De Nederlandse F16-piloten die in maart 2016 bommen gooiden, dachten dat het ging om een IS-hoofdkwartier. Maar er kwamen zeven burgers, onder wie een meisje van 3 en haar moeder, om het leven. Onderzoeksjournalist Ben Meindertsma hierover.
Mariëlle Tweebeeke, de 51-jarige presentatrice van dit televisieprogramma, begon het onderwerp niet met een vraag maar met een mening: ‘Ben, ik denk dat heel veel mensen zullen denken: ja, burgerdoden, dat is natuurlijk vreselijk, maar dat gebeurt in een oorlog.’
Waarom achtte mevrouw Tweebeeke haar opinie het meest relevant om een interview over een bloedbad te beginnen? Zij deed daarmee bovendien afbreuk aan een onthulling door te suggereren dat het hier slechts een bedrijfsongeval betrof, met andere woorden: ‘collateral damage,’ zoals de mainstream journalistiek dit doorgaans met een eufemistisch cliché afdoet. Waar gehakt wordt vallen immers spaanders, in dit geval ‘zeven burgers, onder wie een meisje van 3 en haar moeder.’
Toen ik de in Nederland veel geprezen presentatrice beluisterde, moest ik onmiddellijk denken aan een andere opiniemaker, te weten de Joods-Israelische militair historicus Martin Levi van Creveld die in NRC van oordeel was dat ook kinderen in oorlogstijd nu eenmaal 'de kans lopen een zeer hoge prijs te betalen,’ waaraan hij onmiddellijk geruststellend toevoegde: ‘Mais c'est la guerre.' Ondanks deze ronduit fascistische opvatting blijft Van Creveld voor de ‘corporate press’ nog steeds een gewaardeerde autoriteit. Veelzeggend is Tweebeeke’s beeld van het Nieuwsuur-publiek. Kennelijk worden haar kijkers gekenmerkt door een grote dosis onverschilligheid. Deze houding werd door Elie Wiesel, een Joodse Roemeen die Auschwitz en Buchenwald overleefde, als volgt gedefinieerd: ‘The opposite of love is not hate, it's indifference. The opposite of art is not ugliness, it's indifference. The opposite of faith is not heresy, it's indifference. And the opposite of life is not death, it's indifference.’ Het is niet zo opvallend dat onverschilligheid één van de karaktertrekken van de doorsnee Nederlander is, want niet voor niets werd 75 procent van de joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog moeiteloos gedeporteerd om in de vernietigingskampen elders te worden uitgeroeid, procentueel twee keer zoveel als uit België, en driemaal zoveel als uit Frankrijk. Wat dat betreft mag mevrouw Tweebeeke zich met recht een Nederlandse noemen. Daar is evenwel niet alles mee gezegd, want stel dat de door Nederlandse piloten gedode burgers geen islamitische Arabieren waren geweest, maar christelijke Oekraïners of sterker nog Joodse Israeli’s. Was de presentatrice van Nieuwuur dan ook met de banaliteit begonnen dat dit nu eenmaal ‘gebeurt in een oorlog.’ Nee, natuurlijk niet, want Tweebeeke, die als geen ander de poldermentaliteit aanvoelt, beseft maar al te goed dat haar carrière dan een niet geringe deuk zou oplopen. Kortom, haar houding en die van haar publiek karakteriseert zich door een bepaalde mate van onderhuids racisme.
Voor haar gaat hetzelfde op als voor de BBC’s parlementaire journalist Andrew Marr die opmerkte, toen hij de Amerikaanse geleerde Noam Chomsky interviewde over diens kritiek op de gezagsgetrouwe westerse pers: ‘How can you know that I’m self-censoring? How can you know that journalists are?’ en Chomsky antwoordde: ‘I am not saying you are self-censoring. I’m sure you believe everything you’re saying. But what I’m saying is that if you believe something different, you wouldn’t be sitting where you’re sitting.’ Dit is precies het punt waar het hier om draait: Mariëlle Tweebeeke is de geijkte stem en het gangbare uiterlijk voor een half-geletterd en nauwelijks geïnformeerd massapubliek, iemand die tot ver achter de komma weet wat zij wel en niet kan zeggen. Ik heb tientallen van deze pratende poppen in mijn Hilversumse tijd ontmoet, en telkens weer was ik verbijsterd over hun gebrekkige kennis, en hun verbijsterend vermogen zich als een kameleon aan te passen. Nooit vallen zij uit de toon.
https://twitter.com/Nieuwsuur/status/1641528062436098048
Wat mij regelmatig opvalt is het absurd groot vertrouwen de Nederlander heeft in het werk van de polderpers. Begin 2018 werd bekend dat ‘According to a Pew Research Center poll across 38 countries, a median 62 percent of people say their news media does a good job reporting the news accurately.’ Bovenaan de lijst prijkt Nederland met 82 procent, maar in grote landen als het Verenigd Koninkrijk is dit 63 procent, Frankrijk 62 procent, Rusland 60 procent, de VS 56 procent, terwijl Griekenland met 22 procent hekkensluiter is.https://www.statista.com/chart/12564/where-people-think-the-news-is-accurate/
Opvallend maar niet onverklaarbaar is de goedgelovigheid van de modale Nederlander. De veronderstelling dat de polderpers ‘accuraat’ verslag doet van ‘het nieuws’ is vanzelfsprekend nonsens. Ook hier geldt: schijn bedriegt. Bovendien bestaat er in het kleine landje geen serieuze media-kritiek, aangezien dit indruist tegen het door de Nederlanders zo bewonderde poldermodel. We leven hier op elkaars lip in een kleinburgerlijk land, en moeten allen zo moeiteloos mogelijk door dezelfde deuropening naar binnen en naar buiten. Al een eeuw geleden typeerde de enige Nederlandse historicus van wereldnaam, Johan Huizinga, in zijn essay De Nederlandse volksaard dat de polderbewoner en stedeling ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is.’ Hier kent men de grootsheid van het verzet niet, zoals opnieuw tijdens de Tweede Wereldoorlog bleek en vandaag de dag wederom blijkt. ‘Hoe kan het anders?’ schreef Huizinga, ‘Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroïsche noemt,’ waaraan hij toevoegde: ‘De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.’
Vanzelfsprekend belagen ‘hypocrisie en farizeïsme’ ook en vooral de polderpers die een zo groot mogelijk publiek tracht te behagen, hetgeen tot een — inmiddels — aanzienlijke corruptie heeft geleid.
Voor de goedgelovigen is er de briljante Amerikaanse speelfilm ‘Network’ uit 1976. Hoewel dit drama door de Library of Congress wordt bewaard als 'culturally, historically, or aesthetically significant,’ blijft deze analyse van de corrupte Amerikaanse politiek en cultuur toch allereerst gezien worden als ‘een blijvende standaard voor Amerikaans vermaak.’ Daarmee wordt in feite onderstreept hoe waarheidsgetrouw de satirische strekking van de film is. Eén van de meest onthullende scènes van Network is de uitbarsting van de hoogste baas van het netwerk, Arthur Jensen, die kort maar krachtig tegenover de nieuwspresentator Beale de rol van de massa-media uit de doeken doet:
You have meddled with the primal forces of nature, Mr. Beale, and I won't have it! Is that clear? Do you think you've merely stopped a business deal? That is not the case. The Arabs have taken billions of dollars out of this country, and now they must put it back! It is ebb and flow, tidal gravity! It is ecological balance! You are an old man who thinks in terms of nations and peoples. There are no nations. There are no peoples. There are no Russians. There are no Arabs. There are no third worlds. There is no West. There is only one holistic system of systems, one vast and inane, interwoven, interacting, multi-variate, multi-national dominion of dollars. Petro-dollars, electro-dollars, multi-dollars, reichmarks, rubles, pounds, and shekels. It is the international system of currency which determines the totality of life on this planet. That is the natural order of things today. That is the atomic and sub-atomic and galactic structure of things today! And you have meddled with the primal forces of nature, and You Will Atone! Am I getting through to you, Mr. Beale?
You get up on your little twenty-one inch screen and howl about America and democracy. There is no America. There is no democracy. There is only IBM and ITT and AT&T and DuPont, Dow, Union Carbide, and Exxon. Those are the nations of the world today. What do you think the Russians talk about in their councils of state — Karl Marx? They get out their linear programming charts, statistical decision theories, minimax solutions, and compute the price-cost probabilities of their transactions and investments, just like we do. We no longer live in a world of nations and ideologies, Mr. Beale. The world is a college of corporations, inexorably determined by the immutable by-laws of business. The world is a business, Mr. Beale; it has been since man crawled out of the slime. And our children will live, Mr. Beale, to see that perfect world in which there's no war or famine, oppression or brutality — one vast and ecumenical holding company, for whom all men will work to serve a common profit, in which all men will hold a share of stock — all necessities provided, all anxieties tranquilized, all boredom amused. And I have chosen you, Mr. Beale, to preach this evangel.
