‘Ik zie Joden en negers niet meer als bondgenoten in slachtofferschap’
Schrijver Ellen Ombre (71) veranderde van mening over slachtofferschap.
Oude opvatting
‘Joden en negers zijn bondgenoten in slachtofferschap. Beide groepen zijn historisch gezien verdreven en ontvoerd, vervolgd en geknecht, buitengesloten en verschopt.
‘Het woord ‘neger’ is beladen, toch gebruik ik het zonder schroom, beïnvloed door een vers uit mijn kinderjaren. Een gedicht van Eugène Rellum dat mijn vader me als jong kind leerde, bleef in mijn geheugen gegrift: ‘Negerschap is als bloeiende vanille, hoog in de bomen van het bos, in wijde omtrek, laat de geur niemand los (...)’
‘Mijn grootmoeder, die ik niet heb gekend, was een negerjood en stamde af van slaafgemaakte Afrikanen en Sefarden, Portugese Joden. Ze droeg de familienaam Nassy en was mogelijk een nazaat van de legendarische David Cohen Nassy die in het midden van de 17de eeuw met volgelingen voorspoed zocht in Suriname en daar een aantal plantages stichtte.
‘Beïnvloed door Bijbelverhalen zoals de Exodus voelde ik als kind erbarmen met die arme Sefarden, die op de vlucht voor de inquisitie dwars door de gevaarlijke jungle een veilig heenkomen vonden op de Jodensavanne.
‘Begin jaren zestig, ik was 12, verhuisde ons gezin naar ‘het beloofde land’ Nederland. Ik werd een vreemdeling in een vreemd land. Ik ontwikkelde een sterke gevoelsband met negers en Joden en eigende me hun slachtofferschap toe, ervan overtuigd dat de blanke – zoals ‘de witte man’ toen werd genoemd – veel op zijn racistische en antisemitische kerfstok had.
‘Ik was een en al ‘blues’. Ik zocht troost bij Let my People Go-achtige negrospirituals en koesterde het dagboek van Anne Frank als een fetisj onder mijn kussen, diep geraakt door de negerhaat in Amerika en de vernietiging van het Nederlands Jodendom in de Tweede Wereldoorlog.
‘Ik flirtte ook met het zionisme. In Israël zou zich een gelouterd, nieuw soort mens ontwikkelen en ik speelde met het idee in een kibboets mee te werken aan die betere wereld. Daar werd niet op een vreemdeling neergekeken, dacht ik.’
Kantelpunt
‘Boeken gaven van kindsbeen af houvast. Maar naarmate ik meer las, groeide de twijfel over de feitelijke eenzijdigheid.
‘Zo wordt in publicaties over de vestiging van Sefarden in Suriname benadrukt dat het nazaten zijn van aan de inquisitie ontkomen Joden. Dat op de plantages talloze slaafgemaakte Afrikanen onder onmenselijke omstandigheden de suikerindustrie draaiende hielden, drong pas door na het lezen van het dagboek van John Gabriël Stedman, een Nederlands-Schotse officier die werd aangesteld om slavenopstanden te onderdrukken, maar gaandeweg oog kreeg voor de meedogenloosheid van slavenhouders in het wingewest.
‘In de jaren negentig reisde ik per vrachtschip langs de West-Afrikaanse kust en werd me bewuster van de Afrikaanse deelname aan de trans-Atlantische slavenhandel. Eeuwenlang werd Afrika niet alleen uitgehold door Europeanen, zonder toedoen van Afrikanen bleek dat niet mogelijk geweest.
‘In Benin zag ik op mijn reis ontluisterende voorbeelden van hedendaagse slavernij. Op de rede van Cotonou lag een schip vol jongeren die waren gekocht om op cacaoplantages in Gabon te werken. Toen ik in Amsterdam bij een voordracht over mijn ervaringen verslag deed, werd ik door een stel donkerkleurige vrouwen in Afrikaanse prints uitgemaakt voor bounty.
‘Intussen werd Israël maar niet waarop ik had gehoopt: Palestijnen werden voor het utopische ideaal uit hun huizen verjaagd. Daarom ben ik niet aan een kibboets toegekomen.
‘Met name Jonathan Schorsch’ Jews and Blacks in the Early Modern World opende mijn ogen voor het niet mis te verstane aandeel van Sefarden in de trans-Atlantische mensenhandel. Het Joodse zelfbeeld van vervolging en onderdrukking waaraan ik me spiegelde, stond opeens op gespannen voet met het Sefardische slavernij-aandeel in het koloniale verleden.
‘Mijn oude slachtofferzelfbeeld werd nog verder aan het wankelen gebracht door een confronterend incident. Een zekere Allan Silver, hoogleraar sociologie aan een prestigieuze Amerikaanse universiteit, was uitgenodigd door mijn toenmalige wederhelft. Silver was een orthodoxe Jood en ik had daarom een kosjere maaltijd samengesteld, waar de gast met lange tanden van at. De hele avond werd ik genegeerd en toen hij het huis verliet, hoorde ik hem grinnikend op de gang tegen de gastheer zeggen: ‘Thou shalt not marry them...’
‘Dat ik diep was geraakt is een understatement. Ik werd ineens tot vreemdeling gebombardeerd in mijn eigen huis en werd me er pijnlijk van bewust dat slachtoffers blijkbaar prima in staat zijn daders te zijn.’
Nieuwe opvatting
‘Ik zie Joden en negers niet meer als bondgenoten in slachtofferschap, daar ben ik overheen gegroeid. Het slachtofferschap zie ik nu als een veroordeling, een doem, waarbij geen van beide groepen baat heeft. De slachtofferrol heeft soms voordelen: je kunt er aandacht mee genereren. Maar het kan ook onvolledige geschiedenissen in stand houden. Het eenzijdig belichten van het verleden leidt af van wat er vandaag de dag in de wereld gebeurt. ‘Dat nooit meer’, hoor je iemand weleens pathetisch roepen. Intussen is er sprake van een gestage etnische zuivering onder Rohingya in Myanmar.
‘Voortdurende slachtofferherdenkingen zie ik dan ook als een stang en trens – hulpmiddelen om paarden te dresseren – om het menselijk tekort te beteugelen. Mogelijk zijn er velen die met een rouwgezicht samenkomen, bijvoorbeeld op 4 mei, vervolgens op hol slaan en op een politieke partij stemmen die een boreaal Nederland propageert.’
Het effect
‘De afstand die ik van het slachtofferschap nam, genereert een grote mate van vrijheid. In mijn werk als schrijver wordt ongekleurde verbeeldingskracht gevraagd, niet zwart en niet wit, en invoelingsvermogen met slachtoffers en met daders. Ik ben, geloof ik, gelukkiger in een samenhangender, veelomvattend verhaal over wie wij zijn.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten