Wanneer opiniemaakster Natascha van Weezel beweert zich ‘gesterkt’ te voelen ‘door wat mijn vader zei: als twee extreme kanten boos op je zijn, dan doe je het precies goed,’ dan maakt zij een fundamentele fout, de waarheid ligt immers niet ergens in het midden. Dezelfde levensgevaarlijke fout maakte de Europese bourgeoisie in het interbellum, toen communistische demonstranten in Berlijn en München slaags raakten met nationaal-socialistische knokploegen. Dat er geen gevaarloze middenweg bestond bleek toen Hitler’s leger en SS met hun genocidale politiek begonnen.
Negen jaar vóór zijn dood in 2017 schreef de Britse auteur John Berger:
The death of one Israeli victim justifies the killing of a hundred Palestinians. One Israeli life is worth a hundred Palestinian lives. This is what the Israeli State and the world media more or less — with marginal questioning — mindlessly repeat. And this claim, which has accompanied and justified the longest Occupation of foreign territories in 20th Century European history, is viscerally (diepgeworteld. svh) racist. That the Jewish people should accept this, that the world should concur (meewerken. svh), that the Palestinians should submit to it — is one of history's ironic jokes. There's no laughter anywhere. We can, however, refute it, more and more vocally. Let's do so.
Berger, wiens joodse voorouders uit Polen, Galicië en het Oostenrijks-Hongaarse Rijk kwamen, stelde vervolgens:
hier identificeer ik mijzelf zonder te aarzelen met de rechtvaardige zaak en de pijn van degenen die de staat Israël (en neven van mij) veroorzaken in een mate die tragisch totalitair is.
Als kosmopoliet en humanist maakte hij publiekelijk bekend afstand te doen van de ‘Wet op Terugkeer,’ waarbij sinds 1950 geregeld is dat iedereen waar ook ter wereld die van joodse afkomst is, het recht heeft zich in Israël te vestigen en het Israëlische staatsburgerschap te verkrijgen. Het gevolg is dat daardoor het elementaire recht van de met geweld verdreven Palestijnen op terugkeer naar hun eigen land werd vernietigd. Wanneer nu Natascha van Weezel zich ‘gesterkt’ voelt in haar overtuiging dat de waarheid ergens in het midden ligt, dan weigert zij rekening te houden met het feit dat het Joods-Israelisch extremisme in het kwaad het goede ziet, en dat zij in het zogenaamde ‘beloofde land’ meer rechten bezit dan de een Palestijnse inwoner, wiens familie daar al generatieslang leeft, en dat haar recht alleen maar via nog meer onrecht in stand kan worden gehouden. Voor deze gevaarlijke ontwikkeling waarschuwde al in oktober 1945 de joodse denkster Hannah Arendt in haar essay Het Zionisme Bij Nader Inzien, waarin zij met klem stelde dat Theodore Herzl’s tribale doctrine dat ‘een natie een groep mensen is […], bijeen gehouden door een gemeenschappelijke vijand — een absurde doctrine’ was:
die slechts dit stukje waarheid bevat: dat vele zionisten er inderdaad van overtuigd waren dat zij joden waren door de vijanden van het Joodse volk. Hieruit concludeerden de zionisten dat het Joodse volk zonder het anti-semitisme in de landen van de diaspora niet overleefd zou hebben; en daarom waren zij tegen elke poging om anti-semitisme op grote schaal te vernietigen. Integendeel, ze verklaarden dat onze vijanden, de anti-semieten, ‘onze betrouwbaarste vrienden zijn, de anti-semitische landen onze bondgenoten.’ (Herzl). Het resultaat kon natuurlijk niet anders zijn dan totale verwarring waarin niemand meer onderscheid kon maken tussen vriend en vijand, en waarin de vijand een vriend werd en de vriend een geheime, en daarom des te gevaarlijkere vijand… Het is algemeen bekend hoe Herzl zelf tijdens onderhandelingen met regeringen, telkens weer een beroep deed op hun belang om van het joodse vraagstuk af te komen door middel van de emigratie van de eigen joden… Toen Herzl tijdens zijn onderhandelingen (met de Turkse sultan svh) telegrammen ontving van kenners van diverse onderdrukte nationaliteiten, die protesteerden tegen het sluiten van overeenkomsten met een regering die zojuist honderdduizenden Armeniërs had afgemaakt, was zijn commentaar daarom alleen: ‘Dit zal mij van pas komen bij de sultan.’
