woensdag 9 december 2020

Ian Buruma en de Consensus












In een bespreking van het boek News. And How We Use it. What to believe in a Fake News world (2020), geschreven door Alan Rusbridger, van 1995 tot 2015 hoofdredacteur van het Britse Guardian News & Media-concern, verwees David Edwards van MediaLens naar zijn interview in 2000 met Rusbridger:


In the interview, as in his book, Rusbridger began by agreeing with the central thesis of the propaganda model:

Edwards: Basically, one radical analysis of the media is that the pressures of advertising, of wealthy owners and parent companies, have an effect similar to filtering, so that facts and ideas that are damaging to powerful advertisers and powerful parent companies, and so on, tend to be filtered from press reporting.


Rusbridger: Um, I’m sure there is a… that the pressures of ownership on newspapers is, is pretty important, and it works in all kinds of subtle ways — I suppose ‘filter’ is as good a word as any. The whole thing works by a kind of osmosis. If you ask anybody who works in newspapers, they will quite rightly say, ‘Rupert Murdoch,’ or whoever, ‘never tells me what to write,’ which is beside the point: they don’t have to be told what to write… It’s understood. I think that does work, and obviously the general interests of most of the people who own newspapers are going to be fairly conventional, pro-business interests. So, you know, I’m sure that is broadly true, yes.


Edwards wijst erop: What is so interesting is that Rusbridger not only agreed with the propaganda model, he agreed that the model explains why the model is ignored by corporate media.


Rusbridger: It doesn’t get written about a lot in the mainstream press, but I mean, you know, for obvious reasons. But there’s a lot of it in books… I agree, but you can sort of understand the reasons why, why it doesn’t happen.

https://www.medialens.org/2020/stuck-in-a-lift-with-john-pilger-news-and-how-to-use-it-by-alan-rusbridger/ 


Dit is de context waarin de mainstream-opiniemakers van de westerse commerciële pers moeten opereren. Of zij het nu leuk vindt of niet: de belangrijkste taak van de geschreven pers is het zoveel mogelijk winst genereren voor de eigenaren van krant of tijdschrift, terwijl de door belastinggeld betaalde omroepmedewerkers erop moeten toezien dat de kijk- en luistercijfers zo hoog mogelijk blijven, aangezien die gerelateerd zijn aan de reclamegelden. Het gaat daarbij niet eerst en vooral om kwaliteit, maar om kwantiteit, zoals eind oktober 2020 opnieuw werd aangetoond toen bekend werd dat het ‘wekelijkse kunst- en cultuurprogramma Mondo na dit seizoen [stopt]. Het VPRO-programma sluit volgens de NPO onvoldoende aan bij het NPO2-publiek,’ een publiek dat, volgens de Nederlands Publieke Omroepzelf, geïnteresseerd is in: 


programma’s die verdiepen en inspireren, die het verhaal achter de actualiteit vertellen, of die nieuwe invalshoeken kiezen. Op NPO 2 vind je het mooiste van Nederlandse en internationale kunst en cultuur, literatuur, documentaires en kwaliteitsdrama.

https://over.npo.nl/organisatie/missie-bestuur-en-bestel/omroepen-netten-en-zenders 


Een paar uur Nederlandse televisie is voldoende om vast te stellen dat dit omroepbestel onontkoombaar uitloopt op de laagst denkbare gemeenschappelijke noemer, gevuld door oppervlakkige politiek- en amusement, alles gegoten in een consensus-sjabloon dat moeiteloos te verteren is. Hoe die eenstemmigheid door de spreekbuizen van de elite wordt gedefinieerd is op zich buitengewoon onthullend. In zijn boek News And How To Use It  deinst Alan Rusbridger er niet voor terug het volgende te beweren:


Consensus, that magical synchronism of public opinion or values, is the bedrock of democratic political systems. It’s about people agreeing on stuff, maybe not unanimously,’ but just enough to move forward. 


Maar over wat dit nu concreet betekent, zwijgt Rusbridger natuurlijk. Als de huidige voorzitter van het Reuters Institute for the Study of Journalism heeft hij teveel belangen te behartigen, de waarheid is slechts één van de vele. Wel geeft hij toe dat:

  

Consensus on anything can shift with the arrival of new information, which nowadays comes in a constant flow largely mediated (gemodereerd. svh) by the media — conventional or social. So, what is journalism’s role? Should the press serve to challenge consensus? Or create more of it?



Hier is niet de eerste de beste journalist van een provinciaals blaadje aan het woord, maar een ervaringsdeskundige, 20 jaar lang hoofdredacteur van een gerenommeerde Angelsaksische krant, die ‘launched the Guardian in the US and Australia as well as building a website which today attracts more than 100 million unique browsers a month.’ En juist deze opiniemaker, levend in een uitgeholde ‘democratie,’ werpt de vraag op of de commerciële pers de unanimiteit van het grote publiek nog meer moet bevorderen, of die juist ter discussie dient te stellen. Om het absurde van zijn vraag nog eens te benadrukken, citeer ik de volgende zin van Rusbridger:


Journalists may, in some circumstances, include dissident voices and take a disinterested stance.


Het krankzinnige hier is dat een voormalige hoofdredacteur van het toonaangevend dagblad The Guardian en de gezaghebbende zondagskrant The Observer de lezer vertelt dat ‘journalisten in sommige situaties dissidente stemmen’ aan het woord ‘kunnen laten.’ Met andere woorden: het is in een neoliberale ‘democratie,’ waarin vanzelfsprekend ook ‘dissidente stemmen’ bestaan, geen automatisme om te berichten over afwijkende opvattingen, die de consensus ter discussie stellen. Dus, net als destijds in de Sovjet Unie, wordt het buitensluiten van dissidenten niet als abnormaal beschouwd, maar geheel in lijn met de parlementaire democratie. Nu weten zeker de lezers van mijn weblog dit al lang, maar het is opvallend dat eveneens een oud-hoofdredacteur van een Britse krant dit bevestigd. Het feit dat ook het Westen ‘dissidente stemmen’ kent, is één van de oorzaken waarom internet zo populair is geworden. Daardoor heeft de ‘corporate press,’ met haar eigen ‘Fake News,’ het monopolie verloren op de berichtgeving, en daarmee de waarheidsvinding. Juist daarom is de macht van de elite bespreekbaar geworden voor een groot aantal burgers, wier stem voorheen niet meetelde. 


De huidige ontwikkeling wordt begrijpelijkerwijs als buitengewoon verontrustend ervaren door de macht, en in haar voetspoor de woordvoerders van elite. Vandaar dat de Buruma’s de zaak omdraaien en suggereren dat niet de kiesgerechtigden het probleem zijn, maar de ‘demagogische populisten,’ die het volk op sleeptouw zouden hebben genomen. Voor de elite is het ronduit onaanvaardbaar dat rekening wordt gehouden met ‘dissident voices,’ en dat westerse dissidenten vandaag de dag, net als vroeger in de Sovjet Unie, hun eigen samizdat hebben, oftewel een ‘ongecensureerde’ spreekbuis met ‘controversiële of kritische inhoud.’ Deze ontwikkeling is zelfs potentieel revolutionair;   niemand weet op dit moment welke verstrekkende gevolgen het zal hebben. Ik herinner de lezer eraan dat de Reformatie in Europa pas mogelijk werd door de uitvinding van de boekdrukkunst, waardoor de priester als bemiddelaar van de ‘waarheid,’ zoals de macht die proclameerde, ineens zijn aanzien verloor om de simpele reden dat de gelovigen de bijbel in hun eigen taal konden lezen én interpreteren. Hetzelfde is nu gebeurt met de ‘waarheid,’ zoals de neoliberale macht die verordonneert. Daardoor is de geloofwaardigheid van het journaille, in dienst van de elite, steeds verder aangetast. De Amerikaanse terreur in het Midden-Oosten, die door de westerse mainstream-media als noodzakelijk werd en wordt verkocht, heeft het vertrouwen in zowel politici als pers verder doen afbrokkelen. Dit proces is buitengewoon problematisch aangezien de consensus, waarop het hele westerse bestel berust, zelden tot nooit vanzelfsprekend is, zoals Alan Rusbridger terecht stelt:


Consensus, dit magische fenomeen dat samenvalt met de publieke opinie of waarden, is de grondslag van democratische politieke systemen. Het draait daarbij om mensen die het met elkaar eens zijn over de hoofdzaken, misschien niet unaniem, maar genoeg om vooruit te kunnen.


