komen, zou deze niet meer dan een half procent van de bevolking van de Unie uitmaken. Zeker, er zijn oplossingen aangedragen, variërend van een halt toeroepen aan de stroom migranten tot hun volledige integratie in de samenleving. Het probleem is niet onoplosbaar, maar er kan geen overeenstemming worden bereikt over een oplossing… en bij gebrek aan consensus kan er niets worden gedaan.
Opzienbarend genoeg was het merendeel van de toehoorders van mijn lezing in Amsterdam – op een paar goedmoedige zielen na, die meenden dat de hoop op een oplossing voor Europa’s probleem nog niet moest worden opgegeven – het met mij eens. Dit in schril contrast tot eerdere presentaties die ik, voor een vergelijkbaar publiek, heb gehouden. De toehoorders van mijn lezing in Amsterdam waren geen leden of sympathisanten van een of andere radicale anti-Europese partij, maar vormden het zwaartepunt van het Europese establishment.
Dat er binnen de EU meningsverschillen bestaan is geen probleem, maar het is de verbittering die zorgen baart
Een soortgelijke toespraak die ik enkele jaren geleden in Mexico hield, lokte een reactie uit van de plaatselijke Commissaris van de EU (het equivalent van een ambassadeur), die mijn opmerkingen als schandalig bestempelde, en een toespraak van mij in Polen leidde tot een openlijke veroordeling van een EU-staflid uit Brussel, die vond dat ik zou hebben geïmpliceerd dat de EU tekort schoot. Hij verklaarde dat Europa talloze oplossingen voor zijn problemen voorhanden had; en hij was net op dat moment persoonlijk een oplossing aan het bedenken. Ik riep hem op daar dan haast mee te maken, omdat de problemen al jaren geleden hadden moeten worden opgelost, maar er nog steeds geen oplossing in het verschiet lag.
Te veel tegenstrijdige belangen
Maar niets van dat alles bij mijn toespraak in Amsterdam. Al stond buiten kijf dat de meerderheid van mijn toehoorders graag zag dat de EU zou overleven, was een deel van mening dat daartoe wel aanzienlijke aanpassingen waren vereist, terwijl een ander deel de onmogelijkheid van overleven inzag. Zij waren het eens met mijn stelling dat Europa kan worden onderverdeeld in een Mediterraan Europa, een Oost-Europa (de oostelijke grens van de EU), een Duits Europa en een Maritiem Europa (het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen). En niemand sprak mij tegen toen ik zei dat deze regio’s veel meer tegenstrijdige dan gedeelde belangen hebben.
Hoe ik dacht dat dit zou aflopen, werd mij gevraagd. Mijn appellant zei zich niet te kunnen voorstellen dat de Europese Unie zichzelf zou opheffen. Mijn antwoord was dat de EU simpelweg steeds meer aan belang zal inboeten. De lidstaten zullen zich steeds minder gelegen laten liggen aan de door de EU voorgeschreven oplossingen voor alle problemen. Regels zullen gewoonweg worden genegeerd, behalve in die gevallen dat het de landen in kwestie goed uitkomt. Staten zullen hinderpalen opwerpen, van hun grenzen tot aan hun banksystemen.
In Europa worden oude instellingen niet opgeheven, maar in een museum opgeslagen. Zo was er ooit een orgaan, de EFTA (European Free Trade Association, (Europese Vrijhandels Associatie), een door de Britten geleid alternatief voor de Europese Gemeenschap in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw. Men hoort er heden ten dage nauwelijks meer over, want het heeft nog maar weinig met de werkelijkheid van doen. Niettemin heeft de EFTA nog kantoren en personeel in Zwitserland.
Holle retoriek
Dit gebrek aan geestdrift geeft volgens mij uitstekend de toestand weer waarin Europa thans verkeert. Zo heeft Polen onlangs door Duitse en andere Europese politici allerlei beschuldigingen naar het hoofd geslingerd gekregen, o.a. vanwege de invoering van de nieuwe Mediawet en de hervormingswet inzake het Constitutionele Hof door de nieuwe regering in Warschau. Deze politici beschuldigden de Poolse regering zelfs van fascisme. Vergelijkbaar zijn de zorgen om de regering in Hongarije, die in het verleden kritiek te verduren kreeg vanwege het nemen van maatregelen om controle over de media, de rechtspraak en andere onafhankelijke instellingen in handen te krijgen en meer recent vanwege het bouwen van een muur om de immigranten tegen te houden.
De woede die politici aan het adres van Hongarije en Polen hebben geuit, heeft weinig weerslag gevonden in het internationale bedrijfsleven, en tijdens mijn lezing in Amsterdam nog minder. De politici kunnen zich van veel vormen van stekelige retoriek bedienen, maar zoals we in de Hongaarse kwestie hebben kunnen zien, zijn de Hongaren niet op hun schreden teruggekeerd, en de EU heeft er op haar beurt geen consequenties aan verbonden.
Ook de Polen zullen zich weinig van de kritiek aantrekken. Een van de redenen daarvoor werd mij duidelijk in Amsterdam. Mijn publiek aldaar had vele zaken te bespreken, maar de interne politiek van Polen behoorde daar niet toe. Toen ik stelde dat de beschuldigingen van fascisme zwaar overdreven waren – dat als we Hitler en Mussolini als de ‘gouden standaard’ van het fascisme beschouwen, Hongarije en Polen daar toch wel heel ver van uit de buurt blijven – hapte niemand toe. In plaats daarvan merkte iemand uit het publiek op dat ik ook niet verbaasd hoefde te zijn over dit verschil tussen Oost- en Midden-Europa, aangezien ik dat zelf aan had aangekaart.
De politieke elite is geïsoleerd, zo lijkt mij. Zij vecht haar strijd in een vacuüm, en het heeft geen gevolgen. Neem de immigratiecrisis. Verscheidene landen hebben diverse andere landen veroordeeld. Deze veroordelingen brachten geen verandering teweeg. Mijn publiek was er honderd procent van overtuigd dat de immigratiecrisis een crisis is die Europa bedreigt. Maar zoals zakenlieden overal ter wereld dat doen, verwachten ze de oplossing niet van politici, in de wetenschap dat Europese politici daar niet toe in staat zijn. Een feit dat door het bedrijfsleven wordt aanvaard.
EU als museum
Dat gezegd hebbende: de EU zal overleven, en op een dag zal men een stoffig kantoor in Brussel kunnen bezoeken, net zoals de kantoren van de EFTA in Zwitserland, die nog steeds bestaan. Ik weet zeker dat het personeel in Brussel nog ergens mee bezig is: het schrijven van richtlijnen die niemand zal volgen, of sterker, waar niemand nog bezwaar tegen zal maken. Ooit verwachtte ik dat een Götterdāmmerung (the Twilight of the Gods) de EU in beweging zou brengen. Vandaag de dag ben ik ervan overtuigd geraakt dat de EU niet langer door kan gaan, in ieder geval niet op enige significante manier.
De immigratiecrisis is belangrijk gebleken. Het was een probleem dat Europa had kunnen oplossen, maar dat niet heeft gedaan; en niemand was verbaasd over zijn falen. Mijn toehoorders in Amsterdam ging over tot de dingen die zij wel konden aanpakken: zaken doen.*
Geen opmerkingen:
Een reactie posten