zondag 26 mei 2019

Ian Buruma's Gebrek aan Logica 54

To free us from the expectations of others, to give us back to ourselves —  there lies the great, the singular power of self-respect. 
Joan Didion. Slouching Towards Bethlehem. (1968)


Op The Wold’s Opinion Page van 6 mei 2019 verklaarde, onder de kop ‘China’s Path Not Taken,’ mainstream-opiniemaker Ian Buruma

China’s tragic modern political history has led some, inside and outside China, to believe that the Chinese are not ready for liberal democracy, or are even unsuited to it. Many educated Chinese will tell you that democracy would inevitably lead to chaos and violence. That is why millions of Chinese citizens support single-party dictatorship without believing a word of the official Communist ideology. Anything is better than disorder, which has caused such mayhem in the last hundred years.

Het lachwekkende aan deze voorstelling van zaken is dat Buruma daarbij nog steeds impliciet er vanuit gaat dat de VS wel een ‘democratie’ is, ondanks het feit dat uiteenlopende Amerikaanse autoriteiten als oud-president Jimmy Carter, de hoogleraar Noam Chomsky, Paul Volcker, voormalig Voorzitter van het Federal Reserve System (The Fed), en ex-Congreslid Ron Paul van oordeel zijn dat de Verenigde Staten een ‘plutocratie’ is. Zoals bekend is de ‘plutocratie’ een bestuursvorm waarin de rijksten aan de macht zijn en de wetgeving bepalen. Wat moet hieruit geconcludeerd worden? Welnu, dat de Amerikanen, net als Buruma's Chinezen 'are not ready for liberal democracy.’ Dat is tevens de reden waarom miljoenen Amerikanen, net als ‘millions of Chinese citizens’ een ‘single-party dictatorship’ steunen van Democraten en Republikeinen die volgens de gezaghebbende Amerikaanse auteur, wijlen Gore Vidal, tezamen ‘only one party in the United States,’ vormen, te weten ‘the Property Party’ die ‘two right wings’ kent: ‘Republican and Democrat.’ Mijn oude vriend Ian kan dit natuurlijk niet vertellen, want dan zou hij als broodschrijver met een nieuw gezinnetje ogenblikkelijk zijn inkomen verliezen. Vidal kon wel de waarheid openbaar maken, aangezien hij uit een voorname, geenszins onbemiddelde familie kwam, en daarnaast geen kinderen had. De drijfveren van een journalist zijn, net als de motieven in andere beroepen, maar al te vaak banaal. Bovendien verzweeg Buruma dat meer dan 40 procent van de Amerikaanse kiesgerechtigden de afgelopen halve eeuw niet meer stemt, omdat men weet dat de Amerikaanse ‘democratie’ een wassen neus is. Tenslotte verzuimde Buruma zijn publiek te melden dat de ‘disorder,’ in China, ‘which has caused such mayhem in the last hundred years,’ begon met de westerse koloniale interventies, waartegen rond de eeuwwiselling de zogeheten ‘Boxer Rebellion’ontstond: 

an anti-imperialist, anti-foreign, and anti-Christian uprising that took place in China between 1899 and 1901, toward the end of the Qing dynasty. It was initiated by the Militia United in Righteousness, known in English as the Boxers, for many of their members had been practitioners of Chinese martial arts, also referred to in the West as Chinese Boxing. The uprising took place against a background that included severe drought and disruption caused by the growth of foreign spheres of influence. After several months of growing violence in Shandong and the North China plain against the foreign and Christian presence in June 1900, Boxer fighters, convinced they were invulnerable to foreign weapons, converged on Beijing with the slogan Support the Qing government and exterminate the foreigners. Foreigners and Chinese Christians sought refuge in the Legation Quarter.

