dinsdag 28 december 2021

De Weerzinwekkende Lafheid van PEN-Ambassadeur Geert Mak

Degene die de moeite neemt om de website https://pennederland.nl/ te openen, de ‘schrijversvereniging’ die claimt het ‘bewaken van vrijheid’ van auteurs en journalisten in de hele wereld tot doel te hebben, stuit al snel in het hoofdstukje ‘ambassadeurs’ op de oproep dat ‘PEN Nederland graag nieuwe leden [wil]. Lees hieronder waarom onze ambassadeurs Geert Mak, Aleid Truijens, Eelco Bosch van Rosenthal, Hanna Bervoets en Jana Beranová lid werden — en u aanraden hetzelfde te doen.’ Bovenaan prijkt de naam van mijn oude vriend Geert Mak, die ik al jarenlang vergeefs probeer te bewegen de journalist Julian Assange te steunen, die dreigt naar de VS te worden uitgewezen om daar te worden vervolgd vanwege de onthullingen van Amerikaanse oorlogsmisdaden en diplomatieke smeerpijperij.  

Ondanks Geert’s weigering op te komen voor de dappere Julian beweert hij in zijn wervende aanbeveling dat ‘PEN geen vereniging’ is, maar ‘een bondgenootschap. Van schrijvers, journalisten, van iedereen die leeft in het vrije woord. PEN verdedigt al generaties lang onze belangen, overal ter wereld. Als schrijvers de mond wordt gesnoerd, komt PEN voor ze op. PEN is solidair in armoede, exil en gevangenschap. Bij noodgevallen geeft het PEN Emergency Fund bovendien financiële hulp: tickets worden geregeld, advocaten betaald, gezinnen ondersteund. Dat doet PEN al bijna honderd jaar, grotendeels achter de schermen – want bij PEN telt het resultaat, niet de show.’ Dit klinkt allemaal reuze verstandig, en daarom is ook de vraag opportuun waarom mijn oude vriend Geert Mak Assange niet publiekelijk steunt. Wat blijft er nog over van zijn bewering dat hij als PEN-lid strijdt voor ‘het vrije woord’ zodra een schrijver/jounalist ‘de mond wordt gesnoerd’? Als ‘PEN-ambassadeur’ claimt hij ‘solidair’ te zijn met degenen die gebruik maken van ‘het vrije woord’ en daardoor in ‘gevangenschap’ zitten. Met deze woorden probeert Mak zieltjes te winnen voor de ‘schrijversvereniging’ die volgens hem ‘een bondgenootschap’ is. De vraag is nu: waarom is voor Geert Mak de Australische journalist Assange geen ‘bondgenoot’ van mijn oude vriend Mak? Heeft dit te maken met het weerzinwekkende opportunisme en conformisme van Geert? Ik stel die vraag omdat bekend is dat Mak tijdens een bijeenkomst in 2018 als journalist en schrijver zichzelf en polderhistorici voorhield:  

Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is — en ik volg nu de definitie van de Amerikaans-Hongaarse historicus John Lukacs — in de eerste plaats 'het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’


Vervolgens verklaarde hij: 


Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het 'uitbannen van onwaarheid,' serieus genoeg? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft. De eurocrisis is niet alleen een conflict over geldstromen, democratie en het karakter van het toekomstige Europa, het is ook een gevecht om het verhaal. Iets soortgelijks speelt zich af in de Verenigde Staten. En beide gevechten zijn we aan het verliezen.

http://www.geertmak.nl/nl/Leven/Kijken%20en%20luisteren/De%20woede%20van%20mijn%20oom%20Petrus/    


Aldus de man die drie jaar eerder, op 16 april 2015 zijn gehoor vroeg 'Wat is er toch mis met de elite?' om tenslotte te concluderen dat  ‘Kwaliteit, empathie en courage, ja, dat hebben wij, als elite, in deze tijd nodig. Maar de grootste van deze drie is courage.’

Het meest absurde aan Mak is dat zijn manifestatiedrang onbegrensd blijft, terwijl toch alleen grote denkers in staat zijn de waarheid te benaderen, auteurs als de joods-Hongaarse Nobelprijswinnaar Literatuur (2002), Imre Kertész. Als overlevende van de nazi-vernietigingskampen Auschwitz en Buchenwald vertelde hij zijn ervaringen met een scherpzinnigheid die weinigen hebben geëvenaard, laat staan overtroffen. In 1994 beschreef hij de situatie in Europa als volgt:


De vraag is terecht: waarom nemen in onze tijd zelfs vreugdevolle gebeurtenissen een onheilspellende kleur aan, waarom mobiliseren ze meteen de duisterste krachten, en waarom doemen ze in het beste geval als lastige en onoplosbare problemen aan de horizon?