Deze consensus moet in een snel veranderende massamaatschappij onophoudelijk worden gefabriceerd en bijgesteld door de mainstream-media. De pers heeft tot taak het publiek te scholen in de waarheden van de elite, zij moet er dagelijks op toezien dat die ‘waarheid’ in eenvoudig te verteren cliché’s wordt geformuleerd en herhaald. De meest invloedrijke Amerikaanse mediadeskundige van de twintigste eeuw, Walter Lippmann, wees in dit verband erop dat de pers in een democratie de massa moet dwingen ‘to take sides.’ Journalisten ‘must step out of the audience on to the stage, and wrestle as the hero for the victory of good over evil,’ waarbij hij de elite wel waarschuwde dat voor alle zekerheid ‘public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press,’ aangezien:


[w]ithout some form of censorship, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable.      


Consensus is zelden vanzelfsprekend. Het is de taak van juist de media om die te formuleren en erin te hameren, zodat het onbespreekbaar geworden. Van ultiem belang daarbij is dat ‘in showbusiness, politiek en al het andere, perceptie de werkelijkheid is,’ zoals de Amerikaanse ‘television-host,’ Bill O’Reilly, door decennialange ervaring wijs geworden, ooit eens vaststelde.Van belang is dus niet de werkelijkheid zelf, maar hoe die door spindokters, opiniemakers en andere propagandisten gepresenteerd wordt. Er bestaat zelfs een officieel woord voor: ‘Perception Management,’ een begrip geïntroduceerd door de Amerikaanse militaire top. Het ministerie van Defensie in Washington geeft de volgende definitie:


Actions to convey and/or deny selected information and indicators to foreign audiences to influence their emotions, motives, and objective reasoning as well as to intelligence systems and leaders at all levels to influence official estimates, ultimately resulting in foreign behaviors and official actions favorable to the originator's objectives. In various ways, perception management combines truth projection, operations security, cover and deception, and psychological operations.


‘Perception’ wordt omschreven als het ‘process by which individuals select, organize, and interpret the input from their senses to give meaning and order to the world around them.’ Factoren die hierbij een rol spelen zijn: 


Ambiguity: a lack of clarity. If ambiguity increases, the perceiver may find it harder to form an accurate perception.


Social status: a person's real or perceived position in society or in an organization.


Impression management: an attempt to control the perceptions or impressions of others.

https://en.wikipedia.org/wiki/Perception_management 


Met andere woorden: ‘perception management’ komt in de praktijk neer op een permanente propaganda-oorlog, waardoor ‘tweeslachtigheid’ oftewel,‘een gebrek aan duidelijkheid,’ het gehele leven van de burger bepaalt. Alleen al aan reclame werd in 2019 wereldwijd naar schatting meer dan ‘560 billion U.S. dollars’ gespendeerd, ‘representing a growth of roughly four percent compared with the previous year.’

https://www.statista.com/statistics/236943/global-advertising-spending/ 


Zelfs bij benadering is onbekend hoeveel de zogeheten ‘democratische wereld’ jaarlijks aan politieke propaganda besteedt, maar als ook de activiteiten van de ‘corporate press’ worden meegerekend, dan is het reëel aan te nemen dat het om een astronomisch hoog bedrag gaat. ‘Perceptie’ is inderdaad ‘in showbusiness, politiek en al het andere’ de ‘werkelijkheid’ van de massa geworden. Daarom zal men in de Nederlandse reguliere media altijd de Buruma’s en Makken aantreffen en nooit ervaringsdeskundigen die tot gemarginaliseerde dissidenten zijn gemaakt. Wat dit betreft verschillen de westers ‘democratieën’ in niets van het ineen gestorte Sovjet-model. Ook hier bestaat een samizdat, te weten het internet, met zijn zogeheten sociale media waar niet eerder gehoorde feiten en opvattingen de ruimte krijgen, en ter discussie gesteld kunnen worden. Ondertussen worden de ‘corporate media’ in het Westen door steeds meer burgers gewantrouwd. Zo berichtte Columbia Journalism Review op 12 september 2018 onder de kop ‘Most Americans say they have lost trust in the media’:


The results of a new Knight Foundation and Gallup poll released on Tuesday won’t come as a huge surprise to most journalists: Trust in the media is down. Again.

https://www.cjr.org/the_media_today/trust-in-media-down.php 


En op 21 juni 2019 berichtte de Central European University onder de kop: ‘Trust in Media Declining Worldwide According to 2019 Digital News Report’


The 2019 Digital News Report from the Reuters Institute for the Study of Journalism at the University of Oxford examines trust in the media, concern over misinformation, news avoidance and how people access news, among other news-related topics. This year's report surveyed 75,000 people in 38 countries and included individual profiles on those countries.

https://reutersinstitute.politics.ox.ac.uk/sites/default/files/2019-06/DNR_2019_FINAL_0.pdf 


