maandag 4 november 2019

Geert Mak's 'Grote verwachtingen' 2


In 2011, drie jaar na het uitbreken van de kredietcrisis, suggereerde Geert Mak voor het eerst dat de strekking van zijn bestseller In Europa (2004) achterhaald was. In een dat jaar verschenen pamflet De hond van Tišma stelde hij zichzelf de vraag: ‘Hoe zijn we zo plotseling in deze nachtmerrie terechtgekomen?’ Voor hem was de neoliberale omwenteling nog steeds ‘plotseling’ uit de lucht komen vallen, zonder aanleiding, zonder oorzaak, van het ene op het andere moment. Niet begrijpend dat het globaliserende neoliberalisme een logische ontwikkeling was van het geavanceerde kapitalisme, waarbij de macht van de grote concerns, die producten fabriceerden, was verschoven naar de financiële wereld, beweerde mijn oude vriend dat zijn Europese Unie ‘een lokaal probleem zo uit de hand liet lopen, dat het nu de hele wereldeconomie bedreigt.’ Een jaar later verkondigde hij zelfs dat ‘[h]et Europese project als geheel nu al zwaar beschadigd’ was, en dat het alleen ‘met kunst- en vliegwerk misschien’ zou kunnen blijven ‘bestaan.’ In het november-nummer 2019 van Vrij Nederland kwalificeert hij inmiddels het toenmalige ‘optimisme van Europa’ als ‘triomfalisme,’ oftewel hoogmoedswaan. Mak en zijn interviewster, de free-lance historica Jessica van Geel, verzuimen erbij te vermelden dat juist Mak’s boek In Europa, waarvan alleen al in Nederland een half miljoen exemplaren werden verkocht, een schoolvoorbeeld was van het  onnozele ‘triomfalisme,’ waartegen hij zich nu fel keert in zijn recent verschenen ‘bijsluiter bij het nieuws,’ getiteld Grote verwachtingen in Europa. Wat onmiddellijk opvalt is dat Mak’s megalomane opvattingen een revolutionaire omwenteling lijken te hebben doorgemaakt. Hoe dit is te verklaren is geen centraal onderwerp van de interviews die hij — met het oog op de komende feestdagen — geeft aan een ieder die maar wil luisteren, met natuurlijk de mainstream-media voorop, want de kassa moet weer rinkelen.

Als vanouds babbelt Mak onweersproken zijn tijd vol, maar dat zijn huidige analyse haaks staat op de strekking en conclusies van In Europa, is voor de polderpers een te verwaarlozen detail. Wie weet nog wat Geert vijftien jaar geleden allemaal heeft beweerd? De VN-historica weet niet eens wanneer het boek verscheen door Unverfroren te stellen dat ‘het grote boek over Europa in de twintigste eeuw’ maar liefst ‘twintig jaar geleden’ is gepubliceerd. In de ‘corporate press’ doen feiten er niet meer toe, van belang zijn meningen. Vandaar ook dat Geert Mak zo geprezen wordt. Zijn opinies sluiten naadloos aan bij die van wat H.J.A. Hofland zonder enige schroom de ‘politiek-literaire elite’ in de polder noemde. Vergeet niet dat het bekritiseren van Mak in feite zelfkritiek betekent, want al die tijd heeft de ‘vrije pers’ aan zijn lippen  gehangen, en hem kritiekloos aan het woord gelaten. Vandaag de dag kritiek op Mak uiten staat gelijk aan het jezelf een brevet van onvermogen geven.  En dus is het onvermijdelijk dat ‘[net] als bij het eerste deel er een televisieserie’ volgt, ‘die eind dit jaar wordt uitgezonden door de VPRO,’ in de twintigste eeuw nog een kritische omroep. Op de vraag waarom hij dit nieuwe boek heeft geschreven, was zijn antwoord: ‘Teveel turbulentie. Ik had behoefte om alles maar eens op een rijtje te zetten.’ Bovendien: ‘je kijkt goed naar de andere Europa-specialisten, ook internationaal: zit ik nog wel op het goede spoor? Je volgt elkaar scherp, je wisselt soms een mailtje en je denkt de hele tijd: zie ik het goed? Potverdorie, wat gebeurt er nou weer? Achter ons komen de historici,’ besluit hij, ‘in dit geval zijn wij de voorhoede, een noodgedwongen voorhoede.’