Een dergelijke onafhankelijkheid, zo werd geloofd, kon het Joodse volk bereiken onder de vleugels van elke grootmacht sterk genoeg om zijn ontwikkeling te beschermen. Paradoxaal als het mag klinken, maar juist deze nationalistische misvatting dat een natie een inherente onafhankelijkheid bezit, had tot gevolg dat de zionisten de joodse nationale emancipatie volledig afhankelijk maakten van de materiële belangen van een andere natie. Het feitelijke resultaat was een terugkeer van de nieuwe beweging naar de traditionele methoden van shtadlonus, die de zionisten ooit eens zo bitter hadden gehaat en zo fel hadden gehekeld.
Ter verduidelijking: de shtadlonus waren de ‘hofjoden’ die Europese vorsten geld leenden om oorlogen te voeren, en daarvoor beloond werden met het recht belastingen te innen, één van de redenen waarom zij door de arme boerenbevolking gehaat werden. svh. Opnieuw Arendt:
Nu kenden ook de zionisten politiek gesproken geen betere plaats meer dan de foyers van de machtigen en ze kenden geen betere basis voor hun overeenkomsten dan de goede diensten aan te bieden als agenten van buitenlandse belangen… Als de joden in Palestina kunnen worden belast met de taak om voor een deel zorg te dragen voor de Amerikaanse belangen in dat gedeelte van de wereld dan zou inderdaad de fameuze uitspraak van opperrechter Brandeis nog bewaarheid worden: men moet een zionist zijn om een perfecte Amerikaanse patriot te zijn… Maar slechts dwaasheid kan een beleid dicteren dat vertrouwt op bescherming van een verre imperiale macht terwijl het de welwillendheid van de buren verspeelt… Welk programma hebben de zionisten te bieden voor een oplossing van het Arabisch-joodse conflict?
Hannah Arendt heeft gelijk gekregen. Hoe extremistisch de zionistische leiding al in een vroegtijdig stadium dacht, blijkt ondermeer uit het feit dat in juni 1919 David Ben-Goerion, de ‘national founder’ van de 'Joodse Staat' het volgende schreef:
Everybody sees a difficulty in the question of relations between Arabs and Jews. But not everybody sees that there is no solution to this question. No solution! There is a gulf, and nothing can bridge it… We, as a nation, want this country to be ours; the Arabs, as a nation, want this country to be theirs.
In 1937 schreef dezelfde David Ben-Goerion in een brief aan zijn zoon:
Ik ben een enthousiaste aanhanger van de joodse staat, ook als dat betekent dat we nu Palestina moeten verdelen, want ik ga er van uit dat een gedeeltelijke Joodse staat niet het eindpunt is maar het begin... De formering van een staat, ook al is het nog maar een gedeeltelijke staat, zal de grootste bijdrage zijn aan onze kracht, en een machtige uitvalsbasis vormen bij ons historische streven om het gehele land te bevrijden.
Met andere woorden: tussen het streven van de ‘linkse’ Ben-Goerion en de ‘rechtse’ Netanyahu bestaat geen enkel wezenlijk verschil: Israel moet een etnisch geheel gezuiverde staat worden. Niet voor niets zei zelfs de voormalige premier van Israel, Ehud Olmert, op 21 september 2008 over zijn Joodse landgenoten:
Men merkt een megalomanie en een verlies aan proporties in de dingen die hier gezegd worden… Wij zijn een land dat het gevoel voor verhoudingen is kwijt geraakt.
De kern van het hele probleem is dat bezeten joodse zionisten, die zichzelf als een afzonderlijk volk zien, en van wie de ouders en voorouders daardoor in de christelijke wereld eeuwenlang hebben geleden, niet in staat zijn empathie op te brengen voor de slachtoffers van hun eigen barbaarsheid. Zij weigeren verantwoordelijkheid te aanvaarden door zich voortdurend te beroepen op hun inmiddels gecultiveerd slachtofferschap. Zij klampen zich vast aan het slachtofferisme en zijn zodoende als volk en als individu niet bij machte volwassen te worden. Zij begrijpen niet dat hun alles overstemmende jammerklacht vandaag de dag cynisch overkomt, aangezien zij allang niet meer slachtoffers zijn, maar even meedogenloze meelopers en beulen als de folteraars die hen in het christelijke Europa zo lang hebben vervolgd. Ziehier, de eeuwige ironie van het leven, joodse zionisten die Israel’s fascisme al dan niet publiekelijk verdedigen, zijn het spiegelbeeld geworden van degenen die zij eens hebben gevreesd en gehaat. Hannah Arendt voorspelde in dit verband driekwart eeuw geleden:
Het eindresultaat van vijftig jaar zionistische politiek is belichaamd in de recente resolutie van de grootste en invloedrijkste afdeling van de Zionistische Wereldorganisatie. Tijdens de laatste jaarlijkse conventie in Atlantic City in oktober 1944 namen Amerikaanse zionisten van links tot rechts unaniem de eis aan voor een ‘vrije en democratische joodse staat… [die] geheel Palestina zal omvatten, onverdeeld en onverminderd.’ Dit is een keerpunt in de zionistische geschiedenis, want het betekent dat het revisionistische programma, zo lang en bitter verworpen, uiteindelijk gewonnen heeft. De resolutie van Atlantic City gaat zelfs een stap verder dan het Biltmore Programma (1942), waarin de joodse minderheid minderheidsrechten had toegekend aan de Arabische meerderheid. Ditmaal werden de Arabieren in de resolutie simpelweg niet genoemd, wat hun — dat moge duidelijk zijn — de keuze laat tussen vrijwillige emigratie of tweederangs burgerschap… Deze doelen blijken nu volledig identiek te zijn aan die van de extremisten wat betreft de toekomstige politieke inrichting van Palestina. Het is de doodsklap voor die joodse groeperingen in Palestina zelf die onvermoeibaar hebben gepleit voor een vergelijk tussen de Arabische en de joodse bevolking. Anderzijds zal het de meerderheid onder het leiderschap van Ben-Goerion aanzienlijk versterken… Door de resolutie zo bot te verwoorden op een moment dat hun geschikt leek, hebben de zionisten voor een lange tijd iedere kans op onderhandelingen met de Arabieren verspeeld, want wat de zionisten ook mogen aanbieden, ze zullen niet vertrouwd worden. Dit zet op zijn beurt de deur wijd open voor een macht van buiten om het heft in handen te nemen zonder de twee meest betrokken partijen te raadplegen. De zionisten hebben nu daadwerkelijk alles gedaan om een onoplosbaar ‘tragisch conflict’ te creëren, dat alleen kan worden beëindigd door het doorhakken van de Gordiaanse knoop. Het zou erg naïef zijn om te geloven dat het doorhakken van de knoop altijd in het voordeel van de joden zou uitpakken en ook is er geen enkele reden om aan te nemen dat het zou resulteren in een duurzame oplossing.
En zo zijn de Joden in Israel dezelfde handlangers van de westerse macht geworden als destijds de shtadlonus. Zij vormen nu het huurlingenleger van Washington en Wall Street, dat overal ingezet kan worden waar zogeheten ‘weerspannige volkeren’ weigeren de bevelen van de neoliberale machthebbers gedwee op te volgen.
In de Volkskrant van 3 november 2000 bekritiseerde ik de mening van Natascha’s moeder Anet Bleich dat Palestijnse jongeren eerst een goede voorlichting nodig hadden om een oordeel uit te kunnen spreken over de Israelische terreur. Ik wees haar erop dat Palesrtijnse jongeren de werkelijkheid uit eigen ervaring kennen en dat bovendien ‘[t]al van internationale organisaties onafhankelijk van elkaar [hebben] vastgesteld dat Israël buitensporig geweld gebruikt tegen protesterende Palestijnen.’ Omdat ik zelf meermaals getuige was geweest van de Joods-Israelische wreedheden tegen Palestijnse jongeren, en zelfs kinderen, vroeg ik me af hoe Bleich kon ‘volhouden dat de schuld bij Arafat ligt.’ Ik schreef:
In haar column van 1 november schrijft Anet Bleich dat de 'hoofdverantwoordelijke voor het geweld dat de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook al meer dan een maand teistert' de Palestijnse leider Arafat is. Nog opmerkelijker is haar volgende opmerking: 'In hoeverre het Israëlisch tegengeweld inderdaad buitenproportioneel is, durf ik niet te zeggen.’