Bovendien is bekend dat:


Globally, public trust in four key social institutions — media, government, business and NGOs (including academia) — has been in freefall. This ‘implosion of trust’ (Edelman 2017) has been observed in part in the migration of audiences from traditional news media (newspapers, TV and radio) to online and alternative news sources such as blogs, Twitter and Facebook.

https://www.uts.edu.au/sites/default/files/article/downloads/Trust%20in%20Journalism%20Biblio.pdf 


Toch blijven de commerciële media onder druk van de eigenaren dezelfde propaganda verspreiden als ze al doen sinds in 1922 de vooraanstaande Amerikaanse media-ideoloog Walter Lippmann, in zijn standaardwerk Public Opinion de elite adviseerde:


public opinions must be organized for the press if they are to be sound, not by the press... Without some form of censorship, propaganda in the strict sense of the word is impossible. In order to conduct propaganda there must be some barrier between the public and the event. Access to the real environment must be limited, before anyone can create a pseudo-environment that he thinks is wise or desirable. For while people who have direct access can misconceive what they see, no one else can decide how they shall misconceive it, unless he can decide where they shall look, and at what. The military censorship is the simplest form of barrier, but by no means the most important, because it is known to exist, and is therefore in certain measure agreed to and discounted. 


Kortom, ‘Access to the real environment must be limited,’ om te voorkomen dat burgers zelf een beeld gaan vormen van de werkelijkheid, een beeld dat niet spoort met de ‘publieke opinie’ die door de elite en haar woordvoerders wordt nagestreefd. Dit is dan ook de voornaamste reden van het ultieme belang dat het establishment hecht aan een volgzame pers, die de zelfcensuur zo diep heeft geïnternaliseerd dat zij zich hiervan niet eens meer bewust is. Het hieruit voortvloeiende vijanddenken sluit naadloos aan bij de noodzaak van de macht om, met het oog op de afbrokkelende interne cohesie, een externe vijand te creëren, in dit geval Rusland en China. Nu God voor veel westerlingen dood is, en de Verlichtingsideologie is gestrand in het neoliberale egoïsme, kan de staat alleen nog door het verspreiden van angst de bevolking manipuleren. 


Ook een opiniemaker als Geert Mak weet dit en mocht daarom via het televisieprogramma Buitenhof benadrukken dat zijn Europese Unie van ‘Geen Jorwerd zonder Brussel’:


met de Chinese macht héél selectief, maar vooral ook gecoördineerd [moet] omgaan. Dat is ook een reden waarom je Italië nooit moet laten vallen, zeker niet op zo’n cruciaal moment, want China springt ongenadig in dat vacuüm en dan zijn wij met z’n allen veel verder van huis. 


Die ‘wij’ van Mak zijn allereerst de Brusselse kopstukken van de neoliberale EU-Bureaucratie, tezamen met de militaire beleidsbepalers van het, eveneens in Brussel gevestigde, neoconservatieve NAVO-bolwerk. Beide ondemocratische instituten worden aangestuurd door met name de financiële macht, die inmiddels veel meer winst maakt met de handel in lucht dan de grote concerns die nog goederen produceren en/of diensten verlenen. Hoe dit mogelijk blijft, is vrij simpel, zoals de IMF-econoom Michael Kumhof in nog geen 20 seconden weet uit te leggen:


When banks decide that the economy is good, and are optimistic, they do not wait for any deposits, because when they give a loan they themselves create the deposit, right there. Banks create money out of thin air.

https://positivemoney.org/how-money-%20works/how-banks-%20create-money/



De westerse volksvertegenwoordigers en regeringen sanctioneren dit casino-kapitalisme. Op die manier wist in 2018, tien jaar na de desastreuze kredietcrisis, ‘the global banking industry an impressive $1.36 trillion in after-tax profits’ op te strijken, ‘the highest total in the sector seen in the last 20 years,’ terwijl de financiële wereld vooraf slechts een fractie van dit bedrag in kas had. De website https://positivemoney.org berichtte daarover het volgende:


Martin Wolf, who was a member of the Independent Commission on Banking, put it bluntly, saying in the Financial Times that: ‘the essence of the contemporary monetary system is the creation of money, out of nothing, by private banks’ often foolish lending.’


By creating money in this way, banks have increased the amount of money in the economy by an average of 11.5% a year over the last 40 years. This has pushed up the prices of houses and priced out an entire generation.