Na eerst het fascisme over zich heen te hebben gekregen, vervolgens het communisme en tenslotte het even totalitaire, neoliberale kapitalisme schreef hij: 


Nu de vruchten van veertig jaar strijd zijn gerijpt en ook het tweede totalitaire rijk is gevallen (de Sovjet Unie svh), domineert een algemeen gevoel van ineenstorting, wrevel en machteloosheid. Alsof een katterige sfeer door Europa waart, alsof het op een grijze ochtend bij het wakker worden gemerkt heeft dat het in plaats van twee mogelijke werelden nog maar één werkelijke wereld over heeft, de triomferende wereld van het economisme, het kapitalisme, het ideaalloze pragmatisme, zonder transcendentie en zonder alternatief, waaruit geen doorgang mogelijk is naar de vervloekte of het beloofde land — naar keuze... dat geluidloze ineenzakken (dat ook de fluwelen revolutie wordt genoemd) lijkt iets in de mensen kapotgemaakt te hebben, onduidelijk wat: de ethiek van het verzet, die een bepaalde stevigheid gaf in een bestaansvorm, of een soort van hoop, die misschien nooit echte hoop is geweest, maar ongetwijfeld eveneens houvast bood — in ieder geval heeft het een einde gemaakt aan de relativiteit van de vergelijking. En hier staan we nu als overwinnaars, leeg, moe en ontgoocheld.


In zijn essaybundel De verbannen taal (2005) constateerde hij:


de eeuw ligt zich ziek te wentelen in haar cel, te worstelen met zichzelf, met de vraag of ze haar eigen bestaan, haar zijnsvorm, haar bewustzijn zal aanvaarden of verwerpen, en terwijl ze daar ligt, gekweld door de pijn, wordt ze afwisselend overvallen door koortsaanvallen van agressie, verlammend schuldbesef, razend verzet en depressieve machteloosheid. Ze heeft geen helder besef van haar bestaan, ze kent haar doel, haar levenstaak niet, ze heeft haar creatieve plezier en haar verheffende rouw verloren, evenals haar vruchtbaarheid — kortom: ze is ongelukkig.


De mainstream-opiniemakers met hun verpolitiekte, ééndimensionale cliché’s zijn niet bij machte de wijsheid te doorgronden van Imre Kertész, wanneer hij stelt:


De mens wordt niet geboren om als een afgedankt onderdeel in de geschiedenis te verdwijnen, maar om zijn lot te begrijpen, zijn sterfelijkheid onder ogen te zien en — nu zult u een tamelijk ouderwetse wending van me horen — zijn ziel te redden. Het geluk van de mens in hogere zin ligt buiten zijn historisch bestaan — maar niet in de vermijding van de historische ervaring, integendeel, in het doorleven, in bezit nemen van die ervaring en in de tragische identificatie daarmee. De mens kan uitsluitend door kennis boven de geschiedenis worden verheven, tijdens de demoraliserende aanwezigheid van de totale geschiedenis is kennis de enige waardige toevlucht, het enige wat goed is. Slechts in het licht van die doorleefde wetenschap kunnen we de vraag stellen of alles wat we hebben begaan en ondergaan iets van waarde tot stand kan brengen — om het preciezer te formuleren: of we onze eigen leven waarde toekennen of het vergeten als amnesie-patiënten of misschien van ons afwerpen als zelfmoordenaars.


Tijdens een toespraak in Hamburg in het jaar 1994 merkte hij op:


Eén ding weet ik echter zeker: een beschaving die haar waarden niet duidelijk uitspreekt, of die haar verklaarde waarden laat vallen, gaat de weg op van het verval, van de aftakeling. Dan zullen anderen deze waarden uitspreken, en in de mond van die anderen zullen het geen waarden meer zijn maar evenzovele excuses voor onbeperkte macht en onbeperkte vernietiging. Velen hebben het tegenwoordig over een 'nieuwe barbarij': we moeten niet vergeten dat Rome, toen het door de barbaren werd overspoeld, allang zelf barbaars was geworden.


Tussen het complexe inzicht van een denker en het simplistisch manicheïsme van de massamedia moet het individu zich overeind proberen te houden. Van een ontwikkeld mens moet verwacht worden dat hij allereerst probeert te begrijpen in plaats van te veroordelen, en wanneer hij toch wil veroordelen dan nog zal hij zich tegen elke vorm van geweld moeten keren, ook die van zijn eigen groep. Alleen daardoor weet de burger zich te onderscheiden van het crapuul in de politiek en de pers dat er alleen maar op los wil meppen. De burger zou zich de volgende woorden van Jean Paul Sartre ter harte moeten nemen:


U allen, die zo vrijzinnig en zo humaan zijn, die zo’n overdreven bewondering hebben voor cultuur dat het grenst aan aanstellerij, u doet het voorkomen te zijn vergeten dat u wingewesten bezit en dat daar mensen in uw naam worden uitgeroeid,


aldus de Franse filosoof in het voorwoord van de Engelse vertaling van Les damnés de la terre (1961) van Frantz Fanon over de verworpenen op aarde, de armen en berooiden, de onderdrukten en verdoemden, de gezichts- en stemlozen die al eeuwenlang de ‘collateral damage’ zijn van het westers economisch, politiek en militair geweld. Met andere woorden: verzet U tegen de terreur van de macht! Verzet U tegen de niet aflatende oorlog tegen de mens en de natuur. Stel u zelf tevens de vraag waarom de bourgeoisie een ‘aversion to violence and the conscious practice of terror,’ kent, zoals Dirk Bogarde opmerkt in de speelfilm Providence van de Franse regisseur Alain Resnais.  


Waarop is de treurige lafheid van mijn oude vriend Geert Mak gebaseerd? En waarom wordt deze lafheid in Nederland opnieuw, net als tijdens de Tweede Wereldoorlog, zo bewonderd? Stel uzelf die vraag. 


Geert Mak: 'Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.' Inderdaad, oude vriend van me, handel er dan ook naar.


Geen opmerkingen: