donderdag 28 februari 2019

Ian Buruma's Gebrek aan Logica 28


Nazi-minister van Propaganda Joseph Goebbels verklaarde ooit: 'Wij spreken niet om wat te zeggen, maar om een bepaald effect te bereiken.’ Om dit gewenste effect te bereiken is de wijze van formuleren van doorslaggevend belang. Een voorbeeld: onder de kop ‘How to Talk About Israel’ verzekerde opiniemaker Ian Buruma op 31 augustus 2003 het lezerspubliek van The New York Times dat: ‘Not every demonstrator against Ariel Sharon's government or American imperialism is an anti-Semite, to be sure…’ Wat staat hier nu precies, en welke waarschuwing schuilt er achter deze zestien woorden? Welnu, wat er staat is dat 'niet iedere demonstrant' tegen de extremistische regering Sharon 'een anti-semiet' hoefde te zijn. De vraag is daarom: waren er veel lezers van The New York Times die een dergelijke simplistische gedachte erop nahielden? Ik bedoel, het gaat in dit geval over Ariel Sharon die als minister van Defensie in 1982 moest aftreden omdat hij, volgens een Joods-Israelische onderzoekscommissie, ‘personal responsibility’ droeg voor de oorlogsmisdrijven die, na de Israelische inval in Libanon, in ondermeer de Palestijnse kampen Sabra en Shatilla plaatsvonden. Daarbij waren tussen de 1000 tot 3000 burgers in koelen bloede afgeslacht, terwijl het Israelische leger toekeek. Sharon stond bekend als ‘the butcher,’ vanwege zijn langdurige terreur tegen de Palestijnse burgerbevolking. Als 'commander of the notorious Unit 101,' leidde hij:

attacks on Palestinian villages in which women and children were killed. The massacre in the West Bank village of Qibya, on October 14, 1953, was perhaps the most notorious. His troops blew up 45 houses and 69 Palestinian civilians — about half of them women and children — were killed. 


Al in oktober 1953 schreef de toenmalige Joods-Israëlische premier Moshe Sharett in zijn dagboek vol afschuw over de bloedbaden die Ariel Sharon's elitetroepen hadden veroorzaakt onder de weerloze Palestijnse burgerbevolking. Bij de Qibya-aanval van een eenheid paratroepers onder commando van Sharon, werden volgens de historicus Bar-Zohar, biograaf van Ben-Goerion, ‘zeventig lijken onder het puin aangetroffen, onder wie tientallen vrouwen en kinderen.’ Op 31 maart 1955 schreef Sharett in zijn dagboek over zijn eigen socialistische Arbeiderspartij

Wij rechtvaardigen het systeem van vergelding op grond van pragmatische overwegingen… We hebben de mentale en morele remmen op dit instinct vernietigd en hebben het mogelijk gemaakt om wraak als morele waarde aan te moedigen. Deze opvatting wordt gedeeld door grote delen van de bevolking in het algemeen en massa’s jongeren in het bijzonder, maar zij is geconcretiseerd en heeft de waarde van een heilig principe bereikt in Sharon’s bataljon, dat het vergeldingsinstrument van de staat is geworden.’

Naar aanleiding van de lange reeks Joods-Israëlische oorlogsmisdaden verklaarde de Orthodox-Joodse hoogleraar Yeshayahu Leibowitz: 

Dit is de noodzakelijke en natuurlijke voortzetting van onze politieke lijn. Wanneer we over een ander volk moeten heersen dan is het onmogelijk te voorkomen dat nazimethoden worden gebruikt. De massamoord werd door óns begaan. Wat in Libanon is gebeurd, het aanrichten van een gruwelijk bloedbad in de vluchtelingenkampen, is een nieuwe fase in het zelfmoordproces van de staat Israël.

En op zijn beurt waarschuwde de Joods-Israelisch auteur Amos Oz: 

Na Libanon kunnen we het monster niet langer meer negeren, zelfs als het sluimert… Na Libanon moeten we niet net doen alsof het monster alleen in generaal Sharons verblijf huist… of alleen in de Joodse nederzettingen op de West Bank. Het houdt zich half slapend praktisch overal op, zelfs in onze… gemeenschappelijke mythen… We hebben het niet in Libanon achtergelaten… Het is hier, onder ons, deel van ons, als een schaduw. 

Kortom, dit alles was bekend toen Ian Buruma’s zijn boodschap richtte aan zijn geschoold en goed geïnformeerd lezerspubliek. Waarom waarschuwde hij dan toch dat ‘[n]iet iedere demonstrant tegen de regering Sharon of het Amerikaans imperialisme inderdaad een anti-semiet’ was? Het antwoord is eenvoudigweg dat mijn oude vriend met deze formulering zijn publiek niet wilde vertellen wat het allang wist,  namelijk dat ‘niet iedere demonstrant,’ een ‘anti-semiet’ is. Buruma’s motief was om door middel van deze formulering ‘een bepaald effect te bereiken,’ namelijk de indruk te vestigen dat op zijn minst een deel van de demonstranten tegen de terreur van de Sharon-regering wel degelijk anti-semitische ressentimenten koesterden. Die suggestie verklaart waarom Buruma volstrekt onnodig, en zonder enig onderzoek te hebben verricht, het begrip ‘anti-semitisme’ introduceerde. Even tendentieus is zijn opmerking dat ‘[n]ot every demonstrator against,’ let op, het ‘American imperialism is an anti-Semite.’ Vanzelfsprekend weet Buruma dat de VS geen semitische-, maar een multiculturele staat is. Maar ook hier gaat het juist om iets anders te suggereren, waardoor hij ‘een bepaald effect’ kon ‘bereiken.’ 

Achter elke formulering van een beroeps-opiniemaker schuilt een bepaalde boodschap, en dat is in dit geval dat de VS als een, volgens Buruma, ‘force for good’ met zijn ‘openness and democracy,’ en zijn miljardensteun aan de zelfbenoemde ‘Joodse staat,’ aan de goede kant van de streep staat, in tegenstelling tot demonstranten tegen de zionistische terreur, die niet vanwege humanitaire overwegingen kritiek uiten, maar puur en alleen vanwege anti-semitische sentimenten. 



Het verbinden van enerzijds kritiek op zionistische terreur tegen de Palestijnse burgerbevolking, inclusief vrouwen en kinderen, en anderzijds anti-semitisme blijkt tevens uit de rest van de zin:

Not every demonstrator against Ariel Sharon's government or American imperialism is an anti-Semite, to be sure, but the ready identification of Jewish interests with the United States or, in the past, with Britain is old and loaded with prejudice. Since the early 19th century, many Europeans associated the City of London, as Wall Street is today, with financial power, materialist greed and economic imperialism.
De strekking is duidelijk: hoewel ‘niet iedere demonstrant’ tegen de bloedbaden van de regering Sharon ogenblikkelijk voor ‘anti-semiet’ kan worden uitgemaakt, moet desalniettemin rekening worden gehouden met het gegeven dat ‘veel Europeanen’ sinds begin negentiende eeuw wel degelijk ‘anti-semitische’ rancunes bezaten, gezien hun ‘onmiddellijke identificatie van de Joodse belangen’ bij de geldhandel, de banken en effectenbeurzen, in de City of London en op Wall Street. Met andere woorden, er zit een luchtje aan elke kritiek op het zionistische Apartheidsregime. Die kritiek mag ogenschijnlijk humanitair lijken, maar is desondanks in werkelijkheid een verhulde antisemitische uiting. Op die manier gebruikt ook Ian Buruma de Holocaust als een politiek wapen, terwijl toch Nahum Goldman, lange tijd president van het World Jewish Congress, al in 1981 waarschuwde:

We zullen moeten begrijpen dat het joodse lijden tijdens de Holocaust niet langer meer als verdediging zal dienen, en we zullen zeker moeten nalaten de Holocaust als argument te gebruiken om gelijk wat we ook mogen doen te rechtvaardigen. De Holocaust gebruiken als een excuus voor het bombarderen… is een soort 'ontheiliging,' een banalisering van de onschendbare tragedie van de Holocaust, die niet misbruikt moet worden om een politiek twijfelachtig en moreel onverdedigbaar beleid te rechtvaardigen.