Het lijkt er op dat Bleich de feiten allesbehalve koel observeert. Ikzelf zag op dinsdag 10 oktober 2000 in Ramallah hoe een dertienjarige Palestijnse jongen door een Israëlische sluipschutter met een hoge-snelheidskogel door zijn rechteroog werd geschoten en stervend werd afgevoerd. Van een levensbedreigende situatie voor de scherpschutter was geen sprake. Hij schoot vanuit een hotel op een afstand van tenminste 400 meter. Nog geen minuut later schoot van dichtbij een andere militair, verdekt opgesteld achter een gepantserde jeep, lukraak met scherp op een groep jongeren, waarbij tenminste twee van hen geraakt werden. Over soortgelijke taferelen berichtte CNN's Christiane Amanpour vanuit Gaza. Dagelijks zien we nu tv-beelden van schietende militairen.
Maar misschien gelooft Bleich haar ogen niet of wantrouwt ze de massamedia. Maar gelooft ze ook Amnesty International niet, of Human Rights Watch, of de Israëlische vredesorganisatie Gush Shalom, of Defence for Children International, of de Medici voor Mensenrechten? Die komen allen onafhankelijk van elkaar tot dezelfde conclusie, namelijk dat Israël buitensporig geweld gebruikt.
Het doodschieten van minderjarigen die al dan niet met stenen gooien is in strijd met het internationaal recht. Het resultaat van al die schendingen valt dagelijks te lezen in emails van Law, een door de Nederlandse overheid gesteunde mensenrechtenorganisatie. Na 32 dagen volksopstand tegen de bezetting zijn 139 Palestijnen gedood en meer dan 6700 gewond geraakt. Van de doden is meer dan 30 procent kind, van de gewonden is 75 procent minderjarig. 92 procent is gedood door kogels, 70 procent van de gewonden is in het bovenlichaam geraakt, hetgeen de conclusie rechtvaardigt van de Amerikaanse afdeling van de organisatie Medici voor Mensenrechten dat er door militairen en kolonisten geschoten wordt om te doden. De feiten spreken voor zich, behalve voor Bleich.
Misschien kan ze als journaliste, die zich bovendien ook nog verbonden voelt met Israël, zelf eens polshoogte gaan nemen. Uit eigen ervaring weet ik dat er voldoende Israëlische vredesactivisten zijn die haar in bezet gebied willen begeleiden. Bleich’s vraag waarom Marcel van Dam vindt dat 'Israëls krediet uitgerekend nu op is,’ is een wonderlijke: voor een enigszins neutrale beschouwer is het duidelijk dat het inzetten van Israëlische scherpschutters, tanks en gevechtshelikopters tegen een burgerbevolking verwerpelijk is. Een ieder die de moeite neemt het grootste Palestijnse ziekenhuis in Jeruzalem te bezoeken om daar zwaargewonde of stervende kinderen te zien, beseft dat hier alle grenzen van beschaving overschreden zijn.
Overigens: hoe weet de columniste zonder onderzoek zo stellig dat Palestijnse jongeren 'beroerd' zijn voorgelicht? Vanaf hun geboorte gaan ze gebukt onder de dagelijkse vernederingen, willekeur en het geweld van de bezetting. Daar hoeven ze niet over te worden voorgelicht. Uit eigen ervaring weten ze wat iedere objectieve waarnemer weet. Zo schreef de vooraanstaande Israëlische vredesactivist Uri Avnery dat uit de kaart die tijdens de zogeheten vredesonderhandelingen aan de Palestijnse onderhandelaars werd gegeven, blijkt dat 'het land van Oost tot West en van Noord tot Zuid in stukken wordt gehakt, zodat de Palestijnse staat zal bestaan uit een groep eilanden, elk omgeven door Israëlische kolonisten en soldaten.’
