woensdag 16 september 2020

Natascha van Weezel's Hypocrisie 2


Naar aanleiding van de dood van 
mainstream-journalist Max van Weezel publiceerde de Volkskrant de volgende necrologie onder de kop 'Max van Weezel (1951-2019): zinnebeeld van de Haagse journalistiek':

Het laatste jaar van zijn leven  het onderwerp van beschouwingen en interviews. Hij vertelde over zijn angst voor het grote niets, zijn vrees dat die decennia van zwoegen in het Haagse nutteloos waren geweest… En legde zijn ingewikkelde omgang met zijn afkomst uit: Van Weezel was een ongelovige Jood, die veel met zijn afkomst bezig was, maar niet naar de synagoge ging. Veel ministers, partijleiders en andere Haagse prominenten hebben het afgelopen jaar aan zijn ziekbed gezeten. Ook dat maakt Max van Weezel uniek,

Tien maanden eerder, in juni 2018 had de overtuigde zionist Van Weezel -- het ‘icoon’ van de parlementaire polderpers en zelfbenoemd ‘joodse jongetje’ -- verklaard:  

Ergens denk ik: je had ook wel met een kalasjnikov op een heuveltop mogen staan om ons de vijand van het lijf te houden. Er zit toch ook een Leon-de-Winterachtige Max in me, zo van: timmer erop los als ze met hun poten aan ons lijf of goed komen. 

Een werkzaam leven lang actief in de Nederlandse democratische rechtstaat om aan het eind van de rit zijn publiek te laten weten dat hij ‘ook wel’ een fanatieke zionist had willen zijn om zodoende met een Russische (sic) aanvalsgeweer de Palestijnse bevolking op de bezette Westbank te kunnen terroriseren en te vermoorden. Desondanks herdacht de voltallige Tweede Kamer het heengaan van het 'zinnebeeld' van de 'Haagse journalistiek.' Het typeert de theatrale kitsch in de Tweede Kamer. 

Het Nederlandse parlement heeft nog steeds geen politieke consequenties verbonden aan de terreur van het zionistische regime. Ondanks het vermoorden van wegrennende Palestijnse jongeren door Joods-Israelische scherpschutters, herdachten de Nederlandse politieke partijen de ‘nestor van de politieke journalisten’ alsof het om een groot staatsman ging, en niet iemand die 'ook wel' oorlogsmisdaden had willen plegen. Nog afgezien hiervan is het uiterst verdacht wanneer politici journalisten -- die hen hadden moeten controleren -- gaan herdenken. Dit eerbetoon toont alleen maar aan hoe corrupt zowel de Nederlandse politici als de commerciële polderpers zijn. 

Jan Blokker concludeerde terecht dat na: 

de Tweede Wereldoorlog het jodendom in de christelijke wereld vrijwel heilig is verklaard en geen volk dat in die processie zo hard vooroploopt als de Nederlanders.

Wanneer een Palestijns-Nederlandse parlementaire journalist hetzelfde had verklaard als Max van Weezel, maar dan vanuit de optiek van de onderdrukten en vervolgden, dan zou de Nederlandse mainstream-pers tijdenlang haar afkeuring hierover hebben uitgesproken. Om de ernst van één en ander nog eens te belichten: in 2018 berichtte Amnesty International:

Since protests began on 30 March over 5,500 people have been injured with more than 1,700 of injuries caused by live ammunition

'Time for symbolic statements of condemnation is now over. The international community must stop the delivery of arms to Israel' 

Israel is carrying out a murderous assault against protesting Palestinians as its armed forces continue to kill and maim demonstrators who pose no imminent threat to them, according to research by Amnesty International.

As the ‘Great March of Return’ protests continue in the Gaza Strip today (27 April), Amnesty has renewed its call on governments worldwide to impose a comprehensive arms embargo on the country following its disproportionate response to mass demonstrations along the fence that separates the Gaza Strip from Israel.

Magdalena Mughrabi, Amnesty’s Deputy Regional Director for the Middle East and North Africa, said:

'For four weeks the world has watched in horror as Israeli snipers and other soldiers, in full-protective gear and behind the fence, have attacked Palestinian protesters with live ammunition and tear gas. Despite wide international condemnation, the Israeli army has not reversed its illegal orders to shoot unarmed protesters.

The time for symbolic statements of condemnation is now over. The international community must act concretely and stop the delivery of arms and military equipment to Israel.

A failure to do so will continue to fuel serious human rights abuses against thousands of men, women and children suffering the consequences of life under Israel’s cruel blockade of Gaza. These people are merely protesting their unbearable conditions and demanding the right to return to their homes and towns in what is now Israel.' 