In response to reports of an armed invasion by Eight Nation Alliance of American, Austro-Hungarian, British, French, German, Italian, Japanese, and Russian forces to lift the siege, the initially hesitant Empress Dowager Cixi supported the Boxers and on June 21 issued an Imperial Decree declaring war on the foreign powers. Diplomats, foreign civilians, and soldiers as well as Chinese Christians in the Legation Quarter were besieged for 55 days by the Imperial Army of China and the Boxers…


The Eight-Nation Alliance (Amerikaanse, Oostenrijk-Hongaarse, Britse, Franse, Duitse, Italiaanse, Japanse, en Russische strijdkrachten. svh), after being initially turned back, brought 20,000 armed troops to China, defeated the Imperial Army, and arrived at Peking on August 14, relieving the siege of the Legations. Uncontrolled plunder of the capital and the surrounding countryside ensued, along with the summary execution of those suspected of being Boxers. The Boxer Protocol of 7 September 1901 provided for the execution of government officials who had supported the Boxers, provisions for foreign troops to be stationed in Beijing, and 450 million taels of silver — approximately $10 billion at 2018 silver prices and more than the government's annual tax revenue — to be paid as indemnity (schadeloosstelling. svh) over the course of the next thirty-nine years to the eight nations involved.

Voor Buruma zijn dit allemaal kennelijk te verwaarlozen details in een wankel betoog over het onvermogen van de 1,4 miljard ‘Chinezen’ om ‘de democratie’ te omarmen. Hij sluit daarbij uit dat ‘the Chinese’ beseffen dat ondanks alle propaganda ook de ‘democracy’ in het Westen domweg niet bestaat. Het kan ook zijn dat ‘de Chinezen’hebben ontdekt dat de Amerikaanse zogenaamde democratie ‘inevitably lead to chaos and violence.’ Hoe dan ook: Buruma’s column laat zien hoe weinig ook deze opiniemaker begrijpt van datgene wat ik het politieke noem, dus de grote lijnen in een bepaald systeem, waarbij de handelingen van nu worden gemeten aan effecten op de langere termijn. Neem bijvoorbeeld de grootste politieke blunder sinds het einde van de Koude Oorlog, de agressieoorlog tegen Irak.  Een groot deel van de nazi-top werd tijdens de Processen van Neurenberg ter dood veroordeeld vanwege het feit dat: 

[t]o initiate a war of aggression… is the supreme international crime differing only from other war crimes in that it contains within itself the accumulated evil of the whole.

Eerder al had Robert Jackson, naderhand de Amerikaanse hoofdaanklager tijdens de Processen van Neurenberg, erop gewezen had dat:

If certain acts of violation of treaties are crimes, they are crimes whether the United States does them or whether Germany does them, and we are not prepared to lay down a rule of criminal conduct against others which we would not be willing to have invoked against us.

Desondanks deed Nederland mee aan de ‘agressieoorlog’ tegen Irak, terwijl de mainstream-journalisten, die mentaal embedded zijn in de NAVO-doctrine, wisten dat de Verenigde Naties geen mandaat had gegeven om Irak aan te vallen. Maar, zoals mijn collega’s van de mainstream-pers mij destijds vertelden, was het internationaal recht een te verwaarlozen détail aangezien in hun ogen ‘de rechter niet op de stoel van de politicus’ kon gaan zitten. Het democratisch systeem van  gescheiden staatsmachten geldt voor hen alleen als het zo uitkomt. Bovendien geldt ook voor de journalist het aloude ‘Dulce Bellum Inexpertis,’ oftewel, ‘zoet is de oorlog voor wie hem niet kent.’ Ver van het front, veilig in zijn comfortabele  werkkamer, kan het journaille via de televisie nog eens nagenieten van al het shock and awe geweld. Een oorlog is goed voor het imago van de mainstream-opiniemaker, het maakt van hem een deskundige; daarnaast is een oorlog ook financieel aantrekkelijk, omdat de oplagen en de kijk- en luistercijfers stijgen zodra er bloed vloeit, terwijl de meest gruwelijke beelden weggefilterd worden, gecensureerd om de zielenrust van de ‘deskundige’ en zijn publiek niet te belasten, zoals ik uit ervaring weet. In tegenstelling tot het politieke dringt de politieknooit door tot de diepere lagen van zijn bewustzijn. De politiek heeft met mannetjes en vrouwtjes te maken, met brandende ambitie, cynisme, en honger naar macht. Geen van hen was werkelijk geïnteresseerd in het feit dat de ‘Iraq war was illegal and breached UN charter,’ zoals de toenmalige secretaris generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, in 2004 nog eens expliciet benadrukte. 