Howard Beale: Why me?
Arthur Jensen: Because you're on television, dummy. Sixty million people watch you every night of the week, Monday through Friday.
https://www.youtube.com/watch?v=zI5hrcwU7Dk
Het is juist deze realiteit die mijn mainstream-collega’s weigeren te accepteren. De ‘corporate press’ zou collectief verkrampen van angst wanneer zij haar illusies moet opgeven over mensenrechten en democratie, over de westerse beschaving die van de ene op de andere dag in een genocidale barbarij kan veranderen, over de zogenaamde persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. De kleinburgerlijke opvattingen van de mainstream-pers zouden ogenblikkelijk in een vacuum belanden. Alle waarheden van de massa-journalistiek en haar publiek zouden in een zwart gat verdwijnen, waaruit geen ontsnapping mogelijk is.
https://en.wikipedia.org/wiki/Network_(1976_film)
En dus leidt Mariëlle Tweebeeke de onthulling dat de Nederlandse regering opnieuw het parlement heeft bedrogen in met haar opinie ‘dat heel veel mensen zullen denken: ja, burgerdoden’ maar ‘dat gebeurt in een oorlog.’ Dat vinden we allemaal ‘natuurlijk vreselijk,’ maar dit is nu eenmaal onvermijdelijk ‘in een oorlog.’ En tot op zekere hoogte heeft Tweebeeke gelijk. Voor een presentatrice die doorgaans ver van het nieuws afstaat, is leed nu eenmaal de kern van haar beroep. Er ontstaat een bepaalde gewenning, eindigend in een zekere onverschilligheid. Hoewel zij als moeder van twee pubers in een interview beweerde dat ‘[a]ls je kinderen krijgt, heel duidelijk [wordt] wat [er] echt belangrijk is in het leven,’ geldt dit natuurlijk niet voor ‘een meisje van 3 en haar moeder,’ die ergens ver weg in een Arabisch land bij een bombardement van een Nederlandse piloot werden gedood. Maar voor een vader en grootvader als ik die herhaaldelijk stervende Arabische kinderen heeft gezien, met naast hen hun moeder, overmand door verdriet, blijft elke dode een hartverscheurende tragedie. Mijn empathie vermindert niet wanneer het tragische in een ver land gebeurt. Het onrecht kan mij telkens weer woedend maken. Als VPRO-presentator heb ik nooit de kilheid getoond die zo exemplarisch is voor mevrouw Tweebeeke, en voor het NOS-programma Nieuwsuur, dat claimt ‘onafhankelijk, onpartijdig en ongebonden achtergronden bij het nieuws’ te geven.
Begin vorig jaar schreef ik:Typerend voor de pedante wijze waarop bij de Hilversumse omroepen op kritiek wordt gereageerd, zijn de reacties van ondermeer de Nieuwsuur-verslaggever Jan van Loenen die al 45 jaar vanuit de omroep-luchtbel bericht. Wat tevens duidelijk wordt is dat ook hij niet weet hoe een journalist met kritiek van buitenaf moet omgaan. In Hilversum geldt dat de aanval de beste verdediging is. En dan krijgt men ironisch bedoelde reacties als deze:
Stan, je draaft naar mijn idee door. Juist in tijden van crisis moet de humor het verteerbaar houden. Daar komt bij dat niemand in de toekomst kijken kan. Nou ja, jij een beetje.
Wat deze zelfgenoegzaamheid vooral duidelijk maakt is dat het niet meer dan een pose is, een afweermechanisme, een reflex bij gebrek aan argumenten. Ik schreef Van Loenen dat, uitgaande van zijn opvattingen, de tegenstanders van het nationaal-socialisme na 1933 kennelijk humor hadden moeten inzetten om het massale nazi-geweld ‘verteerbaar’ te ‘houden.’
Net als ik, opgegroeid in een zich snel ontwikkelende consumptiemaatschappij heeft mijn welvaart-generatie geen oorlog gekend. Opvallend is dat een aanzienlijk aantal van hen zich in feite niet kan voorstellen dat dit ooit van het ene op het andere moment zal aflopen, zoals de geschiedenis ten overvloede heeft aangetoond. De mensheid wordt op dit moment met talloze crises bedreigd, zowel op economisch, als op monetair, ecologisch, politiek en moreel gebied. Een Derde Wereldoorlog, als epiloog van de twee verwoestende wereldoorlogen in de vorige eeuw, zal het einde betekenen van de samenleving zoals wij die kennen. Bijna ieder mens, op de pathologische optimisten na, beseft dat wij op een breukvlak leven. Vandaar de toenemende kritiek op de politiek en de pers, die koste wat kost de status quo in stand willen houden. In plaats van dat beide instituten zich aanpassen aan de razendsnel veranderende werkelijkheid blijven ze zich vastklampen aan de inmiddels overleefde, machtsverhoudingen. Kritiek wordt afgedaan als ‘Het raakt kant noch wal wat je zegt. Je ziet spoken. Ik zie geen enkel concreet voorbeeld van wat je beweert. Man en paard graag. Niet meer van die theoretische lappen tekst. Gewoon voorbeelden, namen en rugnummers,’ om Jan van Loenen nog eens te citeren in een aanmatigend antwoord op een serieuze reactie van een lezer/kijker, om vervolgens te schrijven: ‘Wat vind je propagandistisch van de NOS. concreet, wat is er letterlijk gezegd wat je als propagandistisch kan betitelen.’
Als collega gaf ik Van Loenen, die ik al decennia ken, het volgende voorbeeld van de anti-Rusland propaganda waarvoor zijn eigen programma Nieuwsuur al geruime tijd een platform biedt. Zo kreeg op vrijdag 31 oktober 2014 de demagogische commentator Hubert Smeets onweersproken de gelegenheid op ondermeer uitspraken te reageren van Aleksej Poesjkov, voorzitter van de Buitenland Commissie van het Russische parlement. Dat ging als volgt:
Hij is getrouwd met een actrice. Dat zal hij ook zelf goed kunnen, denk ik…/ Ik ben geen specialist als het gaat om technisch onderzoek, hè, dus ik klets misschien ook een beetje uit mijn nek…/ Ik heb het gevoel, als ik zo'n beetje, als amateur-psycholoog naar het interview kijk…/ Maar misschien vergis ik me vreselijk hoor en is het gewoon een klassiek Russische koers om verwarring te zaaien…/ Dat weten wij niet, want wij zijn natuurlijk niet bij het onderzoek betrokken, het kan zijn dat hij inderdaad pressie wil uitoefenen, of misschien zelfs intimidatie.
Hoewel Smeets opmerkt dat hij 'misschien ook een beetje uit mijn nek’ kletst, en hij 'als amateur-psycholoog' met 'zijn gevoel' kijkt, spreekt hij toch met grote stelligheid van 'een klassiek Russische koers om verwarring te zaaien.' Russen zijn in zijn optiek per definitie onbetrouwbaar, of zoals hij eerder stelde: 'Het is typisch Russisch, om altijd alles om te draaien.’ Een intelligent mens mag dan wel wantrouwig staan tegenover het stigmatiseren van een héél volk, desondanks gaat het Nieuwsuur-publiek ervan uit dat Smeets' karakterisering een vaststaand feit is. Waarom anders zou Nieuwsuur juist hem regelmatig uitnodigen. Het kan zijn dat de journalisten van dit programma menen dat Smeets uit ervaring spreekt, aangezien zijn echtgenote, Olga Polsatsjova, van origine een Russin is, maar het blijft natuurlijk absurd om aan de hand van enkele persoonlijke ervaringen een wetenschappelijk en journalistiek verantwoord oordeel uit te spreken over ‘de Russen.’ Dit heet desalniettemin in de polder ‘kwaliteitsjournalistiek,’ terwijl er geen sprake is van feiten, maar van sentimenten, en geen rationele argumenten worden gebruikt maar troebele ressentimenten. Smeets werkwijze deed me denken aan de uitspraak van Goebbels toen de nazi-minister van Propaganda verklaarde: 'Wij spreken niet om wat te zeggen, maar om een bepaald effect te bereiken.’ Ik wees Van Loenen er tevens op dat Smeets bijna drie ton van de toenamlige minister Koenders had ontvangen om een anti-Russische website op te zetten. Nadat ik Jan van Loenen op bovenstaande feiten had gewezen, reageerde hij aldus:
Stan, over welk medium ben je wel tevreden. Je lijkt wel een ouwe mopperkont aan het worden. Niets deugt, zo lijkt het. Stop een een tijdje met geklaag over anderen. Een gratis advies of propaganda.
Stan van Houcke:
Jan van Loenen kun je ingaan op argumenten in plaats van dit soort flauwekul. Je vroeg naar voorbeelden, die gaf ik je. Nu verwacht ik een volwassen reactie hierop.
Jan van Loenen:
Ik haak af Stan. Ik ga me niet met de tonnen van Hubert Smeets bezighouden. Weet je wat: jullie hebben gelijk.
Stan van Houcke:
Weet je wat, Jan van Loenen, je kunt niet debatteren. Dat is een groot probleem voor een journalist. Bij alles haak je af. Je vraagt bewijzen en vervolgens duik je.
Jan van Loenen:
Jullie hebben gelijk. Ik houd niet van debatteren. Over Hubert Smeets bijvoorbeeld. Die drie ton achterover heeft gedrukt. Als dat zo is kan de benadeelde aangifte doen. Of dat het Journaal iets beweert dat niet klopt, of niet helemaal klopt. Het is zinloos om daar je tijd aan te besteden. Het zijn allemaal morele kwesties, en die interesseren me zelden. Oordelen vellen. En dan. Dan niks. Daarom houd ik niet van debatteren. Het levert niets op. Vind ik. Dus ik wens jullie het allerbeste toe, in goede gezondheid met veel liefdesgeluk. Heren,
Proost!
In zijn opwinding meende Van Loenen abusievelijk dat ik Smeets van malversaties had beschuldigd. Maar de werkelijkheid is veel erger. Van de Nederlandse staat kreeg Hubert Smeets 294.000 euro aan belastinggeld om anti-Russische propaganda te verspreiden. Zelf zei Smeets desgevraagd: 'het is een grijs gebied, ik ken natuurlijk ook wel wat mensen en tijdens bepaalde gelegenheden komt dit wel eens ter sprake.' Ons kent ons, zowel bij de mafia als bij de Nederlandse zelfbenoemde 'politiek-literaire elite.’ Niks ‘achterover gedrukt,’ de corruptie is hier gewoon geïnstitutionaliseerd. Via achterkamertjes, in een 'grijs,' dus ondemocratisch, gebied. Staatssubsidies om NAVO-propaganda te verspreiden zodat de geesten rijp kunnen worden gemaakt voor desnoods een Derde en finale Wereldoorlog, juist op het moment dat de mensheid bedreigd wordt door global warming, overbevolking, een wereldwijde wapenwedloop, de uitputting van grondstoffen, het Amerikaanse militair-industrieel complex, waarvoor al in 1961 president Eisenhower met klem waarschuwde, het almaar stijgende aantal mensen dat honger lijdt, snel evoluerende virussen, een vlug ontwikkelende confrontatie tussen het Westen en Azië, etcetera. Het antwoord daarop van Jan van Loenen, 45 jaar lang televisie-verslaggever is:
Stan, over welk medium ben je wel tevreden. Je lijkt wel een ouwe mopperkont aan het worden. Niets deugt, zo lijkt het. Stop een een tijdje met geklaag over anderen. Een gratis advies of propaganda.
Weer geen antwoord. Weer geen open discussie, omdat een gedachtenuitwisseling gezien wordt als een zwakte.
Een andere propagandist van Nieuwsuur is de 59-jarige presentator Twan Huys. Ondermeer over hem de volgende keer meer.
Op hun uiterlijk gekozen presentatoren.
1 opmerking:
Citaat uit "Open brief aan mevrouw Peetoom, voorzitter CDA, over de blinde Nederlandse steun voor het lang niet zo heilige land Israel," https://geopolitiek-in-perspectief.blogspot.com/2012/02/open-brief-aan-mevrouw-peetoom.html
Hoezeer Nederland in de ban is van Israel komt wel heel sterk naar voren in het interview op 19 januari van Mariëlle Tweebeeke op Nieuwsuur met premier Netanyahu. Toen die ijskoud beweerde dat de Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever maar 1½ % van dat gebied vertegenwoordigen was mevrouw Tweebeeke niet in staat met “hebben de Palestijnen dan vrijheid van handelen op 98½ % van de Westoever?” te repliceren. Mevrouw Tweebeeke slikte ook probleemloos Netanhayu’s opmerking dat de Palestijnen met hun eis van een bouwstop voorwaarden vooraf stellen voor vredesonderhandelingen. Zij had natuurlijk de vraag moeten stellen: “Maar uw regering stelt toch evenzeer eisen vooraf door te eisen door te mogen gaan met de onder internationaal recht illegale bouw van nederzettingen in bezet gebied?”
Een reactie posten