The USA is by far Israel’s main supplier of military equipment and technology, with a commitment to provide $38 billion in military aid over the next 10 years. Other countries, including EU member states such as France, Germany, the UK and Italy, have also licensed large volumes of military equipment for Israel.


Het spreekt voor zich dat geen van de aangesproken landen bereid waren om de wapenleveranties aan Israel te stoppen totdat de zionistische natie zijn oorlogsmisdaden zou staken. Op zijn beurt accepteert Nederland dat Israelische strijdkrachten met nucleaire onderzeeboten aan NAVO-oefeningen deelneemt, en zolang de parlementaire pers in Max van Weezel een 'icoon' blijft zien, zal er niets veranderen. Op 9 september 2014 liet het 'symbool' van de Nederlandse politieke verslaggeving weten: 'Werken in Den Haag is een soort verlengd studentenbestaan tot je 63e.' De Volkskrant leidde dit soort ontboezemingen als volgt in: 'Parlementair journalist Max van Weezel deed veertig jaar lang verslag van de vierkante centimeters op het Binnenhof. Nu dat tijdperk ten einde is, beschouwt hij opnieuw de journalistiek.' 

Voor het radioprogramma Argos interviewde Max van Weezel onlangs Rob Wijnberg, hoofdredacteur van De Correspondent. Het gesprek ging over mediahypes, hijgerige journalistiek en beeldvorming. 'Dat interview was wel een eyeopener,' zegt Van Weezel (63). 'Ik was van plan hem heel kritisch te ondervragen, maar hij blies me omver met zijn visie op de journalistiek. Ik vond het een inspirerend verhaal.' 

Later zegt de door de gevestigde orde zo geprezen Max:

Alles wat hij (wijnberg. svh) vertelde tijdens dat interview was kritiek op wat ik mijn hele leven heb gedaan. Hij vindt het hyperig, nepnieuws, te veel gericht op de poppetjes. Joris Luyendijk heeft de parlementaire pers in 2010 dezelfde spiegel voorgehouden.

Ja, dat komt best hard aan. Er zit namelijk wel wat in. Ik heb me decennialang bezig gehouden met de dingen die op dat moment, op de vierkante meters van het Binnenhof, belangrijk werden gevonden.

Op de vraag of hij voorafgaand aan de kritiek van de journalisten Luyendijk en Wijnberg daar nooit aan gedacht had, antwoordde Van Weezel met een adembenemende naïeviteit:

Nee. Toen Luyendijk met zijn boek ‘Je hebt het niet van mij, maar…' kwam, dacht ik eerst: waar heeft hij het over? Maar ja. Nu zie ik wel dat zij de Haagse journalistiek terecht een spiegel voorhouden en zeggen: waren dat nou wel zo'n heldendaden?

Juist dankzij zijn onvermogen om de doortraptheid van de Haagse politiek bloot te leggen, was Van Weezel buitengewoon populair bij Haagse politici. Zo berichtte Het Algemeen Dagblad onder de kop 'Kamer herdenkt journalist Max van Weezel':

Met zijn overlijden heeft Nederland een ‘meesterjournalist en markante persoonlijkheid’ verloren, zei Kamervoorzitter Khadija Arib, 

terwijl enige dagen eerder al premier Mark Rutte vol lof had gesproken over Van Weezel, en de brave Max aldus karakteriseerde: ‘als journalist gevreesd, maar als mens geliefd.’ Rutte beschouwde hem: 

decennialang als één van de toonaangevende stemmen in de Nederlandse parlementaire journalistiek.

De premier roemde Van Weezel als scherp analyticus, altijd goed ingevoerd, en bovenal een meesterinterviewer met humor. ‘Max was een Haagse vedette zonder sterallures. Over de jaren heen hebben we een wederzijdse band van respect en persoonlijke waardering opgebouwd,’ aldus de minister-president verder in zijn boodschap.

Wat deed de 'toonaangevende stem' van de polderpers? Zelf verklaarde hij daarover in 2014 na v
eertig jaar lang actief te zijn geweest rond het pleintje in Den Haag:

Vooral gezellige dingen. Boekpresentaties met een borrel na, symposia met een borrel na, conferenties met een borrel na -- alles in Den Haag heeft een borrel na. Het draait om socializen: niet de hele dag op de perstribune zitten.

'Op safari' noemen sommige Haagse journalisten dat.

Inderdaad. Of even langs 'de bontkragen': de voorlichters, de bontkraag om politici heen. Die vraag je of er nog nieuws is. Politici en voorlichters proberen ook weer via journalisten informatie over andere partijen te weten te komen... 

Wat zijn ze dan aan het doen?

Bedrijfsspionage, via jou. En daar doe je als Haags journalist weleens aan mee in de hoop er iets voor terug te krijgen. Een exclusief interview met Pechtold, bijvoorbeeld. Je moet investeren in je contacten en daarbij hoort dat journalisten ook veel vertellen...

Is het niet te knus?

Jazeker, het is heel knus.

In 1993 zei u tegen dagblad Trouw dat verdere symbiose van voorlichters en journalisten een halt moest worden toegeroepen.

Nou, dan heb ik de oorlog verloren... Er zijn er nu veel meer voorlichters dan toen en journalisten zijn ook veel meer aan hen gewend. Het lijkt alsof zij ook in hun relatie met politici de regie naar zich hebben toegetrokken. Bij interviews krijg ik soms het idee dat een politicus nog wel even wil doorpraten, maar dan zegt de voorlichter: 'Helaas, het is tijd.'

Je zit dicht op elkaar en dat is niet bevorderlijk voor een gezonde afstand tussen politici, voorlichters en journalisten... Veel loopt via voorlichters die dingen zeggen als: je moet mijn minister eens ontmoeten, hij is veel aardiger dan je denkt. Die gesprekken gaan zelden over de inhoud van het beleid. De parlementaire journalistiek is een veredelde vorm van sportjournalistiek geworden: wie is de winnaar van de dag? Wie is de verliezer? Zo gaan die interviews ook: 'U heeft verloren, hè? Wat ging er door u heen?'

En dat is een klimaat waarin voorlichters goed gedijen.

Ja, die zijn daar goed in. Ze zijn ook goed in het insteken van onderwerpen. Als voorlichters weten dat het ene dagblad met een negatief verhaal over de partij bezig is, proberen ze een ander dagblad op het idee te brengen een negatief verhaal over een andere partij te schrijven.

Je wéét dat het afleidingsmanoeuvres zijn, maar als journalist ben je blij met de gouden tip. Je wilt je plek in de pikorde behouden. 

Met andere woorden: om politici te behagen bepaalde niet Max van Weezel zelf zijn agenda, maar de parlementariërs, die in feite permanent gecontroleerd hadden moeten worden. Op die wijze was de 'nestor' van de parlementaire polderpers mede verantwoordelijk voor de uitholling van zowel de journalistiek, als de 'democratie.' Doordat in de huidige virtuele werkelijkheid het cynisme de belangrijkste overlevingsstrategie is, weet iedereen in de bolwerken van de westerse macht wat de prijs van alles is, maar van niets de waarde. Immers: 'je wilt je plek in de pikorde behouden.' Je bent zelfs bereid om dit publiekelijk bekend te maken, het maakt allemaal toch niets uit.  Op je aanzien en daarmee je inkomen na is alles een illusie. Zolang je maar meetelt, je bevestigd wordt door de macht en de massa, is er bijzonder weinig om je druk over te maken. En als mijn generatiegenoot Max van Weezel achteraf begon te twijfelen aan zijn valse identiteit dan kon hij altijd nog terugvallen op zijn al even valse 'Joodse' identiteit, die slechts gebaseerd was op gecultiveerd slachtoffergevoel. Als kleine ‘joodse jongen,' zoals hij zichzelf noemde, met een chip on his shoulder en een buitensporige geldingsdrang, was Max van Weezel’s angst voor de wereld en het wantrouwen tegen de mensheid diep geïnternaliseerd geraakt. Hij zei daarover:

De belangrijkste levensles die ik heb geleerd gaat over vertrouwen in mensen. Dat kreeg je vroeger mee van je ouders als je net na de Tweede Wereldoorlog werd geboren en joods was. Als ik iemand leer kennen vraag ik me af of ik in tijden van nood bij hem of haar zou durven onderduiken, zou ik me bij deze persoon veilig en geborgen voelen.


Van Weezel's echtgenote Anet Bleich wordt gecondoleerd tijdens de  herdenking van Max van Weezel.

Zijn hele leven stond in de schaduw van de holocaust. In zijn bewustzijn reden nog steeds de rammelende overvolle wagons door ‘Nacht und Nebel’ richting de vernietigingskampen. Niet voor niets verwees Van Weezel negen maanden vóór zijn dood naar de intens rancuneuze houding van een andere joodse slachtofferist, de Nederlandse auteur annex Telegraaf-columnist Leon de Winter, die op zijn beurt sprak van een ‘ontzagwekkende angst voor de buitenwereld’ met ‘aan de ene kant die minachting van mijn ouders jegens hun niet-joodse omgeving en tegelijkertijd de waanzinnige angst ervoor… Angst, angst, angst… Ik overdrijf niet.’ Angst en daaraan onlosmakelijk gelieerd haat die in bepaalde joodse kringen ertoe leidde dat men ‘meer sympathie’ bleef ‘hebben voor Israelische soldaten dan Palestijnse stenengooiers.’ 

Wanneer aan het eind van zijn carrière een interviewster constateert dat hij 'een cynisch verhaal over de Haagse wereld' schetst, antwoordt hij:

'Tja. Toch is het een leuke omgeving om je leven te slijten.'

Waarom?

'Het is veel minder saai dan mensen denken: lang leve de recepties met glazen rode wijn en schalen bitterballen --vervolgens zit je om drie uur 's nachts in de nachttrein naar huis. Ik voel me wel aangetrokken tot een hedonistisch leven. Het is een soort verlengd studentenbestaan tot je 63ste.

Daarnaast vinden Haagse journalisten het leuk om dichtbij de macht te zitten, zonder die politieke macht zelf te ambiëren. Het geeft toch een kick als Mark Rutte je op de schouders slaat en zegt dat hij je artikel heeft gelezen. Dat werkt verslavend -- de drive van mensen als Frits Wester en Ferry Mingelen zal zo te verklaren zijn. Ik merkte het afgelopen week weer: met journalistenvakbond NVJ waren we in Den Haag op bezoek bij burgemeester Jozias van Aartsen. Iedereen kreeg een handje, maar bij mij was het meteen: 'Hé Max, wat leuk dat je bent gekomen.' Je telt toch mee, zij het op Madurodamniveau.'

Wat zou Rob Wijnberg hiervan zeggen?

Alles wat hij vertelde tijdens dat interview was kritiek op wat ik mijn hele leven heb gedaan. Hij vindt het hyperig, nepnieuws, te veel gericht op de poppetjes. Joris Luyendijk heeft de parlementaire pers in 2010 dezelfde spiegel voorgehouden.

Ja, dat komt best hard aan. Er zit namelijk wel wat in. Ik heb me decennialang bezig gehouden met de dingen die op dat moment, op de vierkante meters van het Binnenhof, belangrijk werden gevonden. Als een staatssecretaris in de problemen kwam door een interview, kreeg ik complimenten van collega's. Terwijl nu, dertig jaar later, niemand meer weet wie die staatssecretaris was.

Voor Luyendijk en Wijnberg had u daar nooit aan gedacht?

Nee. Toen Luyendijk met zijn boek Je hebt het niet van mij, maar... kwam, dacht ik eerst: waar heeft hij het over? Maar ja. Nu zie ik wel dat zij de Haagse journalistiek terecht een spiegel voorhouden en zeggen: waren dat nou wel zo'n heldendaden?


Van Weezel's blinde steun aan Israel bracht hem als journalist maar zelden in moeilijkheden. Toch viel hij in juni 2002 door de mand, toen Amira Hass, de Joods-Israëlische correspondente op de Westbank van de Israelische kwaliteitskrant Haaretz, in de Amsterdamse Balie sprak. De bijeenkomst, onder leiding van Max van Weezel, was voor Nederland uniek, aangezien Amira Hass gedocumenteerd de terreur van Israel tegen de Palestijnse bevolking in bezet en belegerd gebied kon belichten. Het journalistieke werk van Hass -- door de Israëlische auteur David Grossman geprezen als ‘één van de zeldzame tekenen van gezond verstand, moed en menselijke waardigheid’ -- stond in schril contrast met de wijze waarop de polderpers doorgaans berichtte, zeker door de Nederlandse correspondenten in het 'Beloofde Land,' die destijds veelal joodse zionisten waren. De meesten van hen spraken geen Arabisch en gingen zelden of nooit naar de bezette gebieden, met het excuus dat zij zich daar als joodse journalisten bedreigd voelden. 