En Gush Shalom merkt tegelijkertijd op dat van een waar vredesproces geen sprake is. De waarheid is dat sinds zijn aantreden als premier de oud-militair Barak 'het tempo van het oprichten van nieuwe nederzettingen heeft verhoogd (…) waarbij land wordt geconfisqueerd, Palestijnse huizen worden vernietigd en ringwegen worden aangelegd. Aan al deze activiteiten heeft Barak meer gedaan dan Netanyahu.' Wat betreft het toeëigenen van Palestijns land is er nooit een wezenlijk verschil geweest tussen links en rechts in Israël.
Gelukkig is Bleich het wel eens met het feit dat 'als Israël vrede (…) wil, het die bezetting moet beëindigen.' Ze vraagt zich alleen af: hoe? Welnu: door zich zonder voorbehoud terug te trekken uit andermans land, zoals de internationale gemeenschap al 33 jaar lang van Israël eist. Alleen dan kan de geweldsspiraal doorbroken worden.
Blijft over haar retorische vraag aan Mient Jan Faber: 'Hoe haalt u het in uw hoofd (…) om Israël te decreteren dat het miljoenen Palestijnen moet opnemen?' Ook hier is het antwoord simpel: etnisch zuiveren is in strijd met het internationaal recht. Dat naar schatting 760 duizend Palestijnen van 1947 tot 1949 verdreven zijn, is gedocumenteerd beschreven door de Israëlische historicus Benny Morris. Welnu, net zoals in het geval van voormalig Joegoslavië, kan Israël dit onrecht niet langer meer negeren, zal het dit feit onder ogen moeten zien en een politieke oplossing hiervoor moeten aanbieden.
Het zal duidelijk zijn dat ook Anet Bleich, moeder van Natascha van Weezel, een botte zioniste is. In De Groene Amsterdammer van 24 juni 2015 pleitte zij voor een ‘linkse stedenband’ tussen Amsterdam en Tel Aviv. Anderhalve week eerder had het CIDI, de zionistische propaganda-arm van de zelfbenoemde ‘Joodse’ staat, het volgende bericht gepubliceerd:
In mei 2014 ging de gemeenteraad van Amsterdam akkoord met het voornemen om een stedenband aan te gaan met Tel Aviv. Het idee kwam destijds van voormalig CIDI-directeur Ronny Naftaniel en paste in het internationale beleid van de stad.
In het najaar van 2014 besloot de gemeente Amsterdam om de plannen voor de stedenband in de ijskast te zetten als gevolg van het opgelaaide conflict tussen Israel en Gaza in de zomer van 2014. In januari van dit jaar begon de gemeente een nieuw onderzoek en werd ook de mogelijkheid meegenomen om een stedenband relatie met Ramallah aan te gaan.
Sinds de Oslo-akkoorden in 1993 zijn er meer Joodse nederzettingen gebouwd dan voorheen. Het zogenaamde vredesproces is het middel bij uitstek dat Israël helpt het beleid van de langzame dé-arabisering ten uitvoer te brengen. Daarom zal de wereld de Israëli’s een duidelijke boodschap moeten geven, namelijk: 'als jullie vrede en verzoening willen, zullen jullie allereerst moeten erkennen wat er in 1948 is gebeurd.' (de gewelddadige etnische zuivering van ongeveer 750.000 Palestijnse burgers. svh). De Joden in Israël moeten ophouden het te ontkennen, ze moeten verantwoording voor hun misdaden nemen. Daarnaast zouden ze officieel moeten verklaren dat er een automatisch recht op terugkeer is voor de slachtoffers van de etnische zuiveringen, zoals overigens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken op zijn website bepleit. Alleen in het geval van de Palestijnen verzwijgt Washington de Israëlische etnische zuivering.