  
Net als in het geval van de trias politica speelde ook het internationaal recht voor de Nederlandse pers en politiek geen rol. Toen op het bestaan ervan werd gewezen, namen beide groepen het voor kennis aan, en gingen vervolgens over tot de orde van de dag, te weten: de deelname aan een oorlogsmisdaad, zonder dat de politiek verantwoordelijken daarvoor zich politiek dan wel juridisch hebben moeten verantwoorden. De polderpers, die claimt onafhankelijk te zijn, deed uiteindelijk mee aan de oorlogshysterie. Zo schreef de NRC-redactie op 20 maart 2003, de dag dat de agressieoorlog tegen het Iraakse volk begon:

Nu de oorlog is begonnen, moeten president Bush en premier Blair worden gesteund. Die steun kan niet blijven steken in verbale vrijblijvendheid. Dat betekent dus politieke steun -- en als het moet ook militaire.

Desondanks liet de zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant’ tegelijkertijd weten: ‘[a]an de casus belli tegen Irak twijfelen we.’ Met andere woorden: de toenmalige hoofdredacteur Folkert Jensma, een meester in de rechten, liet samen met zijn voltallige redactie het publiek weten dat er geen oorzaak bestond die een oorlog rechtvaardigde. Maar dit alles was geen reden voor de krant om af te zien van een oproep de grootschalige terreur te steunen. Niettemin werd geen enkele NRC-journalist journalist hiervoor juridisch vervolgd. Als woordvoerder van de gevestigde orde steunde de ‘vrije pers’ met een adembenemende kadaverdiscipline het terrorisme van het NAVO-bondgenootschap. 

Hoewel NRC Handelsblad op zaterdag 27 december 2014, op zelfgenoegzame toon verkondigde dat ‘facts are sacred geldt niet alleen voor nieuws. Wie het beginsel met de voeten treedt, ook in een “sfeerverslag,” legt de bijl aan de wortel van de journalistiek,’ had de krant meer dan een decennium na dato nog steeds geen excuses aangeboden aan het lezerspubliek voor de oproep een agressieoorlog te steunen, terwijl toch 4 jaar eerder de NRC had bericht dat het onderzoek van de Commissie Davids had vastgesteld dat de

Veiligheidsresoluties over Irak uit de jaren '90 geen mandaat [gaven] voor de Amerikaans-Britse inval in Irak. Dat concludeert de commissie-Davids. Voorzitter Davids heeft in Den Haag haar rapport aan premier Balkenende aangeboden. De commissie heeft zich gebogen over de steun die het kabinet Balkenende I in 2003 gaf aan de Amerikaans-Britse aanval op Irak. Davids zei bij de overhandiging dat de commissie haar taak heeft opgevat als een onderzoek naar de feiten. Hij benadrukte dat de commissie geen interpretatie geeft en geen politieke duiding. 

Kortom, de krant had dus opgeroepen deel te nemen aan een oorlogsmisdaad, waarvoor nazi-leiders na de Tweede Wereld de doodstraf hadden gekregen. De NRC-redactie en de hoofdredacteur wisten, net als ik, al in 2003 dat de inval in Irak volstrekt illegaal was. Deskundigen in het internationaal recht hadden hierop met nadruk gewezen. Al tijdens de Processen van Neurenberg had de Amerikaanse hoofdaanklager, Robert H. Jackson, in dit verband verklaard: 

This trial is part of the great effort to make the peace more secure. It constitutes juridical action of a kind to ensure that those who start a war will pay for it personally.

Maar juist omdat de zelfbenoemde ‘kwaliteitskrant’ wist dat het hier een oorlogsmisdaad betrof, weigerde de redactie dit feit te melden. Na de publicatie van het ‘Rapport Davids’ wees een NRC-lezer hierop door te schrijven:

In het ambtenarenblad PM (22 januari) lees ik onder de kop ‘Kabinet zette commissie Volkenrecht buitenspel’ dat uw krant in 2003 een kritische petitie over Irak zou hebben geweigerd. De petitie was ondertekend door volkenrecht-experts, onder wie Karel Wellens, de toenmalige voorzitter van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De petitie onderstreepte dat 'er geen volkenrechtelijke rechtvaardiging was te bedenken voor de inval in Irak.' In PM zegt Wellens: 'Wij boden onze tekst ter publicatie aan zowel NRC Handelsblad als de Volkskrant aan, maar geen van beide ging tot onze ergernis en verbazing over tot publicatie van de brief, die uiteindelijk wel werd afgedrukt in het Nederlands Juristenblad.’

Ik ben nieuwsgierig naar de reden(en) waarom uw krant de brief toen niet plaatste. En, voor de actualiteit, ook naar de vraag of dat met de kennis van nu wel gebeurd zou zijn (of misschien beter: of dat met de kennis van toen nu weer zo zou gaan).
Marten Hofstede
Leiden

De weigering om het lezerspubliek te informeren over de illegaliteit van de Shock and Awe-aanval was geen incident. Feiten die afwijken van de officiële versie van de werkelijkheid worden voortdurend verzwegen. In dit geval komt daar nog bij dat de NRC als ‘beginsel’ heeft dat ‘de veiligheid van de wereld niet bevorderd [zal] worden door een Nederlands neutralisme. Vandaar dat wij de grondslag van het Atlantisch bondgenootschap aanvaarden,’ oftewel de onvoorwaardelijke steun aan de NAVO. Vandaar dat NRC Handelsblad — in handen van het commerciële Vlaamse Mediahuis — zich tegen het handhaven van het internationaal recht keert, zodra de westerse belangen in het gedrang komen, en gebruik maakt van wat in vakkringen 'censorship by omission' wordt genoemd. Een ander voorbeeld van deze vorm van censuur: terwijl de Israelische Strijdkrachten tenminste 1.300 Palestijn om het leven brachten, van wie meer dan de helft burgerslachtoffers was, kreeg januari 2009 de Joods-Israelische hoogleraar Martin Levi van Creveld, bekend als zionist met extremistische opvattingen, zes kolommen breed de kans van de NRC om het Israelische 'disproportionele geweld' tegen de Palestijnse bevolking in Gaza aan te prijzen met argumenten als: 'het laatste wat de Israliers willen is de steegjes van Gaza, Rafah en Khan Yunis bestormen.' En dus zette de zionistische staat, -- net als in 1943 de nazi’s deden tijdens de joodse opstand in de eveneens van de buitenwereld afgesloten getto van Warschau -- zijn ‘luchtmacht' in'en de oneindig superieure artillerie om de Hamasstrijders weg te vagen,’ aldus Van Creveld. Tanks en artillerie schoten vanaf veilige afstand op alles dat ze konden raken, met als gevolg dat eenderde van het aantal doden kind was, en dit alles omdat de Israelische soldaten te laf waren om de vijand te 'bestormen.' Het 'disproportionele geweld' in de hoop een verzetsstrijder te treffen, is, zoals bekend, een oorlogsmisdaad. Maar dat weerhield de Israelische autoriteiten niet om vooraf al publiekelijk bekend te maken dat de Israelische strijdkrachten 'disproportioneel geweld' zouden gebruiken. Ook de NRC-correspondent ter plaatse wist dit aangezien hij ook nog eens via de AIVD gewaarschuwd was niet naar Gaza te gaan omdat het daar veel te gevaarlijk zou worden voor burgers, een waarschuwing die hij serieus nam, waardoor hij uit Gaza wegbleef en zo niet getuige kon zijn van de wijze waarop de Israelische strijdkrachten tekeer gingen. En dat was ook precies de bedoeling geweest van het zionistisch regime. Maar Israelische oorlogsmisdaden waren en zijn in de extremistische gedachtenwereld van Martin Van Creveld en de NRC een te verwaarlozen detail. Kinderen, vrouwen, bejaarden lopen in deze criminele Joodse strategie nu eenmaal 'de kans een zeer hoge prijs te betalen. Mais c'est la guerre,' aldus Van Crevelt’s rechtvaardiging in NRC Handelsblad.


Typerend voor de NRC is dat acht dagen voordat Van Creveld zijn enthousiasme voor het schenden van het internationaal recht in de deze krant mocht verspreiden, weigerde de redactie een ingezonden stuk te plaatsen, geschreven door ter zake kundige Nederlandse juristen, waarin zij gedocumenteerd wezen op het feit dat Israel bezig was oorlogsmisdaden te plegen. De aangevoerde reden was dat op dat moment een artikel over oorlogsmisdaden ‘weinig nieuwe gezichtspunten bevat... Met vriendelijke groet, Anna Visser, redacteur Opinie NRC/H.' De redactie steunde kennelijk toen al de agressieoorlog. Dankzij het Nederlands Juristen Blad en vervolgens internet, kwam deze informatie over de Israelische oorlogsmisdaden toch bij een breder publiek terecht, met als gevolg dat de schrijfster ervan door de ambtelijke top van het ministerie van Buitenlandse Zaken werd gevraagd om de juridische aspecten te komen toelichten, aangezien het nog niet tot het ministerie was doorgedrongen dat oorlogsmisdaden niet door de Nederlandse regering consequentieloos gesteund konden worden. 

Kortom, Van Creveld kreeg van de NRC breeduit de ruimte om schendingen van het oorlogsrecht en de mensenrechten te rechtvaardigen, terwijl Nederlandse juristen van dezelfde NRC-redactie vernamen dat er geen behoefte bestond aan een artikel over de Israelische schendingen van het internationaal recht. En we weten nu dankzij internationale mensenrechtenorganisaties en een VN-rapportage welke oorlogsmisdaden destijds door Israel gepleegd werden. Overigens was algemeen bekend dat Martin Levi van Creveld extremistische standpunten erop nahield. Hij werd ondermeer geciteerd in David Hirst's bekende boek The Gun and the Olive Branch (2003), waarin het volgende citaat van Van Creveld staat:

We have the capability to take the world down with us. And I can assure you that that will happen, before Israel goes under.' He quoted General Moshe Dayan: 'Israel must be like a mad dog, too dangerous to bother.’

Het toont andermaal aan hoe weinig respect NRC Handelsblad heeft voor het internationaal recht zodra dit tegen de ideologische overtuigingen van de krant ingaat. Hoewel het avondblad stelt dat 'facts are sacred' heeft de NRC zich nooit verontschuldigd voor de steun aan een agressieoorlog, of journalistieke verantwoordelijkheid afgelegd voor de steun aan de zionistische oorlogsmisdaden. Evenmin hebben de politiek verantwoordelijken in de Nederlandse ‘parlementaire democratie’ zich politiek, laat staan juridisch hoeven te verantwoorden voor hun steun aan de inval in Irak. Alleen al de gedachte hieraan wordt hier als absurd ervaren. 

Hoeveel dit de Nederlandse belastingbetaler in totaal heeft gekost, kon ik nergens vinden. Wel is bekend dat het Amerikaanse weekblad Newsweek op 14 november 2018 berichtte dat:

The United States has spent nearly $6 trillion on wars that directly contributed to the deaths of around 500,000 people since the 9/11 attacks of 2001.


Nu we dit weten keer ik terug naar Ian Buruma’s stelling dat ‘de Chinezen,’ in tegenstelling tot de westerlingen, ervan uitgaan dat ‘[a]nything is better than disorder, which has caused such mayhem in the last hundred years.’ Stel dat mijn oude vriend gelijk heeft, ligt het dan niet voor de hand om te stellen dat de vrees van ‘de Chinezen’ voor ‘chaos’ nog niet zo gek is. Ik bedoel: is het zinnig geweest om in 17 jaar tijd 6 keer een miljoen keer een miljoen dollar (6 trillion) te besteden aan grootscheeps geweld dat overal waar het plaatsvond een gigantische ‘wanorde’ heeft achtergelaten, en vele honderdduizenden dode burgers heeft veroorzaakt? En zou Ian Buruma hier een rationeel antwoord op weten? Iets anders gesteld: bestaat er in de vermeende ‘democratieën’ dan geen vrees voor de ‘chaos in de afgelopen honderd jaar’ die door het Westen is gecreëerd, en waarvan Auschwitz en Hiroshima, Vietnam en Irak enkele hoogtepunten waren? Indien het antwoord nee is, dan is de vraag: waarom niet? En als er wel vrees bestaat, waarom krijgt dit in het ‘democratische’ Westen geen dominante politieke vertaling? Waarom maakt ‘de vrije pers’ dit niet duidelijk? Wat weerhoudt mijn collega’s in de ‘corporate media’ om structureel aandacht te besteden aan de angst voor de chaos die het westers geweld veroorzaakt?  

In zijn column ‘China’s Path Not Taken’ van 6 mei 2019 schrijft Buruma:

This month marks the centenary of one of the most important cultural and political episodes in modern Chinese history: the May Fourth Movement. On May 4, 1919, Chinese students and intellectuals launched a massive protest in Beijing, demanding the end of ‘feudalism’ and more political freedom. A century later, it is officially celebrated by a Communist dictatorship that allows no protest, let alone one led by students…

Like the European Enlightenment, which served indirectly as one of its inspirations, May 4 represented many things: free love, artistic experimentation, feminism, socialism, educational reform, and so on. The two symbols of May 4, brandished rather like the Statue of Liberty in Tiananmen Square in 1989, were ‘Mr. Science’ and ‘Mr. Democracy.’ 


Boxer Rebellion. Punishment by Western Powers.


De ‘twee symbolen’ vertegenwoordigden tezamen, in de ogen van mijn ‘liberal’ vriend, als het ware het ‘Vrijheidsbeeld’ van het Tiananmen-protest in 1989, en waren ‘Meneer Wetenschap’ en‘Meneer Democratie.’ Deze twee fenomenen zouden de Verenigde Staten zo schitterend vorm en inhoud hebben gegeven, terwijl ze in China werden gewurgd, althans zo meent Ian Buruma. De maatstaven die hij gebruikt om tot dit oordeel te komen zijn die van het simplistische manicheïsme, waarbij goed en kwaad lijnrecht tegenover elkaar staan. Bij nadere beschouwing blijkt evenwel al snel dat de werkelijkheid complexer is. Zo berekende het gerespecteerde Watson Institute for International and Public Affairs van Brown University in zijn jaarlijks rapport dat sinds 2001 in de VS ‘high costs in war and war-related spending pose a national security concern because they are unsustainable,’  en dat 'The public would be better served by increased transparency and by the development of a comprehensive strategy to end the wars and deal with other urgent national security priorities.'

Het feit dat de ‘U.S. Has Spent $6 Trillion on Wars Since 9/11,’ is vanzelfsprekend ten koste gegaan van ondermeer onderwijs, gezondheidszorg, sociale uitkeringen, volkshuisvesting, kunsten, armoedebestrijding, dakloosheid, infrastructureel onderhoud aan wegen, bruggen, spoorlijnen, elektriciteitsvoorzieningen etcetera. En dit alles zonder dat het geclaimde doel, te weten terrorismebestrijding, daadwerkelijk effectief is gebleken. Kortom, hier doet zich een opmerkelijk fenomeen voor. In Buruma’s neoliberale democratiekunnen de kiezers, net zomin als de burgers in het Chinese wetenschappelijk socialisme, bepalen welke koers de natie moet varen. Beide systemen worden door een elite geleid die rechtzinnig in de leer is, waardoor zij niet wezenlijk van elkaar verschillen. Kenmerkend is  dat professor Buruma niet bij machte is deze overeenkomst te signaleren. Het zou, net als in China het geval is, het imago en inkomen van de opiniemaker ernstig aantasten. En juist dat kan een broodschrijver hier net als daar zich absoluut niet permitteren. Het gevolg is daarom dat de mainstream-pers propagandistisch te werk moet gaan. Alleen in de academische wereld en op internet kan serieus onderzoek worden gepubliceerd. Zo schrijft de Amerikaanse hoogleraar William I. Robinson in de introductie van professor Peter Phillips’ wetenschappelijke studie Giants. The Global Power Elite (2018) over de ‘Transnational Capitalist Class’:

In recent years it has turned to wild financial speculation in the global casino, raiding and sacking of public budgets, war making, and the extension of systems of social control and repression to sustain accumulation and contain the real or potential rebellion of the poor and the marginalized. 

It is clear that humanity's survival depends now more than ever on the radical reform, if not the outright overthrow, of the system of global capitalism. Systems based on coercive domination are unstable. Yet there is simply no basis for consensual rule under the current conditions of global capitalism. The most urgent political question of our time is how to bring about a worldwide redistribution of wealth and power, restoring resources for the poor majority, to offset the explosive — indeed, suicidal — contradictions of the system. If we are to achieve such a redistribution, we must gain an understanding of the global power structure. This is the task that Professor Phillips has set out to accomplish in the present study. And accomplish it he does! Using the tools of social science research and documentation, he identifies the vast networks of transnational corporate power that shape the lives of everyone on our planet. This timely and critically important study gives us an answer to the question, ‘Who rules the world?’

Phillips noemt alle 389 van hen met naam en toenaam. Bovendien laat hij de onderlinge dwarsverbindingen zien en hoe de ‘national capitalist classes have developed through the transnational integration of their capital into a transnational capitalist class.’Opvallend daarbij is door de  toename van de wereldwijde mobiliteit van de Transnationale Kapitalistische Klasse de sociale mobiliteit tussen de verschillende klassen is afgenomen. De kloof tussen arm en rijk blijft toenemen. 

In Giants: The Global Power Elite, Professor Phillips builds on a spate (vloedgolf. svh) of recent studies that show how globalization has resulted in the transnational interpenetration of national power networks. We see a cementing now at the global level of political and economic power in this transnational elite through an unprecedented concentration of financial capital and through the political influence that this economic control wields over states as well as intergovernmental and transnational state institutions.  

I have been studying global capitalism for three decades and researching the TCC for the past twenty years. I was nonetheless shocked to learn in reading this study both the extent to which global economic power is concentrated in a tiny financial elite and the magnitude of that power. A stunningly small group exercises control over the fate of humanity. In short, seventeen global financial conglomerates collectively manage $41.1 trillion 'in a self-invested network of interlocking capital that spans the globe.’ Moreover, these seventeen are cross-invested in each other to such an extent that it appears as simply a mass of interlocking global financial capital. The figure of $41 trillion is actually misleadingly low because, as the study shows, it does not include the value of capital stock that these conglomerates hold in all branches of the global corporate structure. This amalgamated mass of transnational finance capital is deeply invested in media, industry, commerce, and the global military-industrial complex.

Het is daarom bijzonder cynisch van Ian Buruma om het te doen voorkomen dat alleen in China een elite de dienst uitmaakt, in tegenstelling tot ‘liberal democracy,’ zoals hij het systeem van de financiële elite blijft noemen. Even misleidend is zijn opmerking dat:

the more liberal strands of May 4, and indeed of 1989, should never be forgotten. The writings of Lu Xun, the appeals to reason by Cai Yuanpei, or, in more recent times, by the Nobel laureate Liu Xiaobo, live on as evidence that other possibilities exist in China. There are ways to break the cycle of violent rebellion followed by brutal repression. That is the spirit of May 4 that ought to be remembered and embraced.

Wat niet deugt aan Buruma’s houding is dat hoewel hij de Verenigde Staten tot aan de komst van Trump een ‘democratie’ noemt, ‘a model of freedom and openness,’ terwijl in werkelijkheid de Amerikaanse technocratie met al zijn in het geheim opererende inlichtingendiensten om de belangen van de elite te kunnen verdedigen, een even totalitair systeem in het leven heeft geroepen als in China. Professor Robinson, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Californië:

The Global Power Elite works out policies to advance their interests with regard to the management and protection of global capital and the enforcement of debt collection worldwide in such private policymaking forums as the World Economic Forum, Trilateral Commission, Group of 30, Atlantic Council, and Bilderberg Group, and in such transnational state institutions as the World Bank, International Monetary Fund, G20, and Bank for International Settlements. At the same time they are strategically placed to then impose these policies through their members' positions within individual states and transnational state institutions. Simply put, the enormous concentrations of economic power translate into enormous influence over global policymaking. This relationship of economic (class) power to state power is one in which the TCC issues commands to government officials. As one member of the global elite, whom Professor Phillips cites, put it, these officials are ‘pilots flying our airplane.’ In Professor Phillips's words, the Global Power Elite ‘doesn't produce recommendations, but rather instructions which they expect to be followed.’

The study before the reader does not pretend to show us how we can confront the Global Power Elite — to force it to change course, if not overthrow it outright. This is not a political manifesto. For much of the twentieth century, mass struggles of the working and popular classes, the colonized, racially oppressed, and the poor, forced on the system a redistribution of wealth that offset the polarization inherent in capitalism. Elites responded to the upsurge from below by launching a counter-offensive in the latter decades of the twentieth century that came to be known as neoliberal globalization. By going global, capitalists were able to break free of the constraints to unbridled profit-making and wealth accumulation at the nation-state level. The result was the unprecedented concentration of wealth among the Transnational Capitalist Class. 

Deze revolutionaire omslag zou de ‘vrije pers,’ als die werkelijk vrij was geweest, onmiddellijk hebben opgemerkt en hebben geanalyseerd en in een bredere context hebben geplaatst. Maar omdat mijn generatiegenoten zelf te gebiologeerd waren door de macht, en zichzelf hadden wijsgemaakt dat de ware macht bij politici lag, probeerden ze zo dicht mogelijk tegen de politici aan te kruipen. Zij lieten zich door politici gebruiken, omdat ‘je je plek in de pikorde [wilt] behouden,’ zoals Max van Weezel in 2014 toegaf. Als ‘joodse jongen’ met een minderwaardigheidscomplex ‘wilde’ hij ‘niet zielig worden gevonden, geen mislukkeling zijn.’  Hij bekende zich ‘decennialang’ te hebben 

verscholen achter de façade van de geslaagde journalist. In Den Haag stonden de Mark Ruttes en Alexander Pechtolds van deze wereld me op de schouders te slaan, ‘dag Max.’ Daar was ik iemand.

In de journalistiek lopen veel mensen rond met een geleende identiteit en een brandende ambitie. In plaats van de werkelijkheid te onderzoeken, worden zij gedwongen zich te conformeren aan ‘the powers that be,’ de mediamagnaten in handen van de financiële elite. Max van Weezel en Ian Buruma zijn slechts twee voorbeelden van gecorrumpeerde opiniemakers. Het is inderdaad, zoals Joan Didion stelt, een gebrek aan zelfrespect, maar in een van zichzelf vervreemde maatschappij zonder doorleefde normen en waarden drijven identiteitslozen bij gebrek aan gewicht als vanzelf naar boven. Meer later. 

Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...