Amira Hass: Why Chomsky's Manufacturing Consent is still relevant. https://www.aljazeera.com/programmes/listeningpost/2018/12/amira-hass-chomsky-manufacturing-consent-relevant-181219105309840.html 


Nadat Amira Hass ruim een uur lang voor een volle zaal over de  Israelische oorlogsmisdaden had verteld, stelde Van Weezel de vraag: 
Waarom hebben wij in Holland niet enkele van de ontwikkelingen gezien waarover Amira Hass schreef en zag in Gaza en Ramallah? Waarom hebben wij daar nooit over gediscussieerd? 
Een luid gejoel steeg op. Een jonge vrouw in het publiek reageerde onmiddellijk met de opmerking: 
Spreek voor je zelf. Je moest je schamen dat je dit vraagt. Als je het had willen zien dan had je het makkelijk kunnen zien. Veel buitenlandse journalisten hebben daarover geschreven, veel mensen hier zijn in Israël geweest en zagen zelf wat daar gebeurde. Als journalist zou je hebben moeten spreken met de mensen die daarheen gingen en terug kwamen, en verhalen te vertellen hadden,
daarbij verwijzend naar de joodse Nederlanders in de zaal die spontaan applaudisseerden. Het was de spijker op de kop. Veel Nederlandse journalisten zijn zodra het Arabieren betreft bevooroordeeld, inclusief Max van Weezel, de voormalige adjunct hoofdredacteur van Vrij Nederland. Het was dezelfde Van Weezel die in 2000 in Vrij Nederland een Israëlische aanslag op een Fatah-leider omschreef als ‘een knappe surgical action,’ zonder erbij te vermelden dat daarbij twee onschuldige voorbijgangers, huisvrouwen van middelbare leeftijd, gedood werden. Voor de zionist Van Weezel was dit slechts 'collateral damage,' en kon dus onbekommerd terzijde worden geschoven. Opvallend aan wijlen Max van Weezel was dat hij zich verschool achter een gecultiveerde slachtofferschap. Juist die rol gaf hem, als oud-marxist en overtuigd atheist, een joodse identiteit, benevens aanzien, invloed en zelfs een zekere macht. Dat gaf hem de mogelijkheid om in Nederland de halve waarheden te verspreiden, zoals deze: 

Het thema verraad speelde altijd in ons gezin, meestal onuitgesproken. Mijn vader sprak weinig over de oorlog maar zei wel: uiteindelijk zal iedereen je verraden Max, ook je idealistische studievrienden. 

Maar in werkelijkheid had Van Weezel's vader als onderduiker in ondermeer Bennekom de oorlog overleefd, zonder dat iemand hem had verraden. ‘De contacten met Bennekom en de familie Beekhuizen van de Grietjeshoeve gingen nooit meer verloren. Richard van Weezel leerde zijn kinderen dat zonder die onderduikouders Max en Ronald (zijn broer. svh) nooit zouden hebben bestaan.’

Ook in Max van Weezel’s geval gold dat alleen ‘door Hitler’ hij ‘voor altijd een Jood bleef,’ en hij er nooit in slaagde een eigen identiteit te ontwikkelen. En ook voor hem gold dat de goj nooit te vertrouwen was, en zeker de ‘Arabieren’ niet. Hij was zelfs bereid om daarover te liegen. Zo schreef de oud Vrij Nederland-journaliste Elma Verhey over Max van Weezel’s ‘Islambashing’:

De zogenaamde kwaliteitspers wil wel vaker een loopje nemen met de waarheid, zeker als het om de islam gaat. Maar Vrij Nederland maakte er een marathon van. 'Dit weekend had ik een feestje waar ook veel Turken en Irakezen waren,' schreef politiek commentator Max van Weezel in Vrij Nederland van 10 juni (2006. svh). 'Zelfs daar werd een glas ouzo geheven op Rita Verdonk. Die had Ayaan Hirsi Ali, die de profeet had belasterd, toch maar over de grens gezet! Het is een merkwaardig monsterverbond dat Verdonk steunt.' Heidi Zandbergen, radiojournalist, wees me op het stuk in VN; het was dan ook háár feestje. En ik, net als Max van Weezel en andere (ex)collega’s van VN, waren uitgenodigd. Er waren helemaal geen Turken en slechts één Irakees: het vriendje van Heidi, een Koerd, die kok is in een van de beste specialiteitenwinkels in de Amsterdamse binnenstad. Hij heeft niets met religie en beslist geen glas ouzo geheven op Ayaan/Verdonk, omdat Ayaan 'de profeet had belasterd.' 

Deze stemmingmakerij tegen islamitische Nederlanders werd door Max van Weezel’s bevriende Nederlandse parlement zonder commentaar geaccepteerd en door de PVV en andere rechtse partijen binnenskamers zelfs toegejuicht. Zo werkt het mutualisme van pers en politiek, beiden profiteren van elkaar. Hetzelfde verschijnsel treedt op in de relatie joden en niet-joden. Door een onverwerkt schuldgevoel van de gojim die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerden of de andere kant opkeken, terwijl hun joodse buren naar de vernietigingskampen werden gedeporteerd, zijn de joden die aan de Holocaust wisten te ontsnappen, 'vrijwel heilig verklaard,' zoals Jan Blokker vaststelde. Via hen kan de Nederlander laten zien hoe politiek correct hij of zij vandaag de dag is tegenover de joodse medemens die blind achter de terreur van de zelfbenoemde 'Joodse staat' staat. Opvallend is dat zodra er over joden wordt gesproken er altijd onmiddellijk het zelfstandig naamwoord mensen aan wordt toegevoegd, om toch maar héél duidelijk te maken dat de spreker joden beschouwt als echte mensen, niet wetend dat dit eerder een slecht geweten verraadt dan het tegenovergestelde. Het politieke misbruik van de Holocaust is inmiddels weerzinwekkend geworden. Al in 1981 waarschuwde de vooraanstaande zionist Nahum Goldman, lange tijd president van het World Jewish Congress:

We zullen moeten begrijpen dat het joodse lijden tijdens de Holocaust niet langer meer als verdediging zal dienen, en we zullen zeker moeten nalaten de Holocaust als argument te gebruiken om gelijk wat we ook mogen doen te rechtvaardigen. De Holocaust gebruiken als een excuus voor het bombarderen… is een soort 'ontheiliging,' een banalisering van de onschendbare tragedie van de Holocaust, die niet misbruikt moet worden om een politiek twijfelachtig en moreel onverdedigbaar beleid te rechtvaardigen.

Maar Van Weezel had weinig op met een dergelijk humanitair inzicht. Als atheist verklaarde hij dat zodra 'het over Israël gaat ik veel meer in de buurt [sta] van de ChristenUnie of de VVD.' Op latere leeftijd ontleende Max zijn  identiteit niet meer aan de marxistische ideologie, maar aan het zionisme, fanatiek verdedigd door fundamentalistische christenen voor wie de joden het 'uitverkoren volk' zijn die de enige bewoners mogen zijn van 'het beloofde land.' Hun rechtvaardiging vinden ze in het Oude Testament, in ondermeer Deuteronomium, waarin de ‘judeo-christelijke God’ genocide legitimeert door de Joodse veroveraars van het ‘beloofde land’ opdracht te geven: ‘van de steden dezer volken, die u de HEERE, uw God, ten erve geeft, zult gij niets laten leven, dat adem heeft.’ De ‘uitverkorenen,’  zo zegt het woord zelf al, zijn ‘uitverkoren’ door de hoogste macht, en staan dus per definitie boven elke juridische en morele wet op aarde. Universele normen en waarden gelden al helemaal niet ten opzichte van degenen die niet zijn ‘uitverkoren’ door de oud-testamentische 'God der Wrake.' Het mogen duidelijk tot welk primitief niveau het 'zinnebeeld van de Haagse journalistiek' was gezakt. Om dit nog eens te benadrukken merkte Van Weezel op:   

ik moet ook zeggen dat ik heel geschokt was toen de PvdA in Amsterdam met andere linkse partijen de stedenband met Tel Aviv torpedeerde. Tel Aviv is met z’n homoscene en hightechindustrie een logische partner.

In de ogen van deze PVDA-er was de Joods-Israelische terreur tegen de Palestijnse bevolking in de bezette en belegerde gebieden niet doorslaggevend, maar wel de seksuele geaardheid en de hightec, om een vriendschapsband met het westers lijkende Tel Aviv aan te gaan. Over deze gespletenheid schreef de Israelische auteur Gilad Atzmon:

I believe the sudden change in the Israeli collective mood, after the 2006 Lebanon war, was the outcome of an attempt to resolve the schizophrenic state of being tangled up with Zionism. The conflict between the tribal and the universal ripened into a state of colossal phobia. The Israeli leading writers Oz, Yehoshua and Grossman were practically bouncing between these extremes, between the insularity 
(bekrompenheid. svh) of Jerusalem and the openness of Athens, between the repellent shtetl (joodse dorpen en stadjes in het Europese achterland. svh) and the glamorous metropolis. 

The pattern is clear:  the  more Israelis want to  secure themselves by clinging to isolation, the more death they spread around themselves. 