Een tweede boodschap aan de Israëli’s zou moeten zijn dat ze onmiddellijk moeten ophouden met de politiek van het etnisch zuiveren, die sinds 1948 wordt gevoerd. En de Israëli’s moeten duidelijk worden gemaakt dat het ontmenselijken van de oorspronkelijke bevolking slechts tot misdaden leidt. Dit dient niet bij een vermaning te blijven, het veroordelen van mijn volk helpt niet, Israëli’s zijn totaal immuun voor kritiek, ze lachen erom, want ze weten dat afkeuring geen consequenties heeft, dankzij het Amerikaanse vetorecht. Alleen een boycot zal effectief zijn. Europa zou 'de Joodse natie' moeten boycotten, net zoals het deed met Zuid-Afrika toen daar misdaden tegen de menselijkheid werden begaan. Anders gaat het onrecht gewoon door. Sterker nog: er is sprake van een escalatie, op korte termijn zullen de Palestijnen worden geconfronteerd met nog wredere Israëlische beleidsdaden. Het einde van de verdrijvingen uit Palestina is nog lang niet in zicht. Op dit moment stuurt Israël aan op een etnische zuivering van de West Bank en Gaza. Het resultaat van die politiek zal verschrikkelijke reacties oproepen tegen de Joden in Israël en ik durf zelfs te zeggen tegen de joodse gemeenschappen in de rest van de wereld.
Als historica doceert Zertal moderne geschiedenis aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en is door haar publicaties in brede kringen bekend. Zij was als hoogleraar verbonden aan zowel de Universiteit van Chicago als aan de prestigieuze École des Hautes Études en Sciences Sociales in Parijs, en doceerde tevens aan het Institut für Jüdische Studien van de Universiteit van Bazel. Haar boeken zijn naast het Hebreeuws in het Engels, Frans, Duits en Spaans verschenen. In haar opzienbarende studie Israël’s Holocaust and the Politics of Nationhood (2002) laat zij zien hoe:
het proces van het heilig verklaren van de Holocaust — dat op zichzelf al een vorm van devaluatie is — gekoppeld aan het concept van de heiligheid van het land… een vaderland heeft veranderd in een tempel en een eeuwig altaar.
Terwijl de Israëlische samenleving de herinnering aan de Holocaust nationaliseerde — door leiders en woordvoerders die ‘daar’ niet geweest waren — en organiseerde… in een geritualiseerde, didactische herinnering, die een nationale les uitdraagt in overeenstemming met haar visie, sloot ze de directe boodschappers van deze herinnering uit — zo’n kwart miljoen Holocaust-overlevenden die naar Israël waren gemigreerd.
Hoewel de journaliste Anet Bleich in 2000 de Palestijnse leider Arafat de schuld gaf voor het massale zionistisch geweld tegen de Palestijnse bevolking, wist de Israelische politieke top dat dergelijke beweringen onzinnig waren. De beste bronnen zijn natuurlijk de betrokkenen zelf. Dit is wat de Joods-Israelische politicus Shlomo Ben-Ami verklaarde: 'in de praktijk waren de Oslo-akkoorden gebaseerd op een neo-kolonialistische basis, op een leven van afhankelijkheid… voor altijd.’ Dat het zogeheten Vredesproces op niets uitliep was volgens hem onvermijdelijk, aangezien de ‘mislukking in de genetische code van Oslo vastgelegd was.' En dit was, volgens hem, het gevolg van het feit dat het zionisme niet alleen een nationale bevrijdingsbeweging is voor de joden, maar onlosmakelijk daarmee ‘een beweging’ is ‘om te veroveren, te koloniseren en het vestigen van nederzettingen.’ Shlomo Ben Ami is niet de eerste de beste, maar een Israelische voormalige minister van Buitenlandse Zaken die onder premier Ehud Barak de belangrijkste Israelische onderhandelaar was tijdens de Camp David-bijeenkomsten. Ben-Ami voegde daar later aan toe: ‘Als ik Palestijn was zou ook ik Camp David hebben afgewezen.’ Die uitspraak haalde nooit de wereldpers, een feit dat andermaal demonstreert hoe de pro-Israël-berichtgeving van een groot deel van de westerse mainstream-pers functioneert. Het onderstreept tevens hoe succesvol het werk van de pro-Israël-lobby is, waarvan mevrouw Bleich zo’n onlosmakelijk onderdeel is.
Het gecultiveerd slachtofferschap van Anet Bleich leidde in 2015 tot haar bewering dat ‘de Gaza-oorlog van de afgelopen zomer ontketend’ was ‘door Hamas.’ Deze voorstelling van zaken is op haar beurt weer het onvermijdelijk gevolg van een pathologie die zijzelf als volgt omschreef:
Wat er met Israël ook mis mag zijn, ik voel me verbonden met dat land. Het is vervelend als een persoon, club of land, waaraan je bent gehecht, grove fouten maakt. Dat geeft een onbehaaglijk gevoel, zelfs iets van plaatsvervangende schaamte.
‘Verbonden met’ een ‘land,’ dat wil zeggen 'verbonden' met een vlag, grenzen, strijdkrachten, volkslied en mythologie die tribale behoeften moeten bevredigen. Het is in een geglobaliseerde, multiculturele wereld een achterhaalde, maar kennelijk toch noodzakelijke behoefte gebleven bij mensen, die wanhopig op zoek zijn naar een identiteit. Zij verlangen ernaar om ergens bij te horen, getuige ook de opkomst van de zogeheten ‘populisten.’ Het is niet overdreven te stellen dat mevrouw Bleich, de zelfbenoemde ‘linkse’ en ‘joodse’ opiniemaker, aan dezelfde mentale leegte lijdt als Wilders en Baudet, die voortdurend inspelen op tribale sentimenten. Haar 'onbehaaglijk gevoel,’ en zelfs haar ‘plaatsvervangende schaamte’ hebben tot nu toe niet geleid tot een humaner mens- en wereldbeeld.
Als ‘jodin’ ziet zij zichzelf allereerst als slachtoffer, en vertoont zij dezelfde symptomen als die van elke andere slachtofferist, wiens gecultiveerd slachtofferschap onverzadigbaar is én onaanspreekbaar. Hij of zij kan nooit ter verantwoording worden geroepen, om de simpele reden dat zijn/haar identiteit is gebaseerd op het met zorg gekweekte slachtofferschap. Dit vormt zelfs de kern van hun identiteit. Belangwekkend in dit verband is de reactie van de joods-Amerikaanse politiek commentator Peter Beinart op de kritiek die de joods-zionistische lobby in de VS uitte op zijn artikel in The New York Review of Books van 10 juni 2010. In The Failure of the American Jewish Establishment stelde Beinart dat de jonge generatie joden in de VS de ‘Joodse Staat’ niet meer nodig heeft om haar eigen identiteit te kunnen bepalen. Beinart schreef in antwoord op Abraham H. Foxman, de National Director van de militante Anti-Defamation League:
In 2008, in a poll cited by Yediot Ahronot, 40 percent of Jewish Israelis did not believe that Arab Israelis should be allowed to vote. Among Jewish Israeli high school students surveyed this March, the figure was 56 percent... The ADL was founded 'to stop the defamation of the Jewish people and to secure justice and fair treatment to all.' What I have always admired about that statement is its suggestion that to truly defend Jewish dignity, one must also defend the dignity of other vulnerable groups.
When it comes to Israel, the ADL too often ignores the interconnectedness of Jewish and non-Jewish dignity. After all, the same sort of settler fanatics who burn Palestinians olive groves also assassinated an Israeli prime minister... And the same Israeli government that demonizes Israeli Arabs also demonizes Israeli human rights groups. To be ourselves, we must also be for others.
Dit laatste wordt steeds problematischer ook voor joodse zionisten die liever niet in Israel leven, maar die er — paradoxaal genoeg — wel hun identiteit aan ontlenen. Op deze schizofrenie wees mij drie decennia geleden de prominente Joods-Israelische hoogleraar Israel Shahak, die het concentratiekamp Bergen Belsen had overleefd. ‘Het grote probleem’ zei hij, 'is dat de cultus van het slachtofferisme een evenwichtige ontwikkeling van de persoonlijkheid onmogelijk maakt.' Over dit feit is al geruime tijd uitgebreid geschreven door onder andere mijn levenspartner, de juriste Heikelien Verrijn Stuart. Ruim een kwarteeuw geleden waarschuwde zij voor het cultiveren van het slachtofferschap, omdat dit uiteindelijk in een modern fascisme zou eindigen. Zij zette uiteen dat:
slachtofferisten via erkenning of genoegdoening uit [zijn] op macht. Een macht die zij menen te hebben verdiend door een onschuld, die is geconstrueerd door hun slachtofferschap.