De in 2017 vanwege zijn ‘grote verdiensten’ met de Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs onderscheiden Geert spreekt in Vrij Nederland tevens over de geschiedschrijving à la Mak door het publiek te vertellen dat zijn: 

dagen de afgelopen periode [begonnen] met tweeëneenhalf uur lezen: een paar Nederlandse kranten, de internationale pers, een Brusselse insiderswebsite als Politico.

Bovendien sprak Mak ‘veel bevriende journalisten,’ terwijl hij de kranten-‘knipsels als legoblokjes’ gebruikte voor Grote verwachtingen.  Kortom, zijn nieuwe boek is wederom een  cocktail van actuele ‘legoblokjes,’ die door anderen zijn gemaakt, zonder dat Mak hun naam noemt. Zo misbruikt mijn oude vriend de visie van onder andere de wereldberoemde schrijfster Naomi Klein, die ruim 11 jaar geleden The Shock Doctrine: The Rise of Disaster Capitalism schreef, toen Mak nog heilig ervan overtuigd was dat de neoliberale ‘Shock Doctrine’ Europa ‘als economische eenheid een eind op weg’ hielp. Terwijl ‘de echte geschiedenis’ destijds met volle kracht om hem ‘heen’ toesloeg, keek Mak de andere kant op, en wel omdat ‘we onmogelijk terug [kunnen] naar 1956.’ Het neoliberalisme was nu eenmaal een feit en dus gold volgens hem voor iedere Europeaan simpelweg ‘Geen Jorwerd zonder Brussel. Maar tegelijk: geen Brussel zonder Jorwerd.’

Mak fungeerde nog in 2013 als profeet van het postmoderne marktdenken in Nederland. Zes jaar later antwoordt hij met evenveel stelligheid op de vraag of hij ‘het neoliberalisme de schuld [geeft]’ voor de verpaupering van de samenleving: ‘Absoluut,’ om hieraan toe te voegen dat ‘Bezuinigingen ook aanleiding [zijn] geweest om de publieke sector op een enorme manier te ontmantelen. Privatiseren, marktdenken, daar draaide het om. Van de cultuursector tot aan het politie-apparaat, er hebben daar tot voor kort grote slachtingen plaatsgevonden,’ aldus de man die zes jaar geleden nog zijn publiek waarschuwde trouw te blijven aan het marktdenken omdat ‘de EU een markt [is] van bijna een half miljard mensen met de hoogste gemiddelde levensstandaard ter wereld,’ en ‘[a]lleen al voor Nederland de Unie goed [is] voor tweederde van onze totale export, eenvijfde van het nationale product.’ Daarom moesten ‘we’  de ‘deur’ naar de zogeheten ‘vrije markt’ absoluut niet ‘dichtgooien.’

Hoe is Mak’s conformisme te verklaren? Allereerst vanwege het feit dat hij, net als de rest van de Nederlandse kleinburgers en het establishment, wisselend de rol van dominee en koopman wil spelen. Een opgeheven vingertje, maa zodra hij vreest dat zijn inkomsten eronder lijden, tapt hij snel uit een ander vaatje. Vandaag een moralist, morgen een pragmaticus. Na veertig jaar de leidende ideologie te zijn geweest, loopt het neoliberalisme tegen zijn eind, en ziet Geert Mak zich gedwongen toe te geven dat het ‘neoliberalisme de crisis heeft aangegrepen om de publieke sector uit te hollen,’ en ‘dat terwijl de crisis ook veroorzaakt is door het neoliberalisme!’ Maar ook hier weer bedriegt Mak het publiek, want tegenover Vrij Nederland beweert hij: ‘Nu pas, na tien jaar, begint het neoliberalisme af te kalven omdat iedereen zo langzamerhand wel ziet dat het niet werkt, alleen maar kijken naar cijfers en markt.’ In werkelijkheid begon het neoliberalisme niet ‘tien jaar’ geleden, maar in het begin van de jaren tachtig toen het eerste ‘kabinet-Lubbers’ op ‘4 november 1982’ aantrad met zijn ‘no-nonsens politiek’ van ‘dereguleren en privatiseren.’ Wikipedia meldt hierover:

Het kabinet zette in op de privatisering van staatsbedrijven, waaronder de verzelfstandiging van de Nederlandse Spoorwegen (NS) en werden de gelddiensten van de PTT samengebracht in de Postbank N.V.. Bezuinigd werd er onder meer op de uitkeringen en de salarissen van het ambtelijk en onderwijzend personeel.

Dat de zo gelauwerde zelfbenoemde historicus Geert Mak nu pas beseft dat het neoliberalisme politiek, economisch, financieel, ecologisch en moreel failliet is, spreekt boekdelen over de intellectuele corruptie van de Nederlandse ‘politiek-literaire elite.’ Bijna veertig jaar lang zweeg Geert Mak hierover om in november 2019 een beschuldigende vinger uit te steken naar zijn vrienden bij de PVDA. Tegen de kennelijk slecht geïnformeerde historica Jessica van Geel verklaarde hij: 

Pas nu beginnen de sociaal-democraten te ontdekken dat ze de publieke sector moeten verdedigen. Anders wordt marktdenken de norm en vergeten mensen om politiek debat te voeren… Er is een lange weg terug te gaan.

Om zichzelf vrij te pleiten probeert hij het middenklasse-publiek wijs te maken dat de neoliberale afbraak pas ‘tien jaar’ geleden een aanvang nam, en dat hij dus als één van de eersten nu tot de ontdekking komt dat deze ideologie niet deugt. Zijn bedrog past naadloos in het gangbare ‘nep nieuws’ van de westerse commerciële pers. Vandaar ook dat mijn mainstream-collega’s Mak niet kritisch durven te interviewen. En dit, terwijl Mak zelf maar al te goed beseft dat hij de zaak bedriegt. Zo sprak hij op vrijdag 2 november 2012 zonder enige ironie een volle zaal toe met de woorden:

Waar blijft, in deze chaos van telkens botsende en elkaar tegensprekende verhalen, de rol van de historicus? Zijn werk is — en ik volg nu de definitie van de Amerikaans/Hongaarse historicus John Lukacs — in de eerste plaats ‘het streven naar waarheid door het uitbannen van onwaarheid.’ Geschiedschrijving kan, zo betoogt hij, nooit ‘objectief’ zijn zoals de exacte wetenschappen — en dat betekent dat geschiedenis geen gespecialiseerde methoden kent en geen eigen specifieke taal. Woorden zijn voor de historicus dan ook meer dan de verpakking van feiten: het gaat minstens zozeer om de formulering, om de associaties die ze opwekken, ja, om het verhaal… Doen we dat genoeg? Nemen wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het ‘uitbannen van onwaarheid,’ serieus genoeg.  Zeker in deze tijd? Ik vraag het me af. Op dit moment vindt op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats die grote consequenties heeft.

Een dergelijke constatering kan allemaal in Nederland onweersproken worden vastgesteld, zonder dat dit vanzelfsprekende vragen oproept als: 

waarom, meneer Mak, neemt u als 'chroniqueur van het heden en verleden' uw 'taak,' zijnde het 'uitbannen van onwaarheid,’ niet 'serieus genoeg'? Wat weerhoudt u en uw even zelfgenoegzame Nederlandse collega's ervan om de waarheid te vertellen? En waarom zwijgt u niet, wanneer u zelf weet dat u niet alles in het werk stelt om  de 'onwaarheid' uit te bannen? Waarom wilt u voortdurend gehoord worden, terwijl ‘[o]p dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft'? Is het, gezien alle bedreigingen van de mensheid, niet misdadig om uw publiek keer op keer op het verkeerde been te zetten? 

Een andere reden van het conformisme van opportunisten als Geert Mak geeft de Italiaanse auteur Alberto Moravia. In zijn roman Il Conformisto (1947) beschrijft hij hoe zijn conformistische hoofdpersoon een man was die 'tot elke prijs' streefde 'naar normaliteit; een wil tot aanpassing aan een algemeen aanvaarde norm, een verlangen om gelijk te zijn aan alle anderen, omdat anders-zijn hetzelfde was als schuldig zijn.' Dit alles verzengende verlangen veroorzaakte 'een zucht tot behagen die aan slaafsheid of aan koketterie grensde.' De dichter Hans Verhagen, die in 2009 de P.C. Hooft-prijs ontving, zei in dit verband dat 'één van de aardige dingen' in de jaren zestig het feit was 'dat er een eerste poging werd gedaan tot verzet tegen de ziekte van de normalisering.' De poldermodel-mentaliteit van doe maar normaal dan doe je al gek genoeg, kenmerkt de houding die van elk individu een doorsnee mens wil maken. 'In een klein dichtbevolkt land is de neiging tot overzichtelijk indelen... sterk aanwezig,' merkte Verhagen op, en 'als je protesteert' loop je onherroepelijk 'de kans' een 'querulant te worden genoemd of een zijkertje, die graag wil opvallen. Dan pas je niet meer in de groep…’ De sociale druk in een klein kikkerland is groter dan in bevolkingsrijke cultuurlanden als Frankrijk, Italië, Duitsland, de Verenigde Staten, etc. In de polder kent iedereen die meetelt elkaar en degene die uit de pas loopt, wordt ogenblikkelijk tot de orde geroepen of gemarginaliseerd. In zijn essay De Nederlandse volksaard wees Johan Huizinga in de jaren twintig van de vorige eeuw erop dat de Nederlandse bevolking ‘tot grondtrek’ heeft ‘dat het onheroïsch is,’ maar zo stelde Nederlands meest scherpzinnige historicus aller tijden: 

Hoe kan het anders? Een staat, opgebouwd uit welvarende burgerijen van matig grote steden en uit tamelijk tevreden boerengemeenten, is geen kweekbodem voor hetgeen men het heroische noemt.

Men collaboreert hier liever met de macht, zoals ondermeer blijkt uit het feit dat tijdens de Tweede Wereldoorlog uit het ‘tolerante’ Nederland procentueel tweemaal zoveel joodse burgers werden gedeporteerd als uit België en driemaal zoveel als uit Frankrijk. Huizinga:

De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt.

Nog een voorbeeld van zowel Mak’s gebrek aan ‘heroïek,’ als zijn ‘hypocrisie en farizeïsme’ is zijn opportunistische houding tegenover Rusland. Begin mei 2014 beweerde de zo geprezen ‘chroniqueur van Amsterdam, Nederland, Europa en de VS,’ dat er sprake was van een 'Russisch gevaar,’ aangezien ‘meneer Poetin’ aan ‘landjepik’ deed, en dat de Russische president daarom 'Europa [dwingt] om meer aan defensie uit te geven,’ een bewering die hij afrondde met de woorden: ‘Dus defensie kun je niet helemáál afbreken,’ daarbij verzwijgend dat de destijds 28 NAVO-landen tezamen ruim dertien keer meer aan het militair-industrieel complex spendeerden dan de Russische Federatie. Bovendien verzweeg de ‘populairste geschiedenisleraar’ van de Nederlandse kleinburger dat sinds de ontbinding van het Warschau Pact het ledenaantal van de NAVO bijna was verdubbeld, en dat de militaire bases van het bondgenootschap — in strijd met de toezeggingen — steeds verder oostwaarts waren opgerukt, waardoor Rusland nu geheel omsingeld is. Het zal geen verbazing wekken dat vervolgens generaal Tom Middendorp, de toenmalige Commandant der Strijdkrachten, instemmend de 'waarschuwing' van Mak citeerde. Met het oog op de door neoconservatieven in de regering Obama — met vijf miljard dollar Amerikaanse steun — gecreëerde onrust in Oekraïne was de situatie aldaar, volgens Middendorp, ‘een wake-up-call’ om het zogeheten ‘Russische expansionisme’ tot staan te brengen. Het was een typisch voorbeeld van één tweetje tussen de mainstream-pers en het militair-industrieel complex. Nog geen twee jaar later beweerde dezelfde Geert Mak evenwel precies het tegenovergestelde door ditmaal te verklaren dat: 

Oekraïne een ontzettend labiel land [was en is], op de rand van een failed state, en nog altijd extreem corrupt. En of we dat nu leuk vinden of niet, het is een deel van de Russische invloedssfeer. Als president van Rusland kon Poetin zich niet permitteren niet op het verlies van de Krim te reageren. Als je nog maar een middag de geschiedenis van Rusland en Oekraïne bestudeert, snap je dat. Er is veel te lichthartig met dat probleem omgesprongen.

Weer een jaar later, februari 2017, was onze ‘chroniqueur,’ die volgens eigen zeggen het ‘uitbannen van onwaarheid,’ niet serieus genoeg nam, weer terug bij af, en was er volgens hem sprake van ‘een agressief en gefrustreerd Rusland dat de komende tijd best weer eens een gewapend conflict kan opstoken.’ Mak kennende is het probleem niet dat hij een middagje ‘de geschiedenis van Rusland en Oekraïne' heeft bestudeerd, maar dat zijn pathologische behoefte aan aandacht en schouderklopjes hem dwingt om met elke wind mee te waaien. Geert Mak’s opportunisme demonstreert hoe gevaarlijk mainstream-opiniemakers kunnen zijn. In plaats van dat hij bekritiseerd wordt, wordt hij telkens weer als ‘deskundige’ uitgenodigd om zijn licht te laten schijnen op van alles en nog wat. Tegenover mij wist Geert zichzelf eens binnen een half uur drie keer tegen te spreken zonder dit ook maar één keer door te hebben. Het probleem met de opportunist is dat hij niet naar de waarheid zoekt, maar naar verlossing. Net als zijn vader, de gereformeerde dominee Catrinus Mak, zijn ‘uitverkoren volk’ in 1936 verraadde door publiekelijk te verkondigen dat de Neurenberger rassenwetten van de nazi’s — die joodse Duitsers uit het publieke leven verbanden — ‘staatkundig tolerabel’ waren, zo verlinkt zijn zoon Geert vandaag de dag het ‘grondbeginsel’ van de ‘Verlichting,’ te weten ‘de rede,’ met de daaruit voortvloeiende normen en waarden. Hoewel mijn oude vriend in het openbaar pleit voor ‘[k]waliteit, empathie en courage, ja, dat hebben wij, als elite, in deze tijd nodig,' ontbreekt het hem nu juist aan intellectuele moed om bijvoorbeeld het antisemitisme van zijn ouders onder ogen te zien, en toonde hij zich tegenover mij verontwaardigd dat ik hun houding 'antisemitisch' had genoemd. Ook in De eeuw van mijn vader (1999) — niet voor niets zijn best verkochte boek in Nederland — wordt langs de geschiedenis geschampt, en komt hij niet verder dan ‘verklaringen’ als 

Mijn ouders wisten nu eenmaal niet, zoals niemand dat weet, op welke plek ze zich bevonden in de geschiedenis. En met name wisten ze één ding niet: dat hun leven zich afspeelde tussen een voorbije wereldoorlog en een komende,

of deze:  

Soms vraag ik me af: heeft bij de mannenbroeders van voor de oorlog, die zich zelf zo graag ‘de kinderen Gods’ noemden, wellicht ook een onuitgesproken jaloezie meegespeeld? Jegens de enige echte ‘kinderen Israëls’?

Dus, ‘soms, wellicht,’ gevolgd door een vraagteken. Dat de ‘staatkundig tolerabele’ nazi-wetgeving tenslotte eindigde in het uitmoorden van zeker driekwart van de joodse burgers in Nederland is een zaak waaraan Mak zich niet brandt, terwijl de houding van ondermeer zijn ouders toch om een verklaring smeekt, aangezien zoveel joodse Nederlandeers werden vermoord. Wanneer 'we' op Geert Mak’s website lezen dat ‘[z]elden Nederlandse lezers een boek zo snel in het hart [zullen] hebben gesloten als De eeuw van mijn vader,’ dan lijkt mij de reden simpelweg dat de geschiedschrijving à la Mak nagenoeg alle heikele punten omzeilt om zodoende de lezer een feel-good gevoel te geven, hetgeen op zijn beurt weer de oplage ten goede komt. Maar van wijsheid en eerlijkheid getuigt deze houding niet. Zijn mentaliteit lijkt op die van zijn vader. Mak junior schijnt niet te beseffen dat ook zijn leven zich afspeelt ‘tussen een voorbije wereldoorlog en een komende,’ en dat een opiniemaker in de rol van geestelijk leidsman geen olie op het vuur moet gooien door, in dit geval, de hetze tegen Rusland te voeden. Per slot van rekening zijn er tijdens de Tweede Wereldoorlog tenminste 25 miljoen Russische burgers vermoord door de nazi’s en hun ‘staatkundig tolerabele’ racisme. Mak vergeet gemakshalve dat als de Russen dit offer niet hadden gebracht, hij zich nu had moeten conformeren aan de nazi's en hun Neurenberger rassenwetten. 

Op 14 februari 2017 oreerde opiniemaker Mak in Utrecht dat ‘2017’ het ‘jaar van de waarheid’ zou worden, en dat de ‘jaren van vanzelfsprekendheid voorbij’ waren. ‘Het worden zware tijden. We moeten,’ aldus Geert, ‘onze angst omzetten in activiteit. We moeten scherp zijn en alert’ om ‘de stormen die komen’ te kunnen overleven. In Het Parool van zaterdag 2 november 2019 gaf hij opnieuw een typerend voorbeeld van zijn vrijblijvende en consequentieloze woorden toen hij  voorspelde dat ‘Veel anders [zal] worden. Je weet niet wat er gaat gebeuren.’ Juist ja, van die dingen, en voordat 'wij' en Geert het weten heeft hij weer een boek bijeen getikt. Meer over de Makkiaanse geschiedschrijving en de onnozelheid van de Nederlandse mainstream-pers de volgende keer.






1 opmerking:

Bauke Jan Douma zei

Mak is weliswaar een Zesde klas-historicus, maar om zijn zelf-hervorming als conformisme te bestempelen begrijp ik niet. Tenslotte valt het toe te juichen als en dat iemand zijn menignen herziet; mits dat niet al te vaak gebeurt getuigt dat m.i. van enige moed, hoe vervelend ook moge zijn voor hen bij wie Mak zich dan voegt.

Maar misschien is dat wel te mild -- ik heb Mak's huidige boek niet gelezen; misschien zijn er evidente aanwijzingen dat Mak's diepe overtuigingen helemaal geen ommezwaai laten zien.

Dat bijv. op het vlak van de privatisering van de publieke sector reeds toen deze een aanvang nam, in de jaren '80, meteen de tegen-analyse ervan heel duidelijk klonk, en met argumenten die nu onverminderd gelden werd afgekeurd, is ontegenzeggelijk en met bewijzen aantoonbaar waar. (Zie bijv. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011008155:mpeg21:a0070)

Mogelijk projecteert Mak zijn eigen ervaring (gelijdelijk inzicht pas over laatste tien jaar) teveel op de objectieve werkelijkheid -- de valkuil voor de geschiedschrijver die zichzelf als maat neemt. Want deze wordt daarmee een dagboekschrijver of, op zijn best, een schrijver van eigen memoires. Mogelijk verraadt Mak juist daarin zijn rang: toch een zesde-klas historicus.

Pankaj Mishra: Misschien is Israël de toekomst van een failliete en uitgeputte wereld.

Dat het Duitse naziregime en zijn Europese collaborateurs zes miljoen Joden hadden vermoord, was na 1945 algemeen bekend. Maar jarenlang had...