Buruma trekt zich evenwel niets aan van Goldman’s waarschuwing over de ‘ontheiliging’ van de moord op zes miljoen joden. Dat hij mede schuldig is aan de ‘banalisering van’ een ‘onschendbare tragedie,’ negeert hij. Eenmaal in The New York Times de toon te hebben gezet, vervolgde hij met beweringen als deze:

the idea that Israel or Jewish interests are somehow at the center of world events or, at the very least, at the center of American foreign policy in the Middle East is widely held, and not only outside the United States. No matter what the current American administration does to save the tattered ‘road map’ toward an end to the conflict between Israelis and Palestinians, sinister motives are still bound to be imputed (toegeschreven. svh).

Hier wordt van alles op een hoop geveegd. Dat de ‘road map’ naar vrede op niets zou uitlopen, was al lang vóór 2003 bekend. Sterker nog, lang voordat die ‘wegenkaart’ werd ontworpen, en wel omdat zionisten van het eerste uur als ondermeer Hannah Arendt en Noam Chomsky hadden benadrukt dat de zionistische leiding van zowel links als rechts de gehele Palestijnse bevolking uit Israel wilde verdrijven, zoals Arendt al in 1945 besefte, toen zij stelde:

Het eindresultaat van vijftig jaar zionistische politiek is belichaamd in de recente resolutie van de grootste en invloedrijkste afdeling van de Zionistische Wereldorganisatie. Tijdens de laatste jaarlijkse conventie in Atlantic City in oktober 1944 namen Amerikaanse zionisten van links tot rechts unaniem de eis aan voor een ‘vrije en democratische joodse staat… [die] geheel Palestina zal omvatten, onverdeeld en onverminderd.’ 


In dit ‘Eretz Israel,’ ‘Groot-Israel’ was, en is, geen plaats voor de Palestijnse bevolking, zoals duidelijk werd uit uitspraken van zowel Ben-Goerion als Menachem Begin. Tijdens een interne discussie in 1938 verklaarde de 'linkse' Ben-Goerion dat ‘after we become a strong force, as a result of the creation of a state, we shall abolish partition and expand into the whole of Palestine,’ terwijl precies tien jaar later, in 1948, de 'rechtse' Menachem Begin, van oordeel was dat

[t]he partition of the Homeland is illegal. It will never be recognized. The signature of institutions and individuals of the partition agreement is invalid. It will not bind the Jewish people. Jerusalem was and will forever be our capital. Eretz Israel (the land of Israel) will be restored to the people of Israel, All of it. And forever.

Vanwege de aquifers en regelmatige regenval werd de heuvelachtige Westbank door de zionistische leiding beschouwd als een onlosmakelijk onderdeel van Israel, dat absoluut noodzakelijk was voor de overleving van de ‘Joodse staat.’ Gezien het feit dat Washington en de rijke joodse lobby in de VS de Israelische expansiepolitiek al die jaren zijn blijven gedogen, en Israel bovendien overeind wordt gehouden door ontelbare miljarden aan Amerikaanse staatssteun, toont aan hoe absurd Buruma’s bewering is dat ‘the idea that Israel or Jewish interests are somehow… at the center of American foreign policy in the Middle East’ zou worden ingegeven door ‘sinistere motieven,’ te weten ‘anti-semitisme.’ Door het criminaliseren van critici hoopt en verwacht mijn oude vriend de kritiek op de Israelische schendingen van de mensenrechten en het oorlogsrecht te doen verstommen. Buruma verzwijgt daarbij dat Israel, met een bevolking van rond 7 miljoen Joden, 

receives more of America’s foreign aid budget than any other nation. The US has, in fact, given more aid to Israel than it has to all the countries of sub-Saharan Africa, Latin America, and the Caribbean combined — which have a total population of over a billion people.


Alleen al in 1997 verdween elke dag weer ruim 15 miljoen dollar aan Amerikaans belastinggeld richting Israel. Het zal duidelijk zijn dat zodra Israel geen beschikking meer heeft over een dergelijke geldbron, het hele land binnen enkele dagen tot stilstand zal komen. Buruma’s voorstelling van zaken dat de VS alles in het werk stelde om de ‘road map’ naar vrede te redden, is dan ook een klinkklare leugen. Inmiddels heeft de zionistische staat deze bedrieglijke hasbara-techniek van mijn oude vriend overgenomen en stelt nu, bij gebrek aan rationele argumenten, elke kritiek op Israel's buitensporig geweld gelijk aan anti-semitisme. Zelfs kritische joden in en buiten Israel worden tegenwoordig voor ‘anti-semieten’ uitgemaakt. Deze ‘cry wolf’ tactiek werkt net zolang tot het te laat is, omdat niemand meer luistert. De enige die profiteert van deze propaganda is -- naast extremistische joodse en christelijke zionisten -- Ian Buruma zelf, die zich op deze manier een toegang wist te verschaffen tot de salons van de invloedrijke pro-Israel lobby in de ‘corporate media’ en de politiek. Vandaar dat hij in 2003 in The New York Times het volgende commentaar gaf: 

Earlier this year (2003. svh), Representative James Moran, a Democrat, said that ‘if it were not for the strong support of the Jewish community for this war with Iraq, we would not be doing this.’ In Britain, Tam Dalyell, a longstanding Labor member of Parliament, expressed a similar view. Tony Blair, he opined, was listening too much to a ‘cabal’ (kliek. svh) of Jews around President Bush that included Deputy Defense Secretary Paul Wolfowitz; an under secretary of defense, Douglas Feith; Richard Perle, a member of the Defense Policy Board; Elliott Abrams, director of Middle East Affairs in the White House; and the former presidential spokesman Ari Fleischer. ‘Those people drive this policy,’ Dalyell said.

Dalyell was ‘worried about my country being led up the garden path on a Likudnik-Sharon agenda’ by British Jews close to Blair. He included among them Foreign Secretary Jack Straw, a Christian, whose rather distant Jewish family connections are very unlikely to make him a Likudnik.

The fact that James Moran had to apologize immediately, while the British M.P. was under no compulsion to do so, shows a profound difference between the United States and Europe, or indeed anywhere else in the world. Although Moran's opinion may be shared by other Americans, it is not something mainstream politicians can vocalize. Even legitimate criticism of Israel, or of Zionism, is often quickly denounced as anti-Semitism by various watchdogs. In European political discourse, not only is anti-Zionism quite acceptable, but so are vague allegations of too much Jewish influence in public life, especially across the Atlantic.

Het voerde Buruma tot de conclusie dat:

Rarely can such a tiny country as Israel, and such a relatively small minority as the diaspora Jews, have been assumed to exercise so much influence in world affairs. The special relationship between Israel and the United States, and the supposed dominance of ‘Jewish interests’ in Washington, is by now encrusted with so many layers of mythology and bad faith that it has become very difficult to discuss Israel's role in American politics critically and dispassionately.

Hier beschuldigt Buruma vermeende anti-semieten ervan ‘het buitengewoon moeilijk’ te hebben gemaakt ‘om Israel’s rol in de Amerikaanse politiek kritisch en koel’ te bespreken. Typerend is dat Buruma tegelijkertijd de kritiek verzweeg van talloze joods-Amerikaanse intellectuelen, die al decennialang het Israelisch extremisme genadeloos analyseerden. Ik heb het over geleerden van naam als Noam Chomsky en Howard Zinn, die door Buruma werden afgeschreven als mensen uit ‘een wat ouderwetse Amerikaanse hoek, die door een oudere generatie serieus werden genomen.’ Hun gefundeerde kritiek, (inclusief hun morele opvattingen), moet dus vandaag de dag als achterhaald terzijde worden geschoven. Sinds 2003 trachten de Buruma's van de gecorrumpeerde 'vrije pers' de indruk te vestigen dat er geen sprake is van opvallend nauwe banden tussen politieke beleidsbepalers en de joodse pro-Israel lobby in het Westen. Daarentegen pronken joodse functionarissen van juist deze lobby met de invloed die zij hebben op de gevoerde westerse politiek ten aanzien van het Midden-Oosten.


President Bill Clinton sprak uit ervaring toen hij concludeerde dat AIPAC 'beter dan wie dan ook in deze stad lobbyt… U bent verbluffend effectief geweest.’ Niemand verbaasde zich over de woorden van de president, wiens verkiezingscampagnes mede door de Israël-lobby werden gefinancierd, en wiens Midden-Oosten-politiek door de lobby sterk beïnvloed was. In 2003 omschreef op haar beurt Condoleezza Rice AIPAC als ‘een grote aanwinst voor ons land,’ terwijl de hoofdredacteur van de goed geïnformeerde joodse publicatie The Forward, J.J. Goldberg, erop wees dat 

Israël vooral geluk heeft dat AIPAC in dit land bestaat om Israëls zaak te vertegenwoordigen. AIPAC werkt hard om er zeker van te zijn dat Amerika in grote lijnen Israëls kijk op de wereld en het Midden-Oosten bekrachtigt… AIPAC heeft veel invloed op de buitenlandse politiek.

Martin Sieff, die een hoge functie bekleedt bij het persbureau UPC, constateerde in 1999 dat de 

macht van AIPAC om financiële steun te mobiliseren voor pro-Israël-kandidaten… zo groot is dat dit jaar… ongeveer de helft van de leden van de Senaat en een een derde van het Huis van Afgevaardigden verwacht worden bij het politieke banket van AIPAC’s jaarlijkse conferentie.

In 1992 moest David Steiner als president van AIPAC aftreden nadat bekend was geworden dat er geluidsopnamen bestonden waarop deze joodse Amerikaan vrijuit sprak over zijn grote politieke macht. Zo merkte Steiner op dat hij ‘een deal had gesloten’ met de regering-Bush senior om meer geld aan Israël te geven. Hij had gezorgd voor ‘bijna een miljard dollar aan spullen,’ en ‘onderhandelde’ met de aantredende regering-Clinton over de benoeming van een pro-Israël-minister van Buitenlandse Zaken. ‘Wij hebben een tiental mensen in zijn [Clinton’s svh] hoofdkwartier en ze gaan allemaal hoge posten krijgen.’ De goed geïnformeerde journalist Michael Massing schreef in The New York Review of Books dat een joods staflid van het Congres hem had verteld dat ‘we op meer dan de helft van het Huis van Afgevaardigden kunnen rekenen — 250 tot 300 leden — om voor elkaar te krijgen wat AIPAC wil.’ Steven Rosen, een voormalige AIPAC-functionaris zei tijdens een diner met een journalist van The New Yorker: ‘Binnen 24 uur hebben wij de handtekeningen van 70 senatoren (van de in totaal 100, svh) op dit servet staan als dat zou moeten.’ De voormalige Democratische senator Ernest Hollings vatte het als volgt samen: ‘Er is geen andere Israël-politiek mogelijk dan die welke AIPAC hier bepaalt.’ Het zijn al deze feiten die ertoe leidden dat Ehud Olmert als premier publiekelijk verklaarde: ‘Dank God dat wij AIPAC hebben, de grootste verdediger en vriend die we in de hele wereld hebben.’ De al eerder genoemde Steve Rosen, 23 jaar lang ‘research director’ van AIPAC -- ‘America’s Pro-Israel Lobby’ zoals de organisatie zichzelf noemt -- merkte in 2001 op dat ‘A lobby is a night flower, it thrives in the dark and dies in the sun.’ Interessant in dit verband is dat Rosen ‘was indicted in August 2005 for alleged violations of the Espionage Act in the conduct of AIPAC’s work, but the charges were dropped.' 


Het is geenszins overdreven te stellen dat AIPAC, het ‘American Israel Public Affairs Committee’ de afgelopen vier decennia de Amerikaanse Midden-Oosten politiek, namens Israel, heeft bepaald. Niet alleen door het financieel steunen van talloze verkiezingscampagnes, maar, naar wordt aangenomen, ook via het chanteren van volksvertegenwoordigers over wie de Israëlische geheime dienst 'gevoelige' privé-informatie beschikt. Richard Curtiss, executive editor of the Washington Report on Middle East Affairs, wees op een ander aspect toen hij verklaarde dat:

AIPAC's Israel lobby has the power to pump up to a million dollars into the campaign coffers of any friendly member of Congress, or into the campaign of the opponents of an unfriendly member.

Een politicus die door AIPAC als te kritisch wordt gezien kan erop rekenen dat voortaan de verkiezingscampagne van zijn tegenkandidaat door de zionistische lobby met grote bedragen wordt gefinancierd. De eerste senator die dit overkwam was de gezaghebbende William Fulbright, de ‘longest serving chairman of the Senate Foreign Relations Committee,’ en 30 jaar lang lid van het Amerikaanse Congres. De kritisch joods-Amerikaanse commentator Alfred M. Lilienthal schreef over hem:

The one senator who, over many years, consistently refused to bow to Zionist pressures and who defied the Israeli lobby was Senate Foreign Relations Committee Chairman J. William Fulbright. He incurred Zionist wrath when he stated on ‘Face the Nation’ in 1973 that: ‘The Israelis control the policy of the Congress and the Senate... Somewhere around 80% of the Senate of the U.S. is completely in support of Israel — of anything Israel wants…

Jews in Arkansas blasted the Senator: Fulbright's rival in the May 1974 Democratic primary, Governor Dale Bumpers boasted:

'I could have bought central Arkansas with the offers of money from the Jewish community... The offer of assistance came from people in New York and California who had raised a lot of money in the Jewish community for political purposes.’

To the great satisfaction of the lobby, this flow of money helped defeat Senator Fulbright and return him to private life.

In a memorable speech on the floor of the Senate, Mr. Fulbright had placed ‘the whipsawing of foreign policy by certain minority groups to the detriment of the national interest’ in its broader, historical perspective:

‘Mr. President, this nation has welcomed millions of immigrants from abroad. In the nineteenth century we were called the melting pot, and we were proud of that description. It meant that there came to this land people of diverse creeds, colors and races. These immigrants became good Americans, and their ethnic or religious origins were of secondary importance. But in recent years we have seen the rise of organizations dedicated apparently, not to America, but to foreign states and groups. The conduct of foreign policy for America has been seriously compromised in this development. We can survive this development, Mr. President, only if our political institutions — and the Senate in particular — retain their objectivity and their independence so that they can serve all Americans.’

But as long as legislative staff members kept their Jewishness uppermost in mind, vital objectivity could never be accomplished.

The Anti-Defamation League (ADL) of B'nai B'rith, likewise, has done its share in ‘converting’ Congressmen at critical moments. Opposition to sending the deadly C-3 concussion bombs to the Zionist state immediately brought overt suggestions from the ADL that opponents were secretly anti-Semitic. ‘That's the perversive force they strike at in the hearts of members up here,’ one Capitol Hill aide was quoted as saying. ‘If you're in opposition to anything Israel wants, you get a big white paintbrush that says you're anti-semitic.’


De voormalige Republikeinse 'speaker' van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, Newt Gingrich, sprak uit ervaring toen hij over AIPAC verklaarde ‘You are the most effective general interest group… across the entire planet.’ Op 21 januari 2014 berichtte de bekende Britse correspondent in Israel, Jonathan Cook, onder de kop ‘Israel lobby has Economist on the run’:

The Economist (invloedrijk Brits neoliberaal tijdschrift. svh) has found itself at the centre of another of those 'anti-semitic cartoon' rows. The cartoon has upset the Israel lobby because it shows, well, that the Israel lobby has a lot of influence in Congress. The article it illustrated refers to President Obama’s attempts to reach a deal with Iran, a diplomatic process being subverted by AIPAC’s efforts to persuade Congress to intensify sanctions.

And just to prove how ‘little’ influence the lobby really has, it has made a huge fuss (again) about anti-semitism and the Economist has quickly pulled the cartoon (from this article). So just how anti-semitic is it? Here it is for you to judge:



To my mind, this cartoon underestimates the influence of the Israel lobby in Congress, certainly on issues relating to the Middle East — which, after all, is what the cartoon is about. Most analysts, even very conservative ones, nowadays concede that the lobby is extremely powerful in Congress, as occasionally do lobby members themselves. The Israeli media have regularly noted that the Israel lobby is the chief driver for intensified sanctions against Iran.

There’s nothing secret about this. It is on AIPAC’s website: 'Congress must pass legislation that will increase the pressure on Iran and ensure any future deal denies Tehran a nuclear weapons capability.’

There is also nothing new about this relationship. A British intelligence report shortly before the British left Palestine in 1948 referred to the 'effective pressures which Zionists in America are in a position to exert on the American administration.’

Here are just a few relevant quotes on the lobby’s powers:

Former US President Jimmy Carter: 'It’s almost politically suicidal… for a member of Congress who wants to seek reelection to take any stand that might be interpreted as anti-policy of the conservative Israeli government.’

A Congressional staffer supportive of Israel told journalist Michael Massing: 'We can count on well over half the House – 250 to 300 members — to do reflexively whatever AIPAC wants.'

Former AIPAC staffer M. J. Rosenberg recounts a conversation with Tom Dine, AIPAC’s executive director in the 1980s. Dine told him he did not think a US president could make Israel do anything it didn’t want to do given the power of AIPAC and 'our friends in Congress.’

James Abourezk, former Senator from South Dakota, said:  'I can tell you from personal experience that, at least in the Congress, the support Israel has in that body is based completely on political fear — fear of defeat by anyone who does not do what Israel wants done.’

Uri Avnery, veteran Israeli journalist and former Israeli MP: 'For five decades, at least, US Middle East policy has been decided in Jerusalem. Almost all American officials dealing with this area are, well, Jewish. The Hebrew-speaking American ambassador in Tel Aviv could easily be the Israeli ambassador in Washington.’

Note too this interesting figure: Since 2000, members of Congress and their staffs have visited tiny little Israel more than 1,000 times. That’s almost twice the number of visits to any other foreign country. Roughly three-quarters of those trips were sponsored by AIPAC. These trip are particularly popular with Congress members who serve on foreign policy–related committees.


Benjamin Ginsberg, een prominente joods-Amerikaanse conservatieve jurist en politieke commentator benadrukte nog eens hoe machtig AIPAC is toen hij verklaarde:

Fully three-fourths of America's foreign aid budget is devoted to Israeli security interests is a tribute in considerable measure to the lobbying prowess of AIPAC and the importance of the Jewish community in American politics.  

Kortom: de poging van mainstream-opiniemaker Ian Buruma en alle andere propagandisten die op een verhulde of openlijke manier kritiek op Israel gelijk stellen aan ‘anti-semitisme,’ en die de buitensporige invloed van AIPAC op de Amerikaanse Midden-Oosten politiek trachten te ontkennen, is niets anders dan ‘fake news.’ De Buruma's van de 'corporate press' maken zich daarmee schuldig aan de toepassing van Goebbels' adagium: 'Wij spreken niet om wat te zeggen, maar om een bepaald effect te bereiken.’ Volgende keer meer hierover.  



Eén van de redenen dat de Democratische presidentskandidaat Hillary Clinton in 2016 de verkiezing verloor was het feit dat 'While Goldman Sachs was in the middle of laying off 1,700 workers in 2013, it decided to spend more than two-thirds of a million dollars on Hillary Clinton. And what did it get for its sizable investment?'
https://www.investors.com/politics/editorials/goldman-sachs-paid-hillary-675000-for-this/ 


Goldman Sachs Endorses Hillary Clinton For President

For Goldman Sachs, was there really any other choice this cycle?
https://www.mintpressnews.com/goldman-sachs-endorses-hillary-clinton-for-president/221808/



Debunking The Myth That Anti-Zionism Is Anti-Semitic
Peter Beinart

Read more: https://forward.com/opinion/419988/debunking-the-myth-that-anti-zionism-is-anti-semitic/




Geen opmerkingen:

The Jewish Zionist Wars According to American Army

  https://x.com/BGatesIsaPyscho/status/1870885936911077655 Concerned Citizen @BGatesIsaPyscho He said this just before 9/11 Simply propheti...