Zij waarschuwde voor 'het excuus dat het slachtofferschap bood om zich niet verantwoordelijk te hoeven voelen.'
Een paar jaar later wees de Duitse filosoof Peter Sloterdijk erop dat:
Verantwoordelijkheid steeds lager [wordt] ingeschat, terwijl het slachtofferschap steeds hoger wordt gewaardeerd. Het is een ontwikkeling die buitengewoon gevaarlijk is voor onze samenleving. Deze slachtofferistische manier van denken is de belangrijkste vorm van ressentiment geworden… Het slachtofferisme, het verleidelijke gevoel slachtoffer te zijn, kan men overal om ons heen waarnemen, en is een extreem morele kracht geworden.
Maar alle waarschuwingen ten spijt, ‘het vacuüm’ dat ‘door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat’ is almaar groter geworden. Zo verschilt het geweld van de Israelische strijdkrachten en geheime diensten in niets wezenlijks van dat van ISIS, Al Qaida, of welke terroristische organisatie dan ook. Via het collectief straffen van de burgerbevolking proberen zij allen politieke doeleinden na te streven, en dit is exact de definitie in het Amerikaanse Leger Handboek, dat terrorisme omschrijft als ‘het bewust geplande gebruik van geweld of dreiging van geweld om doelen te bereiken die politiek, religieus, of ideologisch van aard zijn.'
De staat cultiveert het slachtofferschap. In dit land wordt het slachtofferisme geritualiseerd in allerlei vormen, op school, in de synagoge, op straat, in de media en de literatuur. De Joden in Israël kunnen zich alleen definiëren als slachtoffer. Het is een bekend psychologisch fenomeen, de geschiedenis zit vol met daders die zichzelf als slachtoffer beschouwen. Het behoort tot het gebied van de pathologie. Het is een schizofrene reactie, die normaal menselijk gedrag onmogelijk maakt. De wereld moet de Joods-Israeli’s dan ook niet vertroetelen, maar tot de orde roepen. Anders gaat hun geweld ongestoord door. Daders die zichzelf slachtoffer beschouwen zijn niet in staat de Ander te zien. Ze kunnen zich niet verplaatsen in hun positie,
Shahak benadrukte dat dit geen vaag gepsychologiseer was, maar een keiharde ervaringsfeit in zijn tragische bestaan. Voor hem gold dat de Joods-Israeli’s een volkje vormden dat etnisch zuiver wil leven in zijn eigen getto, terwijl tegelijkertijd de onderlinge haat tussen verschillende Joodse stromingen in Israel blijft toenemen over de centrale vraag: wie en wat is nu eigenlijk een Jood? De Joods-Israelische auteur Abraham Yehoshua vertelde mij vele jaren geleden het gecultiveerd slachtofferschap te beschouwen als een ‘blind’ geloof in een eeuwig ‘joods noodlot.’ Op die wijze weet de slachtofferist niet alleen aan zijn of haar eigen verantwoordelijkheid te ontkomen, maar erger nog, het geeft hem of haar macht over anderen, de mogelijkheid om anderen moreel te chanteren, of te vermoorden. Het gecultiveerd slachtofferschap heeft daarvoor een dader nodig die de schuld voor het leed in de wereld moet dragen. De in asiel levende joods-Russische dichter Joseph Brodsky, adviseerde daarom, vlak vóór zijn dood, in zijn laatste essaybundel On Grief and Reason (1997):
Probeer ten koste van alles te vermijden dat je jezelf de status van slachtoffer toestaat… probeer te onthouden dat menselijke waardigheid een absoluut begrip is… Bedenk tenminste, als dat andere je te hoogdravend in de oren klinkt, dat je door jezelf als slachtoffer te beschouwen alleen maar het vacuüm vergroot dat door gebrek aan persoonlijke verantwoordelijkheid ontstaat en dat demonen en demagogen zo graag opvullen.
Natascha van Weezel zou er goed aan doen het waanidee te laten vallen dat de waarheid altijd in het midden ligt. Daarover later meer.
Palestijnse slachtoffers van de zionistische terreur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten