donderdag 20 augustus 2020

Pim van Galen. All Dressed Up and Nowhere To Go

In Nederland bestaat er geen serieuze mediakritiek. De oorzaak is dat met een bevolking van slechts 17 miljoen inwoners degenen die meetellen elkaar kennen. En omdat het mediawereldje nog kleiner is, geldt hier helemaal de regel: ons kent ons, waardoor kritiek onvermijdelijk tot ostracisme leidt, en de criticus ander werk moet zoeken. Bovendien geldt in een consumptiemaatschappij dat:

 

[h]oe waar informatie ook is, ze heeft geen waarde als ze niet aantrekkelijk is en de door het rijke aanbod verwende afnemers niet aanspreekt, 


zoals de Poolse journalist en auteur Ryszard Kapuściński dit formuleerde in zijn in 2003 in het Nederlandse verschenen boek Lapidarium. Observaties van een wereldreiziger 1980-2000, waaraan hij toevoegde: 


Sinds de ontdekking dat informatie een waar is die torenhoge winsten oplevert, is deze niet meer aan de traditionele criteria van waarheid en leugen onderworpen, maar is zij geleidelijk aan volkomen andere wetten ondergeschikt gemaakt, namelijk die van de markt, met hun streven naar steeds hogere inkomsten en naar een monopolie. 


Daardoor is tevens het ‘anti-intellectualisme’ kenmerkend geworden voor de ‘corporate media.’ Zowel de geschreven pers als haar audiovisuele collega’s demonstreren dit elke dag opnieuw. Zodoende zijn zij ‘een nieuwe, alternatieve bron van de geschiedenis geworden,’ en zag zelfs het orakel van Jorwerd, Geert Mak, zich genoodzaakt publiekelijk de volgende retorische vraag op te werpen:


Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid,’ serieus genoeg? Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.




Feit is dat vooral de virtuele werkelijkheid van de commerciële pers bepaalt wat de ‘waarheid,’ en wat een leugen is geworden. Hier kleeft een groot gevaar aan, want de de kennis die de hedendaagse mens bezit, is niet uit eigen ervaring opgedaan, maar van horen zeggen. De massa is niet in staat om elke dag weer het waarheidsgehalte van de media te testen. Alleen door de informatie die direct het eigen bestaan betreft, is het wantrouwen tegenover de media gegroeid. Maar zodra de informatie van verre komt gaat voor het grote publiek op dat het ‘zelden toegang’ heeft ‘tot authentieke en competente bronnen, bijvoorbeeld geschreven documenten,’ en ‘rest slechts één versie, die vaak misleidend en willekeurig is: die welke de televisie ons rechtstreeks brengt.’


Kapuściński concludeerde dat dit 'de basis’ is ‘van het probleem,’ van de postmoderne virtuele werkelijkheid. De mainstream media brengen voor een aanzienlijk deel 'nepnieuws,' en aangezien 'de aanwezigheid van de media steeds opdringeriger is en er niet zoveel boeken bij komen die van de bronnen uitgaan,' zijn 'wij ontvangers' geworden 'van die fictieve versie, niet van authentieke geschiedenis. Na verloop van tijd zal de gemiddelde kijker alleen de fictieve geschiedenis kennen.’ Kapuściński waarschuwt ervoor dat op die manier de ‘media een nieuwe dramaturgie’ hebben geïntroduceerd, namelijk een:


dramaturgie zonder laatste bedrijf, zonder finale. We zien op de televisie, horen op de radio of lezen in de krant dat er iets is gebeurd. We zien de gebeurtenis, zien de mensen, opschudding, horen de uitleg. En opeens, de volgende dag, een paar dagen later, verdwijnt alles voorgoed uit onze ogen, voor altijd. We weten niet wat er verder met die mensen, met die zaak is gebeurd. En we zullen het zeer zeker nooit weten: de gebeurtenis waarover we werden geïnformeerd, heeft geen toekomst (en doorgaans had ze evenmin een verleden).


Zo is de van zichzelf en de wereld vervreemde individu verloren geraakt in het eeuwige heden, waarin hij/zij permanent achter zichzelf aanrent, altijd gemobiliseerd blijft, maar nooit ergens arriveert, tot hij/zij zich uitgeput afvraagt waar zijn/haar ‘roots’ liggen, en de schuld voor de toenemende vervreemding niet zoekt in de eigen consumptiecultuur, maar in ‘de buitenlanders’ die ‘ons’ het gevoel geven hebben dat ‘wij’ nergens meer ‘thuis zijn,’ aldus de voormalige Franse president Nicolas Paul Stéphane Sarközy de Nagy-Bocsa, beter bekend als Sarkosy. Volgens deze zoon van een Hongaarse immigrant is de: 


waarheid dat in alle democratieën wij te gepreoccupeerd zijn geweest met de identiteit van degenen die arriveerden en niet voldoende met de identiteit van het land dat hen verwelkomde.


Dit waanbeeld is wijd verspreid geraakt onder zowel academici en zogeheten linkse en rechtse politici, als vanzelfsprekend onder de mainstream-media. Maar, zoals Kapuściński terecht opmerkte, de oorzaken van de culturele crisis liggen veel dieper en zijn veel gecompliceerder. In Lapidarium schreef hij:


De beschavingen van de bijbel, talmoed, koran: er bestond één boek, één tekst, die voor allen een oriëntatiepunt was, een wegwijzer, baken.


In de huidige beschaving van de vermenigvuldiging, van de oneindigheid in alle richtingen, bestaat dat ene baken niet meer, er zijn er honderd en ze lokken ons allemaal, ze misleiden en desoriënteren ons. We zijn als de bemanning van een schip waarvan een storm de navigatiemiddelen heeft vernield, en nu zwalken we op zee zonder te weten welke koers we moeten kiezen. 


Die verwarring verklaart de overal aanwezige kakofonie aan meningen die voortdurend via de media over het cultureel gedepriveerde grote publiek wordt uitgestort. Vandaar het simplisme van mainstream opiniemakers als Geert Mak, Bas Heijne, Ian Buruma et al.  Temidden van al deze herrie ‘blijft,’ aldus Kapuściński, het ‘belangrijkste’ aspect evenwel het ‘redden’ van ‘de mens,’ met ‘heel zijn potentiële innerlijke rijkdom.’ Alleen is de ‘moeilijkheid’ het ‘overstappen van het lokale, tribale perspectief naar het globale, planetaire, dus van het perspectief waaraan we eeuwen gewend waren naar het perspectief dat de toekomst van ons verwacht.’


Dat verdieping en verbreding van de werkelijkheid voor de mainstream-pers uiterst problematisch is, blijkt ondermeer uit het antwoord van Pim van Galen, 30 jaar lang politiek verslaggever bij de NOS televisie. Op de vraag waarom hij journalist was geworden, zei hij:


Ik besloot journalist te worden omdat mijn klassenleraar, toen ik vijftien was op het VWO, Gymnasium, al zei: ‘Je weet van een heleboel een klein beetje, en jij gaat nooit de diepte in, dus jij moet journalist worden.’  


Waar deze houding toe leidt is een bepaalde blindheid die zichtbaar wordt wanneer dezelfde Van Galen ontkent dat er in de politiek complotten bestaan. Na dertig jaar lang alleen de politieke facade te hebben belicht, is volgens hem het probleem slechts een: 


teveel aan voorlichters in Den Haag, die in plaats van dingen naar buiten te brengen, heel veel dingen verborgen willen houden, wat een hele rare eigenschap van een voorlichter is. 


En omdat deze journalist ‘nooit de diepte’ inging, nam hij genoegen met de oppervlakkige buitenkant, en stelde hij zichzelf al die jaren niet de vraag waarom de ‘voorlichters’ rond dat pleintje in Den Haag ‘heel veel dingen verborgen willen houden,’ en of dit wel ‘een hele rare eigenschap van een voorlichter is.’ Bovendien vroeg hij zich decennialang niet af waarom de Haagse volksvertegenwoordigers, die hun voorlichters aansturen, zoveel ‘dingen verborgen willen houden.’ Immers,  ‘voorlichters’ spreken niet namens zichzelf, maar namens hun opdrachtgevers, de politiek verantwoordelijken. Uit Van Galen’s opmerkingen valt op te maken dat hij dit niet beseft. Hij heeft zich kennelijk nooit gerealiseerd dat achter de schermen niet allereerst de ‘voorlichters’ maar juist de politieke macht ‘heel veel dingen verborgen’ wil ‘houden.’ Afgaande op zijn uitspraken beschouwt hij dit feit als een manifestatie van complotdenken. ‘Ik ben helemaal niet van allerlei theorieën. Daar moet ik allemaal niets van hebben.’ Met andere woorden: Pim slaagt er niet in een onderscheid te maken tussen schijn en werkelijkheid. Hij lijkt wat dit betreft meer op een corrupte ‘voorlichter’ dan op een serieuze journalist. 


Bovenstaande is een belangrijke reden waarom de politieke mainstream-journalistiek door steeds meer burgers wordt gewantrouwd, een feit dat Van Galen desgevraagd niet begrijpt. Ondertussen geeft Pim toe dat ook hij ‘in Den Haag best wel vaak’ van oordeel was dat als ‘een meerderheid vóór’ was ‘het daarmee ook goed’ was. Achteraf, nu hij gepensioneerd is, beaamt hij dat dit 'een misverstand’ is. Desondanks meent hij ‘wel de werkelijkheid’ te hebben verstrekt. Hij is bereid toe te geven dat het aftrekken van een politiek masker ‘precies is wat er moet gebeuren.’ Maar aangezien ook hij, volgens eigen zeggen ‘volgzaam’ was, bleef vanzelfsprekend het masker zitten. Daardoor kunnen ‘politici zich schuilhouden,’ zoals Van Galen zelf bekent. Tegelijkertijd stelt hij dat: 


mensen die mainstream zo zat zijn, is voor mij natuurlijk veel moeilijker te bevatten, omdat ik erin zat, en als je ergens middenin zit dan zie je niet waar je in zit. Pas als ik enige afstand neem, zie ik dat. Dat gaat heel langzaam, want ik vind de mainstream-media helemaal niet zo slecht.


Desondanks is Pim van Galen van mening dat ’30 jaar politieke journalistiek te lang’ was. ‘Het langste interview’ op de televisie ‘is tien minuten, met de minister-president.  Dan kom je niet echt door dat masker heen. Ze hebben allemaal technieken ontwikkeld om niets te zeggen.’ 

https://www.youtube.com/watch?v=m0DKRV2GxtU


Meer over de polder-journalistiek later.



'Ze hebben allemaal technieken ontwikkeld om niets te zeggen.’ 



1 opmerking:

Sjuul van Dissel zei

Hoi Stan,

Het gegeven dat aan ostracisme (weer een nieuw woordje bijgeleerd) geen wereldburger meer kan ontkomen, of laat ik genuanceerd zeggen 99,99% van de wereldburgers, dus niet meer alleen een van de elitaire bovenklasse maar nagenoeg iedereen, geeft aan dat dit woordje in alle contexten de lading nauwelijks meer dekt. Verbannen worden is nog geen economische uitsluiting van staatsfuncties en/of bedrijfsfuncties, en dan heb ik het wel over functies in de samenleving vanaf de onderklasse tot en met die van Minister President die ander werk moeten gaan zoeken wanneer geconfronteerd met het internationale schervengericht. Maar het gaat dieper.
Als ik dit artikel van jou vergezeld van mijn opmerking een link geef naar mijn Facebook omdat mijn opmerking daar beter tot z'n recht komt dan wordt het verwijdert. https://www.facebook.com/sjuul.vandissel

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...