De gedupeerden van dit parasitaire systeem zoeken hun heil bij de ‘populisten,’ zoals ook de journalistieke elite hen zo graag betitelt. Maar omdat  mijn mainstream-collea's beseffen dat het onvoldoende is om alleen een enkeling als Wilders of Trump of Boris Johnson als boeman af te schilderen, moeten grotere machten worden gecriminaliseerd, dus de Russen en de Chinezen. Zo weet ik dat in de belevingswereld van mijn oude vriend Geert, de jongste telg van een koloniaal domineesgezin, de angst voor zowel de ‘Russen’ als het ‘Gele Gevaar’ zo diep verankerd zit, dat hij niet anders kan dan te blijven geloven in de categorieën ‘vriend-vijand.’ Wij weten hoe deze politieke pathologie niet alleen Europa verwoestte, maar tevens het einde van het Avondland als wereldmacht inluidde. Desondanks blijft de bejaarde, wedergeboren christen Geert Mak op zijn eigen wonderbaarlijke manier hopen dat hij de consensus in het nucleaire tijdperk, zelfs over zijn graf heen, zal kunnen blijven beïnvloeden. In iedere doodsbange kleinburger huist een kleine Napoleon of minuscuul Hitlertje. Dezelfde mentaliteit voedt zijn ‘geheime liefde’ voor ‘Amerika’ en de ‘Amerikanen’ met hun ‘gevoel dat ze uitzonderlijk zijn,’ dat hen ‘voort[drijft],’ en Mak tot de conclusie voert dat:


 Als je invloed en macht wilt hebben, moet je groots zijn. Dat is iets wat we in Europa van ze kunnen leren.



Hoe deze opvatting zich verhoudt met zijn opinie dat ‘Wij’ allen ‘natuurlijk ongelooflijk schijnheilige dominees’ zijn, moet de lezer maar zelf bepalen. Hoe dan ook, volgens de insider Alan Rusbridger ’kunnen journalisten in sommige gevallen een onpartijdige houding aannemen.’ Let wel, ‘in sommige gevallen,’ dus niet in alle gevallen, want nogmaals, de grote Amerikaanse media-ideoloog Walter Lippmann wees er al bijna een eeuw geleden op dat ‘de publieke opinie moet worden georganiseerd vóór de pers wil zij deugdelijk zijn, niet dóór de pers.’ En aangezien de ‘corporate press’de opvatting van haar broodheren heeft geïnternaliseerd, kan zij zich in de meeste gevallen domweg geen ‘onpartijdige houding’ veroorloven, aldus impliciet de strekking van de opmerking van een voormalige hoofdredacteur van een gezaghebbend westers krantenconcern. Het onvermijdelijke gevolg is dat er zich ‘topics’ voordoen ‘judged to be outside the realm of legitimate debate, and which don’t get coverage,’  zo stelt Rusbridger met een telkens weer verbijsterende vanzelfsprekendheid, illustratief voor hoe kritiekloos hij zich deze mentaliteit heeft eigen gemaakt. Het niet noodzakelijk vinden, of zelfs verhinderen van een vrije uitwisseling van opvattingen getuigt eerder van een totalitaire instelling dan van een democratische opstelling. Het is niet vreemd dat een aanzienlijk deel van de westerse bevolking genoeg heeft van deze, op zijn minst, paternalistische houding, die alleen de belangen van Buruma’s ‘urban elites’ dient. Worden de elite-belangen niet gediend, dan is sprake van ‘onderwerpen,’ die, zoals Rushbridger stelt, door de commerciële pers worden ‘veroordeeld’ als ‘topics’ die zich ‘outside the realm of legitimate debate,' bevinden, en dus 'don’t get coverage.’


Als ideoloog van de mainstream-pers gaat Rusbridger nog een stap verder door de, voor hem, retorische vraag op te werpen:


What would it be like if journalists didn’t follow consensus, but took a more active role in shaping it? The American media professor Gilda Parrella has proposed ‘consensus-building journalism,’ wherein the press would highlight common ground in coverage of controversial topics —  exploring avenues for agreement ‘without changing essential facts.’ 


Hier ontkomt de oud-hoofdfredacteur er niet aan om te verwijzen naar gerespecteerde wetenschappers die uitgebreid onderzoek hiernaar hebben gedaan. Rushbridger schrijft:


Noam Chomsky and Edward Herman, whose 1988 book Manufacturing. Consent has shaped so much thinking about this issue, would probably set off warning flares at this point. They have argued that consensus is already shaped — or, as they say, the consent of the governed is ‘manufactured’ —  by the press to conform to the elite consensus on a given issue. The story goes like this: modern mass-media outlets cater to powerful interests because of their ownership structures and advertising partnerships. News is therefore filtered clean of stories that would seriously challenge ideas too near and dear to the elite to be debated — such as the necessity of the free market. Forget the press helping to identify consensus between sparring parties: the market has already biased it towards particular positions.


But what if, as some say,  the crisis of consensus is even deeper? What if we have lost the consensus itself — the fundamental set of shared values that binds a society and breeds trust across social boundaries? In one of Harvard’s Nieman Lab predictions for 2019, the young digital entrepreneur An Xiao Mina declared that what looks like the imminent ‘death of truth is actually the death of consensus.’


Op grond van mijn langdurige ervaringen als journalist en burger, ben ik het volkomen eens met An Xiao Mina. Het waren de ‘waarheden’ van de elite, die sinds de Tweede Wereldoorlog door de overgrote meerderheid van de westerse bevolking werden geaccepteerd. Maar toen de welvaartsstaat door de politieke elite steeds verder werd ontmanteld om enerzijds de greep van de gemeenschap op de grote concerns tot een minimum terug te brengen, en anderzijds het speculeren van de financiële elite verder te versoepelen, verdween geleidelijk aan het vertrouwen in de vroegere ‘consensus.’ In die ontwikkeling koos de ‘corporate press’ de kant van haar rijke opdrachtgevers, zoals de meeste opiniemakers beamen zodra ze aan de tand worden gevoeld. Nogmaals Alan Rusbridger: 


In this dissensus (‘disagreement, quarrel, dissension’), forged largely online, people are more likely to trust folks they know than journalists or experts, and the sacredness of honesty seems to be crumbling. We can throw up our hands at the dizzying digital landscape or we can recognize, as Mina does, that something more profound is going awry. The press could adapt by openly studying and writing why the loss of consensus is happening: after all, encapsulating dissent is what it should do best.


Zijn formulering en zijn voorstelling van zaken verraden het beeld dat de westerse mainstream-pers heeft van de mens en de wereld. Al in de eerste zin gebruikt Rusbridger een aantal beladen begrippen. Daar gaan we: hij schrijft: ‘In deze wijdverspreide weigering’ om de vroegere consensus te accepteren, ‘grotendeels online gecreëerd, zijn mensen eerder geneigd luitjes te geloven die ze kennen dan journalisten of deskundigen, en de heiligheid van het vertrouwen lijkt te verbrokkelen.’ Met deze woorden tracht hij de indruk te vestigen dat dit een objectieve beschrijving is van de werkelijkheid, terwijl zij in feite een bijzonder tendentieuze weergave is van de realiteit. Het verzettegen de wezenlijke, materiële achteruitgang van een aanzienlijk deel van de bevolking berust niet op een recalcitrante ‘weigering’ om veranderingen te accepteren, maar op het feit dat steeds meer burgers hun baan en/of hun huis kwijtraken, of gedwongen worden op contractbasis te werken, en zij geen hoop hebben op een rooskleurigere toekomst. Dat zij eerder lotgenoten vertrouwen dan de gecorrumpeerde mainstream-pers, met haar neoliberale propaganda, is een rationele eerste stap voorwaarts, aangezien het juist de ‘journalisten of deskundigen’ zelf zijn geweest die met hun propaganda het ‘vertrouwen’ in het neoliberale bestel tot een minimum hebben teruggebracht. Door zijn misleidende voorstelling van zaken, is eveneens Rusbridger’s beschrijving verhulde propaganda. Zelfs hij kan immers niet verwachten dat de gedupeerden het neoliberalisme enthousiast blijven omarmen, zeker niet in een consumptiebeschaving, waarin bezit het criterium bij uitstek is voor geluk en succes. Niemand wil een ‘loser’ zijn, na voortdurend geleerd te hebben dat een sukkel niet meetelt. 


Hier lijkt zich iets raadselachtigs voor te doen, want ook de Rusbridger’s Buruma’s, Makken, Heijne’s, etcetera begrijpen dit, en toch durven ze doorgaans de werkelijkheid niet te vertellen. Hoe is dit te verklaren? De meesten van hen zijn immers redelijk intelligent, niet buitengewoon intelligent, maar toch intelligent genoeg om hun eigen belang in de gaten te houden. Daarover de volgende keer.



Bas Heijne en Ian Buruma, als 'deskundigen.'


Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...