Het gevolg is dat ‘[t]he more death the Israelis cause, the less they feel that they resemble the rest of humanity,’ aldus Atzmon. Daarom ook bepleitte de prominente Joods-Israelische auteur Abraham Jehoshua al in 1983 in zijn essaybundel Naar Een Normaal Joods Bestaan om de hele pretentie ‘een uitverkoren volk’ te zijn onmiddellijk te laten vallen. Hij schreef:

Diep in het wezen van onze identiteit ligt de eis dat wij anders, afwijkend, uniek en bijzonder zullen zijn; dat wij ons van alle andere volkeren moeten onderscheiden… Een volk dat ánders is, héél anders. De idee om 'als andere volkeren' te zijn, klinkt de Jood zonder meer negatief in de oren… En toch, ook al lijkt de wens om uitverkoren te zijn en verschillend van de medemens in het individuele vlak dwaas of zelfs krankzinnig, is het merkwaardig te zien hoe wij in het nationale vlak deze opvatting of roeping als bijna vanzelfsprekend accepteren. Ik schrik vaak wanneer ik orthodoxe joden, maar ook wel niet-gelovigen, hoor zeggen: 'Wij mogen niet als andere volken zijn; als Israël een staat zou worden als alle andere, dan verliest hij zijn recht van bestaan.' Niets schijnt beledigender voor een Jood, en voor sommige Israëli’s, dan een volk te moeten zijn als alle andere… Is het principieel mogelijk anders te zijn, afgezien van de al bestaande verschillen tussen allerlei volken? Het is inderdaad mogelijk om anders te zijn, maar binnen relatieve grenzen – het verschil is nooit absoluut. En in dit relatieve verschil delen alle volken. En toch wordt aan het Joodse volk op ondubbelzinnige wijze de eis gesteld dat het verschillend, ánders zal zijn dan andere volken. 

Stapels interpretaties zijn al over dit onderwerp geschreven. Het Joodse volk zuchtte onder de last van deze innerlijke opdracht, die het niet kon vervullen binnen het raam van het normale soevereine bestaan in zijn land, eenvoudig omdat hij onuitvoerbaar was. De enige manier om deze opdracht uit te voeren, was in ballingschap te gaan. Zolang het volk zich in de gola ('ballingschap.' svh) bevindt, onderscheidt het zich inderdaad fundamenteel van de rest van de volken… De gola schept het verschil tussen ons en de andere volken. Aangezien we fundamenteel onmachtig zijn onszelf anders te maken, brengen we een 'technische' scheiding aan, als we een dergelijke uitdrukking in deze context kunnen gebruiken. En deze technische afscheiding schept een essentie die, ook al bevalt ze ons niet en bezorgt ze ons geestelijk en lichamelijk leed, een neurotische oplossing biedt voor een onuitvoerbare opdracht. Zijn eenzame bestaan onder vreemde volken, ook al lijkt de Jood in ieder opzicht op het volk te midden waarvan hij leeft, al spreekt hij zijn taal en deelt hij zijn leven – dit bestaan en het Jood-zijn op zich onderscheiden hem, en geven hem het prettige en bevredigende gevoel ánders te zijn… Een uitverkoren volk, een voorbeeldige maatschappij – het zijn lege frasen.

Tegenover mij zei Jehoshua in 1990:

Dat ánders willen zijn dan alle andere volkeren is op de een of andere manier een noodzakelijke component van onze identiteit. We zijn zo gevormd, zo staat het in de Thora en in alle teksten die voor ons het belangrijkst zijn, die permanent aangehaald worden, die de codes van de joden vormen. Het feit dat men anders moet zijn dan alle andere volkeren is buitengewoon belangrijk voor alle joden, niet alleen de religieuzen. Natuurlijk wil ieder volk wel een beetje anders zijn, maar hier is sprake van een obsessie. En die obsessie is allesomvattend. De joden zijn ervan overtuigd dat als ze niet héél anders zouden zijn dan alle andere volkeren, zij hun identiteit zouden verliezen. En zoals ik geschreven heb is het anders-zijn een onmogelijke opdracht. Dat idee komt voort uit de Bijbel, al in Numeri staat: 'Zie een volk dat alleen woont, en onder de natiën zich niet rekent.' Die opdracht is het logische gevolg van het feit dat het nationaal gevoel onder de joodse stammen in het begin zwak was. De Joden waren al een volk voordat ze een land bezaten, voordat ze een gemeenschappelijke taal hadden, voordat ze een nationale structuur hadden. Dus moesten ze zich op een andere manier onderscheiden van andere volkeren, die wél een grondgebied en een gemeenschappelijke taal en nationale instellingen bezaten. 

Als u het Oude Testament niet leest als een openbaring maar als een sociologisch verslag dan ontdekt u dat de Joden een Egyptische stam waren die zich van de rest onderscheidde niet door het hebben van een eigen taal en een eigen land, maar door exclusiviteit te claimen. Op die wijze werd een eigen identiteit gevormd. Het eerste van de tien geboden begint met: ‘Ik ben Jaweh uw God, die u uit Egypte heeft geleid, het slavenhuis.’ Daar begint de scheiding, de gedachte een uitverkoren volk te zijn. Ik bedoel: hoe zou het volk zich op een andere manier hebben kunnen onderscheiden? Hoe anders zouden deze rondzwervende stammen zonder een gemeenschappelijke taal en zonder een eigen grondgebied een gemeenschappelijke identiteit hebben kunnen ontwikkelen? Alleen door de opdracht om anders te zijn dan alle andere volkeren konden ze een eigen gemeenschappelijke identiteit opbouwen. 

De vraag was destijds: hoe overtuig je een groep mensen zonder een gemeenschappelijke taal en een eigen land om alles achter te laten en 40 jaar lang door een woestijn op zoek te gaan naar een of ander beloofd land, als je hen er niet allereerst van overtuigt dat ze allemaal héél bijzonder zijn, volstrekt anders dan al die anderen. En hoe werden ze overtuigd? Door hun profeten, die van God hadden vernomen dat de joden een uitverkoren volk waren met een unieke missie. Een volk dat zelfs van de Allerhoogste het goddelijk recht had gekregen om andere volkeren te doden en te verdrijven uit een gebied dat door hun leiders ‘’het beloofde land” werd genoemd. Kortom, dat anders willen zijn, dat het bestaansrecht van de joden legitimeert, ligt diep verankerd in het joodse bewustzijn. Zelfs het wereldse zionisme gebruikte voortdurend de gedachte van het anders zijn door te stellen dat wij naar Palestina zijn gekomen om 'het licht onder de naties' te worden, zoals in het Bijbelboek Jesaja staat en door Theodor Herzl bijna drie millennia later klakkeloos werd overgenomen. En nog steeds hoor je de meest doortrapte, de meest corrupte politici verklaren: Israël kan niet als andere naties zijn. Wij moeten anders zijn, beter zijn en ondertussen sturen ze wapens naar wrede dictators in Midden-Amerika en naar het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Het is een hypocrisie die desastreus is voor mijn land, want, zoals ik tien jaar geleden heb benadrukt, op die manier raken we volstrekt geïsoleerd en roepen we onheil over onszelf af. Wij zijn gewend geraakt om een beschuldigende vinger naar de wereld op te heffen en zijn daardoor niet vatbaar voor oprechte kritiek. 

Er is in Israël een toenemend gebrek aan realiteitszin: wij hebben altijd gelijk en de rest van de wereld heeft altijd ongelijk en niet anders. Wat er met ons gebeurt, zien we niet als een logisch gevolg van eigen handelen, maar als het resultaat van een blind joods noodlot. Wij zijn slechts het slachtoffer van een werkelijkheid die wij zelf niet maken. Zolang we blijven geloven dat we exclusief zijn, anders dan alle andere volkeren, een uniek slag mensen dat permanent in conflict met de wereld moet leven, heeft Israël geen toekomst. De gedachte dat wij anders zijn dan alle anderen, kenmerkend voor de joden in de diaspora, moet uit de ziel van de Joods-Israëli’s. Hier heeft het een contraproductieve functie. Hier hoeven we niet anders te zijn dan de andere volkeren, als Israëli’s moeten we ons juist gedragen als andere volkeren, moeten we ons houden aan de internationale spelregels en aan het recht. Als Israëli’s zijn wij net als alle andere volkeren, hier kunnen we onszelf zijn, er is geen reden om anders te willen zijn, we zijn al anders, net zoals de Nederlander anders is dan de Belg, we hebben de golamentaliteit niet meer nodig om te zijn wie we zijn, het leidt alleen maar tot zware geestelijke uitputting, die we nu dan ook in Israël zien. 

Ik schrijf dit alles omdat Natascha van Weezel, dochter van Max, november 2018 verklaarde:
ik voel me gesterkt door wat mijn vader zei: als twee extreme kanten boos op je zijn, dan doe je het precies goed.  

Deze misvatting, alsof de waarheid ergens in het midden ligt, heeft geleid tot onder andere de holocaust en de Israelisch terreur. Meer daarover de volgende keer.  





Geen opmerkingen:

Zionists Torturing Deaf Palestinian

  Ayman AlKhaled heeft deze post opnieuw geplaatst Dr. Michelle Kalehzan @MichelleKalehz1 Whomever these sadistic IOF bullies are they shou...